2

DE VOLGENDE AVOND ROND SLUITINGSTIJD GEBEURDE er weer iets raars. Sam gaf ons juist een teken om de klanten te vertellen dat dit de laatste ronde was, toen er iemand Café Merlotte binnenkwam van wie ik had gedacht dat ik hem nooit meer zou zien.

Voor zo’n grote man bewoog hij zich onopvallend. Hij bleef eenvoudig in de deuropening staan en keek speurend naar een leeg tafeltje om zich heen. Ik merkte hem alleen op omdat het zwakke barlicht even op zijn kaalgeschoren hoofd scheen. Hij was heel lang en heel breed, met een trotse neus en grote witte tanden. Hij had volle lippen en een olijfkleurige huid, en hij was gekleed in een soort bronskleurig sportjasje over een zwart hemd en een sportbroek. Hoewel hij er met motorlaarzen normaler zou hebben uitgezien, droeg hij glimmende instappers.

‘Quinn,’ zei Sam zacht. Zijn handen bewogen niet meer, ook al was hij bezig een Tom Collins te mixen. ‘Wat komt die hier doen?’

‘Ik wist niet dat je hem kende,’ zei ik. Ik voelde dat ik bloosde toen ik besefte dat ik toevallig de vorige dag nog aan de kale man had gedacht. Hij was degene geweest die met zijn tong het bloed van mijn been had gelikt – een aparte ervaring.

‘In mijn wereld kent iedereen Quinn,’ zei Sam, met een onbewogen gezicht. ‘Maar het verbaast me dat jij hem hebt ontmoet, want jij bent geen veranderaar.’ Hoewel Sam in tegenstelling tot Quinn geen grote man is, is hij net als de meeste veranderaars ontzettend sterk, en zijn rossige krullen vormen een engelachtige stralenkrans om zijn hoofd.

‘Ik heb Quinn leren kennen bij de verkiezing van de troepmeester,’ zei ik. ‘Hij was de, eh, ceremoniemeester.’ Natuurlijk hadden Sam en ik het wel eens gehad over de verandering van de leiding in de Shreveport-troep. Shreveport ligt vlak bij Bon Temps, en wat de Weers doen is ook voor een veranderaar van belang.

Een ware vormveranderaar zoals Sam kan in elk dier veranderen, hoewel iedere veranderaar zijn favoriete gedaante heeft. En om het nog ingewikkelder te maken noemt iedereen die de gedaante van een dier kan aannemen zichzelf vormveranderaar, hoewel er maar weinig zo veelzijdig zijn als Sam. Veranderaars die steeds hetzelfde dier worden, zijn Weerdieren: weertijgers (zoals Quinn), weerberen of weerwolven. De wolven zijn de enigen die zich eenvoudig Weers noemen, en wat stoerheid en cultuur betreft voelen ze zich ver boven alle andere vormveranderaars verheven.

De Weers zijn ook de grootste subgroep van de veranderaars, al stelt hun aantal weinig voor in vergelijking met de enorme vampierbevolking. Daar zijn verschillende redenen voor. Het geboortecijfer van de Weers is laag, de kindersterfte is hoger dan bij de algemene mensenbevolking en alleen het eerste kind van twee zuivere Weers wordt een volbloed Weer. Dat gebeurt in de puberteit – alsof de puberteit al niet erg genoeg is.

Vormveranderaars zijn erg gesloten. Die gewoonte is moeilijk te doorbreken, zelfs tegenover een welwillend en zonderling mens als ik. De veranderaars zijn nog niet in de openbaarheid getreden, en ik leer stukje bij beetje over hun wereld.

Zelfs Sam heeft veel geheimen waarvan ik me niet bewust ben, terwijl ik hem als een vriend beschouw. Sam verandert in een collie, en in die gedaante komt hij me vaak opzoeken. Soms slaapt hij op de mat bij mijn bed.

Quinn kende ik alleen in zijn mensengedaante.

