5

IK WAS BLIJ DAT JASON EEN BEETJE LAAT WAS. HIJ KWAM opdagen toen ik net het spek had gebakken en de hamburgers in de koekenpan deed. Ik had de zak broodjes al opengemaakt en er twee op zijn bord gelegd en een zakje chips op tafel. Daarna had ik thee voor hem ingeschonken en zijn glas naast zijn bord gezet.

Zoals altijd kwam Jason binnen zonder te kloppen. Althans, uiterlijk was hij niet veel veranderd sinds hij een weerpanter was geworden. Hij was nog steeds blond en knap, en dat bedoel ik in de ouderwetse betekenis: hij was leuk om te zien, maar ook het soort man naar wie iedereen kijkt als hij een kamer binnenkomt. Afgezien daarvan had hij altijd iets gemeens gehad. Sinds zijn verandering gedroeg hij zich gek genoeg als een beter mens. Ik was er nog niet achter waarom dat zo was. Misschien bevredigde het feit dat hij eenmaal per maand een wild beest was een of ander verlangen waarvan hij zich niet bewust was geweest.

Omdat hij gebeten was en niet als weerpanter was geboren, was hij niet helemaal veranderd; hij was een soort kruising geworden. In het begin was hij daar teleurgesteld over, maar daar was hij nu overheen. Intussen ging hij alweer een paar maanden met Crystal, een volbloed weerpanter. Crystal woonde in een gehucht op het platteland – en ik kan je verzekeren dat het platteland bij Bon Temps in Louisiana echt boers is.

We zeiden een kort gebed en begonnen toen te eten. Jason viel niet met zijn gebruikelijke enthousiasme aan. Omdat de hamburger mij goed smaakte, vermoedde ik dat het iets belangrijks was wat hem dwarszat. Uit zijn gedachten kon ik niet opmaken wat dat was. Sinds mijn broer een Weer was geworden, waren zijn gedachten niet meer zo duidelijk voor me.

Over het algemeen was dat een opluchting.

Na twee happen legde hij zijn hamburger neer en ging hij verzitten. Hij was klaar om te vertellen wat hij op zijn hart had. ‘Ik moet je iets vertellen,’ zei hij. ‘Crystal wil niet dat ik er met iemand over praat, maar ik maak me zorgen om haar. Gisteren heeft Crystal... Ze heeft een miskraam gehad.’

Heel even kneep ik mijn ogen dicht. In die paar seconden gingen er wel twintig gedachten door me heen, zonder dat ik er ook maar één kon afmaken. ‘Wat verschrikkelijk,’ zei ik. ‘Ik hoop dat alles goed is met haar.’

Jason keek me aan boven zijn bord met eten, dat hij volkomen was vergeten. ‘Ze wil niet naar de dokter.’

Wezenloos staarde ik hem aan. ‘Maar ze moet naar de dokter,’ zei ik nuchter. ‘Ze moet gecuretteerd worden.’ Ik wist niet precies wat ‘gecuretteerd’ inhield, maar ik wist dat je na een miskraam naar het ziekenhuis ging en dat ze dat daar deden. Mijn vriendin en collega Arlene was gecuretteerd na haar miskraam, daar had ze me verschillende keren over verteld. Verschillende keren. ‘Dan gaan ze...’ begon ik, maar Jason viel me in de rede.

‘Hé, dat hoef ik niet te weten,’ zei hij, slecht op zijn gemak. ‘Ik weet alleen dat Crystal niet naar het ziekenhuis wilde omdat ze een weerpanter is. Ze moest wel toen ze door dat wilde zwijn werd aangevallen, net zoals Calvin naar het ziekenhuis moest toen hij was neergeschoten, maar ze genazen allebei zo snel dat er in de wachtkamer iets van werd gezegd. Sindsdien wil ze niet meer. Ze is bij mij thuis, maar het... het gaat niet goed met haar. Eigenlijk gaat het steeds slechter.’

‘O nee,’ zei ik. ‘Wat heeft ze?’

‘Ze bloedt veel te hevig, en haar benen willen niet.’ Hij slikte. ‘Ze kan amper rechtop staan en lopen lukt al helemaal niet.’

‘Heb je Calvin al gebeld?’ vroeg ik. Calvin Norris, Crystals oom, was de leider van de pantergemeenschap in het gehucht Hotshot.

