22

AMELIA ROMMELDE DOOR DE INHOUD VAN HAAR INloopkast. Het was even na het vallen van de avond, de volgende dag. Plotseling zweeg het geluid van haakjes die over de roe, helemaal achter in de kast, werden geschoven.

‘Ik geloof dat ik iets heb!’ riep ze verrast. Vol verwachting zat ik op de rand van haar bed. Ik had die nacht ruim tien uur geslapen. Na het opstaan had ik voorzichtig gedoucht, mijn verwondingen waren behandeld, en ik voelde me stukken beter. Amelia gloeide van trots en geluk. Niet alleen was heks Bob, de mormoon, geweldig geweest in bed, ze waren ook op tijd naar de deur gerend om te zien dat Quinn en ik werden ontvoerd, en toen hadden ze het briljante idee gehad om de vampierkoningin te bellen in plaats van de politie. Ik had haar niet verteld dat Quinn en ik zelf ook hadden gebeld, want ik wist niet welk telefoontje het meest had uitgehaald, en bovendien vond ik het fijn haar zo gelukkig te zien.

Toen ik die ochtend met meneer Cataliades naar de bank ging, was ik niet van plan geweest naar het feestje van de koningin te gaan. Maar zodra ik na terugkeer van de bank verderging met inpakken, hoorde ik een vreemd gerammel in een blik met koffie. Als ik een ramp wilde voorkomen, moest ik wel naar het lentefeest van de koningin, dé bovennatuurlijke happening van het jaar. Ik had geprobeerd contact te zoeken met Andre in het koninklijke hoofdkwartier, maar kreeg te horen dat hij niet gestoord mocht worden. Wie zat er die dag in Vampier Centraal bij de telefoon, vroeg ik me af. Was het soms een van de vamps van Peter Threadgill?

‘Ja, ik heb wat!’ riep Amelia vanuit de kast. ‘Ai, hij is wel een beetje gewaagd. Die had ik gekocht voor een nogal extreme bruiloft. Ik was bruidsmeisje.’ Met verwarde haren en een triomfantelijke blik in haar ogen kwam ze tevoorschijn, waarbij ze het hangertje zo hield dat ik de jurk in zijn volle glorie kon bewonderen. Ze had hem aan het haakje moeten vastspelden, want er was niet veel om hem aan op te hangen.

‘O nee,’ zei ik ongemakkelijk. De jurk, van limoengroen chiffon, had een diep uitgesneden decolleté, bijna tot op de taille, en maar één smal bandje rond de hals.

‘Het was een filmsterrenbruiloft.’ Te oordelen naar Amelia’s gezicht bewaarde ze er spannende herinneringen aan. Omdat de jurk ook een blote rug had, vroeg ik me af hoe Hollywoodvrouwen hun borsten bedekt hielden. Met tweezijdig plakband? Speciale lijm? Claudine had zich niet meer laten zien sinds ze de binnenplaats was ontvlucht voor de ectoplastische reconstructie, dus die was blijkbaar terug naar Monroe. Tenslotte woonde ze daar en had ze daar haar werk. Terwijl ik haar hulp uitgerekend nu zo goed had kunnen gebruiken. Er bestond vast een elfenbezwering om te zorgen dat je jurk op zijn plaats bleef zitten.

‘Je hoeft er tenminste geen speciale beha onder aan,’ zei Amelia behulpzaam. Daar had ze gelijk in. Sterker nog, er kon helemaal geen beha onder. ‘Ik heb er ook schoenen bij. Maat zevenendertig. Kun je daarin, denk je?’

‘Geweldig!’ zei ik, in een poging blij en dankbaar te klinken. ‘Je kunt zeker niet ook even mijn haar doen, hè?’

‘Nee, daar waag ik me niet aan.’ Amelia gebaarde naar haar eigen korte kapsel. ‘Ik haal er na het wassen een borstel doorheen, en ik ben klaar. Maar ik kan het wel aan Bob vragen.’ Er kwam een warme glans in haar ogen. ‘Die is kapper.’

Ik probeerde niet al te verrast te kijken. Kapper? Bij een begrafenisondernemer zeker? Maar ik was wel zo verstandig dat niet hardop te zeggen. Bob leek in elk geval niets op de kappers die ik kende.

Maar een paar uur later was ik aangekleed – als je het zo mocht noemen – en opgemaakt.

En Bob had wonderen verricht met mijn haar, ook al was ik nogal nerveus geworden van de manier waarop hij me op het hart drukte stil te zitten.

Quinn kwam precies op tijd met de auto voorrijden. Toen Eric en Rasul ons die nacht rond een uur of twee hadden afgezet, was Quinn in zijn eigen auto gestapt en weggereden, maar niet voordat hij een vluchtige kus op mijn voorhoofd had gedrukt. Amelia was naar buiten gekomen, dolblij dat ik veilig terug was, en ik had meneer Cataliades door de telefoon moeten verzekeren dat hij zich geen zorgen hoefde te maken. Hij wilde de volgende dag met me naar de bank, zei hij, om Hadleys financiën definitief af te handelen. Daar was ik hem dankbaar voor, want met Everett was het bezoek aan de bank er niet meer van gekomen.

Bij onze terugkeer van de bank stond er een boodschap op Hadleys antwoordapparaat dat de koningin me die avond verwachtte op het feest in het oude klooster. ‘“Ik wil je nog zien voordat je weer naar huis gaat,”’ had de menselijke secretaresse haar geciteerd, alvorens me te informeren dat ik in avondkleding diende te verschijnen. En toen ik na mijn ontdekking besefte dat ik inderdaad naar het feestje zou moeten, had ik in paniek bij Amelia aangeklopt.

De jurk leidde tot weer een ander soort paniek. Ik was kleiner dan Amelia, maar mijn borsten waren groter, dus ik moest eraan denken dat ik rechtop bleef staan.

‘De spanning is moordend,’ zei Quinn met een blik op mijn decolleté. Hij zag er prachtig uit in zijn smoking. Het verband om mijn polsen, dat een scherp contrast vormde met mijn gebruinde huid, zag eruit als een stel merkwaardige armbanden. Een van de twee zat ronduit ongemakkelijk, en het liefst zou ik het afdoen. Maar de pols moest voorlopig bedekt blijven, ook al hoefde er eigenlijk geen verband meer om de beet in mijn linkerarm. Misschien zouden de feestgangers zo zijn afgeleid door mijn spannende decolleté, dat ze de zwelling en de blauwe plekken op de zijkant van mijn gezicht niet zagen.

Aan Quinn was natuurlijk niets meer te zien. De meeste vormveranderaars genezen extreem snel, en bovendien was zijn smoking heel wat verhullender dan wat ik aanhad.

‘Maak het alsjeblieft niet erger dan het is. Ik voel me toch al niet op mijn gemak,’ zei ik. ‘Sterker nog, ik zou desnoods op mijn knieën naar huis willen kruipen, en dan zou ik wel een week kunnen slapen.’

‘Daar ben ik helemaal voor. Ik zou alleen minder tijd aan slapen willen besteden,’ zei Quinn oprecht. ‘Maar voor onze gemoedsrust kunnen we beter eerst zorgen dat we dit achter de rug hebben. Trouwens, ik had het niet over je jurk, maar over de bank. Die jurk is wat mij betreft een win-winsituatie. Als hij blijft zitten, is het goed. En zo niet, dan is het nog beter.’

Ik wendde me af, want ik moest een glimlach verbijten. ‘O, je had het over de bank.’ Dat was een veilig onderwerp. ‘Nou, er stond niet veel op haar rekening, en dat had ik ook niet verwacht. Hadley had niet echt verstand van geld. Of laat dat geld eigenlijk maar weg. Ze had gewoon niet veel verstand. Punt. Maar ze had ook een safeloket...’

Dat bevatte haar geboortebewijs, een huwelijks- en een scheidingsakte van inmiddels drie jaar oud – tot mijn opluchting ging het in beide gevallen om dezelfde man – en een geplastificeerde kopie van het overlijdensbericht van mijn tante. Dus Hadley had geweten wanneer haar moeder was gestorven, en ze had haar dood belangrijk genoeg gevonden om het krantenknipsel te bewaren. Ze had ook foto’s bewaard uit de tijd waarin we samen waren opgegroeid: van mijn moeder en haar zuster; van mijn moeder en Jason; van Hadley en mij; van mijn oma en haar man. Verder lag er een mooie ketting met saffieren en diamanten in de safe – die had ze volgens meneer Cataliades van de koningin gekregen – met bijpassende oorbellen. En er waren nog wat spulletjes waar ik over wilde nadenken.

