14

ER KNEEP IEMAND IN MIJN TEEN, DIE ZEI: WAKKER WORden! Wakker worden!’ Met een schok kwam ik weer bij bewustzijn, en geschrokken sloeg ik mijn ogen open in een onbekende kamer die baadde in het zonlicht. Een vrouw die ik niet kende stond aan het voeteneind van het bed.

‘Wie ben jij, verdomme?’ Ik was nijdig, maar niet bang. Ze zag er niet gevaarlijk uit. Ze was ongeveer van mijn leeftijd en erg zongebruind. Haar kastanjebruine haar was kort, haar ogen hemelsblauw, en ze was gekleed in kaki shorts met een wit hemd dat openhing boven een koraalrood topje. Ze liep behoorlijk voor op het seizoen.

‘Ik ben Amelia Broadway, de eigenaar van het gebouw.’

‘Wat doe je hier en waarom maak je me wakker?’

‘Vannacht hoorde ik Cataliades op de binnenplaats praten en ik nam aan dat hij jou hierheen had gebracht om Hadleys appartement leeg te halen. Ik wilde je spreken.’

‘En kon dat niet wachten tot ik wakker was? Ben je met de sleutel binnengekomen in plaats van aan te bellen? Hoe haal je het in je hoofd?’

Ze was zichtbaar verbijsterd. Voor het eerst leek Amelia Broadway te beseffen dat ze de situatie heel anders had moeten aanpakken. ‘Nou ja, ik was ongerust, zie je,’ zei ze verslagen.

‘O ja? Nou, je bent niet de enige. Op dit moment ben ik hartstikke ongerust. Hoepel nu maar op en wacht in de woonkamer, oké?’

‘Prima,’ zei ze. ‘Doe ik.’

Ik wachtte tot mijn hartslag weer normaal was voordat ik opstond. Daarna maakte ik snel het bed op en griste wat kleren uit mijn tas. Vlak voordat ik de badkamer in schoot, ving ik een blik op van mijn ongenode gast. Ze was stof aan het afnemen in de woonkamer met een stofdoek die verdacht veel leek op een flanellen mannenhemd. Oké...

Ik douchte zo vlug mogelijk, deed snel wat make-up op en kwam gekleed in een spijkerbroek en een blauw T-shirt maar op blote voeten naar buiten.

Amelia Broadway hield op met stof afnemen en staarde me aan. ‘Je lijkt totaal niet op Hadley,’ zei ze. Aan haar toon kon ik niet opmaken of dat gunstig of ongunstig was.

‘Ik lijk inderdaad totaal niet op Hadley, vanbinnen of vanbuiten,’ zei ik mat.

‘Nou, dat is maar goed ook. Hadley was afschuwelijk,’ zei Amelia onverwacht. ‘Oeps. Sorry, dat is niet erg tactvol van me.’

‘Dat meen je niet!’ Ik deed mijn best om mijn toon neutraal te houden, maar waarschijnlijk klonk er toch een zweempje sarcasme in door. ‘Als je weet waar de koffie is, kun je me dan even vertellen waar ik moet zijn?’ Ik zag het keukengedeelte voor het eerst bij daglicht. Er was veel baksteen en koper, een gedeelte van roestvrij staal om eten klaar te maken, een bijpassende koelkast, en een gootsteen met een kraan die meer had gekost dan al mijn kleren bij elkaar. Klein, maar fijn, net zoals de rest van het appartement.

En dat allemaal voor een vampier die niet eens een keuken nodig had.

‘Hadleys koffiezetapparaat staat daar,’ zei Amelia, en toen ontdekte ik het. Het was zwart en viel niet zo op tegen de achtergrond. Hadley was altijd een koffiesnob geweest, dus nam ik aan dat ze zelfs als vamp een voorraad van haar favoriete drank in huis zou hebben. Ik trok het kastje boven het apparaat open en ziedaar, twee pakken koffie en een paar filters. Het zilverachtige zegel van het eerste pak was nog intact, maar het tweede was open en halfvol. Met stille voldoening snoof ik het heerlijke aroma op. De koffie rook verbluffend vers.

