17

DE KONINGIN BEZAT EEN COMPLEET HUIZENBLOK IN de binnenstad van New Orleans, op misschien drie straten van het French Quarter. Om je een idee te geven hoeveel geld er binnenkwam. We aten vroeg – ik rammelde van de honger, merkte ik – en daarna zette Claudine me af, op twee straten van het koninklijke hoofdkwartier. Vanwege het drukke verkeer en de drommen toeristen was het onmogelijk dichterbij te komen met de auto. Hoewel het grote publiek niet wist dat Sophie-Anne Leclerq een koningin was, stond de schatrijke vamp wel bekend om de grote hoeveelheid onroerend goed die ze bezat, en om de enorme bedragen die ze in de gemeenschap investeerde. Bovendien gingen haar lijfwachten opvallend gekleed en hadden ze een vergunning voor het dragen van wapens binnen de stadsgrenzen. Vandaar dat haar hoofdkwartier, tevens woonadres, boven aan het lijstje bezienswaardigheden stond en vooral ’s avonds veel publiek trok.

Overdag was de vierhoek van straten rond het huizenblok opengesteld voor het verkeer, maar ’s avonds mochten er alleen voetgangers komen. Bussen parkeerden een straat verderop, gidsen loodsten bezoekers van buiten de stad langs het verbouwde pand. Stadswandelingen en groepen zelfstandig reizende toeristen hadden het ‘Vampierhoofdkwartier’, zoals het in de reisgidsen stond vermeld, allemaal op hun programma staan.

Het was duidelijk zichtbaar dat de omgeving zwaar werd bewaakt. Het pand vormde een voor de hand liggend doelwit voor bomaanslagen door het Verbond van de Zon. In andere steden waren er al aanslagen gepleegd op bedrijven van vampiers, en de koningin deed alles om te voorkomen dat ze haar leven-na-de-dood door geweld zou verliezen.

De vampierbewakers zagen er gruwelijk angstaanjagend uit. De koningin had haar eigen SWAT-team. Hoewel de vamps van zichzelf al dodelijk waren, had de koningin gemerkt dat ze nog meer ontzag afdwongen wanneer ze herkenbaar waren als bewakers. Dus behalve hun wapentuig droegen ze zwarte kogelvrije vesten over hun zwarte uniformen, waardoor ze een chique maar levensgevaarlijke aanblik boden.

Tijdens het avondeten had Claudine me goed voorbereid, dus toen ze me afzette, voelde ik me volledig geïnformeerd. En dankzij mijn prachtige nieuwe kleren had ik bovendien het gevoel dat ik op weg was naar een tuinfeest van de Engelse koningin. Gelukkig hoefde ik hier geen hoed te dragen, maar mijn hooggehakte bruine sandaaltjes waren levensgevaarlijk op het ruwe plaveisel.

‘We staan voor het hoofdkwartier van de beroemdste, meest openlijk opererende vampier van New Orleans, Sophie-Anne Leclerq,’ vertelde een gids aan zijn groep. Hij zag er kleurig uit in zijn koloniale kledij: driekantige steek, kniebroek, maillot en schoenen met gespen. Hemel! Terwijl ik bleef staan om te luisteren, liet hij zijn blik keurend over mijn verschijning gaan. Er kwam een geïnteresseerde blik in zijn ogen.

‘Wie bij Sophie-Anne op bezoek gaat, dient zich voor de gelegenheid te kleden,’ vervolgde hij tegen zijn groep, ondertussen naar mij gebarend. ‘Deze jongedame ziet er perfect uit voor een interview with the vampire...’ Hij keek triomfantelijk in het rond, grijnzend om zijn eigen woordgrap. ‘... in dit geval een van de prominentste vampiers in heel Amerika.’

Ik kon nog minstens vijftig vampiers noemen die net zo prominent waren als Sophie-Anne Leclerq, zij het misschien minder kleurrijk en minder zichtbaar voor de buitenwereld, maar dat wist het publiek niet.

Hoewel er om de ‘burcht’ van de koningin een onwereldse, dreigende sfeer zou moeten hangen, bood het gebouw door de souvenirverkopers, de gidsen en de drommen toeristen eerder de aanblik van een macaber soort Disney-kasteel. Toen ik de eerste ring bewakers naderde, sprong er een man naar voren die een foto van me maakte. Als verlamd door de felle lichtflits staarde ik hem na – althans, ik keek in de richting waarin ik dacht dat hij was weggelopen – terwijl mijn ogen tijd nodig hadden om zich aan te passen. Toen ik hem eindelijk in de gaten kreeg, bleek de fotograaf een smoezelig klein mannetje te zijn met een grote camera en een verbeten gezicht. Haastig stak hij de straat over en vatte post op de hoek – zijn vaste standplaats, vermoedde ik. Hij had me de foto niet te koop aangeboden, hij had ook niet gezegd waar ik die eventueel kon afhalen, en hij had geen enkele toelichting verschaft omtrent zijn bedoelingen.

Het zat me niet lekker. Terecht, zoals me door een van de bewakers werd bevestigd.

‘Hij is een spion van het Verbond.’ De vamp gebaarde met zijn hoofd in de richting van het kleine mannetje, nadat hij mijn naam had gecontroleerd aan de hand van een lijst op zijn klembord. Een potige kerel met een donkere huid en een neus zo krom als een regenboog. Ik schatte dat hij ooit, lang geleden, ergens in het Midden-Oosten was geboren. RASUL, stond er op het naambordje dat met klittenband op zijn helm was bevestigd.

‘We mogen hem niet doden,’ vervolgde hij, alsof hij een enigszins gênant volksgebruik toelichtte. Hij glimlachte erbij, wat een nogal ontmoedigend effect had. De zwarte helm viel tot diep over zijn voorhoofd, en doordat zijn kinband letterlijk over zijn kin liep, was er maar een heel klein stukje van zijn gezicht te zien. En dat kleine stukje bestond voornamelijk uit twee rijen scherpe witte tanden. ‘Het Verbond fotografeert iedereen die hier naar binnen gaat en naar buiten komt. Maar we kunnen er niets tegen doen, want we willen de sympathie van het publiek niet verspelen.’

Omdat ik op de bezoekerslijst stond, zag Rasul me als een bondgenoot van de vamps, en daar had hij gelijk in. Door zijn kameraadschappelijke bejegening ontspande ik een beetje. ‘Zou het niet geweldig zijn als er iets met zijn camera gebeurde?’ opperde ik. ‘Het Verbond zit al achter me aan.’ Ik voelde me schuldig omdat ik een vamp vroeg een ongeluk te arrangeren, maar ik hechtte nu eenmaal aan het leven.

Toen we onder een lantaarn door liepen, zag ik dat Rasuls ogen glansden. Het licht gaf ze vluchtig een rode gloed, zoals je dat soms ook bij mensen ziet wanneer de fotograaf werkt met flitslicht.

‘Merkwaardig genoeg is er al een paar keer iets met zijn camera gebeurd,’ vertelde Rasul. ‘Hij is er twee kwijtgeraakt doordat ze onherstelbaar werden vernield. Dus we kijken niet op een ongelukje meer of minder. Ik garandeer niets, maar we gaan ons best doen, zeker voor zo’n lieftallige dame als jij.’

‘Vast bedankt,’ zei ik. ‘Alles wat jullie voor me kunnen doen, wordt zeer gewaardeerd. Trouwens, later op de avond spreek ik een heks. Die kan vast wel iets voor je betekenen. Misschien kan ze ervoor zorgen dat alle foto’s overbelicht zijn of zoiets. Je zou haar eens moeten bellen.’

‘Dat lijkt me een uitstekend idee. En dan draag ik je nu over aan Melanie,’ zei hij, toen we bij de hoofdingang kwamen. ‘Ik moet terug naar mijn post. Wanneer je naar huis gaat, kun je me misschien de naam en het adres van die heks geven.’

‘Dat zal ik doen.’

‘Heeft iemand je wel eens verteld dat je betoverend naar elfen ruikt?’ vroeg Rasul.

‘O, dat komt waarschijnlijk doordat ik met mijn beschermengel de stad in ben geweest. Om te winkelen.’

‘Nou, het resultaat mag er zijn,’ zei hij galant.

‘Je weet wel hoe je een vrouw een complimentje moet geven!’ Ik kon de verleiding niet weerstaan zijn glimlach te beantwoorden. Mijn ego had de vorige avond een gevoelige knauw opgelopen, ook al wilde ik daar niet meer aan denken. Een complimentje van een bewaker mocht dan niet veel voorstellen, het was precies wat ik nodig had, al was het dan ook geïnspireerd door de geur van Claudine.

Melanie was een tengere verschijning, zelfs in haar SWAT-uniform. ‘Hmmmm, je ruikt inderdaad naar elf.’ Ze keek op haar klembord. ‘Stackhouse is de naam? De koningin verwachtte je gisteravond al.’

‘Toen ben ik in het ziekenhuis beland.’ Ik hield haar de arm voor die in het verband zat. Dankzij een handvol aspirines was de pijn teruggebracht tot een dof bonzen.