Maar de armband van de koningin zat er niet bij. Dat was de reden waarom meneer Cataliades had aangeboden met me mee te gaan, veronderstelde ik. Hij had rekening gehouden met de mogelijkheid dat de armband in de safe lag, en hij reageerde uiterst nerveus toen ik hem de bak in de kluis voorhield, zodat hij de inhoud met eigen ogen kon zien.

‘Toen meneer Cataliades me had teruggebracht, heb ik de rest van de keukenspullen ingepakt,’ zei ik tegen Quinn, en ik hield zijn reactie nauwlettend in de gaten. Ik zou de onverschilligheid van mijn metgezellen nooit meer als iets vanzelfsprekends beschouwen. Maar bij het zien van zijn volmaakt beheerste reactie wist ik bijna zeker dat Quinn me de vorige dag niet was komen helpen omdat hij iets zocht.

‘Mooi zo,’ zei hij. ‘Sorry dat ik je vandaag niet kon helpen met pakken. Ik moest Jakes contract bij Special Events ongedaan maken. En ik moest mijn partners op de hoogte stellen en zijn vriendin bellen. De relatie was niet zo vast dat hij contact met haar zal zoeken. Trouwens, ik denk niet dat ze hem nog wil zien. Ze heeft het niet zo op vampiers, om het maar voorzichtig uit te drukken.’

Dat gold op dat moment ook voor mij. Ik begreep niet waarom de koningin per se wilde dat ik naar haar feestje kwam, maar ik had inmiddels mijn eigen reden om te gaan. Quinn schonk me een glimlach, en ik glimlachte terug, in de hoop dat er iets goeds uit de avond zou voortkomen. Ik moest toegeven dat ik wel een beetje nieuwsgierig was naar de feestschuur van de koningin, om het zo maar eens te noemen. En na al het geploeter door het moeras, had ik het ook heerlijk gevonden me weer eens op te tutten.

Al rijdend maakte ik minstens drie keer aanstalten iets te zeggen. Maar telkens bedacht ik me op het laatste moment.

‘We zijn er bijna,’ zei hij toen we door een van de oudste wijken van New Orleans reden, het Garden District. Vergeleken bij deze huizen, omringd door schitterende tuinen, was zelfs de villa van de Bellefleurs maar een eenvoudig optrekje. In het hart van de voorname villawijk kwamen we bij een hoge muur die een heel blok omsloot. Daarachter lag het gerenoveerde klooster waar de koningin haar ontvangsten hield.

Ik sloot niet uit dat er meer ingangen waren, maar die avond was alleen de hoofdingang in gebruik. Die werd zwaar bewaakt, door de beste bewakers die er bestonden: vampiers. Was Sophie-Anne Leclerq paranoïde, vroeg ik me af, of gewoon verstandig? Of voelde ze zich simpelweg niet geliefd – of niet veilig – in de stad waar ze zich had gevestigd? Ik was ervan overtuigd dat de koningin daarnaast ook de gebruikelijke veiligheidsmaatregelen in acht had genomen – camera’s, infrarode bewegingssensoren, prikkeldraad, misschien zelfs waakhonden. De beveiliging was rijkelijk overdreven voor een gebouw waar de vampierelite af en toe een feestje vierde met de elite uit de mensenmaatschappij. Het feest van die avond, het eerste grote feest van het kersverse bruidspaar, was uitsluitend bedoeld voor gasten uit de bovennatuurlijke gemeenschap.

Bij de poort stonden behalve drie vamps van de koningin, ook drie vampierbewakers uit Arkansas. De vamps van Peter Threadgill waren in uniform, hoewel ik vermoedde dat de koning het een livrei noemde. Zowel de mannelijke als de vrouwelijke vamps uit Arkansas droegen een wit pak met een blauw overhemd en een rood vest. Misschien was de koning erg vaderlandslievend, of misschien was er voor blauw, wit en rood gekozen omdat niet alleen de vlag van Arkansas, maar ook de Amerikaanse vlag die kleuren had. Wat het ook mocht zijn, de uitmonstering was onvoorstelbaar smakeloos, een ongeëvenaarde modemisser. En Threadgill liep er zo conservatief gekleed bij! Maakte dit deel uit van een traditie waar ik nog nooit van had gehoord? Sjonge, zelfs ik had een betere smaak, en ik kocht mijn kleren meestal bij Walmart.

Quinn had de uitnodiging van de koningin bij zich, maar desondanks belde de bewaking vanaf het hek naar het hoofdgebouw. Ik zag aan Quinns gezicht dat hij zich niet op zijn gemak voelde, en ik hoopte dat hij zich net zoveel zorgen maakte als ik over de extreme beveiliging. Bovendien had het er alle schijn van dat de vamps van Threadgill zich welbewust onderscheidden van de vamps van de koningin. Ik herinnerde me hoe de koningin tegenover de vamps van de koning zorgvuldig de schijn had opgehouden toen ze met me naar Hadleys appartement was gegaan. En ik dacht eraan hoe nerveus ze was geweest toen ze naar de armband vroeg. Het feit dat beide kampen die avond vertegenwoordigd waren bij de ingang, bewees dat geen van beide monarchen op de bescherming van de ander durfde te vertrouwen.

Het leek een eeuwigheid te duren voordat we toestemming kregen om door te rijden. Quinn en ik hadden allebei geen woord gezegd tijdens het wachten.

De tuin was schitterend aangelegd en onderhouden, de verlichting was uitbundig.

‘Er klopt iets niet,’ zei ik. ‘Wat is er aan de hand? Denk je dat ze ons doorlaten als we rechtsomkeert maken?’

Quinn keek net zo ongerust als ik. ‘Nee, ze laten ons er nu niet meer uit. Dus we moeten verder.’

Ik klemde mijn avondtasje dichter tegen me aan, wensend dat er iets dodelijkers in zat dan een poederdoos, een lippenstift en een tampon. Quinn volgde zorgvuldig de bochtige oprijlaan naar de voorkant van het klooster.

‘Wat heb je gedaan vandaag, behalve je mooi maken?’ vroeg Quinn.

‘Ik heb een heleboel telefoontjes gepleegd,’ antwoordde ik. ‘En bij één had ik beet.’

‘Telefoontjes? Naar wie?’

‘Naar alle benzinepompen tussen New Orleans en Bon Temps.’

Hij keerde zich naar me toe en ik kon hem nog net op tijd waarschuwen om op de rem te trappen.

Er sjokte een leeuw over de oprijlaan.

‘Wat is dat? Een echte leeuw? Of een vormveranderaar?’ Ik werd met de minuut nerveuzer.

‘Een echte leeuw,’ zei Quinn.

Dus er zwierven geen waakhonden over het omheinde terrein. Ik hoopte dat de muur hoog genoeg was om de leeuw binnen te houden.

We parkeerden aan de voorkant van het voormalige klooster, een reusachtig gebouw van twee verdiepingen hoog. Schoonheid was bij het ontwerp geen prioriteit geweest, bleek uit de strakke, zakelijke muren zonder enige versiering. In het midden van de voorgevel bevond zich één smalle deur, de kleine ramen waren op regelmatige afstanden van elkaar geplaatst. Ook dat maakte het gebouw redelijk gemakkelijk te verdedigen.

Bij de kleine deur stonden opnieuw zes vamps, drie in voorname, niet-identieke kleding – dat moesten de vamps uit Louisiana zijn – en drie uit Arkansas, in hun opzichtige, veel te kleurige, uitmonstering.

‘Dat uniform is echt afschuwelijk,’ zei ik.

‘Maar duidelijk zichtbaar, zelfs in het donker,’ zei Quinn, met een gezicht alsof hij diep en diepzinnig nadacht.

‘Ja, duh! Daar gaat het toch ook om?’ zei ik. ‘Zodat ze onmiddellijk... O.’ Ik dacht weer even na. ‘Natuurlijk,’ zei ik toen. ‘Er is niemand die zoiets vrijwillig aantrekt. Zelfs niet per ongeluk. Geen denken aan. Tenzij hij of zij direct in het oog wil lopen.’