‘Ze wil het niet tegen Calvin zeggen. Ze is bang dat Calvin me zal vermoorden omdat ik haar met jong heb geschopt. Ik mocht het ook niet tegen jou zeggen, maar ik moet hulp hebben.’

Hoewel haar moeder niet meer leefde, had Crystal een heleboel vrouwelijke verwanten in Hotshot. Ik had nog nooit een kind gebaard, was nog nooit zwanger geweest en ik was geen veranderaar. Iemand die met tenminste een van de drie ervaring had, zou er meer van weten dan ik. Dat zei ik tegen Jason.

‘Ik wil niet dat ze lang genoeg rechtop zit om terug te gaan naar Hotshot, vooral niet in mijn pick-up.’ Mijn broer keek zo koppig als een muilezel.

Een akelige minuut lang dacht ik dat Jason zich alleen zorgen maakte dat Crystal op zijn bekleding zou bloeden. Ik wilde hem al bijna aanvliegen, toen hij eraan toevoegde: ‘De schokdempers moeten worden vervangen en ik ben bang dat het gehobbel van de pick-up over die slechte weg het alleen maar erger zou maken.’

Dan moest haar familie maar naar haar toe komen. Maar voordat ik mijn mond opendeed, wist ik dat Jason een reden zou hebben om ook daar een stokje voor te steken. Hij had een plan. ‘Oké. Wat moet ik doen?’

‘Je hebt toch wel eens verteld over die keer toen je gewond raakte, dat er een speciale dokter was die de vamps hadden gebeld om naar je rug te kijken?’

Aan die nacht wilde ik liever niet worden herinnerd. Mijn rug droeg nog steeds de littekens van de aanval. Het gif op de klauwen van de maenade had me bijna het leven gekost. ‘Ja,’ antwoordde ik aarzelend, ‘dr. Ludwig.’ Dr. Ludwig, dokter voor alles wat excentriek en bizar was, was zelf een rare. Ze was heel erg klein – ongelooflijk klein. En haar gelaatstrekken waren ook niet bepaald gewoon. Ik zou van verbazing achterovervallen als dr. Ludwig een mens was. De tweede keer dat ik haar had gezien, was bij de verkiezing van de troepmeester. Beide keren was ik in Shreveport geweest, dus de kans was groot dat ze daar woonde.

Aangezien ik het voor de hand liggende niet over het hoofd wilde zien, viste ik het telefoonboek van Shreveport uit de la onder de wandtelefoon. Er stond een dr. Amy Ludwig in. Amy? Ik moest mijn lachen verbijten.

Ik zag ertegen op om zelf contact op te nemen met dr. Ludwig, maar toen ik merkte hoe ongerust Jason was, kon ik moeilijk bezwaar maken tegen één stom telefoontje.

Hij ging vier keer over voordat het apparaat opnam. Een mechanische stem zei: ‘U bent verbonden met de telefoon van dr. Amy Ludwig. Dr. Ludwig neemt geen nieuwe patiënten aan, verzekerd of onverzekerd. Dr. Ludwig wil geen farmaceutische monsters en ze heeft geen behoefte aan welke vorm van verzekering dan ook. Ze is niet geïnteresseerd in het investeren van haar geld of het schenken aan goede doelen die ze niet persoonlijk heeft uitgekozen.’ Het bleef een hele poos stil, en intussen zouden de meeste bellers wel hebben opgehangen. Ik niet. Een ogenblik later hoorde ik nog een klik op de lijn.

‘Hallo?’ vroeg een nors stemmetje.

‘Dr. Ludwig?’ vroeg ik aarzelend.

‘Ja? Ik neem geen nieuwe patiënten aan, hoor! Te druk!’ Ze klonk tegelijkertijd ongeduldig en voorzichtig.

‘U spreekt met Sookie Stackhouse. Is dit de dr. Ludwig die me in Erics kantoor in Fangtasia heeft behandeld?’

‘Ben jij de jongedame die door de klauwen van de maenade werd vergiftigd?’

‘Ja. Een paar weken geleden heb ik u nog een keer gezien, weet u nog?’

‘En waar was dat?’ Ze wist het best, maar ze verlangde nog een bewijs van mijn identiteit.

‘Een leeg gebouw op een industrieterrein.’

‘En wie had daar de touwtjes in handen?’

‘Een grote kale vent genaamd Quinn.’

‘Nou, goed dan.’ Ze zuchtte. ‘Wat wil je van me? Ik heb het nogal druk.’