‘Ja, zoiets had ik al gehoord. Nou, de nieuwe vamp heeft het geweldig naar zijn zin vanavond. Hij heeft inmiddels een mentor, en er heeft zich ook al een vrijwilliger gemeld als donor. Tegen de tijd dat hij wat meer aan zijn nieuwe identiteit gewend is, kan hij ons misschien vertellen hoe zijn verandering tot stand is gekomen.’

‘O?’ Mijn stem haperde toen ik besefte dat ze het over Jake Purifoy had. ‘Gebeurt het dan wel eens dat ze zich dat niet meer herinneren?’

‘Ja. Bij een verrassingsaanval weten ze er soms niets meer van.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Maar vroeg of laat komt de herinnering altijd terug. En ondertussen hoeft hij niet op een droogje te zitten.’ Ze moest lachen om mijn onderzoekende blik. ‘Mensen zijn zulke sukkels. Ze staan ervoor in de rij!’ Weer haalde ze haar schouders op. ‘Er is geen lol meer aan, als de kick van het drinken er eenmaal af is. Het gaat om de jacht! Die maakt het leuk.’ Melanie was duidelijk niet gelukkig met het nieuwe beleid dat vamps alleen bij vrijwilligers mochten drinken. En zich anders met synthetisch bloed moesten behelpen.

Ik deed beleefd mijn best geïnteresseerd te lijken.

‘Het is niet hetzelfde als de prooi het initiatief neemt,’ mopperde ze. ‘Echt, wat mensen tegenwoordig al niet doen!’ Ze schudde vermoeid en geërgerd haar hoofd. Omdat ze zo klein was, had haar helm te veel speling, en ik verbeet een glimlach toen ik zag hoe hij wiebelde.

‘Dus zodra hij wakker wordt roepen jullie de vrijwilliger erbij? Alsof je een levende muis bij een slang in zijn hok gooit?’ Ik deed mijn uiterste best ernstig te blijven. Want ik wilde niet dat Melanie zou denken dat ik haar uitlachte.

Ze schonk me een wantrouwige blik. ‘Daar komt het wel op neer,’ zei ze toen. ‘Hij is goed geïnstrueerd. Bovendien zijn er altijd andere vamps bij.’

‘En de vrijwilliger loopt geen gevaar?’

‘Ze tekenen van tevoren een vrijwaringscontract,’ zei Melanie, nog altijd op haar hoede.

Ik huiverde.

Rasul had me van de overkant van de straat naar de hoofdingang van de koninklijke residentie gebracht. Het kantoorgebouw telde drie verdiepingen. Ik vermoedde dat het uit de jaren vijftig van de vorige eeuw stamde, en het besloeg een heel blok. In andere delen van het land was het souterrain doorgaans het domein van de vamps, maar vanwege het hoge grondwaterpeil was dat in New Orleans ondenkbaar. Alle ramen hadden daarom een speciale behandeling ondergaan. De voorstellingen op de panelen waarmee ze waren afgedekt, waren geïnspireerd door Mardi Gras, zodat het saaie bakstenen gebouw was gepimpt met taferelen in roze, paars en groen tegen een witte of zwarte achtergrond. Ook de luiken waren versierd, met een soort regenboogmotief dat deed denken aan de kettingen die tijdens Mardi Gras werden gedragen. Het effect was nogal verontrustend.

‘Wat doet ze als ze een feestje geeft?’ vroeg ik, want ondanks alle versiering oogde het hoekige kantoorgebouw behoorlijk prozaïsch.

‘Feesten geeft ze in een oud klooster,’ zei Melanie. ‘Voordat je weggaat zal ik je de brochure geven. Daar vinden ook alle officiële ontvangsten plaats. Sommige oude vamps kunnen de voormalige kapel niet in, maar verder... Het klooster is volledig ommuurd, dus gemakkelijk te bewaken, en de inrichting en de stoffering zijn echt schitterend. De koningin heeft er ook een appartement, maar voor permanente bewoning is het niet veilig genoeg.’

Ik wist niets te zeggen, en ik betwijfelde dat ik de officiële residentie van de koningin ooit te zien zou krijgen. Maar blijkbaar verveelde Melanie zich en was ze verlegen om een praatje. ‘Wat heb ik gehoord? Was Hadley jouw nichtje?’ vroeg ze.

‘Ja.’

‘Wat een merkwaardig idee, om nog levende familie te hebben.’ Even leek ze ver weg met haar gedachten, en er kwam een weemoedige blik in haar ogen, voor zover een vamp tot weemoed in staat is. Toen riep ze zichzelf weer tot de orde. ‘Hadley was nog erg jong. Toch deed ze het niet slecht. Maar ze ging er wat al te gemakkelijk van uit dat ze als vamp een lang leven zou hebben.’ Melanie schudde haar hoofd. ‘En ze had zo’n sluwe oude vos als Waldo natuurlijk nooit de voet dwars moeten zetten.’

‘Nee, dat was niet zo slim,’ zei ik.

‘Chester!’ riep Melanie. Chester was blijkbaar de volgende bewaker aan wie ik zou worden overgedragen. Hij stond te praten met een bekende gedaante, gehuld in het – inmiddels vertrouwde – SWAT-uniform.

‘Bubba!’ riep ik uit.

‘Mevrouw Sookie!’ riep de vamp op hetzelfde moment. Bubba en ik vielen elkaar om de hals, tot vermaak van de andere vamps. Onder normale omstandigheden schudden vampiers elkaar niet eens de hand, en omhelzen is al helemaal uitzonderlijk binnen de vampiercultuur.

Tot mijn opluchting droeg Bubba weliswaar hetzelfde uniform als de bewakers, maar hij was niet gewapend. In zijn militaire uitmonstering zag hij er prachtig uit, en dat zei ik hem ook. ‘Zwart staat erg mooi bij je haar.’

Bubba beloonde me met zijn beroemde glimlach. ‘Dank je wel. Erg lief dat je dat zegt.’

Vroeger was de hele wereld vertrouwd geweest met Bubba’s gezicht, en met zijn glimlach. Toen hij het lijkenhuis van Memphis was binnengebracht, had de dienstdoende ambtenaar, een vamp, heel vaag nog een sprankje leven bespeurd. Als hartstochtelijke fan had hij besloten de zanger ‘over te brengen’, en zo werd een legende geboren. Door alle drugs die Bubba tijdens zijn leven had gebruikt, en door de slechte staat waarin zijn lichaam verkeerde, was de verandering helaas niet helemaal vlekkeloos verlopen. Met als resultaat een publicitaire nachtmerrie. Vandaar dat Bubba in de vampierwereld van de een naar de ander werd doorgegeven.

‘Hoe lang ben je hier al?’ vroeg ik.

‘O, pas een paar weken, maar ik vind het hier geweldig,’ antwoordde Bubba. ‘Het stikt van de zwerfkatten.’

‘Aha.’ Ik probeerde er niet verder over na te denken, want ik ben dol op katten. Bubba ook, maar op een andere manier.

‘Als mensen hem in de gaten krijgen, zien ze hem aan voor een lookalike,’ zei Chester zacht. Melanie was naar haar post teruggegaan, ik viel nu onder de verantwoordelijkheid van Chester, een jonge knul van het platteland, met rossig haar en slechte tanden toen hij was overgebracht. ‘Dat levert doorgaans geen problemen op, maar soms spreken ze hem ook aan. Met zijn vroegere naam. Of ze vragen of hij wat wil zingen.’

Bubba zong nog maar zelden, hoewel hij zich soms liet overhalen om een of twee van zijn oude nummers ten gehore te brengen. Dat waren gedenkwaardige momenten. Meestal hield hij echter hardnekkig vol dat hij geen noot kon zingen, en als hij met zijn oorspronkelijke naam werd aangesproken raakte hij vaak hevig geagiteerd.

Hij liep met ons mee terwijl Chester me dieper het gebouw in leidde. We sloegen een hoek om, namen de trap naar een hogere verdieping en kwamen steeds meer vamps tegen – en af en toe een mens – die zich doelbewust door het gebouw bewogen. Het geheel bood de aanblik van een willekeurig kantoor op een willekeurige werkdag, met als enig verschil dat de werknemers hier vamps waren en dat het buiten donker was. Tenminste, voor zover het in New Orleans ooit echt donker werd. Al lopend viel het me op dat sommige vamps meer op hun gemak leken dan andere. En het ontging me niet dat de vamps die waakzaam om zich heen keken, allemaal dezelfde speld op hun kraag droegen; een speld in de vorm van de staat Arkansas. Blijkbaar behoorden deze vamps tot de entourage van Peter Threadgill, de man van de koningin. Toen een vamp uit Louisiana per ongeluk tegen een vamp uit Arkansas botste, grauwde die laatste zo nijdig, dat ik even bang was dat het op vechten zou uitdraaien.

De sfeer was om te snijden. Ik zou blij zijn als ik weer weg kon!