‘Ik sluit niet uit dat Peter Threadgill zijn eigen plannen heeft,’ zei Quinn.

Ik lachte honend, net op het moment dat twee vamps uit Louisiana het portier voor ons openden; het ging zo keurig gelijk dat ze het moesten hebben gerepeteerd. Melanie, de bewaker die ik bij het koninklijke hoofdkwartier in het centrum al had ontmoet, pakte mijn hand om me uit de auto te helpen. Ze schonk me een glimlach. In haar mooie, gele jurk met lage hakjes zag ze er een stuk beter uit dan in de intimiderende SWAT-uitmonstering. En door het ontbreken van de helm kon ik zien dat ze kort, lichtbruin haar had met heel veel krullen.

Toen ik langs haar liep ademde ze diep in, met een gelukzalige uitdrukking op haar gezicht. ‘O, de geur van elf doet mijn hart zingen!’ verklaarde ze theatraal.

Ik haalde speels naar haar uit. Te zeggen dat ze me verraste, was nog heel voorzichtig uitgedrukt. Vamps staan over het algemeen niet bekend om hun gevoel voor humor.

‘Leuke jurk,’ zei Rasul. ‘Wel een beetje gewaagd, hè?’

‘Het kan mij niet gewaagd genoeg zijn,’ merkte Chester op. ‘Je ziet eruit om op te vreten.’

Het kon geen toeval zijn dat de drie vamps die ik in het hoofdkwartier van de koningin had ontmoet, vanavond dienst hadden, besloot ik, zonder overigens te weten wat ik daaruit moest concluderen. De drie vamps uit Arkansas sloegen de uitwisseling kil en zwijgend gade. Ze waren niet zo ontspannen en goedlachs als hun collega’s.

Het was maar al te duidelijk dat er iets niet goed zat. Maar met zoveel scherpe vampieroren om ons heen durfde ik er niets over te zeggen.

Quinn nam mijn arm, en we betraden een lange gang, die zo te zien over de volle lengte van het gebouw liep. Bij de deur van een soort ontvangstruimte stond een vamp van Threadgill op wacht.

‘Wilt u uw tas afgeven?’ vroeg ze, duidelijk chagrijnig omdat ze was gedegradeerd tot garderobemeisje.

‘Nee, dank u,’ zei ik, waarop ze me aankeek alsof ze de tas het liefst onder mijn arm vandaan had getrokken.

‘Mag ik er dan even in kijken?’ vroeg ze. ‘We controleren op wapens.’

Ik keek haar recht aan, altijd riskant bij een vampier. ‘Nee, natuurlijk niet. Ik heb geen wapens bij me.’

‘Sookie,’ zei Quinn, en hij probeerde niet ongerust te klinken. ‘Je moet je tas laten controleren. Dat is de normale procedure.’

Ik keek hem woedend aan. ‘Dat had je me dan wel eens kunnen vertellen,’ zei ik scherp.

De slanke jonge vamp met rondingen die door de strakke, witte broek maar nauwelijks in bedwang werden gehouden, pakte triomfantelijk mijn tas aan. Ze keerde hem om boven een blad, en de inhoud viel met luid gekletter op het metalen oppervlak: een poederdoos, een lippenstift, een tubetje lijm, een zakdoek, een briefje van tien dollar en een tampon in een applicator van hard plastic, omwikkeld met doorzichtig folie.

Quinn was werelds genoeg om niet te blozen, maar hij wendde zich wel discreet af. De vampier, die had geleefd in een tijd toen vrouwen nog niet met dat soort spullen in hun tas liepen, vroeg me waar de applicator voor diende, en knikte toen ik het haar uitlegde. Ze deed de spullen weer in mijn tasje, gaf het terug en gebaarde dat we konden doorlopen. We waren het vertrek nog niet uit, of ze had zich al naar de mensen achter ons gekeerd, een echtpaar van in de zestig, allebei Weers.

‘Wat ben je van plan?’ vroeg Quinn zo zacht mogelijk terwijl we door de gang liepen.

‘Krijgen we nog meer controles?’ vroeg ik, net zo zacht.

‘Geen idee. Zo te zien niet.’

‘Ik moet nog even iets doen,’ zei ik. ‘Dus ik duik de wc in.’ Met mijn ogen en met de druk van mijn hand op zijn arm probeerde ik hem duidelijk te maken dat het allemaal in orde kwam, vurig hopend dat het waar was. Quinn was er duidelijk niet gerust op, maar hij wachtte voor de dames-wc’s – waar zou die ruimte voor hebben gediend toen het gebouw nog een klooster was, vroeg ik me af – terwijl ik in een van de hokjes verdween en deed wat ik te doen had. Toen ik weer tevoorschijn kwam, had ik de tamponhouder in het vuilnisbakje gegooid en het verband om een van mijn polsen ververst. Mijn tasje was een beetje zwaarder geworden.

Achter de deur aan het eind van de gang lag een uitgestrekte ruimte, die vroeger dienst had gedaan als eetzaal van de monniken. Hoewel de oude stenen muren waren gehandhaafd, net als de grote zuilen die het dak ondersteunden – drie aan de linkerkant en drie aan de rechterkant – was de aankleding verder wel erg veranderd. Er was een houten vloer gelegd, en in het midden van de zaal was ruimte vrij gemaakt om te dansen. Vlak bij de tafel met hapjes en drankjes bevond zich een podium voor een orkest. Een tweede podium, aan de andere kant van de zaal, was gereserveerd voor de koninklijke aanwezigen.

Langs de zijkanten stonden zitjes. De hele ruimte was versierd in de kleuren wit en blauw, als eerbetoon aan de staat Louisiana. Op een van de muren was een schildering aangebracht met plaatselijke taferelen: een moeraslandschap dat me koude rillingen bezorgde, een collage met Bourbon Street als thema, een veld dat werd omgeploegd, en het kappen van bomen, een visser langs de Golfkust die zijn netten binnenhaalde. Stuk voor stuk taferelen met mensen in de hoofdrol, besefte ik, en ik vroeg me af wat de gedachte daarachter was. Maar toen ik me omdraaide, ontdekte ik op de muur met de deur waardoor we waren binnengekomen, het leven in Louisiana gezien door vampierogen: een groepje vrolijke vamps die met een viool onder hun kin naar hartenlust muziek maakten, een vampieragent op zijn ronde door het French Quarter, een vampiergids die toeristen rondleidde door een van de Steden der Doden. Maar geen vamps die iets dronken of zich te goed deden aan mensen, viel me op. Daar was over nagedacht, maar ik vroeg me af wie zich erdoor voor de gek liet houden. Je hoefde maar met vamps aan tafel te zitten om met je neus op hun anders-zijn te worden gedrukt.

Maar daarvoor was ik hier niet. Ik keek om me heen, op zoek naar de koningin, en daar stond ze, naast haar man. In haar oranje zijden japon met lange mouwen zag ze er schitterend uit. Die lange mouwen waren misschien wat vreemd, gezien de warme avond, maar vamps zien dat soort dingen niet. Peter Threadgill was in smoking, en ook hij bood een indrukwekkende aanblik. Bloem van Jade stond achter hem, met haar zwaard op haar rug en desondanks gekleed in een rode jurk met pailletjes waarin ze er verschrikkelijk uitzag, maar dat terzijde. Ook Andre, op zijn vaste plek achter de koningin, was volledig bewapend. Ik wist dat Sigebert en Wybert niet ver weg konden zijn, en ontdekte hen aan weerskanten van een deur waarvan ik veronderstelde dat die toegang gaf tot de privévertrekken van de koningin. De twee vampiers leken verschrikkelijk slecht op hun gemak in smoking, als beren die waren gedwongen schoenen te dragen.

Bill was er ook. Ik ving een glimp van hem op in de verste hoek, vanuit de koningin gerekend, en ik huiverde van walging.

‘Je hebt veel te veel geheimen voor me,’ klaagde Quinn terwijl hij mijn blik volgde.

‘Nog even geduld, dan zal ik je er met plezier een paar verklappen,’ beloofde ik, en we sloten achteraan in de rij om de gastvrouw en gastheer de hand te schudden. ‘Wanneer we bij de koningin zijn, ga jij als eerste. Dan kun jij de koning afleiden terwijl ik met de koningin praat, oké? Daarna vertel ik je het hele verhaal.’