Ik had niets over Quinn gezegd toen ik Sam had verteld over de strijd tussen Jackson Herveaux en Patrick Furnan om de leiding van de Shreveport-troep. Nu keek Sam me fronsend aan. Hij was boos omdat ik het voor hem had verzwegen, maar dat had ik niet bewust gedaan. Ik keek achterom naar Quinn, die zijn neus omhoogstak. Hij snoof lucht op, alsof hij een spoor volgde. Achter wie zat hij aan?

Toen hij feilloos naar een tafeltje in mijn gedeelte liep, ondanks de vele lege tafels in het gedeelte waar Arlene werkte, wist ik dat hij achter mij aan zat.

Oké, daar had ik gemengde gevoelens over.

Snel keek ik opzij naar Sam om zijn reactie te peilen. Al vijf jaar lang vertrouwde ik hem en hij had me nog nooit teleurgesteld.

Nu knikte hij nors. ‘Ga maar kijken wat hij wil,’ zei hij, zo zacht dat het bijna als een grom klonk.

Hoe dichter ik bij de nieuwe klant kwam, des te nerveuzer ik werd. Ik merkte dat ik een kleur kreeg. Waarom was ik zo van streek?

‘Dag meneer Quinn,’ zei ik. Net doen alsof ik hem niet had herkend, zou stom zijn geweest. ‘Wat wilt u drinken? We gaan helaas bijna sluiten, maar ik heb nog net tijd om een biertje of een borrel voor u te halen.’

Hij deed zijn ogen dicht en haalde diep adem, alsof hij me wilde inademen. ‘Ik zou je zelfs in een pikdonkere kamer hebben herkend,’ zei hij, en toen glimlachte hij naar me. Het was een brede, stralende glimlach.

Ik keek de andere kant op en onderdrukte de grijns die onwillekeurig mijn lippen krulde. Ik gedroeg me... verlegen, zeg maar. Zo deed ik anders nooit. Of misschien was het eerder koket, al had ik een hekel aan dat woord. ‘Ik geloof dat ik daar blij mee moet zijn,’ zei ik aarzelend. ‘Is dat een compliment?’

‘Zo was het wel bedoeld. Wie is die hond achter de bar die me zo’n beetje de deur uit kijkt?’

Hij bedoelde ‘hond’ als constatering van een feit, niet minachtend.

‘Dat is mijn baas, Sam Merlotte.’

‘Hij is geïnteresseerd in je.’

‘Dat mag ik hopen ook. Ik werk al een jaar of vijf voor hem.’

‘Hm. Ik wil wel een biertje.’

‘Prima. Wat voor merk?’

‘Budweiser.’

‘Komt eraan,’ zei ik, en ik draaide me om. Ik wist dat hij me nakeek terwijl ik naar de bar liep, want ik voelde zijn ogen in mijn rug branden. En dankzij zijn gedachten, ook al waren het de goed afgeschermde gedachten van een veranderaar, wist ik dat hij me bewonderend bekeek.

‘Wat wil hij?’ Sam zag er haast stekelig uit. Als hij in zijn hondengedaante was geweest, zouden de haren op zijn rug overeind hebben gestaan.

‘Een Bud,’ antwoordde ik.

Nijdig keek Sam me aan. ‘Dat bedoelde ik niet, en dat weet je heus wel.’

Ik haalde mijn schouders op, want ik had geen idee wat Quinn wilde.

Sam zette het volle glas met zo’n klap vlak naast mijn vingers op de bar dat ik ervan schrok. Ik keek hem strak aan om hem te laten weten dat ik dat niet kon waarderen en ging het bier naar Quinn brengen.

Quinn gaf me het geld voor zijn drankje en een flinke fooi – geen overdreven grote, waardoor ik me omgekocht zou voelen – die ik in mijn zak stak. Ik ging mijn andere tafeltjes af. ‘Bezoekt u iemand in deze streek?’ vroeg ik aan Quinn toen ik langs hem liep, nadat ik een ander tafeltje had afgeruimd. De meeste klanten waren aan het afrekenen en slenterden het café uit. Een flink eind buiten de stad was een tent waar je na sluitingstijd terechtkon – Sam deed net alsof hij er niets van wist – maar de meeste vaste klanten van Café Merlotte zouden naar huis gaan. Als er één café gezinsvriendelijk was, dan was het Merlotte wel.