Chester bleef staan voor een deur die in niets verschilde van alle andere deuren, behalve dat er twee enorme vampiers op wacht stonden. Ze waren minstens een meter negentig lang. Echte reuzen, ook tijdens hun leven al, vermoedde ik. Ze zagen eruit als broers, maar dat kwam misschien doordat ze even lang waren, hetzelfde postuur hadden en hetzelfde kastanjebruine haar. Zoals ze daar stonden, groot, onverzettelijk, bebaard en met een dikke paardenstaart die tot op hun billen viel, leken ze geknipt voor het professionele worstelcircuit. Een van de twee had een reusachtig litteken dwars over zijn gezicht, dat hij al voor zijn dood moest hebben opgelopen. De ander had tijdens zijn leven aan een huidziekte geleden. Behalve tentoonstellingsmateriaal waren ze vooral levensgevaarlijk.

(Trouwens, enkele jaren terug kwam een organisator van sportevenementen op het idee worstelwedstrijden voor vamps te houden. Het werd een totale mislukking. Al bij de eerste wedstrijd rukte de ene vamp de andere een arm uit. Live, op televisie. Vechten voor de show is een concept dat er bij vamps niet in wil.)

Deze twee waren behangen met messen en hadden ook nog allebei een bijl aan hun riem. Blijkbaar werd er gedacht dat geweren niets meer konden uithalen als de vijand zo diep in het gebouw had weten door te dringen. Bovendien kon ook het lichaam van dit tweetal als een indrukwekkend wapen worden beschouwd.

‘Bert! Bert!’ Chester knikte hen allebei afzonderlijk toe. ‘Dit is mevrouw Stackhouse; de koningin wil haar spreken.’

Hij draaide zich om en liep weg, me alleen latend met de lijfwachten van de koningin.

Ik overwoog vluchtig het op een gillen te zetten, maar dat leek me geen goed idee. ‘Dat was zeker een vergissing?’ vroeg ik dus maar. ‘Want jullie heten toch niet allebei hetzelfde?’

Twee paar bruine ogen keken me doordringend aan. ‘Ik ben Sigebert,’ zei de lijfwacht met het litteken. Hij sprak met een zwaar accent dat ik niet kon thuisbrengen. Zoals hij zijn naam uitsprak, klonk die als Sie-ja-bèrt. Blijkbaar had Chester een zwaar veramerikaanste vorm gebruikt van wat een heel oude naam moest zijn. ‘Dismijbroede, Wybert.’

Dit is mijn broer, Waibèrt? ‘Hallo, ik ben Sookie Stackhouse.’ Ik deed erg mijn best er niet al te verkrampt uit te zien.

Ze leken niet onder de indruk. Op dat moment kwam er een vamp langs met een speld op haar kraag. Ze wierp een blik van nauwelijks verholen minachting op de gebroeders, en de sfeer in de gang kreeg een dodelijke lading. Sigebert en Wybert keken de vampier – een grote vrouw in een zakelijk mantelpak – na tot ze om de hoek verdween. Toen richtten ze hun aandacht weer op mij.

‘De koningin is... bezig,’ zei Wybert. ‘Als licht brandt, zij kan jou ontvangen.’ Hij wees naar een ronde lamp, rechts van de deur in de muur.

Dus ik moest wachten, tot ‘licht brandt’, hoe lang dat ook ging duren. ‘Hebben jullie namen een betekenis? Ik neem aan dat ze oud-Engels zijn?’ vroeg ik aarzelend.

‘Wij Saksen. Onze va gaat van Duitsland naar wat jullie nu Engeland noemen,’ vertelde Wybert. ‘Mijn naam betekent Stralende Strijd.’

‘En de mijne Stralende Victorie,’ vulde Sigebert aan.

Ik herinnerde me een programma dat ik had gezien op het History Channel. De Saksen werden later de Angelsaksen, die weer een tijd later werden overweldigd door de Noormannen. ‘Dus jullie zijn als krijgers grootgebracht?’ Ik deed mijn best er intelligent uit te zien.

Ze keken elkaar aan. ‘Was niets anders,’ zei Sigebert. Het uiteinde van zijn litteken wiebelde wanneer hij praatte. Ik probeerde er niet naar te kijken. ‘Onze va was krijgsheer.’

Ik kon wel honderd vragen bedenken over de tijd toen ze nog mens waren, maar een kantoorgang bij avond leek me daar niet de juiste plek voor. ‘Hoe zijn jullie vampier geworden?’ vroeg ik. ‘Of is dat een onbeleefde vraag? Zo ja, vergeet hem dan alsjeblieft. Ik wil niemand op zijn tenen trappen.’

Sigebert keek prompt naar zijn voeten. Beeldspraak was blijkbaar niet hun sterkste kant. ‘Er was een vrouw... erg mooi... Ze kwam bij ons... op avond voor veldslag,’ vertelde Wybert haperend. ‘Ze zei... wij sterker... als zij ons... heeft.’

Ze namen me onderzoekend op, en ik knikte om duidelijk te maken dat ik begreep wat Wybert bedoelde; dat ze hadden gedacht dat ze seks met hen wilde. Of hadden ze begrepen dat ze hun bloed wilde drinken? Als ze het met deze beide mensenmannen had willen doen, moest het wel een erg ambitieuze vampier zijn geweest.

‘Ze zei niet wij daarna alleen vechten in donker.’ Sigebert haalde zijn schouders op, alsof hij wilde zeggen dat er een addertje onder het gras had gezeten en dat zij dat niet hadden beseft. ‘Wij niet genoeg vragen gedaan. Wij te gretig!’ Hij glimlachte. Er zijn weinig dingen die er zo angstaanjagend uitzien als een vamp die alleen zijn hoektanden nog heeft. Misschien had Sigebert helemaal achter in zijn mond nog een paar kiezen, maar dat kon ik niet zien omdat ik zoveel kleiner was dan hij. Hoe dan ook, Chesters volledige, zij het schots en scheve gebit was schitterend in vergelijking met wat Sigebert liet zien.

‘Dat moet wel heel lang geleden zijn geweest,’ zei ik, want ik wist niets anders te zeggen. ‘En sinds wanneer werken jullie voor de koningin?’

Sigebert en Wybert keken elkaar aan. ‘Sinds die nacht,’ zei Wybert, verbaasd dat ik dat niet had begrepen. ‘Wij zijn van haar.’

Mijn respect – en misschien ook mijn angst – voor de koningin steeg. Sophie-Anne – als ze echt zo heette – was niet alleen dapper, maar ook een sluwe carrièrevrouw. Ze had de twee reuzen overgebracht en bij zich gehouden, met haar verbonden door een band die voor een vampier sterker was dan welke emotionele relatie ook. Dat wist ik omdat me dat was uitgelegd door degene wiens naam ik zelfs in mijn gedachten weigerde nog ooit te noemen.

Tot mijn opluchting sprong de lamp in de muur op groen.

‘Ga binnen.’ Sigebert duwde de zware deur open. Wybert en hij knikten volmaakt synchroon ten afscheid toen ik over de drempel stapte en een ruimte betrad die eruitzag als een willekeurig directiekantoor.

Sophie-Anne Leclerq, koningin van Louisiana, zat samen met een mannelijke vamp aan een ronde tafel, bezaaid met paperassen. Ik had de koningin één keer eerder ontmoet, in Bon Temps, toen ze kwam vertellen dat mijn nichtje was overleden. Destijds had ik niet beseft hoe jong ze bij haar dood moest zijn geweest – nauwelijks ouder dan vijftien, schatte ik. Ze was een elegante verschijning, misschien een halve kop kleiner dan ik – en ik was al niet groot met mijn een meter zevenenzestig – en uiterst verzorgd. Haar make-up, haar japon, haar kapsel, haar kousen, haar sieraden, het was allemaal even perfect.

De vampier die bij haar aan de tafel zat, was haar mannelijke tegenhanger. Van de prijs van zijn pak had ik een heel jaar mijn stookkosten kunnen betalen, en hij was zo zorgvuldig gekapt en gemanicuurd dat hij er bijna vrouwelijk uitzag. Thuis in Bon Temps kwam ik niet vaak een man tegen die zo tot in de puntjes verzorgd was. Dit was de nieuwe koning, vermoedde ik. En ik vroeg me af of hij er bij zijn dood zo had uitgezien; of eigenlijk, of de begrafenisondernemer hem zo had opgedoft voor zijn begrafenis, niet wetend dat hij slechts tijdelijk onder de grond zou verblijven. Als dat zo was, moest hij jonger zijn dan de koningin. Maar misschien was leeftijd niet de enige vereiste om koning te worden.

Er waren nog twee personen in de kamer. Ongeveer een meter achter de stoel van de koningin stond een kleine man, met zijn benen uit elkaar, zijn handen gevouwen voor zijn buik. Hij had heel kort, witblond haar en helderblauwe ogen. Zijn gezicht miste rijpheid; hij zag eruit als een groot kind, met het postuur van een man. Hij was gekleed in een pak en droeg een sabel en een pistool.

Achter de man van wie ik dacht dat hij de nieuwe koning was, stond een vampiervrouw, gekleed in een nette broek met een T-shirt en Converse-gympen. Alles in het rood, een ongelukkige keuze, want rood was niet haar kleur. Ze had een Aziatisch voorkomen, en ik vermoedde dat ze uit Vietnam kwam – hoewel het land tijdens haar leven waarschijnlijk anders had geheten. Haar uiterst korte nagels waren ongelakt, op haar rug droeg ze een angstaanjagend zwaard. Haar haar zag eruit alsof het met een roestige schaar op kaaklengte was geknipt. Haar gezicht was puur natuur, zonder een spoor van make-up.