We kwamen eerst langs meneer Cataliades. Ik neem aan dat hij een soort minister van Buitenlandse Zaken was voor de koningin, of misschien was ‘Minister van Justitie’ een gepastere omschrijving.

‘Leuk u weer te zien, meneer Cataliades,’ zei ik zo beleefd en vriendelijk mogelijk. ‘Ik heb een verrassing voor u,’ voegde ik eraan toe.

‘Misschien moet u daar even mee wachten,’ zei hij vriendelijk maar stijfjes. ‘De koningin kan elk moment het bal openen met de nieuwe koning. En we zijn allemaal zo benieuwd naar het cadeau dat ze van de koning heeft gekregen.’

Ik keek om me heen, maar Diantha was nergens te bekennen. ‘Hoe is het met uw nichtje?’ vroeg ik.

‘Mijn nog levende nichtje is thuis bij haar moeder,’ antwoordde hij grimmig.

‘Wat jammer,’ zei ik. ‘Ze had er vanavond bij moeten zijn.’

Hij keek me onderzoekend aan. Toen kwam er een geïnteresseerde blik in zijn ogen. ‘Inderdaad.’

‘Ik hoorde dat iemand van de aanwezigen hier vorige week woensdag is gestopt om benzine te tanken, toen ze op weg was naar Bon Temps,’ zei ik. ‘Iemand met een lang zwaard op haar rug. Mag ik dit in uw zak stoppen? Ik heb het niet meer nodig.’ Terwijl ik een stap bij hem vandaan deed en me naar de koningin keerde, rustte mijn hand op mijn gewonde pols. Het verband was verdwenen.

Toen ik mijn rechterhand uitstak, zag de koningin zich gedwongen te reageren. Ik had erop gerekend dat de koningin zich aan de mensengewoonte zou houden om elkaar de hand te schudden, en ik was enorm opgelucht toen bleek dat ik goed had gegokt. Quinn was inmiddels al doorgelopen naar de koning. ‘Majesteit, u kent me vast nog wel. Ik heb destijds de organisatie van uw huwelijk voor mijn rekening genomen. Waren de bloemen naar wens?’

Enigszins verbluft richtte Peter Threadgill zijn grote ogen op Quinn, en Bloem van Jade verloor haar koning geen moment uit het oog.

Terwijl ik mijn uiterste best deed snel maar niet onbeheerst te werk te gaan, drukte ik mijn linkerhand en wat zich daarin bevond, op de pols van de koningin. Ik voelde dat ze de neiging had achteruit te deinzen, maar ze deed het niet. Toen ze vervolgens naar haar pols keek, om te zien wat ik daarop had gedrukt, sloot ze van pure opluchting haar ogen.

‘Ja, kindje, het was een heerlijk bezoek,’ zei ze, om maar iets te zeggen. ‘Andre heeft er erg van genoten, net als ik.’ Ze keek over haar schouder. Andre begreep de hint en maakte een buiging met zijn hoofd, bij wijze van eerbetoon aan mijn veronderstelde talenten in bed. Ik was zo blij dat de beproeving achter de rug was, dat ik hem een stralende glimlach schonk, die hij met een lichtelijk geamuseerde blik beantwoordde. De koningin hief vluchtig haar arm om hem te wenken, waarbij haar mouw omhoogschoof. Op slag verscheen er ook op het gezicht van Andre een stralende glimlach.

Bloem van Jade werd afgeleid toen Andre een stap naar voren deed, en haar blik volgde de zijne. Ze zette grote ogen op, maar bij haar kon er geen lachje af. Integendeel, ze was razend. Meneer Cataliades keek met een gezicht dat geen enkele emotie verried naar het zwaard op haar rug.

Toen de koning duidelijk maakte dat zijn gesprekje met Quinn was afgelopen, was het mijn beurt om Peter Threadgill, koning van Arkansas, eer te bewijzen.

‘Ik hoor dat u gisteren nogal een avontuur hebt beleefd in de moerassen.’ Zijn stem klonk koel, onverschillig.

‘Inderdaad, majesteit. Maar het is gelukkig allemaal goed afgelopen,’ antwoordde ik.

‘Leuk dat u er bent,’ vervolgde hij. ‘Maar nu u de zaken van uw nichtje hebt afgehandeld, gaat u zeker weer op huis aan?’

‘Absoluut. Zo snel mogelijk.’ En dat was ook zo. Ik ging naar huis, vooropgesteld dat ik deze avond zou overleven, en daar had ik op dit moment mijn twijfels over. Voor zover dat in het gedrang mogelijk was, had ik minstens twintig vamps geteld in de opzichtige uitmonstering van Arkansas, en waarschijnlijk hetzelfde aantal getrouwen van de koningin.

Ik liep verder, waarop de twee Weers die na Quinn en mij waren binnengekomen, mijn plaats innamen. Ik meende in hem de plaatsvervangend gouverneur van Louisiana te herkennen en hoopte dat hij een goede levensverzekering had.

‘Wat is er?’ vroeg Quinn.

Ik nam hem mee naar een plekje bij de muur en manoeuvreerde behoedzaam tot hij er met zijn rug tegenaan stond, zodat eventuele liplezers mijn mond niet konden zien.‘Wist je dat de armband van de koningin zoek was?’ vroeg ik.

Hij schudde zijn hoofd. ‘Een van de diamanten armbanden die ze bij hun huwelijk van de koning heeft gekregen?’ vroeg hij, met zijn hoofd gebogen, zodat niemand kon zien wat hij zei.

‘Ja, een van de twee was zoek. Sinds de dood van Hadley.’

‘Als de koning dat wist, en als hij de koningin had kunnen dwingen toe te geven dat ze die aan een minnares had gegeven, had hij een reden gehad om het huwelijk te laten ontbinden.’

‘En wat zou hij in dat geval hebben gekregen?’

‘Je kunt beter vragen wat hij dan níét zou hebben gekregen. Het gaat hier om een hiërarchisch vampierhuwelijk, en dan praat je over de strengste bindende voorwaarden. Volgens mij telde het huwelijkscontract wel dertig bladzijden.’

Ineens begreep ik de situatie veel beter.

Een vampiervrouw in een schitterende grijsgroene japon versierd met zilveren bloemen hief haar hand en vroeg om de aandacht. Geleidelijk aan werd het stil in de zaal.

‘Sophie-Anne en Peter heten u van harte welkom op hun eerste gezamenlijke ontvangst.’ De stem van de vamp klonk zo warm en muzikaal dat ik er uren naar had kunnen luisteren. Ze zouden haar de Oscars moeten laten uitreiken, dacht ik. Of de verkiezing van Miss America laten presenteren. ‘Sophie-Anne en Peter nodigen u uit voor een heerlijke avond dansen, eten en drinken. Om het goede voorbeeld te geven beginnen onze gastheer en gastvrouw met een wals.’

Ondanks zijn opzichtige voorkomen dacht ik dat Peter zich meer op zijn gemak zou voelen met een quadrille, maar bij een vrouw als Sophie-Anne moest het natuurlijk een wals zijn. Hij ging voor zijn echtgenote staan, spreidde zijn armen om haar te ontvangen en zei met zijn verdragende vampierstem: ‘Lieveling, laat onze gasten de armbanden zien.’

Sophie-Anne wuifde glimlachend naar de feestvierders en hief haar armen, zodat de mouwen terugvielen en iedereen de identieke armbanden kon zien die om haar polsen glansden, elk met een reusachtige diamant die flonkerde en schitterde in het licht van de kroonluchters.

Even stond Peter Threadgill doodstil, alsof hij was geraakt door een verdovingspistool. Toen kwam hij weer tot leven. Hij bukte zich, pakte met beide handen haar hand en boog zich over de armband. Hetzelfde deed hij met haar andere hand. Ook de tweede armband doorstond zijn zwijgende controle.

‘Schitterend,’ sprak hij, en ook al waren zijn hoektanden in hun volle lengte zichtbaar, dat zou iedereen toeschrijven aan geile opwinding vanwege zijn prachtige vrouw. ‘Je draagt ze allebei.’

‘Natuurlijk, lieveling,’ zei Sophie-Anne. Haar glimlach was net zo oprecht als de zijne.

