DE GEHEIMZINNIGE MOTORBOOT

Joe maakte dat hij wegkwam. Gus had geen hulp nodig en de jongen voelde op dat moment weinig voor een gesprek met hem. Hoe kon hij Frank bereiken nu de bus al op weg was naar Bayport? De auto was het enige antwoord op dit probleem.
Joe liep vlug naar de garage. Gelukkig had Gus de deur niet afgesloten.
Joe haalde zijn zaklantaarn tevoorschijn, deed de motorkap omhoog, maakte de draad weer vast en reed achteruit. Toen keerde hij de wagen en schoot weg. Er verscheen niemand aan het raam of de deur van het benzinestation. Gus, die nog half versuft was, had kennelijk niets gehoord.
Joe drukte het gaspedaal diep in en racede over de weg. Hij dacht aan zijn broer. Wat zou er met Frank gebeurd zijn?
Frank had intussen de Sleuth naar de andere kant van de Barmet-baai gestuurd en was toen langs het vliegveld, de Willow op gegaan. Hij had scherp de oever in het oog gehouden, op zoek naar de inham waar ze de mannen de kisten uit de motorboot hadden zien laden. De Hardy's waren tot de conclusie gekomen, dat de hut op de open plek ergens in de buurt van die inham moest staan. Zodra Joe was aangekomen zouden ze samen naar een pad zoeken dat naar die geheimzinnige open plek voerde.
Frank legde zijn boot in de diepe schaduw van de inham vast en ging zitten wachten.
'Ik kan net zo goed iets nuttigs doen, ' zei hij in zichzelf. 'Ik ga dat pad, waar die kerels ons toen gepakt hebben, eens bekijken. ' Hij ging de oever op. Slechts af en toe gebruikte hij zijn zaklantaarn om te zien waar hij liep. Iemand van Vilnoffs bende kon zich wel ergens verborgen houden en als hij licht zag, zou hij zeker nieuwsgierig worden. Voorzichtig liep Frank verder. Het was stil en donker. Hij hoorde niets, behalve het regelmatig gekabbel van de golfjes. Hij strompelde door de struiken en planten, tot hij ten slotte op een pad kwam. Toen keek hij om. Van Joe was nog steeds niets te zien. 'Ik ga in ieder geval nog een stukje verder, ' besloot Frank. Hij liep de donkere weg een eind op. In het begin was het niet meer dan een platgetrapt paadje, maar verderop werd het pad breder en een paar diepe voren toonden aan, dat hier nog niet lang geleden een vrachtauto had gereden.
Plotseling hoorde Frank vlak voor zich een geluid. Hij dook onmiddellijk in een greppel en hurkte neer.
Met wild bonzend hart luisterde hij. Hij durfde nauwelijks adem te halen. Als een van Vilnoffs mannen hem hier zou vinden, dan zou het er niet zo best voor hem uitzien. Hij hoorde echter niets meer.
Zijn hand raakte plotseling een verfrommeld stuk papier. Hij knipte een ogenblik zijn zaklantaarn aan en terwijl het licht even gloeide, zag hij dat er vreemde lijnen op stonden, die onderbroken werden door rode kruizen.
Frank werd nieuwsgierig. Hij raapte het papier op en kwam overeind. Toen kroop hij in een paar struiken, waar hij zijn zaklantaarn zonder al te veel risico kon gebruiken.
Dat lijkt wel een kaart! dacht hij, toen hij nog eens op het papier had gekeken.
De lijnen, die kriskras door elkaar liepen, waren genummerd, te beginnen met i en eindigend met 7. Op een van de lijnen stond gekrabbeld:Gevaarlijk! Draad onder hoogspanning!
Onder aan de kaart liep een lijn met zeer onregelmatige kronkels, waaronder maar één woord stond: Rivier.
Frank was ervan overtuigd, dat een van de mannen die de kisten gelost had, de kaart had verloren. Er stonden verschillende wegen en paden op aangegeven, die allen op hetzelfde punt uitkwamen. In spanning vervolgde Frank zijn tocht tot hij ongeveer vijfhonderd meter verder bij een afrastering van draad kwam. Hij dacht ineens aan de waarschuwing op de kaart die hij daarnet gevonden had, de waarschuwing dat de draad onder hoogspanning stond. Misschien sloeg dat wel op deze afrastering. Hij meende in de verte twee figuren te zien. De een kwam naar het hek toe. Frank kroop achter een paar struiken.
De donkere figuur kwam naderbij, tot er ten slotte een man aan de andere kant van het draad stond.
Toen zag Frank een lucifer oplichten, waarmee de onbekende een sigaret aanstak. Bij het schijnsel van de lucifer was het gezicht van de man duidelijk te zien.
Frank hield zijn adem in van verbazing. Het was het gezicht van Iwan Evans, de jockey!
'Iwan!' riep Frank onwillekeurig uit.
De man schrok, keek om zich heen en kwam toen dichter naar de afrastering toe. 'Wie is daar?'
'Ssst!' fluisterde Frank. 'Ik ben het, Frank Hardy. '
'Hoe kom jij hier?' vroeg Iwan zachtjes, toen Frank opstond en naarhet hek liep.
'Nee, hoe kom jij hier?' zei Frank.
'Ze hebben me gedwongen, hierheen te komen, ' antwoordde de jockey. 'Ik kon er niets aan doen. O, kon ik maar terug. Wat zullen ze op de renbaan wel van me denken. Ik moest me daar melden, maar ik ben niet komen opdagen. Ik kon er echt niks aan doen. '
'Joe en ik dachten dat er iets met je was gebeurd, ' zei Frank. 'We waren bang dat je ontvoerd was, want we konden geen spoor van je ontdekken. Wie heeft je hierheen gebracht?' Iwan ontweek deze vraag.