Omdat ik geen instructies omtrent het protocol had gekregen, boog ik mijn hoofd naar de koningin. ‘Het doet me genoegen u weer te zien, mevrouw.’ Daarop boog ik mijn hoofd opnieuw, met een beleefde blik in de richting van de koning. Het tweetal achter hen – assistenten of lijfwachten – knikte ik wat bescheidener toe. Ik had het gevoel dat ik me belachelijk maakte, maar ik wilde hen niet negeren. Omgekeerd hadden zij daar geen enkele moeite mee, nadat ze me dreigend en taxerend hadden opgenomen.

‘Je hebt nogal wat beleefd in New Orleans,’ zei de koningin, bij wijze van veilige opening. Haar gezicht bleef ernstig, maar ik had ook niet de indruk dat ze tot het goedlachse type behoorde.

‘Inderdaad, mevrouw.’

‘Sookie, dit is mijn man, Peter Threadgill, koning van Arkansas,’ zei ze, op een toon alsof ze me vertelde hoe haar schoothondje heette. Haar gezicht verried geen zweem van genegenheid.

‘Hoe maakt u het. Meneer,’ voegde ik er haastig, met opnieuw een hoofdknik, aan toe. Ik had er nu al genoeg van.

‘Mevrouw Stackhouse.’ En hij richtte zijn aandacht weer op de papieren die voor hem lagen. De grote ronde tafel was volledig bedekt met brieven, computeruitdraaien en paperassen die eruitzagen als bankafschriften.

Opgelucht dat de koning blijkbaar niet in me geïnteresseerd was, vroeg ik me af wat ik hier eigenlijk kwam doen. De koningin beantwoordde mijn vraag toen ze me over de vorige avond begon te ondervragen. Ik deed zo gedetailleerd en zo helder mogelijk verslag van wat er was gebeurd.

Haar gezicht werd heel ernstig toen ik vertelde over Amelia’s stagnatiebezwering en over het effect daarvan op het lichaam.

‘Dus toen ze de bezwering uitsprak, wist de heks volgens jou niets van het lichaam?’ vroeg de koningin. Hoewel de koning onafgebroken naar zijn papieren keek, ontging het me niet dat hij al die tijd naar hetzelfde vel zat te staren. Het kon natuurlijk zijn dat hij een erg trage lezer was.

‘Nee, mevrouw. Daar wist Amelia niets van. Dat weet ik zeker.’

‘Dankzij je telepathische vermogens?’

‘Inderdaad.’

Op dat moment keek Peter Threadgill me aan. Zijn koude ogen waren ongebruikelijk lichtgrijs van kleur. Hij had een scherp getekend, hoekig gezicht, een neus als het lemmet van een mes, dunne, rechte lippen en hoge, rechte jukbeenderen.

Net als de koningin was hij een knappe verschijning, maar ze raakten geen van beiden een gevoelige snaar bij me. En volgens mij was dat, goddank, wederzijds.

‘Dus jij bent de telepaat die mijn lieve Sophie naar de conferentie wil meenemen,’ zei Peter Threadgill.

Omdat hij me daarmee niets nieuws vertelde, leek het me niet nodig te reageren. Maar mijn beleefdheid was sterker dan mijn ergernis. ‘Inderdaad, dat klopt.’

‘Stan heeft er ook een,’ zei de koningin tegen haar man, alsof vamps telepaten verzamelden, zoals sommige hondenliefhebbers dat met springer spaniëls deden.

De enige Stan die ik kende, was een hoge vampier in Dallas, en daar woonde ook de enige andere telepaat die ik ooit had ontmoet. Uit de woorden van de koningin maakte ik op dat het leven van Barry, piccolo in The Silent Shore, dramatisch was veranderd sinds de laatste keer dat ik hem had gezien. Blijkbaar werkte hij tegenwoordig voor Stan Davis. Ik wist niet of Stan sheriff was of misschien zelfs koning, want ik had destijds niet geweten dat dergelijke posities bestonden in de vampiermaatschappij.

‘Dus je wilt met je entourage niet onderdoen voor die van Stan?’ vroeg Peter Threadgill aan zijn vrouw, zonder een zweem van warmte in zijn stem. Alles wees erop dat hun relatie niet was gestoeld op liefde. Als ik een gokje had moeten wagen, zou ik hebben gezegd dat er zelfs geen sprake was van lust. Ik wist dat de koningin sterke erotische gevoelens had gehad voor Hadley, mijn nichtje, en volgens de twee gebroeders die voor de deur op wacht stonden, had ze hun wereld op haar grondvesten doen schudden. Peter Threadgill kon duidelijk niet in haar schaduw staan, aan geen van beide kanten van het seksuele spectrum. Maar misschien bewees dat alleen maar dat de koningin omniseksueel was – was dat een bestaand woord? Ik zou het opzoeken zodra ik weer thuis was. Tenminste, áls ik ooit weer thuiskwam.

‘Als Stan het nuttig vindt om zo iemand in dienst te hebben, dan kan ik het op z’n minst proberen. Zeker nu er een voorhanden is.’

Ik was op voorraad.

De koning haalde zijn schouders op. Niet dat ik hoge verwachtingen had gehad, maar ik zou gedacht hebben dat de koning van een gemoedelijke, arme staat als Arkansas, beroemd om zijn natuurschoon, minder werelds zou zijn, volkser, met gevoel voor humor. Misschien was Threadgill een politieke avonturier uit New York. Je hoorde bij vamps alle mogelijke accenten, afkomstig uit het hele land, dus afgaand op zijn manier van praten was het onmogelijk te zeggen waar hij vandaan kwam.

‘Wat is er volgens jou in Hadleys appartement gebeurd?’ vroeg de koningin, en ik besefte dat we bij het uitgangspunt van ons gesprek waren teruggekeerd.

‘Ik weet niet wie Jake Purifoy heeft aangevallen,’ antwoordde ik. ‘Maar op de avond dat Hadley met Waldo naar het kerkhof ging, is het leeggezogen lichaam van Jake in haar kast terechtgekomen. Hoe dat is gegaan, weet ik niet. Daarom organiseert Amelia vanavond zo’n ectotoestand.’

Op slag veranderde de uitdrukking op het gezicht van de koningin. Ze leek ineens oprecht geïnteresseerd. ‘Gaat ze een ectoplastische reconstructie doen? Daar heb ik wel eens van gehoord, maar ik ben er nooit bij geweest.’

De koning leek zelfs meer dan geïnteresseerd. Heel even, misschien een fractie van een seconde, las ik intense woede op zijn gezicht.

Ik dwong mezelf me op de koningin te concentreren. ‘Amelia vroeg zich af of u bereid zou zijn de kosten eh... voor uw rekening te nemen.’ Moest ik daar ‘vrouwe’ aan toevoegen, vroeg ik me af. Maar ik kreeg het niet over mijn lippen.

‘Dat lijkt me een goede investering, want onze nieuwste vampier had ons de grootst mogelijke problemen kunnen bezorgen. Als hij zich op de gewone bevolking had gestort... Dus ik neem met alle plezier de kosten voor mijn rekening.’

Ik slaakte een zucht van verlichting.

‘En ik denk dat ik kom kijken ook,’ voegde de koningin eraan toe, nog voordat ik was uitgezucht.

Dat leek me helemaal geen goed idee. Ik was bang dat de aanwezigheid van de koningin zo’n intimiderende uitwerking op Amelia zou hebben dat haar magische krachten haar in de steek lieten. Het was echter ondenkbaar dat ik tegen de koningin zou zeggen dat ze niet welkom was.

Peter Threadgill had abrupt opgekeken toen zijn vrouw verklaarde dat ze kwam kijken. ‘Ik vind niet dat je dat moet doen,’ zei hij kalm maar gebiedend. ‘Het zal voor de tweeling en Andre niet meevallen je veiligheid te garanderen in de stad, laat staan in zo’n buurt.’

Ik vroeg me af hoe de koning van Arkansas kon weten in wat voor buurt Hadley had gewoond. Trouwens, het was een keurige, rustige buurt, zeker vergeleken met het vampierhoofdkwartier, waar het met de voortdurende stroom toeristen, souvenirverkopers en fanatici met fototoestellen wel een dierentuin leek.

Maar Sophie-Anne maakte zich al gereed om de deur uit te gaan. Ze keek in de spiegel om te controleren of haar onberispelijke uiterlijk nog altijd onberispelijk was, en ze schoot de pumps met hoge hakken aan die onder de tafel stonden. De ontdekking dat ze tot op dat moment met blote voeten had gezeten, maakte Sophie-Anne Leclerq ineens een stuk ‘menselijker’. Er school wel degelijk een echte persoonlijkheid achter dat zorgvuldig gepimpte uiterlijk.

‘Je wilt zeker dat Bill met ons meegaat?’ vroeg de koningin aan mij.

‘Nee, dat wil ik helemaal niet!’ snauwde ik. Inderdaad, een echte persoonlijkheid. Maar bovendien wreed en onaangenaam.