Nadat ik het apparaat had gevuld en op het knopje had gedrukt, ging ik op zoek naar twee bekers, die ik ernaast klaarzette. De suikerpot stond vlak naast het koffieapparaat, maar toen ik die opendeed, trof ik alleen een harde korst op de bodem aan. Ik mikte de inhoud in de pedaalemmer, die leeg was en waar een schone zak in hing. Blijkbaar was de emmer na Hadleys dood geleegd. Zou ze melkpoeder in de koelkast hebben? In het Zuiden bewaren mensen die dat niet voortdurend gebruiken het vaak in hun koelkast.

Maar toen ik de blinkende roestvrijstalen deur opentrok, vond ik alleen vijf flesjes TrueBlood. Daardoor realiseerde ik me opeens heel sterk dat mijn nicht Hadley als vamp was gestorven. Ik had nog nooit iemand vóór en na gekend. Het was een flinke schok. Ik had zoveel herinneringen aan Hadley, een paar gelukkige en een paar onaangename – maar in al die herinneringen ademde mijn nicht en klopte haar hart. Met opeengeperste lippen stond ik naar de rode flesjes te staren totdat ik genoeg was gekalmeerd om de koelkast heel voorzichtig dicht te kunnen doen.

Na een vruchteloze zoektocht naar koffiecreamer zei ik tegen Amelia dat ik hoopte dat ze haar koffie graag zwart dronk.

‘Ja, dat is prima,’ zei ze stijfjes. Ze deed duidelijk haar best zich beter te gedragen, iets waarvoor ik alleen maar dankbaar kon zijn. De hospita zat op een van Hadleys stoelen met rechte poten. De bekleding was prachtig, gele zijdeachtige stof bedrukt met donkerrode en -blauwe bloemen, maar de sierlijke stijl van de meubels beviel me niet. Ik houd van stoelen die eruitzien alsof ze forse, zware mensen kunnen dragen zonder te kraken of in te zakken. En van meubels die eruitzien alsof ze ertegen kunnen als je er cola op morst of je hond erop springt om een dutje te doen. Ik ging zitten op de tweezitsbank tegenover de hospita. Mooi, dat wel, maar comfortabel? Nee. Precies zoals ik al dacht.

‘Wat ben je eigenlijk, Amelia?’

‘Pardon?’

‘Wat je bent?’

‘O, een heks.’

‘Dat dacht ik al.’ Ik had niets bovennatuurlijks bespeurd, zoals bij schepsels bij wie de cellen door de aard van hun wezen zijn veranderd. Amelia had haar ‘anders-zijn’ verworven. ‘Heb jij de bezweringen uitgesproken om het appartement te verzegelen?’

‘Ja,’ beaamde ze trots. Ze nam me onderzoekend op. Ik wist dat het appartement met bezweringen was beschermd; ik wist dat ze bij de andere wereld hoorde, de verborgen wereld. Ik mocht dan een gewoon mens zijn, ik was een ingewijde. Al die gedachten las ik even duidelijk als wanneer ze die had uitgesproken. Ze was een uitzonderlijk sterke zender, even helder en volmaakt als haar uiterlijk. ‘In de nacht dat Hadley stierf, werd ik door de advocaat van de koningin gebeld. Ik sliep natuurlijk. Hij zei dat ik de boel hier moest afsluiten, dat Hadley niet meer terug zou komen, maar dat de koningin het appartement intact wilde houden voor haar erfgenaam. Meteen de volgende ochtend ben ik erheen gegaan om schoon te maken.’ Ze had zelfs rubber handschoenen aangetrokken, dat zag ik in haar hoofd toen ze zichzelf voor de geest haalde op de ochtend na Hadleys dood.

‘Heb jij de pedaalemmer geleegd en het bed opgemaakt?’