‘Ik heb een patiënt voor u. Kom alstublieft om haar te zien.’

‘Breng haar maar naar me toe.’

‘Ze is te ziek om te reizen.’

Ik hoorde de dokter iets mompelen, maar kon de woorden niet verstaan.

‘Bah,’ zei ze. ‘Nou, vooruit dan maar, mevrouw Stackhouse. Vertel me maar wat er aan de hand is.’

Ik legde het zo goed mogelijk uit. Jason liep door de keuken te drentelen, te ongerust om stil te blijven zitten.

‘Stommelingen. Idioten,’ zei dr. Ludwig. ‘Zeg me hoe ik naar je huis moet komen en breng me dan naar het meisje.’

‘Het kan zijn dat ik al naar mijn werk moet voordat u er bent,’ zei ik, na een blik op de klok en een schatting van hoe lang de dokter erover zou doen vanaf Shreveport. ‘Mijn broer wacht hier.’

‘Is hij de verantwoordelijke?’

Ik wist niet of ze het had over de rekening voor haar diensten of over de zwangerschap. Hoe dan ook, ik zei dat Jason zeer beslist de verantwoordelijke was.

‘Ze komt eraan,’ liet ik mijn broer weten, nadat ik de dokter een routebeschrijving had gegeven en had opgehangen. ‘Ik weet niet hoeveel ze rekent, maar ik zei dat jij haar zou betalen.’

‘Tuurlijk, uiteraard. Hoe herken ik haar?’

‘Ze is anders dan iedereen die je kent. Ze zei dat ze een chauffeur zou hebben. En ze is niet lang genoeg om over het stuur heen te kunnen kijken, dus dat had ik kunnen weten.’

Ik ging afwassen terwijl Jason nerveus deed. Hij belde Crystal om te horen hoe het met haar ging en dat leek hem gerust te stellen. Op het laatst vroeg ik of hij naar buiten kon gaan om oude wespennesten van het schuurtje weg te halen. Stilzitten kon hij niet, dus kon hij net zo goed iets nuttigs doen.

Ik piekerde over de situatie terwijl ik een wasje ging draaien en mijn serveerstersuniform aantrok (zwarte broek, wit T-shirt met ronde hals en op de linkerborst CAF MERLOTTE geborduurd, zwarte Adidassen). Ik was niet happy. Ik maakte me zorgen over Crystal, terwijl ik haar niet eens mocht. Het speet me dat ze haar kindje had verloren, want ik weet dat zoiets erg triest is, maar ik was blij omdat ik niet wilde dat Jason met haar ging trouwen, en ik was er vrij zeker van dat hij dat zou hebben gedaan als de zwangerschap had voortgeduurd. Ik keek om me heen naar iets om me op te fleuren. In de kast bekeek ik mijn nieuwe outfit, die ik in Tara’s Boutique had gekocht om op mijn date te dragen. Maar zelfs daar was geen lol aan.

Ten slotte deed ik wat ik had willen doen voordat ik Jasons nieuws had gehoord: ik pakte een boek en ging ermee op een stoel zitten op de voorveranda. Af en toe las ik een paar zinnen, en tussendoor bewonderde ik de perenboom in de voortuin, die bedekt was met een laag witte bloesems en zoemde van de bijtjes.

De zon straalde, de narcissen waren net niet meer op hun best en ik had een date voor vrijdag. En ik had mijn goeie daad van de dag al gedaan door dr. Ludwig te bellen. De knoop van ongerustheid in mijn maag verslapte een beetje.

Van tijd tot tijd hoorde ik vanuit de achtertuin vage geluiden mijn kant op zweven; Jason had iets gevonden om hem bezig te houden nadat hij de nesten had weggehaald. Misschien wiedde hij wel het onkruid uit de bloembedden. Ik klaarde op. Dat zou fijn zijn, want ik beschikte niet over het enthousiasme voor tuinieren dat mijn grootmoeder had gehad. Ik bewonderde het resultaat, maar was te lui voor het werk.

Nadat ik telkens op mijn horloge had gekeken, zag ik tot mijn opluchting een vrij chique, parelgrijze Cadillac op de parkeerplek aan de voorkant verschijnen. Aan de passagierskant voorin zat een kleine gestalte. Het portier van de bestuurder ging open en een Weer die Amanda heette, stapte uit. Zij en ik waren het niet altijd eens geweest, maar we waren als vrienden uit elkaar gegaan. Het was een opluchting om iemand te zien die ik kende. Amanda was in de dertig en zag eruit als een voetbalmoeder. Haar rode haar leek me natuurlijk, in tegenstelling tot dat van mijn vriendin Arlene.

