DE HUT IN HET BOS

Intussen hadden Frank en Joe een ontdekking gedaan. Ongeveer tweehonderd meter dieper het bos in hadden ze een open plek gevonden. En in het midden stond een grote hut.
Het was intussen donker geworden en de jongens hadden weinig kans dat ze gesnapt zouden worden.
'Het ziet er naar uit dat die hut leeg staat, ' zei Joe. 'Ga mee, dan weten we het zeker. '
Frank was echter wat voorzichtiger. 'Laten we nog even wachten, ' zei hij.
Hij had dit nauwelijks gezegd of uit de hut straalde plotseling licht naar buiten. In het schijnsel verscheen een gedaante.
De Hardy's zagen natuurlijk alleen maar het silhouet van de man, maar ze hielden onwillekeurig hun adem in van verbazing. 'Vilnoff!' fluisterde Joe opgewonden.
De donkere schaduw achter het raam leek inderdaad heel veel op Vilnoff.
Ze zagen, hoe de arm van de man langzaam omhoog ging. In zijn hand hield hij een voorwerp, dat ook op een hand leek. 'Net als het model dat we naast Vilnoffs huis gevonden hebben, ' fluisterde Frank.
De jongens kropen over de open plek, tot zij wat dichter bij de hut waren. Ze hurkten onder het raam en luisterden gespannen. Opeens zei een mannenstem: 'Ik breng hun avondeten wel naar boven. '
Toen klonk het gerinkel van borden en het geluid van voetstappen, alsof er iemand een trap op liep.
Joe en Frank hadden gezien dat er boven in de hut een raam zat. Plotseling straalde er licht door het venster.
'Hoe lang mot ik hier nou nog blijven, baas?' gromde een stem klagend. 'Ik mag verdraaid zijn als ik hier nog langer opgesloten wil zitten. ' Het was de hese stem van een neger.
De Hardy's dachten onmiddellijk aan de negerchauffeur die zij waren tegengekomen op de weg naar Spurtown. Zou hij hier, op deze verlaten plek, gevangen worden gehouden?
'Ik klim naar boven om eens een kijkje te nemen, ' fluisterde Frank. 70 'Wees alsjeblieft voorzichtig, ' waarschuwde zijn broer. 'Als ze ons nu pakken, is alles bedorven. '
De uitstekende stukken van de boomstammen waarvan de hut was gebouwd, boden een tamelijk onzeker houvast en Frank begon zijn klimpartij naar het raam. Eenmaal viel hij bijna, maar hij zag nog kans, een uitstekend stuk hout vast te grijpen. Toen zwaaide hij zich naar het kozijn en gluurde naar binnen.
Hij zag een soort vliering, die spaarzaam gemeubileerd was met twee bedden, een kleine tafel en een paar lege kisten.
Bij de tafel zaten twee mannen. Een van hen was een neger; in wie Frank de chauffeur meende te herkennen die toen aan het stuur van de vrachtwagen had gezeten. De andere man, die net een bord met eten neerzette, was een blanke.
'Ik wil naar huis, ' zei de neger. 'Het begint me hier zo langzamerhand gruwelijk te vervelen. '
'Maar je baas wil je niet terughebben, ' wierp de ander tegen. 'Je hebt er niets aan als je teruggaat voor hij naar je laat vragen. '
'Ik wil naar m'n paarden terug, ' kermde de neger. 'Het is niks lollig om hier iedere dag maar wat rond te hangen. Ik begrijp niet, waarom m'n baas me niet terug wil hebben. '

Frank was zo opgewonden, dat hij zijn hoofd een flink eind boven het kozijn uitstak om zo nog beter te kunnen zien.
'Nou, in ieder geval, je blijft hier en dat is dat, ' zei de blanke man. 'Wat heb je nou te klagen? Je hebt een bed om op te slapen en genoeg te eten. Of niet soms?'
'Ik geloof helemaal niet, dat mijn baas weet dat ik hier ben, ' antwoordde de neger wantrouwig. 'Wou je soms zeggen dat ik je beduveld heb?' De stalknecht knikte.
'Ik ga terug naar de renbaan, dat doe ik, ' kondigde hij aan. Hij deed een stap in de richting van de trap, maar de ander versperde hem vlug de weg.
'O, nee, vadertje!' gromde hij. 'Je zet geen voet buiten de hut, snap je dat!'
De neger was een stevige kerel. Met één armgebaar veegde hij zijn blanke tegenstander opzij.
Frank raakte steeds meer in opwinding. Hij had er geen vermoeden van dat zijn silhouet scherp afstak tegen het verlichte raam en dat iedereen die naar de hut toe kwam hem kon zien.
Joe probeerde tevergeefs de aandacht van zijn broer te trekken. Hij hoorde al enige tijd het geronk van een auto.
Hij kon niet roepen om Frank te waarschuwen, omdat hij wist dat er beneden in de hut ook nog iemand was.
De vrachtwagen was nu vlakbij. Joe zag het licht van de koplampen in de richting van de open plek draaien. Hij wist niet wat hij moest beginnen.
Frank was helemaal in beslag genomen door het gevecht op de vliering en zijn hoofd en schouders waren duidelijk te zien boven het kozijn. De lichtbundels van de koplampen beschenen hem. De chauffeur gaf een schreeuw.
Frank draaide zich plotseling om, zag eerst de auto en toen zijn broer, die beneden wanhopig stond te gebaren. Hij dook onder het kozijn. Op hetzelfde moment gleed een van zijn voeten weg en hij verloor zijn evenwicht. Hij graaide wild om zich heen naar een houvast, maar hij greep mis.
'Verhip!' hijgde Joe.
Toen klonk er een wilde schreeuw.