Ze keek gegeneerd. ‘Ja. Ik besefte niet dat ze met “intact” bedoelde “onaangeroerd”. Toen Cataliades kwam, kreeg ik ervanlangs. Maar toch ben ik blij dat ik de pedaalemmer heb geleegd. Het is gek, want die avond zat iemand in de vuilnisbak te rommelen, voordat ik die op straat kon zetten voor de ophaaldienst.’

‘Je weet waarschijnlijk niet of hij iets heeft meegenomen?’

Verbluft keek ze me aan. ‘Ik hou echt niet precies bij wat er allemaal wordt weggegooid,’ zei ze. Aarzelend voegde ze eraan toe: ‘Er was een bezwering over uitgesproken, maar ik weet niet waar die voor diende.’

Oei, dat was niet zo best. Amelia gaf het zelfs niet tegenover zichzelf toe; ze wilde er niet eens aan denken dat het huis misschien het doelwit was van een bovennatuurlijke aanval. Amelia was trots dat haar afweermiddelen hadden standgehouden, maar ze had er niet aan gedacht om ook de vuilnisbak te beschermen.

‘O, ik heb trouwens al haar kamerplanten meegenomen naar mijn appartement om ze beter te kunnen verzorgen. Dus als je ze allemaal mee terug wilt nemen naar dat gehucht van je, ga je gang.’

‘Bon Temps,’ preciseerde ik. Amelia snoof verachtelijk, met de minachting voor kleine plaatsen van een geboren stedeling. ‘Dus dit gebouw is van jou en je hebt de bovenverdieping aan Hadley verhuurd. Wanneer?’

‘Ongeveer een jaar geleden. Toen was ze al een vamp. En ze was de vriendin van de koningin, al een hele poos. Dus het leek me een goede verzekeringspolis, weet je wel? Niemand zal het in zijn hoofd halen om het liefje van de koningin aan te vallen, toch? En niemand zal het wagen om bij haar in te breken.’

Ik wilde vragen hoe Amelia zich zo’n mooi appartement kon veroorloven, maar dat was te brutaal om over mijn lippen te krijgen. ‘Dus van dat heksengedoe kun je goed leven?’ vroeg ik toen maar, en ik probeerde vaag geïnteresseerd te klinken.

Ze haalde haar schouders op, maar ze vond het leuk dat ik het had gevraagd. Hoewel haar moeder haar een flink bedrag had nagelaten, was ze blij dat ze zichzelf kon onderhouden. Dat hoorde ik even duidelijk als wanneer ze het hardop had gezegd. ‘Ja, ik kan er goed van rondkomen,’ zei ze. Ze hoopte dat ze een bescheiden toon aansloeg, maar ze zat er net naast. Ze had hard gewerkt om heks te worden en ze was trots op haar macht.

Ze was een open boek voor me.

‘Als de boel een beetje opdroogt, help ik een vriend die een winkel met magische benodigdheden heeft vlak bij Jackson Square. Daar leg ik mensen de kaart,’ verklaarde ze. ‘En soms verzorg ik magische rondleidingen door New Orleans voor de toeristen. Dat is best lollig, en als ik ze flink de stuipen op het lijf jaag, krijg ik een fikse fooi. Dus al met al mag ik niet klagen.’

‘Je doet aan serieuze magie,’ zei ik, en ze knikte opgetogen. ‘Voor wie? Aangezien de gewone wereld niet wil toegeven dat zoiets mogelijk is.’

‘De Bovens betalen goed,’ antwoordde ze, verbaasd dat ik daarnaar moest vragen. Dat hoefde ik niet echt, maar het was makkelijker om haar gedachten naar de juiste informatie te sturen als ik hardop vragen stelde. ‘Hoofdzakelijk vamps en Weers. Ik bedoel, ze hebben het niet zo op heksen, maar vooral de vamps willen elk voordeeltje dat ze kunnen krijgen uitmelken. De rest is niet zo goed georganiseerd.’ Met een gebaar van haar hand wuifde ze de zwakke leden van de bovennatuurlijke wereld weg, de weervleermuizen, de veranderaars en dergelijke. De macht van de andere Bovens nam ze niet serieus, wat een vergissing was.