‘Hé Sookie,’ zei ze. ‘Toen de dokter zei waar we naartoe gingen, was ik opgelucht, want ik wist al hoe ik hier moest komen.’

‘Ben je niet haar vaste chauffeur? Hé, leuk kapsel trouwens.’

‘O, dank je.’ Amanda’s haar was pas kortgeknipt in een nonchalante, bijna jongensachtige stijl die haar vreemd genoeg goed stond. Ik zeg vreemd, omdat Amanda’s lichaam onmiskenbaar vrouwelijk was.

‘Ik ben er nog niet aan gewend,’ bekende ze, terwijl ze met haar hand over haar nek streek. ‘Meestal rijdt mijn oudste zoon, maar vandaag zit hij natuurlijk op school. Is het je schoonzus die zich niet lekker voelt?’

‘De verloofde van mijn broer,’ antwoordde ik. ‘Crystal. Ze is een panter.’

Amanda keek bijna eerbiedig. Vaak hebben Weers alleen een diepe verachting voor andere vormveranderaars, maar zoiets indrukwekkends als een panter trok hun aandacht. ‘Ik heb gehoord dat er ergens een groepje panters was, maar ik heb er nog nooit een ontmoet.’

‘Ik moet naar mijn werk, maar mijn broer rijdt met je mee naar zijn huis.’

‘Dus je bent niet erg close met de verloofde van je broer?’

Ik werd van mijn stuk gebracht door de suggestie dat Crystals welzijn me weinig kon schelen. Had ik onmiddellijk naar haar toe moeten gaan en Jason hier op de dokter moeten laten wachten? Plotseling zag ik het plezier dat ik beleefde aan mijn rustige ogenblikken als harteloze onverschilligheid tegenover Crystal. Maar dit was niet de tijd om me aan schuldgevoelens over te geven.

‘Eerlijk gezegd ben ik inderdaad niet zo close met haar. Maar Jason dacht dat ik toch niets voor haar kon doen, en mijn aanwezigheid zou niet erg troostend zijn geweest, omdat ze net zo dol is op mij als ik op haar.’

Amanda haalde haar schouders op. ‘Oké, waar is hij?’

Tot mijn opluchting kwam Jason toevallig op dat moment rond het huis aanlopen. ‘O, geweldig,’ zei hij. ‘Bent u de dokter?’

‘Nee. De dokter zit in de auto. Ik ben vandaag de chauffeur.’

‘Ik rijd voor u uit. Ik heb Crystal aan de telefoon gehad en het gaat nog steeds niet beter met haar.’

Weer werd ik overspoeld door een golf van schuldgevoelens. ‘Bel me op mijn werk om me te laten weten hoe het met haar gaat, oké? Na mijn dienst kan ik naar je toe komen en eventueel vannacht bij je blijven, als je dat wilt.’

‘Bedankt, zusje.’ Jason omhelsde me vluchtig en zag er opeens bedremmeld uit. ‘Eh, blij dat ik het niet geheim heb gehouden, zoals Crystal wilde. Ze dacht niet dat je haar zou willen helpen.’

‘Ik mag toch hopen dat ik fatsoenlijk genoeg ben om iemand te helpen die in nood zit, ongeacht of we close zijn of niet.’ Crystal zou toch zeker niet hebben gedacht dat het me koud liet of dat ik zelfs blij was dat ze zich beroerd voelde?

Verslagen zag ik de twee heel verschillende wagens over de oprijlaan wegrijden in de richting van Hummingbird Road. Ik sloot het huis af en stapte gedeprimeerd in mijn eigen auto.

De veelbewogen dag was nog lang niet afgelopen, want toen ik die middag via de achterdeur het café binnenging, riep Sam me vanuit zijn kantoor.

Toen ik naar binnen ging om te horen wat hij van me wilde, wist ik al dat er nog een paar mensen zaten te wachten. Vol afgrijzen kwam ik tot de ontdekking dat vader Riordan me in een hinderlaag had gelokt.