En daar dansten ze heen, ook al zag ik aan de manier waarop de koning zijn koningin in het rond draaide, dat hij zijn drift niet volledig in toom wist te houden. Hij had een groots plan gekoesterd, en ik had roet in het eten gegooid, maar gelukkig wist hij dat niet. Hij wist alleen dat Sophie-Anne er op de een of andere manier in was geslaagd de armband terug te krijgen en zichzelf gezichtsverlies te besparen. Wat hij ook van plan was geweest, daar had hij nu geen enkele rechtvaardiging meer voor. Hij zou zich moeten terugtrekken. En waarschijnlijk zou hij zinnen op een andere manier om de positie van zijn koningin te ondermijnen, maar tegen de tijd dat het zover was, had ik het krijgsgewoel allang achter me gelaten.

Quinn en ik liepen naar de tafel met het buffet aan de zuidkant van de grote ruimte, naast een van de enorme zuilen. Bedienden stonden klaar met grote messen om plakken ham of rosbief af te snijden. Er waren schalen met luchtig gebakken broodjes om met het vlees te beleggen. Hoewel het allemaal heerlijk rook, was ik zo nerveus dat ik geen hap door mijn keel zou kunnen krijgen. Quinn haalde een glas gingerale voor me bij de bar, en ik keek naar het dansende paar, wachtend op het moment dat de hel zou losbreken.

‘Wat zien ze er prachtig uit samen, hè?’ zei een voornaam geklede vrouw met grijs haar. Ik herkende de vrouwelijke helft van het echtpaar dat na ons was binnengekomen.

‘Zegt u dat wel,’ viel ik haar bij.

‘Genevieve Thrash,’ stelde ze zich voor. ‘En dit is mijn man, David.’

‘Aangenaam kennis te maken. Ik ben Sookie Stackhouse, en dit is mijn vriend, John Quinn.’ Quinn keek verrast. Ik vroeg me af of dat inderdaad zijn voornaam was.

De twee mannen, tijger en Weer, schudden elkaar de hand terwijl Genevieve en ik nog wat naar het dansende paar keken.

‘Die jurk is echt schitterend,’ zei Genevieve, en uit alles bleek dat ze het oprecht meende. ‘Je moet jong zijn om zoiets te kunnen dragen.’

‘Dat is erg aardig van u. Ik vind hem, eerlijk gezegd, wat te bloot. Maar dankzij u voel ik me een stuk beter op mijn gemak,’ zei ik.

‘Nou, je date kan hem erg waarderen,’ vervolgde ze. ‘En die jongeman daar ook.’ Ze gebaarde subtiel met haar hoofd, en toen ik in de richting keek die ze aangaf, ontdekte ik Bill. Hij zag er prachtig uit in zijn smoking, maar alleen al zijn nabijheid bezorgde me een steek van pijn.

‘Klopt het dat uw man de plaatsvervangend gouverneur is?’ vroeg ik.

‘Dat klopt helemaal.’

‘En hoe vindt u het om mevrouw de plaatsvervangend gouverneur te zijn?’

Ze vertelde me wat amusante verhalen over mensen die ze had ontmoet in de loop van Davids politieke carrière. ‘En wat doet je vriend?’ vroeg ze, met de gretige interesse waarmee ze haar man de maatschappelijke ladder op moest hebben geholpen.

‘Die is partyplanner,’ zei ik na een korte aarzeling.

‘Interessant,’ zei Genevieve. ‘En jij? Wat voor werk doe jij?’

‘Ik werk in een bar.’

Dat kwam als een lichte schok voor de vrouw van de politicus, maar ze schonk me een brede grijns. ‘Het is voor het eerst dat ik iemand ontmoet die in een bar werkt,’ zei ze opgewekt.

‘En u bent mijn eerste gouverneursvrouw.’ Shit! Omdat ik haar aardig vond, voelde ik me ook verantwoordelijk voor haar. Quinn en David waren in een geanimeerd gesprek gewikkeld, over vissen, zo te horen.

‘Mevrouw Thrash,’ zei ik. ‘Ik weet dat u een Weer bent en dus niet voor een kleintje vervaard, maar toch ga ik u een goede raad geven.’

Ze keek me vragend aan.

‘En daar zult u me heel dankbaar voor zijn,’ voegde ik eraan toe.

Haar wenkbrauwen vlogen omhoog. ‘Oké,’ zei ze langzaam. ‘Ik luister.’

‘Over uiterlijk een uur, schat ik, gaat hier iets heel ergs gebeuren. Zo erg dat er wel eens heel veel doden zouden kunnen vallen. U kunt natuurlijk blijven om van het feest te genieten tot het zover is, en dan vraagt u zich af waarom u niet naar me hebt geluisterd. Maar u kunt ook doen alsof u zich niet zo lekker voelt en vertrekken. Op die manier bespaart u uzelf een hoop ellende.’

Ze keek me doordringend aan. Ik was me bewust van haar gedachten. Ze vroeg zich af of ze me serieus kon nemen. Ik zag eruit als een normale, aantrekkelijke jonge vrouw met een verrekt knappe date, vond ze. Niet als een gek of een zonderling.

‘Is dat bedoeld als een bedreiging?’

‘Nee, mevrouw. Integendeel, ik wil u alleen maar helpen.’

‘We gaan eerst even dansen,’ zei Genevieve Thrash kordaat. ‘David, lieverd, laten we een rondje over de dansvloer maken en ons dan verontschuldigen. Ik heb barstende koppijn.’ David brak gedienstig zijn gesprek af met Quinn en nam zijn vrouw mee naar de dansvloer, om rond te walsen samen met het koninklijke vampierpaar, dat opgelucht leek gezelschap te krijgen.

Ik begon weer te ontspannen, maar een blik van Quinn herinnerde me eraan dat ik rechtop moest staan. ‘Ik vind die jurk echt geweldig!’ zei hij. ‘Zullen we dansen?’

‘Kun jij walsen?’ Ik hoopte dat mijn mond niet te ver openviel.

‘Ja.’ Hij vroeg niet of ik het ook kon, maar ik had de passen van de koningin aandachtig gevolgd. Dansen kan ik, zingen niet. Ik sta graag op de dansvloer, en hoewel ik nog nooit had gewalst, zou het me vast wel lukken.

Het was heerlijk Quinns armen om me heen te voelen en sierlijk de dansvloer rond te zwieren. Even vergat ik alles om me heen en genoot ik ervan naar hem te kijken, met dat gevoel dat je hebt als meisje wanneer je danst met de man met wie je verwacht uiteindelijk seks te hebben. Mijn huid tintelde onder Quinns vingers, die luchtig op mijn blote rug rustten.

‘Vroeg of laat zijn we samen in een kamer,’ zei hij. ‘Een kamer met een bed, zonder telefoon, en met een deur die op slot kan.’

Ik keek glimlachend naar hem op, terwijl ik vanuit mijn ooghoeken het echtpaar Thrash zag wegglippen. Ik hoopte dat hun auto al was voorgereden. Dat was voorlopig mijn laatste normale gedachte.

Want op dat moment vloog er een hoofd langs Quinns schouder. Het ging te snel om te zien wiens hoofd het was, maar het kwam me wel bekend voor. Het bloed dat eruit spatte, zorgde voor een roodachtige wolk in zijn kielzog.

Er steeg een geluid op uit mijn keel. Geen gegil, geen gehijg, maar iets wat klonk als ‘ieeeeeeee’.

Quinn bleef abrupt staan, de muziek speelde nog geruime tijd door. Hij keek om zich heen, in een poging te analyseren wat er gebeurde, en wat onze overlevingskansen waren. Ik had gedacht dat één dans nog wel kon, maar we hadden tegelijk met het Weerpaar moeten vertrekken. Quinn trok me mee naar de zijkant van de balzaal. ‘Ga met je rug tegen de muur staan,’ zei hij. Goed idee. Dan konden we het gevaar zien aankomen, van welke kant het ook kwam. Maar plotseling botste er iemand tegen ons op, en ik moest Quinns hand loslaten.

Overal klonk gegil, overal ontstond beweging. Het gegil was afkomstig van de Weers en de Bovens die voor het feest waren uitgenodigd, de beweging kwam voornamelijk van de vamps, die te midden van de chaos op zoek waren naar hun bondgenoten. Dit was het moment waarop het afzichtelijke uniform van de getrouwen van de koning zijn nut bewees. Het was onmiddellijk duidelijk wie achter de koning stond. Dat maakte zijn volgelingen natuurlijk ook tot een gemakkelijk doelwit voor wie de koning en zijn volgelingen geen goed hart toedroeg.