De koningin leek echter oprecht verbijsterd. Haar man nam me mijn botheid duidelijk hoogst kwalijk – zijn merkwaardige grijze ogen schitterden van boosheid toen hij me aankeek – maar de koningin was simpelweg verbaasd over mijn reactie. ‘Ik dacht dat jullie een stel waren,’ zei ze volmaakt kalm.

Ik hield mezelf voor wie ik tegenover me had, en slikte een nijdige repliek in. ‘Nee, dat zijn we niet,’ zei ik bijna fluisterend. Ik haalde diep adem. ‘Het spijt me dat ik zo kortaf was,’ voegde ik eraan toe met enorme zelfoverwinning. ‘Ik hoop dat u me wilt verontschuldigen.’

Terwijl de koningin me zwijgend opnam, was het nog altijd onmogelijk ook maar iets van haar gedachten, gevoelens of bedoelingen te peilen. Het was alsof ik naar een antiek zilveren blad keek – een glimmend oppervlak, rijk en gedetailleerd versierd, maar ook keihard. Waar Hadley de moed vandaan had gehaald om seks met deze vrouw te hebben, ging mijn bevattingsvermogen te boven.

‘Je bent verontschuldigd,’ zei ze ten slotte.

De façade van haar man begon de eerste scheurtjes te vertonen. ‘En jij bent veel te mild.’ Hij krulde zijn lippen in een gebaar dat verdacht veel weg had van een grauw, en ik besefte dat ik het liefst zou vluchten voor de blik van die lichte ogen. De manier waarop het Aziatische meisje in het rood naar me keek, beviel me ook helemaal niet. Bovendien bezorgde haar kapsel me koude rillingen. Allemachtig, zelfs de redelijk bejaarde kapster die het haar van mijn oma drie keer per jaar had gepermanent, zou beter werk hebben afgeleverd dan de Krankzinnige met de Krultang die zich hier had uitgeleefd.

‘Ik ben met een uur of twee terug, Peter,’ zei Sophie-Anne, zorgvuldig formulerend, met een stem waarmee ze diamant had kunnen slijpen. De kleine man vertrok geen spier van zijn gezicht en haastte zich haar overeind te helpen. Dit was Andre, vermoedde ik.

De sfeer was om te snijden. Ik zou overal liever willen zijn dan hier!

‘Neem Bloem van Jade mee. Dan voel ik me een stuk geruster.’ De koning gebaarde naar de vrouw in het rood. Bloem van Jade, m’n reet. Ziedend Zwaard leek me toepasselijker. Haar gezicht bleef volmaakt onbewogen bij de woorden van de koning.

‘Maar dan is er niemand meer bij jou,’ zei de koningin.

‘Nou, dat valt wel mee. Het wemelt hier van de bewakers en de loyale vamps,’ zei Peter Threadgill.

Aha, dat ontging zelfs mij niet. De bewakers, die deel uitmaakten van de hofhouding van de koningin, stonden los van de loyale vamps, van wie ik vermoedde dat Peter ze had meegebracht.

‘In dat geval zal het me natuurlijk met trots vervullen een vechter als Bloem van Jade bij me te hebben.’

Gadver! Meende de koningin dat serieus? Probeerde ze haar echtgenoot te vriend te houden door zijn aanbod aan te nemen? Of lachte ze hem heimelijk uit om zijn doorzichtige poging een spion bij de ectoplastische reconstructie te hebben? De koningin belde via de intercom naar beneden – of naar boven, ik had geen idee – waar Jake Purifoy, veilig achter slot en grendel, werd onderwezen in zijn nieuwe bestaan als vamp. ‘Verzwaar Purifoys bewaking,’ commandeerde ze. ‘En laat het me weten zodra hij zich iets herinnert.’ Een onderdanig klinkende stem verzekerde Sophie-Anne dat zij als eerste op de hoogte zou worden gebracht.

Waarom had Jake extra bewaking nodig, vroeg ik me af. Ik kon me niet druk maken om zijn welzijn, maar de koningin was duidelijk bezorgd.

En daar gingen we – de koningin, Bloem van Jade, Andre, Sigebert, Wybert en ik. Ik ben vast wel eens eerder in zulk gevarieerd gezelschap geweest, maar ik kan me de laatste keer niet herinneren. Na een mars door een lange reeks gangen kwamen we in een bewaakte garage. Daar stapten we in een gereedstaande stretchlimousine. Andre gebaarde een van de bewakers met opgestoken duim dat hij achter het stuur moest gaan zitten. Tot op dat moment had ik de vamp met het babyface nog geen woord horen zeggen. Ik was aangenaam verrast toen bleek dat Rasul ons zou rijden. Vergeleken met de anderen leek hij al een oude bekende.

Sigebert en Wybert voelden zich duidelijk niet op hun gemak in de auto. Zulke verkrampte vamps had ik nog nooit ontmoet, en ik vroeg me af of hun hechte band met de koningin in hun nadeel werkte. Ze hadden geen verandering hoeven ondergaan, terwijl vóór de Grote Onthulling veranderen en meegaan met de tijd juist het belangrijkste overlevingsmechanisme was geweest van de vamps. Trouwens, dat gold nog steeds in landen waar vamps niet op dezelfde tolerantie mochten rekenen als in Amerika. De twee vampierbroers zouden het liefst nog in berenvellen en schapenwol hebben gelopen, met een schild aan hun arm en zelfgemaakte leren laarzen aan hun voeten. En niemand zou van een dergelijke uitmonstering vreemd hebben opgekeken.

‘Eric, je sheriff, is gisteravond bij me langs geweest,’ zei de koningin.

‘Ja, ik heb hem in het ziekenhuis gezien.’ Ik hoopte dat ik net zo nonchalant klonk.

‘Je begrijpt toch dat de nieuwe vamp... de voormalige weerwolf... Nou ja, je begrijpt toch dat hij geen keus had, hè?’

‘Ja, dat hoor ik wel vaker,’ zei ik, denkend aan alle keren dat Bill zijn gedrag had verklaard door te zeggen dat hij er niks aan kon doen. Destijds had ik hem geloofd, maar nu was ik daar niet meer zo zeker van. Sterker nog, ik voelde me zo uitgeput, zo ellendig, dat ik het nauwelijks kon opbrengen Hadleys appartement verder leeg te halen en haar zaken te regelen. Maar als ik de boel de boel liet en terugging naar Bon Temps, zou ik thuis toch alleen maar gaan zitten piekeren.

Dat veranderde niets aan het feit dat ik als een berg opzag tegen alles wat ik hier nog moest doen.

Het werd tijd mezelf eens flink onder handen te nemen. Er waren die avond al een paar momenten geweest waarop ik het best naar mijn zin had gehad, hield ik mezelf streng voor. Dat zouden er elke dag meer worden, en uiteindelijk zou ik er weer lol in krijgen. Ik had altijd van het leven genoten, en dat zou ik ook in de toekomst weer doen. Maar voordat het zover was, had ik nog een lange, moeizame weg te gaan.

Ik geloof niet dat ik ooit overspannen illusies heb gekoesterd. Als je gedachten kunt lezen, blijft er weinig ruimte over voor twijfel aan de slechtheid waartoe zelfs de aardigste mensen in staat zijn.

Maar dit had ik nooit verwacht.

Tot mijn afschuw begonnen de tranen over mijn wangen te biggelen. Aangestaard door alle vamps viste ik een Kleenex uit mijn tasje. Het was voor het eerst dat ik een duidelijk herkenbare emotie op het gezicht van Bloem van Jade zag: minachting.

‘Heb je pijn?’ vroeg de koningin, wijzend op mijn arm.

Ik kon me niet voorstellen dat het haar ook maar iets kon schelen of ik pijn had. Ze had zich zo aangewend om de juiste menselijke reacties te tonen, dat die een reflex waren geworden.

‘Ja, mijn hart doet pijn.’ Ik had het nog niet gezegd of ik had mijn tong wel kunnen afbijten.

‘O,’ zei ze. ‘Komt dat door Bill?’

‘Ja.’ Ik slikte, in een poging mijn emoties weer onder controle te krijgen.

‘Ik heb veel verdriet gehad om Hadley,’ zei ze tot mijn verrassing.

‘Het is fijn om te weten dat er iemand van haar heeft gehouden.’ Ik zweeg even. ‘En ik zou het fijn hebben gevonden als ik eerder had geweten dat ze dood was,’ liet ik erop volgen. Voorzichtiger kon ik het niet formuleren. Tegen de tijd dat ik het hoorde, was Hadley al weken dood.

‘Er waren verschillende redenen waarom ik Cataliades niet eerder naar je toe kon sturen,’ zei Sophie-Anne. Haar gladde gezicht en haar ogen waren zo ondoordringbaar als een muur van ijs, maar volgens mij vond ze het niet prettig dat ik hierover was begonnen. Ik nam haar onderzoekend op en zag dat ze een snelle blik wierp op Bloem van Jade, die rechts naast haar zat. Het was me een raadsel hoe de lijfwacht van de koning zo ontspannen kon zitten met dat zwaard op haar rug. Maar ontspannen of niet, ondanks haar onbewogen gezicht, ondanks de lege blik in haar ogen, had ik sterk het gevoel dat ze aandachtig luisterde naar alles wat er werd gezegd.