In Sams kantoor zaten behalve mijn baas nog vier andere mensen. Sam vond het niet leuk, maar probeerde er het beste van te maken. Een beetje verbaasd stelde ik vast dat vader Riordan ook niet bepaald blij was met de mensen die hij had meegebracht. Ik vermoedde meteen wie ze waren. Shit. Vader Riordan had niet alleen het echtpaar Pelt op sleeptouw, maar ook een jonge vrouw van een jaar of zeventien. Dat moest Debbies zus Sandra zijn.

De drie nieuwe mensen keken me gespannen aan. De oudere Pelts waren lang en slank. Hij droeg een bril, begon te kalen en had zeiloren. Zij was aantrekkelijk, maar iets te zwaar opgemaakt. Ze droeg een broekpak van Donna Karan en had een handtas met een bekend logo erop. En hoge hakken. Sandra Pelt was meer casual gekleed. Haar spijkerbroek en T-shirt zaten strak om haar heen.

Ik was zo overdonderd dat de Pelts op die manier mijn leven binnendrongen dat ik het nauwelijks hoorde toen vader Riordan ze officieel aan me voorstelde. Ik had tegen vader Riordan gezegd dat ik ze niet wilde zien, maar toch zaten ze nu hier. De oudere Pelts verslonden me met hun gretige ogen. Woest, had Maria-Star ze genoemd. ‘Wanhopig’ was het woord dat bij mij opkwam.

Sandra was een geval apart. Omdat zij het tweede kind was, was ze geen veranderaar zoals haar ouders – dat kon ze ook niet zijn – hoewel ze ook niet gewoon menselijk was. Maar er prikte iets in mijn bewustzijn, iets wat me tot nadenken stemde. Sandra Pelt was toch een of andere veranderaar. Ik had van anderen gehoord dat de Pelts zich veel meer met hun tweede dochter bemoeiden dan met Debbie. Nu ik flarden informatie van ze kreeg, begreep ik waarom dat zo zou kunnen zijn. Sandra Pelt mocht dan minderjarig zijn, maar ze was ontzagwekkend. Ze was een volbloed Weer.

Maar dat was onmogelijk, tenzij...

Oké. Debbie Pelt, de weervos, was geadopteerd. Ik had gehoord dat Weers vaak last hadden van vruchtbaarheidsproblemen en nam aan dat de Pelts de hoop op een eigen kleine Weer hadden opgegeven en uiteindelijk een baby hadden geadopteerd die in ieder geval een of andere vormveranderaar was, hoewel misschien niet van hun eigen soort. Zelfs aan een volbloed vos moesten ze de voorkeur hebben gegeven boven een doodgewoon mens. Daarna hadden de Pelts nog een dochter geadopteerd, een Weer.

‘Sookie,’ zei vader Riordan, en zijn Ierse stem klonk charmant maar ongelukkig, ‘Barbara en Gordon stonden vandaag zomaar bij me op de stoep. Toen ik zei dat je alles al had verteld wat je over Debbies verdwijning te zeggen had, namen ze daar geen genoegen mee. Ze stonden erop dat ik ze hiernaartoe bracht.’

Mijn woede op de priester zakte een beetje af, maar er laaide een andere emotie in me op. Ik voelde me zo opgelaten over de ontmoeting dat ik nerveus grijnsde. Met een stralend gezicht keek ik naar de Pelts, en ik bespeurde hun afkeuring.

‘Het spijt me van uw situatie,’ zei ik. ‘Het spijt me dat u zich afvraagt wat er met Debbie is gebeurd. Maar ik weet niet wat ik verder nog moet vertellen.’

Er biggelde een traan langs de wang van Barbara Pelt, en ik deed mijn handtas open om er een tissue uit te halen, die ik aan de vrouw gaf. Ze depte haar gezicht ermee. ‘Ze dacht dat je Alcide van haar had afgepikt,’ zei Barbara.

Over de doden hoor je geen slechte dingen te zeggen, maar in het geval van Debbie Pelt was dat domweg onmogelijk. ‘Mevrouw Pelt, ik zal eerlijk zijn,’ zei ik. Alleen niet al te eerlijk. ‘Op het moment dat Debbie verdween, was ze verloofd met iemand anders, met ene Clausen, als ik het goed heb.’ Barbara Pelt knikte met tegenzin. ‘Die verloving gaf Alcide de vrijheid om te daten met wie hij maar wilde, en een poosje zijn we inderdaad met elkaar omgegaan.’ Daar was geen woord van gelogen. ‘We hebben elkaar al weken niet gezien en intussen heeft hij een ander. Dus Debbie had het bij het verkeerde eind.’

