WEG NUMMER EEN

De mannen kwamen terug! Frank zat in de val!
Hij probeerde de boot uit te komen, in de hoop dat hij aan wal zou zijn voor ze hem zouden vinden, maar in zijn haast struikelde hij over een van de kisten en hij viel languit. Toen hij goed en wel overeind gekrabbeld was, hoorde hij de voetstappen van de mannen al vlakbij. Het was die avond gelukkig erg donker. Frank had nu nog maar een kans. Hij sprong naar de achterzijde van de boot en dook overboord. Hoewel hij alles zo geruisloos mogelijk wilde doen, klonk er toch een zachte plons toen hij in het water gleed.
'Daar!' zei een van de mannen. 'Daar hoorde ik het weer. Er is iets mis in de boot. '
'Ik hoorde het ook, ' antwoordde de ander.
Frank wachtte niet langer; hij liet zich zakken en zwom onder water weg.
Het was bitter koud en de jongen had erg veel last van zijn kleren. Hij hoorde de mannen in de boot heen en weer lopen. Als hij nu aan de oppervlakte kwam, zouden ze hem zeker zien.
Hij zwom onder water verder. Hij hield zijn adem in tot hij dacht dat zijn longen zouden barsten. Ten slotte kon hij het niet langer volhouden en hij schoot naar de oppervlakte, waar hij diep de frisse lucht inademde.
Hij was nu al een flink stuk van de raceboot weggezwommen. In het donker zag hij vaag hoe de mannen in de boot stonden en over de rand keken.
'Gek is dat, ' zei de een. 'Ik weet wel zeker dat ik twee keer een plons hoorde. '
'En bovendien, ' zei de ander, 'dacht ik toch beslist dat er nog twaalf kisten in de boot stonden en nu zijn het er maar elf. '
'Je hebt ze zeker verkeerd geteld. Laten we maar opschieten en ze naar de kant brengen. '

De mannen waren er kennelijk van overtuigd, dat er niets aan de hand was, want ze gingen weer door met hun werk.
Frank zwom naar de Sleuth. Hij was koud tot op zijn botten en volkomen uitgeput, toen hij ten slotte bij de boot aankwam en zich aan boord hees. Hij bleef op de bodem liggen tot hij weer wat bij was gekomen.
Toen herinnerde hij zich, dat er in een van de kastjes een oude broek, een versleten trui en een paar rubberschoenen lagen. Hij had die spullen daar neergegooid toen hij 's zomers eens was gaan vissen, niet wetend dat hij ze nog eens zo goed zou kunnen gebruiken. Hij deed dus vlug zijn natte plunje uit en trok het droge stel aan. Toen ging hij klappertandend op Joe zitten wachten.
Aan de andere kant van de inham hoorde hij hoe de mannen de raceboot losten. Het karwei nam enige tijd in beslag, maar ten slotte was het toch gebeurd.
De onbekenden klommen in hun boot. Weer klonk het gedempte geluid van hun motor in de stilte van de nacht en Frank zag de donkere omtrek in de richting van de open rivier glijden.
Op hetzelfde moment zag hij het licht van een zaklantaarn tussen de struiken flitsen. Zijn eigen lantaarn was doornat, dus zelfs als hij het had gewild, had hij geen antwoord kunnen geven. Hij bedacht echter, dat er best iemand op de open plek aan het eind van het pad kon zijn, dus bleef hij rustig zitten.
Even later hoorde hij voetstappen langs de oever naderen en Joe's stem, die riep: 'Ben jij daar, Frank?
'Ja! Ik heb op je gewacht, ' riep zijn broer opgelucht uit. 'Wat is er in vredesnaam gebeurd dat je zo laat bent. '
'En hoe kom jij aan die kleren?'

Joe vertelde zijn broer van zijn belevenissen bij het benzinestation. Frank vertelde op zijn beurt het belangrijkste nieuws: hoe hij Iwan gezien had en de mannen in de raceboot en hoe hij de kaart gevonden had.
'Laat eens kijken! Misschien hebben we er iets aan, ' zei Joe opgewonden.
Ze bekeken het papier bij het licht van hun zaklantaarn. Toen schoot Joe plotseling de geheimzinnige boodschap te binnen, die hij door de telefoon had gehoord.
'Weg nummer een is open. De dood loert achter de rode hand. Wees voorzichtig'.
Hij zag op de kaart een plek die met i gemerkt was.