Voorzichtigheidshalve besloot ik verder mijn mond te houden, en de rest van de rit verliep in stilte.

Rasul wilde met de limo niet de binnenplaats op rijden, en ik herinnerde me dat Diantha destijds ook langs de straat had geparkeerd. Toen Rasul om de auto heen liep om het portier open te houden voor de koningin, was het Andre die als eerste uitstapte. Hij liet zijn blik uitvoerig in het rond gaan, en ten slotte knikte hij, om aan te geven dat de koningin veilig kon uitstappen. Rasul stond in gevechtshouding, met getrokken geweer, en hield de omgeving in de gaten, alert op elke vorm van gevaar. Ook Andre bleef waakzaam.

Bloem van Jade was de volgende die zich soepel uit de auto liet glijden en op haar beurt de omgeving verkende. Met de koningin in het midden, afgeschermd door haar lijfwachten, bewoog het groepje zich naar de binnenplaats. Nadat Sigebert de auto had verlaten, wachtte hij met zijn bijl in de aanslag tot ik was uitgestapt. Toen ik me bij hem had gevoegd op de stoep, escorteerden Wybert en hij me door het openstaande hek, met heel wat minder ceremonieel dan waarmee de koningin was begeleid.

Destijds, bij mij thuis, had de bewaking van de koningin slechts bestaan uit meneer Cataliades. En ook in haar werkdomein had ze maar één bewaker gehad. Zo kwam het dat ik pas op dat moment besefte hoe zwaar Sophie-Anne bewaakt moest worden, en hoe wankel haar greep op de macht blijkbaar was. Tegen wie dachten al deze bewakers haar te moeten beschermen, vroeg ik me af. Wie zou de koningin van Louisiana willen vermoorden? Liepen alle vampierheersers zoveel gevaar? Of gold dat alleen voor Sophie-Anne? De vampierconferentie in de herfst werd ineens een nóg angstaanjagender vooruitzicht.

De binnenplaats baadde in het licht. Amelia stond met drie collega-heksen op de cirkelvormige oprijlaan. Voor alle duidelijkheid, de heksen die ze had opgetrommeld, waren geen toverkollen met bezemstelen. Een van de drie was bijna nog een kind. Met zijn zwarte broek, witte overhemd, donkere das en glimmend gepoetste zwarte schoenen zag hij eruit als een mormoonse zendeling. Er stond een fiets tegen de boom in het midden van het rondje, zag ik. Dus misschien wás hij wel een mormoonse zendeling. Hij leek me nog zo jong dat hij misschien zelfs nog in de groei was. De rijzige vrouw die naast hem stond, moest ergens in de zestig zijn, maar ze zag eruit alsof ze dagelijks naar de sportschool ging. Ze droeg een strak T-shirt, een stretchbroek, sandalen en reusachtige ringen in haar oren. De derde heks was ongeveer van mijn leeftijd – ergens halverwege de twintig, of misschien tegen de dertig – en van Latijns-Amerikaanse afkomst. Ze had volle wangen, vuurrode lippen en golvend zwart haar. Met haar kleine postuur had ze meer rondingen dan een S-bocht. Sigebert was diep onder de indruk – dat zag ik aan zijn wellustige blik – maar ze negeerde alle vamps alsof ze lucht waren.

Ik zou het me kunnen voorstellen als Amelia was geschrokken van de enorme toeloop, maar ze stelde alle aanwezigen met grote doortastendheid aan elkaar voor. Blijkbaar had de koningin zich al kenbaar gemaakt voordat ik de binnenplaats betrad. ‘Majesteit, dit zijn de collega’s met wie ik de reconstructie ga doen.’ Amelia gebaarde om zich heen alsof ze een nieuwe auto presenteerde aan een studiopubliek. ‘Bob Jessup, Patsy Sellers en Terencia Rodriguez. Terry, voor haar vrienden.’

De heksen keken elkaar aan en begroetten de koningin vervolgens met een kort knikje. Haar gezicht bleef even onbewogen als altijd, dus het was moeilijk te zeggen hoe ze dat gebrek aan respect opvatte. Maar ze knikte terug, en de sfeer bleef dragelijk.

‘We waren net begonnen met de voorbereidingen.’ Amelia klonk volmaakt zelfverzekerd, maar het ontging me niet dat haar handen beefden. En haar gedachten waren niet zo zelfverzekerd als haar stem. In haar hoofd liep ze alles na wat er moest gebeuren, ze somde koortsachtig de magische materialen op die ze had verzameld, ze taxeerde nerveus haar collega’s voor de zoveelste keer, om zeker te weten dat ze waren opgewassen tegen het ritueel, en zo waren er nog duizend-en-een dingen die haar aandacht vroegen. Amelia was een perfectionist, besefte ik, rijkelijk laat.

Waar was Claudine, vroeg ik me af. Misschien was ze naar een donker hoekje gevlucht toen ze de vamps zag aankomen. Terwijl ik zoekend om me heen keek, werd ik onverwacht besprongen door het verdriet dat ik krampachtig op een afstand probeerde te houden. Dat was me na de dood van mijn oma ook regelmatig gebeurd, op momenten dat ik met iets heel gewoons bezig was, zoals tandenpoetsen. Dan leek het alsof ik plotseling naar beneden werd getrokken, een donkere afgrond in. En dan duurde het even voordat ik mezelf weer in de hand had en me aan die duisternis wist te ontworstelen.

Dat zou nog wel een tijdje zo blijven. Daar zou ik doorheen moeten.

Ik concentreerde me uit alle macht op wat er om me heen gebeurde. De heksen hadden hun positie ingenomen. Bob had het zich gemakkelijk gemaakt in een tuinstoel, en mijn interesse was onmiddellijk gewekt toen hij wat kleine Ziploc-zakjes met een poederachtige inhoud tevoorschijn haalde en een doosje lucifers uit zijn borstzak viste. Amelia rende de treden op naar Hadleys appartement, Terry stond halverwege de trap, en Patsy, de rijzige, al wat oudere heks, keek vanaf de galerij op ons neer.

‘Voor wie wil kijken... Hierboven zie je waarschijnlijk het meest,’ riep Amelia, waarop de koningin en ik de treden beklommen. De lijfwachten verzamelden zich bij het hek, zo ver mogelijk weg van de magie; zelfs Bloem van Jade leek respect te hebben voor de macht die hier gehanteerd ging worden, ook al was ze duidelijk niet onder de indruk van de heksen zelf.

Als vanzelfsprekend volgde Andre de koningin naar boven, maar uit zijn afhangende schouders meende ik te kunnen afleiden dat het niet van harte ging.

Het was leuk om me op iets nieuws te concentreren, in plaats van rond te draaien in het kringetje van mijn eigen ellende. Ik luisterde vol belangstelling naar Amelia, die eruitzag alsof ze een potje strandvolleybal ging spelen, terwijl ze het voortouw zou nemen bij een magisch bezweringsritueel.

‘We hebben de tijd gezet op twee uur vóórdat ik Jake zag arriveren,’ begon ze. ‘Dus we krijgen ook heel wat saaie, onbelangrijke dingen te zien. Mocht het allemaal te lang duren, dan kan ik proberen de gebeurtenissen te versnellen.’

Plotseling kwam er een verbijsterende gedachte bij me op. Ik zou Amelia vragen met me mee te gaan naar Bon Temps, om de procedure te herhalen op mijn erf. Dan zou ik eindelijk weten wat er met de arme Gladiola was gebeurd. Op slag voelde ik me stukken beter, en ik concentreerde me weer op de huidige procedure.

‘Beginnen maar!’ riep Amelia, en ze begon te declameren, zo te horen in het Latijn. Vanaf de trap en de binnenplaats klonk een zwakke echo toen de andere heksen met haar instemden.

We wisten niet wat we konden verwachten, en na een paar minuten werd het luisteren naar het spreekkoor merkwaardig saai. Wat zou er gebeuren als de koningin zich serieus begon te vervelen, vroeg ik me af.

Toen kwam mijn nichtje Hadley haar woonkamer binnenlopen.

Ik was zo geschokt dat ik haar bijna had aangesproken. Naarmate ik langer keek, wist ik echter niet meer zo zeker of ze het wel was. De gedaante zag er weliswaar net zo uit als zij en bewoog zich net als Hadley, maar de kleuren waren te transparant. In plaats van echt donker was haar haar meer een soort glanzende impressie van donker. Ze leek vloeibaar, gekleurd water dat bewoog. Je kon het oppervlak zien trillen. Ik sloeg haar gretig gade; het was zo lang geleden dat ik haar voor het laatst had gezien. Ze was ouder geworden. En harder. Er lag een spottende trek om haar mond, haar ogen stonden sceptisch.

Zich niet bewust van onze aanwezigheid liep de reconstructie naar de tweezitsbank, pakte de illusionaire afstandsbediening en zette de televisie aan. Ik keek naar het scherm, benieuwd of er iets op te zien zou zijn, maar dat was natuurlijk niet zo.