Blijkbaar had een magere zwarte vamp met rastavlechten uit het niets een kromzwaard tevoorschijn getoverd. Er kleefde bloed aan de kling, en ik vermoedde dat de rastavamp verantwoordelijk was voor het langsvliegende hoofd. Hij droeg het lelijke, opzichtige uniform, dus ik wist dat ik uit zijn buurt moest blijven. Als ik hier al bondgenoten had, dan in elk geval niet onder de volgelingen van Peter Threadgill. Ik had me verdekt opgesteld achter een van de zuilen die het plafond aan de westkant van de refter ondersteunden. Terwijl ik probeerde erachter te komen wat de veiligste vluchtroute zou zijn, stootte ik met mijn voet ergens tegenaan. Ik keek naar de grond, en daar lag het hoofd. Ik herkende het gezicht van Wybert. Gedurende een fractie van een seconde overwoog ik of hij nog iets zou doen of zeggen, maar onthoofden is behoorlijk definitief, ongeacht de soort waartoe je behoort.

‘O,’ kreunde ik, en ik besloot dat ik mezelf beter in de hand moest zien te krijgen, anders kwam ik er net zo uit te zien als Wybert; tenminste, in één belangrijk opzicht.

In de hele zaal werd inmiddels gevochten. Ik had het incident niet gezien, maar blijkbaar had de zwarte vampier een aanleiding gezocht om Wybert aan te vallen en hem vervolgens zijn hoofd afgehakt. Omdat Wybert deel uitmaakte van de lijfwacht van de koningin en omdat de rastavamp tot de dienaren van Peter Threadgill behoorde, zette de onthoofding de verhoudingen behoorlijk op scherp.

De koningin en Andre stonden rug aan rug midden op de dansvloer. Andre had een pistool in zijn ene hand, een lang mes in de andere. De koningin had een voorsnijmes van het buffet gegrepen. Ze waren omsingeld door witte jassen; zodra er een sneuvelde, nam een andere zijn plaats in. Het zag eruit als de laatste verdedigingsstelling van Custer, met de koningin in de rol van de cavaleriecommandant. Op het podium voor de muzikanten werd Sigebert op een soortgelijke manier belegerd, en het orkest, bestaande uit Weers, vormveranderaars en vamps, was in facties uiteengevallen. Sommige muzikanten hadden zich aangesloten bij de strijd, andere zochten een goed heenkomen. Degenen die probeerden de hel te ontvluchten, blokkeerden de deur naar de lange gang – met alle rampzalige gevolgen van dien.

De koning werd belaagd door mijn drie vrienden: Rasul, Chester en Melanie. Ik twijfelde er niet aan of Bloem van Jade verschafte hem rugdekking, maar tot mijn genoegen had zij haar eigen problemen. Meneer Cataliades deed enorm zijn best... maar het zag eruit alsof hij alleen maar probeerde haar aan te raken. Ze pareerde zijn pogingen met haar enorme zwaard – het zwaard waarmee ze Gladiola doormidden had gehakt – en ze wekten geen van beiden de indruk snel te zullen opgeven.

Op dat moment werd ik tegen de grond gewerkt, en alle lucht werd uit mijn longen geslagen. Ik haalde uit met mijn arm, maar iemand greep mijn pols, en ik werd vermorzeld door een enorm lichaam. ‘Ik heb je!’ zei Eric.

‘Wat moet dit voorstellen?’

‘Ik probeer je te beschermen.’ Hij grijnsde, genietend van de strijd, zijn blauwe ogen glinsterden als saffieren. Eric was dol op een goede knokpartij.

‘Tegen wie? Volgens mij heeft de koningin je harder nodig. Maar het is wel aardig van je.’

Meegevoerd door een golf van opwinding kuste Eric me lang en hard, toen pakte hij het hoofd van Wybert. ‘Bowlen voor vampiers!’ juichte hij, en hij slingerde het weerzinwekkende voorwerp naar de zwarte vamp; zo nauwkeurig dat het zwaard uit diens hand werd geslagen. Met één machtige sprong had Eric het te pakken en keerde zich met dodelijk geweld tegen de eigenaar. Onder het slaken van een strijdkreet die in geen duizend jaar was gehoord, stortte Eric zich op de kring rond de koningin en Andre, met een woestheid en een overgave die bijna schitterend waren om te zien.

Een vormveranderaar die via een andere weg probeerde de zaal te ontvluchten, botste tegen me aan en duwde me van mijn betrekkelijk veilige positie. Plotseling waren er veel te veel mensen tussen mij en de zuil en werd me de doorgang geblokkeerd. Shit! Ik keek naar de deur die Wybert en zijn broer hadden bewaakt. Die bevond zich weliswaar helemaal aan de andere kant van de zaal, maar het was de enige vrije doorgang. En elke deur was goed, als ik hier maar wegkwam! Dus ik begon ernaartoe te bewegen, met mijn rug tegen de muur, zodat ik geen gevaarlijk open terrein hoefde over te steken.

Een van de witjassen versperde me de weg. ‘Jou moeten we hebben!’ brulde hij. Ik kon zien dat hij nog een jonge vamp was. De tekenen waren onmiskenbaar, zelfs in die chaotische situatie. Dit was een vampier die tijdens zijn leven de luxe en het gemak van de moderne tijd had leren kennen. Dat bleek uit zijn perfecte gebit – het kon niet anders of het was gecorrigeerd met een beugel – en uit zijn gespierde, rijzige postuur, dat het resultaat moest zijn van een gevarieerd dieet.

‘Kijk eens!’ Ik trok het lijfje van mijn jurk opzij. En hij keek, de schat, waarop ik hem zo hard in zijn kruis trapte dat ik dacht dat zijn ballen er vanboven weer uit zouden komen. Zo krijg je iedere vent tegen de grond, ongeacht zijn soort. En deze vamp was geen uitzondering. Ik rende om hem heen naar de muur aan de oostkant, de muur met de deur.

Toen ik mijn doel bijna had bereikt, werd ik bij mijn voet gegrepen. Ik smakte tegen de grond, op mijn knieën in een plas bloed. Vampierbloed, zag ik aan de kleur.

‘Bitch!’ beet Bloem van Jade me toe. ‘Hoer!’ Het was voor het eerst dat ik haar hoorde praten. Maar ik had wel zonder gekund. Ze begon me hand over hand naar zich toe te trekken, en ik kon haar lange hoektanden al zien. Toen ze erbij bleef zitten, zag ik dat ze een been miste. Mijn maag kwam in opstand, ik moest bijna kotsen, maar dat was mijn minste zorg. Ik moest hier weg! Met mijn vingers probeerde ik houvast te krijgen op de gladde houten vloer. Ik zette mijn knieën schrap om bij de vamp vandaan te blijven. Ze was gruwelijk gewond, maar ik wist niet of die verwonding dodelijk was. Vamps zijn in dat opzicht veel sterker dan mensen, wat natuurlijk aanzienlijk bijdraagt aan hun aantrekkelijkheid... Hou je kop erbij, Sookie! riep ik mezelf tot de orde.

Blijkbaar begon het me allemaal een beetje te veel te worden.

Ik haalde uit en wist de deurlijst te pakken te krijgen. Maar hoe ik ook trok, ik slaagde er niet in me te bevrijden uit de greep van Bloem van Jade. Haar vingers boorden zich in het vlees op mijn enkel. Nog even, en ze brak mijn botten. Dan kon ik niet meer lopen.

Met mijn vrije voet schopte ik de kleine Aziatische in het gezicht. Zonder ophouden. Er kwam bloed uit haar neus, haar lippen begonnen ook te bloeden, maar ze liet niet los. Volgens mij voelde ze het niet eens.

Toen sprong Bill op haar rug, met zoveel kracht dat hij haar wervelkolom brak. Op slag ontspande haar greep op mijn enkel. Ik wist niet hoe snel ik moest wegkomen, terwijl Bill een voorsnijmes hief, van hetzelfde type als waarmee ik de koningin had gezien. Hij stak het in haar hals. En nog eens. En nog eens. Totdat hij haar had onthoofd. Toen keek hij naar mij.

Hij zei niets, maar schonk me slechts een lange, duistere blik. Toen richtte hij zich op en verdween. Ik moest ook zorgen dat ik hier wegkwam!