Sandra Pelt beet op haar lip. Ze was mager, met donkerbruin haar en een gave huid die nauwelijks was opgemaakt. Haar tanden waren gelijkmatig en oogverblindend wit en de ringen in haar oren waren zo groot dat een parkiet er met gemak op kon neerstrijken. Ze had een tenger postuur en droeg dure kleren: het beste van het beste.

Haar gezicht stond woedend. Wat ik haar vertelde, beviel haar helemaal niet. Ze was een puber, en ik bespeurde hevige vlagen van emotie in het meisje. Ik herinnerde me hoe mijn leven was geweest toen ik zo oud was als Sandra, en ik had medelijden met haar.

‘Aangezien jij ze allebei kende,’ zei Barbara Pelt zorgvuldig, zonder op mijn opmerking in te gaan, ‘moet je hebben geweten dat ze een sterke haat-liefdeverhouding hadden – hebben – ongeacht wat Debbie heeft gedaan.’

‘Dat is waar,’ zei ik, en misschien klonk het niet eerbiedig genoeg. Als ik iemand een groot plezier had gedaan door Debbie Pelt te doden, dan was het Alcide Herveaux wel. Anders zouden hij en la Pelt elkaar nog jarenlang of misschien zelfs de rest van hun leven in de haren zijn gevlogen.

Sam wendde zich af toen de telefoon ging, maar ik zag hem glimlachen.

‘We denken dat er vast iets is wat je weet, iets heel kleins, dat ons zou kunnen helpen om te ontdekken wat er met onze dochter is gebeurd. Als... als ze aan haar eind is gekomen, willen we dat haar moordenaar zijn verdiende straf krijgt.’

Een hele poos keek ik de Pelts aan. Op de achtergrond hoorde ik Sam, die verbaasd reageerde op iets wat hij door de telefoon hoorde.

‘Meneer en mevrouw Pelt, Sandra,’ zei ik, ‘toen Debbie was verdwenen, heb ik met de politie gepraat en alle mogelijke medewerking verleend. Ik heb met uw privédetectives gesproken toen ze hier kwamen, op mijn werk, net zoals u nu. Ik heb ze in mijn huis binnengelaten. Ik heb hun vragen beantwoord.’ Alleen niet naar waarheid.

Ja ja, ik weet dat ik alles uit mijn duim zoog, maar ik deed mijn uiterste best.

‘Het spijt me ontzettend van uw verlies en ik begrijp uw verlangen om erachter te komen wat er met Debbie is gebeurd,’ zei ik langzaam, zodat ik mijn woorden zorgvuldig kon kiezen. Ik haalde diep adem. ‘Maar nu moet er een eind aan komen. Genoeg is genoeg. Ik kan u niets meer vertellen dan ik al heb verteld.’

Tot mijn verbazing schoof Sam langs me heen en ging snel achter de bar staan. Hij zei geen woord, tegen niemand. Vader Riordan keek hem geschrokken na. Ik wilde niets liever dan dat de Pelts zouden opstappen. Er was iets aan de hand.

‘Ik begrijp wat je wilt zeggen,’ zei Gordon Pelt stijfjes. Het was voor het eerst dat de man zijn mond opendeed. Hij klonk alsof hij veel liever ergens anders was geweest. ‘Ik realiseer me dat we dit niet op de beste manier hebben aangepakt, maar u zult het ons vast niet kwalijk nemen als u denkt aan wat ons is overkomen.’

‘O, natuurlijk,’ zei ik, en als dat niet helemaal de waarheid was, was het ook niet helemaal gelogen. Ik knipte mijn handtas dicht, stopte hem in de la van Sams bureau waar alle serveersters hun tassen bewaarden en haastte me naar de bar.

Ik voelde de opschudding over me heen komen. Er was iets mis. Bijna alle hoofden in de bar zonden een signaal uit van opwinding vermengd met een angst die aan paniek grensde.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik aan Sam, terwijl ik zijwaarts achter de bar glipte.

‘Ik heb Holly verteld dat de school heeft gebeld. Holly’s zoontje is zoek.’