Toen ik naast me beweging voelde, keek ik naar de koningin. Zelf had ik geschokt gereageerd op wat ik zag, maar de koningin was volledig in de ban van de illusie. Het was nooit bij me opgekomen dat ze misschien echt van Hadley had gehouden, maar voor zover ze tot liefde in staat was, twijfelde ik daar nu niet meer aan.

We zagen Hadley af en toe opkijken naar het televisiescherm, terwijl ze ondertussen de nagels van haar tenen lakte, een denkbeeldig glas bloed dronk en telefoneerde. We konden niets horen, alleen zien, en dat laatste ook maar beperkt. Wanneer ze naar iets reikte, werd het pas zichtbaar op het moment dat haar hand het aanraakte. Wanneer ze naar voren boog om het glas bloed op de tafel te zetten, zagen we het glas en de tafel met alles wat zich daarop bevond, zolang Hadley het glas vasthield. Dat alles bedekt met een glanzend soort patina. De fantoomtafel was als het ware voor de echte tafel geschoven, die nog bijna op dezelfde plek stond als op de bewuste avond. Dat maakte het effect extra vreemd. Op het moment dat Hadley het glas losliet, leek zowel dat glas als de tafel niet langer te bestaan.

Toen ik achteromkeek, zag ik dat Andre het gebeuren met grote ogen gadesloeg, in een ongekend vertoon van emotie. De koningin was verdrietig, ik was ook verdrietig en tegelijkertijd gefascineerd, maar Andre was totaal overstuur.

Het tafereel in de woonkamer duurde nog enkele minuten voort, totdat Hadley blijkbaar hoorde dat er op de deur werd geklopt. (Ze draaide met een verrast gezicht haar hoofd ernaartoe.) Toen stond ze op – het fantoombankje waar ze op zat en dat misschien vijf centimeter verder naar rechts stond dan het echte bankje, loste op in het niets – en liep de kamer door. Dwars door mijn gympen, die naast de echte bank op de grond stonden.

Vreemd. Het was allemaal heel vreemd, maar ook fascinerend.

Blijkbaar hadden degenen die op de binnenplaats stonden, de bezoeker de trap op zien gaan, want ik hoorde een van de twee Berts – ik dacht dat het Wybert was – hartgrondig vloeken. Toen Hadley de fantoomdeur opendeed, duwde Patsy, die op de galerij stond, de echte deur open zodat we het allemaal konden volgen. Afgaande op Amelia’s geërgerde gezicht begreep ik dat ze dat niet had voorzien.

Degene die voor de deur stond was Waldo – althans, het fantoombeeld van Waldo – een vampier die al jaren tot de entourage van de koningin behoorde. In de jaren voor zijn dood had hij gruwelijke straffen ondergaan, wat had geresulteerd in een permanent gerimpelde huid. Omdat hij tijdens zijn leven bovendien een broodmagere albino was geweest, had hij een verschrikkelijke aanblik geboden tijdens onze enige ontmoeting. Tot mijn verrassing zag hij er als waterig fantoom een stuk beter uit.

Het was duidelijk dat Hadley hem niet had verwacht. De verraste uitdrukking op haar gezicht was zo intens dat die gemakkelijk te herkennen viel. Maar verrassing maakte al snel plaats voor afschuw. Desondanks deed ze een stap naar achteren om hem binnen te laten.

Terwijl ze terugliep naar de tafel, keek Waldo om zich heen, alsof hij zich ervan wilde overtuigen dat ze alleen waren. De drang om Hadley te waarschuwen was bijna onweerstaanbaar.

Na wat heen en weer gepraat, dat we natuurlijk niet konden horen, haalde Hadley haar schouders op en leek ze in te stemmen met iets wat hij had voorgesteld. Ik dacht aan wat Waldo me had verteld over de nacht waarin hij mijn nichtje had vermoord. Volgens hem was het Hadleys idee geweest om naar St. Louis Cemetery Number One te gaan en daar de geest op te roepen van Marie Laveau, de beroemde voodookoningin. Maar wat ik nu zag, bewees dat het idee afkomstig was geweest van Waldo.

‘Wat heeft hij in zijn hand?’ vroeg Amelia zo zacht mogelijk, waarop Patsy vanaf de galerij naar binnen stapte.

‘Een foldertje,’ antwoordde ze, net zo zachtjes als Amelia. ‘Over Marie Laveau.’

Hadley keek op haar horloge en zei iets tegen Waldo. Iets onaardigs, te oordelen naar de uitdrukking op haar gezicht en naar de driftige hoofdbeweging waarmee ze naar de deur wees. Haar lichaamstaal was duidelijk. Ze zei: ‘Nee!’

En toch was ze de avond daarop met hem meegegaan. Wat was er gebeurd waardoor ze van gedachten was veranderd?

Hadley liep terug naar de slaapkamer, en we volgden haar. Terugkijkend zagen we dat Waldo de folder op het tafeltje bij de deur legde en vertrok.

Het voelde merkwaardig voyeuristisch om in Hadleys slaapkamer te zijn – samen met Amelia, de koningin en Andre – en toe te kijken terwijl Hadley haar badjas uitdeed en een schitterende jurk over haar schouders liet glijden.

‘Die droeg ze naar het feest, op de avond voor het huwelijk,’ zei de koningin zacht. Het was een nauwsluitende, rode jurk met donkerrode pailletjes, met daarbij schitterende pumps van krokodillenleer. Blijkbaar was Hadley eropuit om de koningin spijt te laten krijgen van wat ze ging kwijtraken.

We keken toe terwijl Hadley zich mooi maakte voor de spiegel, haar haar deed – ze probeerde twee verschillende kapsels – en lang aarzelde over de kleur lippenstift die ze zou kiezen. Voor mij was het nieuwtje eraf, en ik zou het liefst snel vooruit hebben gespoeld, maar de koningin kreeg er geen genoeg van om naar haar geliefde te kijken. Dus ik peinsde er niet over te protesteren, al helemaal niet omdat de koningin de rekening betaalde.

Hadley draaide in het rond voor de spiegel, tevreden met wat ze zag, toen barstte ze in snikken uit.

‘Ach, kindje,’ zei de koningin zacht. ‘Het spijt me zo.’

Ik wist precíés hoe Hadley zich voelde, en ineens werd ik me weer bewust van mijn verwantschap met mijn nichtje; het was een gevoel dat ik was kwijtgeraakt in de vele jaren dat we elkaar niet hadden gezien. De reconstructie speelde zich af op de avond voor het huwelijk van de koningin; Hadley stond op het punt naar een feestje te gaan waar ze moest toekijken terwijl de koningin haar verloofde voorstelde. De volgende avond zou Hadley het huwelijk moeten bijwonen; tenminste, dat dacht ze. Want ze kon niet weten dat ze tegen die tijd dood zou zijn; eindelijk echt dood.

‘Er komt iemand naar boven,’ riep Bob, de heks. Zijn stem dreef door de openslaande deuren de galerij op. Blijkbaar was de bel gegaan in de fantoomwereld, want Hadley verstijfde, ze wierp een laatste blik in de spiegel – dwars door ons heen, want we stonden ervoor – en zette zich zichtbaar schrap. Toen ze de gang in liep, deinden haar heupen op een vertrouwde manier, en er lag een koele, vluchtige glimlach op haar vage, waterige gezicht.

Ze deed open. Omdat Patsy de echte deur had laten openstaan nadat Waldo was ‘gearriveerd’, konden we zien wat er gebeurde. Jake Purifoy was in smoking, en hij zag er inderdaad geweldig uit, precies zoals Amelia had gezegd. Ik keek naar haar toen hij binnenkwam. Ze volgde de schim met een spijtige blik in haar ogen.

Hij vond het maar niks dat hij de lieveling van de koningin naar het feest moest vergezellen; dat was hem duidelijk aan te zien. Maar hij was te diplomatiek en te welgemanierd om dat op Hadley af te reageren. Terwijl ze haar avondtasje pakte en nog even een kam door haar haar haalde, wachtte hij geduldig. Toen verlieten ze samen het appartement.

‘Ze komen naar beneden,’ riep Bob, en we liepen de galerij op, om over de reling te kijken. De twee schimmen stapten in een glanzende auto en reden de binnenplaats af. Daar eindigde het gebied waarover de bezwering was uitgesproken. Op het moment dat de fantoomauto de grens passeerde, verdween hij in het niets, ter hoogte van de vamps die bij de doorgang waren samengedromd. Sigebert en Wybert hadden grote ogen opgezet, hun gezicht stond ernstig. Bloem van Jade zag eruit alsof ze boos was. Rasul keek lichtelijk geamuseerd; misschien dacht hij al aan de schitterende verhalen die hij te vertellen zou hebben in de bewakerskantine.

‘Tijd om vooruit te spoelen,’ riep Amelia. Ze zag er moe uit, en ik vroeg me af hoe groot de inspanning was die de jonge heks moest leveren om dit magische ritueel te coördineren.

Samen met Patsy, Terry en Bob begon ze aan een volgende bezwering. Als er een zwakke schakel zat in de groepsinspanning, dan was het Terry. De kleine heks met het ronde gezicht zweette hevig, en ze beefde van inspanning om haar aandeel in de magie te blijven leveren. Ik maakte me een beetje zorgen bij het zien van de uitputting op haar gezicht.