‘Ja,’ antwoordde hij. ‘Jou.’

Daar wist ik niets op te zeggen, dus ging ik maar weer verder. Ik was zo verstrooid toen ik de glazen van mijn dienblad af haalde dat ik bijna een glas liet vallen. Ik kon me niet herinneren wanneer ik voor het laatst zo van de wijs was geweest.

‘Voor zaken of privé?’ vroeg ik de volgende keer dat ik in zijn buurt was.

‘Allebei,’ antwoordde hij.

Het vooruitzicht van een zakenbezoek vergalde mijn plezier een beetje, maar daardoor was ik wel extra op mijn hoede... en dat was alleen maar gunstig. Bij het omgaan met Bovens moest je je verstand erbij houden. Bovennatuurlijke wezens hadden bedoelingen en verlangens die gewone mensen niet konden doorgronden. Dat wist ik, want ik was al mijn hele leven een onwillig reservoir voor ‘normale’ bedoelingen en verlangens van mensen.

Toen Quinn een van de laatsten in de bar was – afgezien van de andere barmeisjes en Sam – stond hij op en keek me afwachtend aan. Opgewekt glimlachend, zoals ik altijd doe als ik nerveus ben, ging ik naar hem toe. Het viel me op dat hij bijna net zo nerveus was. Ik kon de gespannenheid in zijn gedachtepatroon voelen.

‘Ik kom wel naar jouw huis, als je dat goedvindt.’ Hij keek me ernstig aan. ‘Als je daar nerveus van wordt, kunnen we ergens anders afspreken. Maar ik wil je vanavond nog spreken, tenzij je te moe bent.’

Dat had hij beleefd geformuleerd. Arlene en Danielle deden hun best om ons niet aan te gapen – nou ja, ze deden hun best om ons aan te gapen wanneer Quinn hen niet kon betrappen – maar Sam had zich omgedraaid om met iets achter de bar te friemelen, zonder acht te slaan op de andere veranderaar. Hij gedroeg zich erg ongemanierd.

Snel dacht ik na over Quinns verzoek. Als hij naar mijn huis toe kwam, zou ik aan hem overgeleverd zijn. Ik woon afgelegen. Mijn dichtstbijzijnde buur is Bill, mijn ex, en hij woont aan de andere kant van de begraafplaats. Maar als Quinn gewoon een date van me was geweest, zou ik me zonder problemen door hem naar huis laten brengen. Uit wat ik van zijn gedachten opving, begreep ik dat hij geen slechte bedoelingen had.

‘Is goed,’ zei ik ten slotte. Hij ontspande zich en glimlachte weer stralend naar me.

Ik griste zijn lege glas weg toen ik voelde dat drie paar ogen afkeurend naar me keken. Sam was chagrijnig en Danielle en Arlene snapten niet waarom iemand de voorkeur gaf aan mij boven hen, hoewel Quinn zelfs die twee ervaren barmeisjes een beetje van hun stuk bracht. Hij straalde iets aparts uit wat zelfs voor de nuchterste mens waarneembaar moest zijn. ‘Ik kom zo,’ zei ik.

‘Doe het maar rustig aan.’

Ik ging verder met het bijvullen van suikerzakjes en zoetjes in de porseleinen bakjes op de tafels. Ik zorgde dat de servethouders vol waren en controleerde de peper- en zoutstrooiers. Dat duurde niet lang. Daarna haalde ik mijn handtas uit Sams kantoor en riep goeienavond naar hem.