Een koude rilling kroop van onder aan mijn rug langzaam omhoog. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Danielles moeder haalt Cody meestal van school wanneer ze Danielles dochter Ashley gaat halen.’ Danielle Gray en Holly Cleary waren al vriendinnen sinds de middelbare school en hun vriendschap had standgehouden tijdens hun mislukte huwelijken. Ze draaiden graag dezelfde diensten. Danielles moeder, Mary Jane Jasper, was een uitkomst geweest voor Danielle, en af en toe had haar bereidwilligheid zich uitgestrekt tot Holly. Ashley moest een jaar of acht zijn en Danielles zoon Mark Robert was vier. Holly’s enige kind Cody was zes. Hij zat in groep drie.

‘Heeft de school Cody aan iemand anders meegegeven?’ Ik had gehoord dat de onderwijzers op hun hoede waren voor ouders die zonder toestemming hun kind kwamen ophalen.

‘Niemand weet wat er met het knulletje is gebeurd. De onderwijzeres die dienst had, Halleigh Robinson, stond buiten toe te kijken terwijl de kinderen in de auto’s stapten. Ze zegt dat Cody zich opeens herinnerde dat hij een tekening voor zijn moeder in de klas had laten liggen en toen is hij de school in gerend om die te halen. Ze kan zich niet herinneren dat ze hem naar buiten heeft zien komen, maar toen ze naar binnen ging om hem te zoeken, kon ze hem niet vinden.’

‘Dus mevrouw Jasper stond buiten op Cody te wachten?’

‘Ja, ze was de enige die er nog was. Ze zat met haar kleinkinderen in de auto te wachten.’

‘Dit is heel eng. Ik neem aan dat David niets weet?’ Holly’s ex David woonde in Springhill en was hertrouwd. Ik was me ervan bewust dat de Pelts vertrokken: dat was één ergernis minder.

‘Schijnbaar niet. Holly heeft hem op zijn werk gebeld en daar was hij al de hele middag, geen twijfel mogelijk. Hij heeft zijn nieuwe vrouw gebeld, die net terug was nadat ze haar eigen kinderen van school had gehaald in Springhill. De politie is naar hun huis gegaan om het voor de zekerheid te doorzoeken. Nu is David op weg hierheen.’

Holly zat aan een van de tafeltjes, en hoewel haar gezicht droog was, zagen haar ogen eruit alsof ze door een hel ging. Danielle zat op haar hurken naast haar, hield haar hand vast en sprak haar zacht en op dringende toon toe. Alcee Beck, een van de plaatselijke rechercheurs, zat aan hetzelfde tafeltje. Voor hem lagen een blocnote en een pen, en hij zei iets in zijn mobiel.

‘Hebben ze de school doorzocht?’

‘Ja, Andy is daar nu. En Kevin en Kenya.’ Kevin en Kenya waren twee geüniformeerde agenten. ‘Bud Dearborn is aan het bellen om een AMBER Alert te regelen.’

Ik moest denken aan Halleigh en aan hoe zij zich nu moest voelen; ze was pas een jaar of drieëntwintig en dit was haar eerste baantje in het onderwijs. Ze had niets fout gedaan, tenminste voor zover ik wist, maar als er een kind zoek is, wordt iedereen erop aangekeken.

Ik probeerde iets te bedenken om te helpen. Dit was een unieke gelegenheid om mijn kleine afwijking in te zetten voor het nut van het algemeen. Jarenlang had ik mijn mond gehouden over allerlei dingen. De mensen wilden niet weten wat ik allemaal wist. Ze wilden niet in de buurt zijn bij iemand die kon wat ik kon. Mijn manier om te overleven was door mijn mond te houden, want de mensen om me heen konden het makkelijk vergeten of niet geloven wanneer het bewijs van mijn vreemde talent ze niet werd ingewreven.

Zou jij bij een vrouw in de buurt willen zijn die wist dat je je partner had bedrogen en met wie? Als je een vent was, zou jij dan bij een vrouw willen zijn die wist dat je stiekem kanten slipjes wilde dragen? Zou je willen omgaan met een meid die je geheimste mening over andere mensen en al je verborgen gebreken kende?

Nee, dat dacht ik al.

Maar hoe kon ik me inhouden als het om een kind ging?

Ik keek naar Sam en hij keek triest terug. ‘Het valt niet mee, hè mop? Wat ga je doen?’

‘Wat ik moet doen. Maar dat moet wel nu.’

Hij knikte. ‘Ga maar naar de school,’ zei hij, en ik vertrok.