Het was donker in de vertrekken van de koningin. Daar was ik niet blij mee. Want ik had geen idee wat zich verborgen hield in de schaduwen voorbij het licht dat uit de balzaal naar binnen viel.

Er moest hier een deur naar buiten zijn. De koningin kon niet het gevaar lopen te worden ingesloten. Dus ze had een vluchtweg. En als ik me de ligging van het gebouw goed herinnerde, moest ik rechtdoor lopen om bij de goede muur te komen.

Ik raapte al mijn moed bij elkaar en besloot dat ik dat inderdaad zou doen. Rechtdoor lopen. Geen gekruip en gesluip meer langs de muur. Gewoon gáán!

Tot mijn verrassing ging het goed. Althans, heel even. Ik liep een vertrek door – een zitkamer, veronderstelde ik – en kwam terecht in de slaapkamer van de koningin. Tenminste, daar ging ik van uit. Een zacht geritsel deed mijn angst weer in volle hevigheid oplaaien, en ik tastte langs de muur, op zoek naar de knop voor het licht. Toen het aanging, ontdekte ik dat ik niet alleen was. Peter Threadgill was er ook, hij stond oog in oog met Andre, ieder aan een kant van het bed, met daarop de koningin. Zwaargewond, zo te zien. Andre was zijn zwaard kwijtgeraakt, maar dat gold ook voor Peter Threadgill. En Andre had een pistool. Op het moment dat ik het licht aandeed, schoot hij de koning recht in het gezicht. Twee keer.

Achter het lichaam van Peter Threadgill bevond zich een deur. Die leidde ongetwijfeld naar buiten. Ik begon zijwaarts de kamer rond te lopen, met mijn rug tegen de muur. Niemand besteedde ook maar enige aandacht aan me.

‘Andre, als je hem vermoordt, moet ik een reusachtige boete betalen,’ zei de koningin volmaakt kalm. Ze drukte een hand tegen haar zij; haar prachtige oranje japon was nat en donker van het bloed.

‘Maar zou het dat niet waard zijn, vrouwe?’

De koningin dacht na, terwijl ik ondertussen minstens zes sloten openmaakte.

‘Ja, je hebt gelijk,’ zei Sophie-Anne. ‘Geld is ook niet alles.’

‘Mooi zo!’ zei Andre innig tevreden. Opnieuw hief hij het pistool, en ik zag dat hij in zijn andere hand een staak hield. Maar ik wachtte niet af om te zien hoe Andre met de koning afrekende.

Op mijn groene avondschoentjes begon ik over het gras te rennen. Het verbaasde me dat de schoenen nog heel waren. Sterker nog, ze waren er beter aan toe dan mijn enkel; Bloem van Jade had me behoorlijk te pakken gehad. Ik had amper tien stappen gezet toen ik al mank liep. ‘Pas op voor de leeuw!’ riep de koningin, en toen ik achteromkeek zag ik dat Andre haar naar buiten droeg. Aan wiens kant stond de leeuw, vroeg ik me af.

Ineens doemde de grote kat op uit de duisternis. Hij kwam recht op me af. Ik had gedacht dat mijn ontsnappingsroute duidelijk was, maar die werd van het ene op het andere moment versperd door een leeuw. De beveiligingslampen waren gedoofd, en in het maanlicht zag het dier er zo prachtig maar ook zo dreigend uit, dat mijn keel werd dichtgesnoerd van angst.

Er steeg een diep gegrom op uit zijn keel.

‘Ga weg!’ Ik had niets waarmee ik me tegen een leeuw zou kunnen verdedigen, en ik was uitgeput, wanhopig. ‘Ga weg!’ riep ik nogmaals. ‘Sodemieter op!’

En de leeuw verdween tussen de struiken.

Geen typisch leeuwengedrag, volgens mij. Misschien rook hij de tijger, want twee seconden later verscheen Quinn ten tonele. Als een reusachtige, stille droomfiguur bewoog hij zich over het gras. Hij wreef met zijn grote kop langs mijn been, en samen liepen we naar de muur. Andre legde zijn koningin op het gras en sprong sierlijk, moeiteloos boven op de muur. Daar trok hij het prikkeldraad voor haar opzij, met zijn gescheurde jas als enige bescherming voor zijn handen. Toen sprong hij weer naar beneden, hij tilde Sophie-Anne voorzichtig op, zette zich schrap en verdween met één sprong over de muur.

‘Dat kan ik niet.’ Ik klonk als een mokkend kind, zelfs in mijn eigen oren. ‘Mag ik op je rug gaan staan? Ik zal mijn schoenen uitdoen.’ Quinn drukte zich zo dicht mogelijk tegen de muur. Ik schoof de riempjes van mijn sandaaltjes om mijn arm. Ik wilde de tijger geen pijn doen door zijn rug te zwaar te belasten, maar ik moest hier weg! Dus ik balanceerde zo lichtvoetig mogelijk op de tijgerrug, en uiteindelijk wist ik me op de muur te werken. Toen ik aan de andere kant naar beneden keek, leek de stoep wel heel ver weg.

Na alles wat ik die avond onder ogen had moeten zien, leek het onnozel terug te schrikken voor een val van een paar meter. Ik maakte mezelf voor idioot uit, maar ik kon me er niet toe brengen om te springen. Ten slotte lukte het me op mijn buik te gaan liggen en me te laten zakken. ‘Een, twee, drie!’ telde ik hardop. Toen liet ik me vallen.

En ik bleef liggen, minutenlang, verbijsterd door alles wat er die avond was gebeurd.

Daar lag ik, op een stoep in een historische wijk van New Orleans, met mijn borsten half uit mijn jurk, mijn haar los, mijn sandalen aan mijn arm, terwijl een grote tijger mijn gezicht likte. Quinn was vrij gemakkelijk over de muur gesprongen.

‘Wat denk je? Kun je beter teruglopen als tijger, of als mens, in je blootje?’ vroeg ik de tijger. ‘Je trekt hoe dan ook de aandacht. Maar volgens mij loop je als tijger meer risico dat er op je wordt geschoten.’

‘Maak je daar maar geen zorgen over,’ zei een stem. Ik keek op, Andre stond over me heen gebogen. ‘Ik heb de koningin in de auto. Waar moeten jullie heen? Dan brengen we jullie.’

‘Nou, dat vind ik ontzettend aardig,’ zei ik, terwijl Quinn al bezig was zijn menselijke gedaante weer aan te nemen.

‘Hare Majesteit vindt dat ze bij je in het krijt staat,’ zei Andre.

‘Hm. Zo zie ik dat niet,’ zei ik. Vanwaar die openhartigheid? Waarom hield ik niet gewoon mijn mond? ‘Als ik die armband niet had gevonden, als ik hem niet aan de koningin had teruggegeven, dan zou de koning...’

‘Dan zou het toch wel op oorlog zijn uitgelopen vanavond,’ zei Andre terwijl hij me overeind hielp. Hij stak zijn hand uit en stopte met een volstrekt onpersoonlijk gebaar mijn rechterborst weer onder de smalle reep groen chiffon. ‘Dan zou de koning de koningin hebben beschuldigd van contractbreuk, want volgens het contract moeten alle cadeaus in ere worden gehouden als symbool van het huwelijk. Hij zou een officiële aanklacht hebben ingediend, en de koningin zou bijna alles hebben verloren, inclusief haar goede naam. De koning was op alles voorbereid, maar toen bleek dat de koningin beide armbanden droeg, moest hij zijn toevlucht nemen tot geweld. Ra Shawn gaf het startsein door Wybert te onthoofden omdat die tegen hem aan botste.’ Ra Shawn was blijkbaar de rastavamp.

Ik wist niet zeker of ik het allemaal snapte, maar Quinn zou het me ongetwijfeld kunnen uitleggen tegen de tijd dat mijn hersens weer optimaal werkten.

‘Hij was zo teleurgesteld toen hij zag dat ze allebei de armbanden had. En dat het de echte was!’ zei Andre vrolijk, terwijl hij me in de auto hielp. Die Andre, hij was een ware spraakwaterval geworden! ‘Waar was hij?’ vroeg de koningin, die languit op de bank lag. Het bloeden was gestopt, maar de verbeten trek om haar mond verried dat ze nog altijd veel pijn had.