Quinn reed in een donkergroene pick-up achter me aan. Onder de lampen op de parkeerplaats zag de wagen er gloednieuw uit, met blinkende banden en wieldoppen, een dubbele cabine en een bed achter een gordijn. Ik durfde te wedden dat de pick-up van allerlei accessoires was voorzien. Dit was het meest versierde voertuig dat ik in lange tijd had gezien. Mijn broer Jason zou hem prachtig hebben gevonden. Zelf heeft hij een pick-up met roze en felblauwe sierkrullen op de zijkant.

Ik ging in zuidelijke richting over Hummingbird Road en sloeg links af mijn oprijlaan in. Nadat ik door een stukje bos was gereden, kwam ik bij de open plek waar ons oude familiehuis stond. Voordat ik wegging, had ik de buitenlamp aangedaan, en aan de elektriciteitspaal hing een beveiligingslamp die automatisch aan sprong, dus de open plek was goed verlicht. Ik reed om het huis heen en parkeerde aan de achterkant. Quinn parkeerde vlak naast me.

Hij stapte uit en keek om zich heen. In het licht van de beveiligingslamp zag hij een keurige tuin. De oprit was uitstekend onderhouden en laatst had ik het gereedschapsschuurtje achterin opnieuw geschilderd. Er stond een propaantank, die zelfs met een slimme tuininrichting niet kon worden verhuld, maar mijn grootmoeder had een heleboel bloembedden aangeplant, nog afgezien van de bloemen die waren gezaaid in de ruim honderdvijftig jaar dat mijn familie er woonde. Zelf woon ik al sinds mijn zevende in dit huis, op deze grond, en ik vind het heerlijk.

Mijn huis is heel eenvoudig. Vroeger was het een boerenhoeve, in de loop der jaren is die uitgebouwd en vernieuwd. Ik houd het huis schoon en probeer de tuin bij te houden. Grote reparaties kan ik niet zelf doen, maar soms helpt Jason me. Hij was er niet blij mee toen oma het huis en de grond aan mij vermaakte, maar hij was op zijn eenentwintigste in het huis van onze ouders getrokken en ik had hem nooit laten betalen voor mijn helft daarvan. Ik vond oma’s testament heel redelijk. Het duurde een poosje voordat Jason dat zelf ook inzag. In de afgelopen maanden waren we dichter naar elkaar toe gegroeid.

Ik maakte de achterdeur open en liep voor Quinn uit de keuken in. Nieuwsgierig keek hij om zich heen terwijl ik mijn jasje over een van de stoelen hing die onder de tafel in het midden van de keuken stonden. Dat was waar ik altijd at.

‘Dit is nog niet af,’ zei Quinn.

De kastjes stonden op de grond, klaar om te worden opgehangen. Als dat was gebeurd, moest de hele keuken worden geschilderd en het aanrechtblad worden aangebracht. Daarna kon ik het eindelijk rustig aan doen.

‘Mijn oude keuken is een paar weken geleden afgebrand,’ legde ik uit. ‘De aannemer had een afzegging, waardoor hij dit in een recordtempo af kon krijgen. Maar toen de kastjes niet op tijd werden geleverd, heeft hij zijn mensen op een andere klus gezet. Tegen de tijd dat de kastjes werden bezorgd, waren ze daar bijna klaar. Ik neem aan dat ze binnenkort wel weer komen opdagen.’ Intussen had ik er tenminste plezier van dat ik weer in mijn eigen huis was. Het was ontzettend aardig geweest van Sam dat hij me in een van zijn huurhuizen had laten wonen (en jeetje, wat had ik genoten van de rechte vloeren, het nieuwe sanitair en de buren), maar er ging niets boven je eigen huis.

Het nieuwe fornuis zat erin, dus ik kon koken, en boven op de kastjes had ik een triplex plaat gelegd die ik als werkblad gebruikte. De glimmende, nieuwe koelkast zoemde zachtjes, heel anders dan de oude die mijn oma dertig jaar lang had gehad. Het nieuwe van de keuken viel me iedere keer weer op wanneer ik over de achterveranda liep – die nu groter en overdekt was – om de nieuwe, stevige achterdeur, met kijkgaatje en nachtslot, open te maken.