'Ik weet niet wat die kerel bedoelde met de rode hand, maar als we weg nummer een volgen, zijn we veilig genoeg, denk ik. Zeg, volgens de kaart is het een pad dat hier bij de inham begint. Kom mee!' Ze klauterden uit de boot en gingen de oever van de rivier op. Toen volgden ze het pad in de richting van de afrastering, waar Frank Iwan had ontdekt.
Joe wilde direct over het draad klimmen, maar zijn broer was wat voorzichtiger.
'Die draden stonden niet onder stroom toen Iwan erover wilde klimmen, maar daarna kunnen ze de stroom best hebben ingeschakeld, ' zei hij. 'Laten we maar doorlopen. '
Ze gingen verder langs de afrastering en hoopten een toegang te vinden, waardoor ze op het afgesloten terrein konden komen. Ze zochten wel vijf minuten, maar vonden niets.
Er was echter wel een plek, waar de draden helemaal overgroeid waren met onkruid, klimop en kleine struiken. Joe onderzocht de grond bij het licht van zijn lantaarn.
'Ik zie iets dat verdacht veel lijkt op het spoor van een vrachtauto, ' zei hij.
'Maar het lijkt wel of het regelrecht naar de afrastering loopt. '
'Ha, dat geeft me een idee, ' riep Frank uit. 'Die klimop ziet er maar vreemd uit. Bovendien is de rest van het terrein helemaal onbegroeid. ' Hij trok wat van de planten weg. Zoals hij al had gedacht vond hij een gecamoufleerd hek.
Ze zagen dat het niet in verbinding stond met de draden van de afrastering en dus klommen zij er overheen en lieten zich aan de andere kant op de grond vallen. Vlakbij zagen ze een donkere schaduw tegen de achtergrond afsteken. 'Een hut, ' zei Joe.
De Hardy's slopen voorzichtig naderbij. Misschien was dit wel de hut waar Iwan gevangen werd gehouden. Maar ze hoorden of zagen niets.
'Er kunnen hier wel zes hutten staan, ' merkte Joe op. 'We hebben ook nog steeds de hut niet ontdekt waar die negerchauffeur gevangen zat. ' Plotseling zag Frank tussen de bomen een lichtje schitteren. 'Misschien zijn we nu wel op het goede spoor, ' zei hij zachtjes. 'Laten we eens op dat licht af gaan. '
Het open terrein ging nu weer langzaam in bos over en de jongensliepen tussen de bomen door in de richting van het licht.
Joe snoof eens diep.
'Ik ruik hooi!' riep hij.
'Wat zou dat?'
'Hooi, dat betekent paarden. Misschien... '
Uit het bos kwamen ze nu weer op een andere open plek, waar een klein hutje stond. Het licht dat ze hadden gezien, was afkomstig van een lantaarn die net binnen een open deur hing.
De jongens slopen voorzichtig naderbij en gluurden naar binnen. De hut was ingericht als stal. Op de grond lag een paard, een prachtig, slank dier dat toen het de jongens zag, overeind krabbelde. 'Topnotch!' fluisterde Frank opgewonden.
Het was inderdaad het vermiste renpaard. Frank herkende het dier direct aan de foto's die hij in de kranten had gezien en aan de beschrijving van meneer Prescott.
Topnotch hinnikte en duwde zijn neus tegen de jongens aan, toen ze de stal binnenkwamen.
'Nou, hiermee is een van de mysteries tenminste opgelost, ' zei Frank, tevreden terwijl hij over de zijdeachtige manen van het dier streek. 'We hebben Topnotch gevonden!'
'Maar hoe krijgen we hem hier vandaan, dat is het probleem, ' zei Joe. Plotseling hoorden ze een geweldige klap.

De Hardy's draaiden zich verschrikt om. Toen zagen ze dat de deur van de stal dichtgeslagen was.
Joe sprong erheen en duwde met zijn hele gewicht. Er kwam geen beweging in. Een zware balk was aan de buitenkant op zijn plaats gevallen en ze zaten opgesloten!