‘In een blik koffie dat er nog dicht uitzag,’ antwoordde ik. ‘Hadley was reuze handig, een echte knutselaar. Ze had het blik heel zorgvuldig opengemaakt, de armband erin gestopt, en het toen weer dichtgemaakt met een lijmpistool.’ Er viel nog veel meer uit te leggen, over meneer Cataliades en Gladiola en Bloem van Jade, maar daar was ik op dat moment te moe voor.

‘Hoe heb je hem langs de controle weten te krijgen?’ vroeg de koningin. ‘Want ik weet zeker dat ze ernaar hebben gezocht.’

‘Ik had de armband onder mijn verband verstopt,’ zei ik. ‘De diamant was te groot, dus die heb ik eraf gepeuterd. En in een tamponhouder gedaan. Toen die vampier mijn tas doorzocht, is ze niet op het idee gekomen om de tampon eruit te halen. Bovendien had ze geen idee hoe die eruit moest zien, want ze was in geen eeuwen ongesteld geweest.’

‘Maar de diamant zat gewoon weer op zijn plaats,’ zei de koningin.

‘Ja, na de tassencontrole ben ik even de wc in gedoken. Ik had ook een tubetje secondelijm bij me.’

De koningin leek even niet te weten wat ze moest zeggen. ‘Dank je wel,’ zei ze ten slotte. Quinn was – spiernaakt – bij ons op de achterbank komen zitten, en ik leunde tegen hem aan. Andre schoof achter het stuur, en daar gingen we.

Hij zette ons af op de binnenplaats. Daar zat Amelia met een glas wijn in een tuinstoel.

Toen we uitstapten zette ze het glas heel voorzichtig op de grond, en ze nam ons van top tot teen op.

‘Eh, ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen,’ zei ze na een lange aarzeling. De grote auto gleed de binnenplaats uit, op weg naar een veilige schuilplaats voor de koningin. Ik had Andre niet gevraagd waar hij haar heen bracht, want ik wilde het niet weten.

‘Ik zal het je morgen allemaal vertellen,’ zei ik tegen Amelia. ‘De verhuiswagen komt morgenmiddag, en de koningin heeft beloofd dat ze hulp stuurt voor het inladen en om de auto naar Bon Temps te rijden. Het wordt tijd dat ik naar huis ga.’

Het was een heerlijk vooruitzicht, ik keek er verlangend naar uit.

‘Heb je een hoop te doen thuis?’ vroeg Amelia, toen Quinn en ik naar de trap liepen. Ik dacht dat Quinn wel bij me in bed kon slapen. We waren allebei te moe om stomme dingen te doen; dit was niet het moment om een relatie te beginnen, voor zover we dat al niet hadden gedaan.

‘Nou, er zijn wat bruiloften waar ik naartoe moet,’ antwoordde ik. ‘En ik moet weer aan het werk.’

‘Heb je een logeerkamer? Is die vrij?’

Ik stopte ongeveer halverwege de trap. ‘Ja, hoezo? Kom je logeren?’

Ik kon het niet goed zien in het gebrekkige licht, maar ik had de indruk dat ze gegeneerd keek. ‘Ik heb iets nieuws geprobeerd met Bob,’ zei ze. ‘Maar het is niet helemaal gelukt.’

‘Waar is hij?’ vroeg ik. ‘In het ziekenhuis?’

‘Nee, hier.’ Ze wees naar een tuinkabouter.

‘Dat meen je niet!’

‘Nee, dat was maar een grapje. Dit is Bob.’ Ze tilde een grote, zwarte kat op met een witte bef, die opgekruld in een lege bloembak had gelegen. Ik had hem niet eens gezien. ‘Is hij niet schattig?’

‘Neem maar mee,’ zei ik. ‘Ik ben dol op katten. Altijd al geweest.’

‘Ik ben blij dat je het zegt, schat,’ zei Quinn. ‘Want ik was te moe om weer helemaal te veranderen.’

Voor het eerst bekeek ik hem aandachtig.

Hij had een staart!

‘Dan slaap je op de grond,’ zei ik.

‘Ah...’

‘Nee, ik meen het. Morgen ben je weer helemaal gewoon, toch?’

‘Ja, natuurlijk. Ik ben gewoon in een te korte tijd te vaak veranderd. Ik heb rust nodig.’

Amelia keek met grote ogen naar de staart. ‘Tot morgen, Sookie,’ zei ze. ‘Dan stappen we samen in de auto, en dan kom ik een poosje bij je logeren!’

‘We gaan er een leuke tijd van maken,’ zei ik vermoeid, terwijl ik me de laatste treden op sleepte, dankbaar dat ik mijn voordeursleutel in mijn ondergoed had gestopt. Quinn was te moe om te kijken hoe ik die tevoorschijn viste. Ik liet de restanten van de jurk weer op hun plaats vallen en deed de deur open. ‘Een hartstikke leuke tijd.’

Toen ik had gedoucht werd er aarzelend op de deur geklopt. Quinn was inmiddels in de badkamer verdwenen. Ik zag er toonbaar uit, in een pyjamabroek en een mouwloos shirt. Het liefst had ik me doof gehouden, maar ik deed toch open.

Bill zag er goed uit voor iemand die net verbitterd strijd had geleverd. Zijn smoking was geruïneerd, maar hij bloedde niet, en als hij verwondingen had opgelopen, dan waren die alweer geheeld.

‘Ik moet met je praten.’ Zijn stem klonk zo zacht en zo timide dat ik een stap naar buiten deed. Eenmaal op de galerij liet ik me op de grond zakken, en hij kwam naast me zitten.

‘Luister alsjeblieft naar me. Ik heb je iets te zeggen. En ik zeg het maar één keer. Ik hield van je. En dat doe ik nog steeds.’

Ik hief mijn hand op om te protesteren.

‘Nee, laat me uitpraten. Het is waar dat ze me naar Bon Temps heeft gestuurd. Maar toen ik je eenmaal had ontmoet... toen ik je leerde kennen... toen ben ik echt van je gaan houden.’

Wanneer was die zogenaamde liefde ontstaan? Hoe lang nadat hij met me naar bed was geweest? En hoe kon ik hem geloven, nadat hij me zo overtuigend had voorgelogen, vanaf onze allereerste kennismaking? Hij had gedaan alsof hij niet in me geïnteresseerd was, want mijn ogen hadden me verraden. Die hadden hem verteld hoe gefascineerd ik was door de allereerste vampier die ik ooit had ontmoet.

‘Ik heb mijn leven voor je op het spel gezet,’ zei ik moeizaam, haperend. ‘Eric heeft voorgoed macht over me. Maar dat heb ik laten gebeuren. Voor jou. Ik heb zijn bloed gedronken om jou te helpen. En ik heb iemand gedood. Ook voor jou. Dat is niet iets wat ik zomaar even doe, ook al is het voor jou misschien heel gewoon... Iets wat je dagelijks doet. Maar voor mij niet. Ik haat je, en ik weet niet of ik ooit nog iets anders voor je kan voelen dan haat.’

Langzaam en pijnlijk kwam ik overeind, en tot mijn opluchting probeerde hij niet me te helpen. ‘Waarschijnlijk heb je vanavond mijn leven gered,’ zei ik, op hem neerkijkend. ‘Daar ben ik je dankbaar voor. Maar je bent niet meer welkom in Merlotte, waag het niet je nog in de bossen om mijn huis te vertonen. En val me verder niet lastig met je zogenaamde goede bedoelingen. Ik wil je nooit meer zien!’

‘Ik hou van je,’ zei hij koppig, alsof dat zo verbazingwekkend was en zo’n onmiskenbare waarheid dat ik hem wel moest geloven. Nou, ik had hem geloofd, en daar was ik niet gelukkig van geworden.

‘Dat is geen toverspreuk,’ zei ik. ‘Denk maar niet dat je me daarmee weer kunt paaien.’

Bill was meer dan honderddertig jaar oud, maar op dat moment voelde ik me geen dag jonger dan hij. Vermoeid liep ik weer naar binnen, ik deed de deur op slot en liep naar de slaapkamer.

Quinn stond zich af te drogen en keerde zijn gespierde achterwerk naar me toe. ‘Weg staart! Mag ik nu bij je in bed?’

‘Oké.’ Ik kroop onder de dekens. Hij stapte aan de andere kant in bed en was binnen dertig seconden vertrokken. Na een minuut of twee schoof ik naar hem toe, ik legde mijn hoofd op zijn borst en luisterde naar het kloppen van zijn hart.