‘Hier begint het oude huis,’ zei ik, terwijl ik van de keuken naar de gang liep. In de rest van het huis moesten alleen een paar vloerplanken worden vervangen en alles was grondig schoongemaakt en opnieuw geschilderd. Niet alleen hadden de muren en plafonds roetschade opgelopen, maar ik moest ook de brandlucht verwijderen. Ik had enkele gordijnen vervangen, een paar kleedjes weggegooid en alles schoongeboend. Dit project had me een tijdlang elk uur van de dag beziggehouden.

‘Dat is goed gedaan,’ merkte Quinn op toen hij zag hoe er van de twee delen één geheel was gemaakt.

‘Kom maar mee naar de woonkamer,’ zei ik blij. Ik vond het leuk om iemand het huis te laten zien nu ik wist dat de stoffering schoon was, dat er geen stofnesten waren en dat het glas in de schilderijlijsten blonk. De gordijnen van de woonkamer waren vervangen, iets wat ik al minstens een jaar had willen doen.

Lang leve de verzekering en lang leve het geld dat ik had verdiend door Eric in mijn huis voor een vijand te laten schuilen. Ik had een gat in mijn spaarrekening geslagen, maar toen ik het geld nodig had, kon ik erover beschikken, en dat was iets om dankbaar voor te zijn.

In de open haard had ik alvast hout klaargelegd, maar het was nog te warm om het aan te steken. Quinn ging in een leunstoel zitten en ik nam tegenover hem plaats. ‘Kan ik iets voor je inschenken – een biertje, koffie of ijsthee?’ vroeg ik, me bewust van mijn rol als gastvrouw.

‘Nee, bedankt,’ zei hij. Hij glimlachte naar me. ‘Al sinds ik je in Shreveport heb leren kennen, heb ik je weer willen zien.’

Ik dwong mezelf hem aan te kijken, ondanks de bijna onweerstaanbare neiging om naar mijn voeten of handen te kijken. Zijn ogen waren inderdaad net zo donkerpaars als ik me herinnerde. ‘Dat was een zware dag voor de familie Herveaux,’ zei ik.

‘Je hebt een tijdje iets met Alcide gehad,’ stelde hij kalm vast.

Ik overwoog een paar mogelijke antwoorden, maar uiteindelijk koos ik voor: ‘Sinds de verkiezing van de troepmeester heb ik hem niet meer gezien.’

Hij glimlachte breed. ‘Dus hij is niet je vaste vriend?’

Ik schudde mijn hoofd.

‘Dan ben je dus single?’

‘Ja.’

‘Geen tenen waar ik op zou kunnen trappen?’

Ik probeerde te glimlachen, maar dat lukte niet zo goed. ‘Dat zei ik niet.’ Er waren wel tenen en die zouden het niet leuk vinden als er op ze werd getrapt. Maar ze hadden geen enkel recht om in de weg te staan.

‘Ik denk dat ik gepikeerde exen wel aankan. Dus ga je een keertje met me uit?’

Ik keek hem een paar tellen aan, terwijl ik koortsachtig nadacht. In zijn hoofd ving ik alleen maar hoopvolle gedachten op: ik zag geen misleiding of eigenbelang. Toen ik mijn bezwaren overwoog, verdwenen ze in het niets.

‘Ja,’ antwoordde ik. Zijn stralende glimlach was aanstekelijk, en deze keer was mijn glimlach gemeend.

‘Ziezo,’ zei hij. ‘Over het prettige gedeelte zijn we het eens. Nu het zakelijke gedeelte, dat er niets mee te maken heeft.’

‘Oké,’ zei ik, en ik zette mijn gezicht in de plooi. Ik hoopte dat ik later aanleiding zou hebben om het weer uit de plooi te halen, maar de zaken die hij met me wilde bespreken zouden ongetwijfeld met de Bovens te maken hebben en dus een reden zijn voor ongerustheid.