‘En de elfen?’ vroeg ik nieuwsgierig.

‘Die hebben genoeg aan hun eigen magie,’ zei ze schouderophalend. ‘Die hebben me niet nodig. Ik weet dat het voor iemand als jij misschien moeilijk is om te accepteren dat er een gave bestaat die onzichtbaar en natuurlijk is, iets wat tegen alles indruist wat je familie je heeft geleerd.’

Ik onderdrukte een verbluft gegniffel. Ze wist echt helemaal niets van me af. Ik wist niet waar ze met Hadley over had gesproken, maar beslist niet over Hadleys familie. Toen dat idee bij me opkwam, ging er vaag een belletje rinkelen, een belletje dat waarschuwde dat die gedachtegang verder uitgediept moest worden. Ik zette het van me af, want op dat moment moest ik me op Amelia Broadway concentreren.

‘Vind je dat je over een sterke bovennatuurlijke gave beschikt?’

Ik voelde dat ze een opwelling van trots onderdrukte. ‘Ik beschik inderdaad over een zekere gave,’ antwoordde ze bescheiden. ‘Zo heb ik bijvoorbeeld een stagnatiebezwering over dit appartement uitgesproken toen ik niet op tijd klaar was met schoonmaken. De boel zit al weken potdicht, maar je ruikt niks, toch?’

Dat verklaarde waarom de vieze handdoeken niet stonken. ‘Je doet hekserij voor de Bovens, je legt mensen de kaart bij Jackson Square en soms geef je rondleidingen aan groepen. Niet wat je noemt een kantoorbaan,’ zei ik.

‘Precies.’ Ze knikte, blij en apetrots.

‘Dus dat betekent dat je je eigen tijd kunt indelen,’ zei ik. Ik hoorde de opluchting door haar hoofd buitelen, opluchting omdat ze niet meer naar kantoor hoefde, hoewel ze drie jaar bij de posterijen had gewerkt totdat ze een volleerde heks was geworden.

‘Ja.’

‘Wil je me dan helpen met het leeghalen van Hadleys appartement? Ik betaal je er graag voor.’

‘Ja, tuurlijk wil ik helpen. Hoe sneller haar spullen weg zijn, hoe eerder ik het appartement kan verhuren. Wat de betaling betreft, laten we maar afwachten hoeveel tijd ik eraan kan besteden. Soms krijg ik namelijk een noodoproep, zeg maar.’ Stralend keek ze me aan, met een glimlach die niet zou misstaan in een tandpastareclame.

‘Heeft de koningin de huur dan niet betaald sinds Hadley is overleden?’

‘Jawel, maar ik krijg de kriebels van het idee dat Hadleys spullen hier nog zijn. En ze hebben een paar keer geprobeerd in te breken. De laatste inbraakpoging was nog maar een paar dagen geleden.’ Ik liet mijn geveinsde glimlach varen.

‘Eerst dacht ik dat het misschien zoiets is als wanneer er iemand doodgaat, waarna er een overlijdensbericht in de krant verschijnt,’ ratelde Amelia door, ‘en er tijdens de begrafenis wordt ingebroken. Voor vamps zetten ze natuurlijk geen overlijdensbericht in de krant, waarschijnlijk omdat ze al dood waren of omdat de andere vamps dat gewoon niet naar de krant sturen... Dat zou best interessant zijn, om te zien hoe ze dat aanpakken. Waarom stuur je niet een paar regels over Hadley naar de krant? Maar ach, je weet hoe vamps roddelen, dus ik neem aan dat veel mensen al hebben gehoord dat ze echt dood is, voor de tweede keer dood. Vooral nadat Waldo uit de rechtszaal is verdwenen. Iedereen weet dat hij Hadley niet kon uitstaan. Bovendien doen vamps niet aan begrafenissen. Dus ik denk dat de inbraakpoging daar niet mee te maken had. New Orleans kent veel criminaliteit.’