‘Rustig maar. Heel rustig!’ waarschuwde Amelia haar team. Blijkbaar had ze hetzelfde gezien als ik. Toen ze hun spreekkoor hervatten, leek Terry het tempo iets beter te kunnen volgen; ze keek tenminste niet meer zo wanhopig.

‘En nu... heel... langzaam...’ instrueerde Amelia, en de anderen volgden haar voorbeeld.

De auto verscheen opnieuw in de doorgang en reed dwars door Sigebert, die een stap naar voren had gedaan, ik vermoedde om Terry beter te kunnen zien. Nog half in de doorgang kwam de auto abrupt tot stilstand.

Hadley smeet het portier open en stapte uit. Ze huilde, en aan haar gezicht te zien deed ze dat al geruime tijd. Jake Purifoy stapte aan zijn kant uit en bleef staan, met zijn handen op het portier. Over het dak heen richtte hij zich tot Hadley.

Op dat moment verbrak de persoonlijke lijfwacht van de koningin zijn stilzwijgen. ‘“Je moet hiermee stoppen, Hadley,”’ zei hij. ‘“Het begint op te vallen, en dat zal de nieuwe koning niet over zijn kant laten gaan. Hij is erg jaloers. En het kan hem niets schelen als –”’ Andre schudde zijn hoofd. Blijkbaar kon hij het even niet volgen. ‘“Hij zal het niet leuk vinden gezichtsverlies te lijden.”’

Iedereen keek naar hem. Was hij aan het channelen?

De lijfwacht van de koningin richtte zijn blik op de ectoplastische Hadley. ‘“Maar ik kan het niet aan, Jake!”’ vervolgde Andre. ‘“Ik weet dat ze het moet doen, uit politieke overwegingen, maar ze heeft me weggestuurd! Het is te erg!”’

Andre kon liplezen. Ook als het ging om ectoplastische lippen.

‘“Ga naar boven, Hadley, en denk er nog eens goed over na. Je kunt niet naar de bruiloft als je daar een scène gaat maken. Dan breng je de koningin ernstig in verlegenheid, dat weet je. En je verstoort de plechtigheid. Mijn baas vermoordt me als dat gebeurt. Dit is de grootste klus die we ooit hebben gedaan.”’

Hij had het over Quinn, besefte ik. Jake Purifoy was inderdaad de vermiste werknemer over wie Quinn het had gehad.

‘“Ik kan het niet aan!”’ zei Hadley nogmaals. Te oordelen naar de manier waarop ze haar mond bewoog, schreeuwde ze het uit. Gelukkig voelde Andre zich niet genoodzaakt dat te imiteren. Het was al griezelig genoeg om Hadleys woorden uit zijn mond te horen. ‘“Ik heb iets verschrikkelijks gedaan!”’ De melodramatische verklaring klonk vreemd, monotoon uitgesproken met Andre’s vlakke stem.

Hadley rende de trap op, en Terry deed automatisch een stap opzij. Hadley deed de – al geopende – voordeur open en stormde naar binnen. We keerden ons naar Jake. Die slaakte een zucht, rechtte zijn rug en deed een stap bij de auto vandaan, waarop die op slag in het niets verdween. Hij klapte een mobiele telefoon open, toetste een nummer in en zei iets. Het duurde nog geen minuut. En hij wachtte niet op antwoord. Blijkbaar had hij een voicemail ingesproken.

‘“Baas, volgens mij krijgen we problemen,”’ zei Andre. ‘“Ik ben bang dat de vriendin zich op de grote dag niet zal kunnen beheersen.”’

O god, laat het niet zo zijn dat Quinn opdracht heeft gegeven Hadley te vermoorden, dacht ik, misselijk alleen al bij het idee. Maar ik had het nog niet gedacht, of Jake liep naar de achterkant van de auto, die weer zichtbaar werd toen hij erlangs streek. Met zijn vingers volgde hij bijna liefdevol de lijn van de kofferbak, waarbij hij steeds dichter bij het gebied buiten het hek kwam. Plotseling verscheen er een hand! Het gebied van de bezwering reikte maar tot halverwege de doorgang, dus de rest van het lichaam bleef onzichtbaar, en het effect van een hand die uit het niets verscheen en de argeloze Weer greep, was dat van een bloedstollende scène in een griezelfilm.

Het was als een droom waarin je het gevaar ziet aankomen, maar niets kunt zeggen. Waarschuwen had geen zin, want wat zich voor onze ogen voltrok, was al gebeurd. Toch waren we allemaal geschokt. De tweeling Bert en Bert slaakte een kreet, Bloem van Jade trok haar zwaard – zo razendsnel dat ik haar hand niet eens had zien bewegen – en de mond van de koningin viel open.

We zagen alleen Jakes wild bewegende voeten. Tot ze plotseling ophielden met bewegen.

We keken elkaar allemaal aan, zelfs de heksen. Hun concentratie haperde, en op slag begon de binnenplaats zich te vullen met mist.

‘Heksen!’ riep Amelia streng. ‘Jullie zijn nog niet klaar!’ Vrijwel onmiddellijk werd de lucht weer helder. Maar Jakes voeten waren nog altijd roerloos, hun contouren werden geleidelijk aan zwakker. Net als alle onbezielde objecten begon hij te verbleken. Enkele ogenblikken later verscheen mijn nichtje op de galerij. Ze keek naar beneden. Haar gezicht stond ongerust, en ze was duidelijk op haar hoede. Ze had iets gehoord. Aan haar reactie herkenden we het moment waarop ze het lichaam ontdekte. Zo snel als alleen een vamp dat kon, kwam ze de treden af. Zodra ze de doorgang betrad, verdween ze in het niets, maar even later was ze er weer. Ze sleepte het lichaam aan de voeten achter zich aan, zagen we. Zolang ze die vasthield, was het lichaam goed te zien, net zoals een tafel of een stoel zichtbaar zou zijn geweest. Toen ze zich over het lichaam heen boog, bleek dat Jake een reusachtige wond in zijn hals had. Ik werd er misselijk van, maar de toekijkende vamps reageerden geboeid.

De ectoplastische Hadley keek om zich heen, in de hoop op hulp die niet kwam. Ze was wanhopig, ze wist niet wat ze moest doen. Terwijl ze zijn hartslag controleerde, drukte ze haar vingers op de hals van Jake.

Ten slotte boog ze zich nog dieper over hem heen, en ze zei iets.

‘“Het kan niet anders,”’ tolkte Andre. ‘“Ik weet dat je de pest aan me hebt, maar het kan niet anders.”’ We keken toe terwijl Hadley haar lange hoektanden in haar pols zette en de bloedende wond vervolgens tegen Jakes mond drukte. Haar bloed druppelde naar binnen, en hij kwam voldoende tot leven om haar armen te grijpen en haar op zich te trekken. Toen Hadley zich eindelijk wist los te maken, leek ze uitgeput, en Jake wekte de indruk alsof hij leed aan stuipen.

‘Van een Weer komt geen goede vampier,’ fluisterde Sigebert. ‘Ik heb het nog nooit meegemaakt dat een Weer werd overgebracht.’

De arme Jake Purifoy had het inderdaad zwaar. Bij het zien van zijn lijden had ik de neiging hem de verschrikkingen van de vorige avond te vergeven. Mijn nichtje Hadley hees hem overeind en droeg hem de trap op, waarbij ze af en toe bleef staan om haar omgeving te controleren. Ik volgde haar weer naar boven, met de koningin dicht achter me. We zagen dat ze Jake zijn gescheurde kleren uittrok, een handdoek om zijn hals wikkelde om het bloeden te stelpen en hem vervolgens in de kast verborg. Ze deed de deur van de kast zorgvuldig dicht, zodat de ochtendzon de nieuwe vampier niet kon storen, die drie dagen in het donker zou moeten blijven. De bebloede handdoek deed ze in de wasmand. Ten slotte drukte ze een schone handdoek in de kier onder de deur, om te zorgen dat Jake volkomen veilig was.

Toen liet ze zich in de hal op de grond zakken. Na enig nadenken pakte ze haar mobiele telefoon.

‘Ze vraagt naar Waldo. Ze spreekt af voor de volgende avond,’ zei Andre toen Hadleys lippen begonnen te bewegen. ‘Want ze moet met de geest van Marie Laveau praten, zegt ze. Tenminste, als die bereid is te verschijnen. Ze wil haar om raad vragen.’ Het gesprek ging nog even door, maar ten slotte klapte Hadley haar telefoon dicht en stond op. Ze raapte de gescheurde, bebloede kleren van de voormalige Weer bij elkaar, deed ze in een zak en bond die dicht.

‘Je moet die handdoek er ook in stoppen,’ zei ik fluisterend, maar mijn nichtje liet de handdoek in de wasmand liggen, waar ik hem bij mijn aankomst zou vinden. Met de autosleutels die ze uit een van Jakes broekzakken had gevist, liep Hadley de trap af. Ze stopte de vuilniszak in de auto en reed weg.