‘Heb je wel eens over de regionale top gehoord?’

De vampiertop: de koningen en koninginnen van een aantal staten zouden bijeenkomen om te vergaderen over... vampiertoestanden. ‘Eric heeft het er wel eens over gehad.’

‘Heeft hij je al aangenomen om daar te werken?’

‘Hij zei dat hij me misschien nodig zou hebben.’

‘De koningin van Louisiana is er namelijk achter gekomen dat ik in de buurt ben en ze heeft me gevraagd jou in te huren. Ik denk dat haar verzoek zwaarder weegt dan dat van Eric.’

‘Dat moet je maar met Eric opnemen.’

‘Ik vind dat jij het tegen hem moet zeggen. De wens van de koningin is Erics bevel.’

Ik voelde mijn gezicht betrekken, want ik wilde Eric, de sheriff van Gebied Vijf van Louisiana, helemaal niets vertellen. Erics gevoelens voor mij waren verward. Ik kan je verzekeren dat vamps niet graag verwarde gevoelens koesteren. De sheriff had zijn geheugen verloren in de korte tijd dat hij bij mij in huis ondergedoken zat. Dat gat in zijn geheugen zat hem dwars. Eric had graag de touwtjes in handen, en dat hield in dat hij elke seconde van de nacht moest weten wat hij deed. Daarom had hij gewacht tot hij me een dienst kon bewijzen en als beloning verlangde hij een verslag van wat er was gebeurd toen hij bij mij in huis had gezeten.

Misschien was ik een beetje te ver gegaan met mijn openhartigheid. Eric keek er niet echt van op dat we met elkaar naar bed waren gegaan, maar hij was verbijsterd toen hij hoorde dat hij had aangeboden zijn zwaar bevochten positie in de vampierhiërarchie op te geven om bij mij te komen wonen.

Als je Eric kent, dan weet je dat dat haast onverdraaglijk voor hem was.

Nu wilde hij niet meer met me praten. Wanneer we elkaar tegenkwamen, staarde hij naar me, alsof hij zijn eigen herinneringen aan die tijd wilde laten herleven, om te bewijzen dat ik ongelijk had. Ik werd er triest van dat de relatie die we hadden gehad – niet het geheime geluk van de paar dagen die hij bij mij had doorgebracht, maar de gezellige band tussen een man en een vrouw die weinig met elkaar gemeen hebben behalve een gevoel voor humor – niet meer leek te bestaan.

Ik besefte dat het aan mij was om hem te vertellen dat zijn koningin voorrang had, maar ik wist niet zeker of ik dat wel wilde.

‘Je glimlach is verdwenen,’ merkte Quinn op. Zelf keek hij ook ernstig.

‘Nou ja, Eric is een...’ Ik wist niet hoe ik mijn zin moest afmaken. ‘Het is een moeilijke man,’ zei ik vaag.

‘Wat zullen we op onze eerste date gaan doen?’ vroeg Quinn, die kennelijk goed van onderwerp kon veranderen.

‘We zouden een film kunnen pakken,’ zei ik om de boel aan te zwengelen.

‘Ja, en na afloop zouden we in Shreveport kunnen gaan eten. Misschien bij Ralph and Kacoo’s,’ stelde hij voor.

‘Hun crawfish étouffée schijnt erg lekker te zijn,’ zei ik, om het gesprek op gang te houden.

‘En wie houdt er nou niet van crawfish étouffée? Of we kunnen gaan bowlen.’

Mijn oudoom was bezeten geweest van bowlen. Ik zag zijn voeten gestoken in bowlingschoenen nog voor me. Onwillekeurig rilde ik. ‘Ik weet niet hoe dat moet.’

‘We zouden naar een hockeywedstrijd kunnen gaan.’

‘Dat lijkt me leuk.’

‘We zouden samen in jouw keuken iets kunnen koken en daarna een film kijken op jouw dvd-speler.’