'Wil je me helpen om hier weg te komen?' vroeg hij.
'Natuurlijk. Klim er maar over en binnen een half uur heb ik je inBayport. '
'Prima!' Iwan stak zijn hand uit naar de draad.
'Pas op!' zei Frank. 'Die draden kunnen wel eens onder stroom staan. '
'Hier niet, ' antwoordde Iwan. 'Hier is het veilig. Ik klim er... ' Op dat moment hoorden ze zware voetstappen. Een hese stem riep: 'Iwan!'

Frank dook weer weg. De jockey begon over het hek te klimmen, maar in zijn haast bleef hij met zijn broek aan het prikkeldraad hangen. Toen werd er een zaklantaarn op hem gericht. Daar stond Iwan in het meedogenloze schijnsel.
'Hé, daar!' riep de hese stem. 'Kom van dat hek af. Ik zie je wel. Je probeert er vandoor te gaan, hè?'
Een grote kerel kwam aanrennen, greep Iwan in zijn kraag en trok hem van het hek af.
'Die geintjes gaan niet op, vader!' gromde de bewaker. 'Wil je soms dat de baas me vermoordt? Hij heeft gezegd, dat ik je niet uit de hut mocht laten. Ik dacht dat ik je kon vertrouwen. Ik laat je eruit voor een wandelingetje en jij probeert er vandoor te gaan. Mooie boel!'
De man duwde de jockey voor zich uit. Frank hoorde hem nog zeggen:'Daar moet ik je nou voor opsluiten. Ik kan niet het risico lopen dat je er vandoor gaat. Vooruit!'
Frank was bijzonder teleurgesteld. Hij was ervan overtuigd, dat de jockey hem heel wat inlichtingen had kunnen geven. Misschien was hij wel door Vilnoff ontvoerd!
Maar toch had hij iets gewonnen. Hij wist nu dat Iwan gevangen gehouden werd, misschien wel in de hut op de open plek, en Frank was van mening dat hij de jongeman zonder veel moeite kon bevrijden, als hij maar eenmaal hulp had gehaald. Hij besloot, om terug te gaan naar de inham, om te zien of Joe al was komen opdagen. Frank liep zo vlug mogelijk. Hij was net aan het eind van het pad, toen hij een zacht ronken op het water hoorde. Een donkere schaduw kwam met grote vaart op de oever af. Het was een raceboot. Frank dook achter een paar struiken, net op het moment dat het vaartuig snelheid minderde en voorzichtig zijn weg zocht naar de oever. Hij hoorde stemmen en zag vaag het silhouet van twee mannen afsteken. Een van hen klom uit de boot.
Toen klonk er een zacht bonkend en stotend geluid; een zware kist werd over de zijkant van de boot gezet. De man aan de kant hees hem op zijn schouder en begon moeizaam in de richting van het pad te lopen. Frank was blij dat hij zich verstopt had, want de kerel kwam op nog geen meter afstand voorbij.
Een paar minuten later kwam de andere man uit de boot, eveneens met een zware kist op zijn schouders. Ook hij liep naar het pad. 'Als er munitie in die kisten zit, ' zei Frank in zichzelf, 'dan moet ik een bewijs daarvan te pakken zien te krijgen. '
Hij kwam overeind en rende naar de raceboot. Toen hij aan boord geklommen was, zag hij ongeveer twaalf kisten, die bedekt waren met een groot stuk zeildoek.
Hij gooide het dekkleed opzij en probeerde een van de kisten op te tillen. Hij had de grootste moeite er beweging in te krijgen, maar ten slotte kwam het ding toch op de zijkant van de boot. Hij gaf er een duw tegen en de kist tuimelde met een enorme plons in het water. Toen schrok Frank verschrikkelijk, want op de oever hoorde hij iemand zeggen:'Ik dacht dat ik een plons hoorde. Laten we eens gaan kijken!'