‘Laten we dat maar even in de ijskast zetten.’ Dat klonk een beetje te intiem voor een eerste date. Niet dat ik veel ervaring had met eerste dates, maar ik weet dat de nabijheid van een slaapkamer nooit een goed idee is, tenzij je heel zeker weet dat je het niet erg zou vinden als de avond daar zou eindigen.

‘We zouden The Producers kunnen gaan zien. Dat stuk komt naar het Strand Theater.’

‘Echt waar?’ Oké, nu begon ik warm te lopen. In het gerestaureerde Strand Theater van Shreveport werden rondreizende theaterproducties opgevoerd, variërend van toneelvoorstellingen tot ballet. Ik had nog nooit een echt toneelstuk gezien. Zou dat niet vreselijk duur zijn? Hij zou het toch vast niet hebben voorgesteld als hij het niet kon betalen? ‘Zou dat kunnen?’

Hij knikte tevreden bij mijn reactie. ‘Ik kan kaartjes bestellen voor dit weekend. Wanneer moet je werken?’

‘Vrijdagavond ben ik vrij,’ antwoordde ik opgewekt. ‘Enne... ik betaal voor mijn kaartje.’

‘Ik heb jou uitgenodigd. Ik trakteer,’ zei hij vastberaden. Uit zijn gedachten kon ik opmaken dat het hem verbaasde dat ik dat had aangeboden. En dat hij het aandoenlijk vond. Hm. Dat beviel me niet. ‘Oké, afgesproken. Zodra ik weer achter mijn computer zit zal ik kaartjes bestellen. Ik weet dat er een paar goeie plaatsen over zijn, want voordat ik vertrok, heb ik al onze mogelijkheden gecontroleerd.’

Vanzelfsprekend begon ik me af te vragen wat ik moest aantrekken. Maar dat was van later zorg. ‘Waar woon je eigenlijk, Quinn?’

‘Ik heb een huis aan de rand van Memphis.’

‘O,’ zei ik. Dat leek me erg ver weg om met iemand te daten.

‘Ik ben partner in een bedrijf genaamd Special Events. We zijn een soort geheime onderafdeling van Extreme(ly Elegant) Events. Je hebt vast wel het logo gezien: E(E)E?’ Met zijn vingers maakte hij het ‘tussen haakjes’-gebaar. Ik knikte. E(E)E organiseerde veel exclusieve evenementen door het hele land. ‘Er zijn vier partners die fulltime voor Special Events werken en we hebben ieder een paar mensen fulltime of parttime in dienst. Omdat we veel reizen, kunnen we overal in het land terecht voor onze accommodatie. Soms gaat het om kamers in het huis van vrienden of collega’s en soms zijn het echte appartementen. In deze streek heb ik in Shreveport onderdak gevonden in een pension achter in de villa van een veranderaar.’

In twee minuten was ik heel wat over hem te weten gekomen. ‘Dus jij organiseert evenementen in de bovennatuurlijke wereld, zoals de verkiezing van de troepmeester.’ Dat was een gevaarlijke klus geweest, waarvoor veel gespecialiseerde spullen nodig waren. ‘Maar wat is er nog meer te doen? De verkiezing van een troepmeester wordt maar eens in de zoveel tijd gehouden. Moet je veel reizen? Wat voor andere speciale evenementen kun je op touw zetten?’

‘Ik neem over het algemeen het zuidoosten voor mijn rekening, van Georgia tot Texas.’ Hij ging rechtop zitten in zijn stoel en legde zijn grote knuisten op zijn knieën. ‘Van Tennessee naar het zuiden tot en met Florida. Als je in die staten een troepmeesterverkiezing wilt organiseren, of een overgangsceremonie voor een sjamaan of een heks, of een hiërarchische vampierbruiloft – en als je het goed wilt doen, met alles erop en eraan – dan moet je bij mij wezen.’

Ik herinnerde me de vreemde foto’s in de fotogalerie van Alfred Cumberland. ‘En is er genoeg werk om je bezig te houden?’

‘Jazeker,’ zei hij. ‘Natuurlijk is een deel seizoengebonden. Vamps trouwen in de winter, want dan zijn de nachten veel langer. Afgelopen januari heb ik in New Orleans een hiërarchische bruiloft verzorgd. En sommige evenementen zijn verbonden met de heksenkalender. Of met de puberteit.’

Ik kon me geen voorstelling maken van de plechtigheden die hij organiseerde, maar een beschrijving moest maar tot een andere keer wachten. ‘En je hebt ook nog drie partners die dat fulltime doen? Sorry, het lijkt wel alsof ik je een kruisverhoor afneem, maar het is zo’n interessante manier om de kost te verdienen.’

‘Ik vind het leuk dat je er zo over denkt. Je moet goed met mensen kunnen omgaan, oog hebben voor details en organisatietalent.’

‘En keihard zijn,’ mompelde ik.

Hij glimlachte loom. ‘Dat is geen probleem.’

Quinn leek me inderdaad een keiharde.

‘En je moet mensen goed kunnen taxeren, zodat je je klanten in de juiste richting kunt sturen en ze tevreden zijn met het resultaat van je werk,’ zei hij.

‘Kun je me er meer over vertellen? Of heb je bij je opdrachten een geheimhoudingsplicht?’

‘De klanten tekenen een contract, maar er heeft nog nooit iemand om een geheimhoudingsclausule gevraagd. Bij Special Events krijg je niet vaak de kans over je werk te praten, want meestal reizen de klanten nog onder de oppervlakte van de gewone wereld. Eerlijk gezegd is het een verademing om erover te praten. Meestal moet ik tegen een vrouw zeggen dat ik een of andere consultant ben of iets dergelijks.’

‘Voor mij is het ook een opluchting om te kunnen praten zonder bang te hoeven zijn dat ik uit de school klap.’

‘Dan is het maar goed dat we elkaar hebben gevonden, hè?’ Weer die stralende glimlach. ‘Nou, ik laat je met rust, want je komt net van je werk.’ Quinn stond op en rekte zich uit toen hij zich in zijn volle lengte had opgericht. Het was een indrukwekkend gebaar voor iemand die zo gespierd was als hij. Het zou zomaar kunnen dat hij wist hoe geweldig hij eruitzag wanneer hij zich uitrekte. Ik sloeg mijn blik neer om mijn glimlach te verbergen. Ik vond het helemaal niet erg dat hij indruk op me wilde maken.

Hij pakte mijn hand vast en trok me in één soepele beweging overeind. Ik merkte dat hij zijn aandacht op me richtte. Zijn eigen hand voelde warm en stevig aan. Hij zou zonder moeite mijn botten kunnen breken.

De doorsneevrouw zou er niet over nadenken hoe snel haar date haar zou kunnen doden, maar ik zal nooit een doorsneevrouw zijn. Dat had ik al door toen ik oud genoeg was om te beseffen dat niet alle kinderen konden begrijpen wat haar familieleden over haar dachten. Niet alle kleine meisjes wisten precies of haar leerkrachten haar aardig vonden of haar niet konden uitstaan, of dat ze haar met haar broer vergeleken (Jason wist zelfs toen al iedereen voor zich in te nemen). Niet alle kleine meisjes hadden een vieze oom die bij elke familiebijeenkomst met haar alleen probeerde te zijn.

Dus ik liet Quinn mijn hand vasthouden, keek in zijn viooltjesblauwe ogen en heel even stond ik mezelf toe te zwelgen in zijn bewondering, die als een warme deken over me heen kwam.

Ja, ik wist dat hij een tijger was. En dan bedoel ik niet in bed, al nam ik onmiddellijk aan dat hij ook op dat gebied woest en indrukwekkend was.

Toen hij me welterusten kuste, streken zijn lippen over mijn wang, en ik glimlachte.

Ik houd van een man die weet wanneer hij voortvarend moet optreden... en wanneer juist niet.