‘O, je kende Waldo,’ zei ik, om haar woordenstroom te onderbreken. Waldo, ooit de favoriet van de koningin – niet in bed, maar als lakei – kon het niet uitstaan dat hij door mijn nicht Hadley was verdrongen. Toen Hadley een ongekend lange tijd bij de koningin in de gratie bleef, had Waldo haar naar St. Louis Cemetery Number One gelokt onder het voorwendsel dat ze de geest van Marie Laveau zouden oproepen, de beruchte voodookoningin van New Orleans. Maar in plaats daarvan had hij Hadley vermoord en de schuld op het Verbond van de Zon geschoven. Meneer Cataliades had me een duwtje in de juiste richting gegeven totdat ik besefte dat Waldo de schuldige was, en de koningin had me de kans geboden om Waldo zelf te executeren – dat beschouwde ze als een grote gunst. Dat had ik afgewimpeld, maar nu was hij dan eindelijk echt dood, net als Hadley. Ik huiverde.

‘Nou, ik ken hem beter dan me lief is,’ zei ze, met de openhartigheid die kenmerkend leek te zijn voor Amelia Broadway. ‘Maar ik hoorde dat je in de verleden tijd over hem sprak. Mag ik hopen dat Waldo zijn laatste bestemming heeft bereikt?’

‘Dat mag,’ zei ik. ‘Dat mag je hopen, bedoel ik.’

‘Goh,’ zei ze blij. ‘Nee maar, kijk eens aan.’

Fijn dat ik tenminste iemand had opgefleurd. In Amelia’s gedachten las ik wat een hekel ze had aan de oude vamp en dat kon ik haar niet kwalijk nemen. Hij was weerzinwekkend geweest. Amelia was een vastberaden vrouw, waardoor ze als heks indrukwekkend moest zijn. Maar op dit moment zou ze moeten denken aan andere mogelijkheden die met mij te maken hadden, en dat deed ze niet. Doelgerichtheid heeft ook negatieve kanten.

‘Dus je wilt Hadleys appartement leegruimen omdat je denkt dat het gebouw dan geen doelwit meer is? Voor dieven die hebben ontdekt dat Hadley dood is?’

‘Precies,’ zei ze, en toen dronk ze haar laatste slok koffie op. ‘En ik vind het ook een prettig idee dat er nog iemand anders is. Ik vind het eng om het appartement leeg te laten staan. Hoewel een vampier tenminste niet kan gaan spoken.’

‘Dat wist ik niet,’ zei ik. En daar had ik ook nog nooit bij stilgestaan.

‘Geen vampspoken,’ zei Amelia zorgeloos. ‘Geen een. Alleen mensen kunnen een spook achterlaten. Hé, wil je dat ik je de kaart leg? Ja, ik weet dat het een beetje eng is, maar je kunt echt van me aannemen dat ik er goed in ben!’

Ze dacht dat het leuk zou zijn om me iets spannends te laten beleven, als een echte toerist, omdat ik niet zo lang in New Orleans zou zijn. En als ze aardig tegen me deed, dacht ze, zou ik Hadleys appartement sneller leegruimen, zodat zij het sneller in gebruik kon nemen.

‘Prima,’ zei ik aarzelend. ‘Als je wilt, kun je het nu meteen doen.’ Daaraan zou ik kunnen zien hoe begaafd Amelia was als heks. Ze voldeed in ieder geval niet aan het typische beeld van een heks. Amelia zag er zo schoongeboend en kerngezond uit als een gelukkige huisvrouw in een buitenwijk met een Ford Explorer en een Ierse setter. Maar in een oogwenk trok ze uit een zak van haar cargobroek een pak tarotkaarten tevoorschijn. Ze boog zich over de koffietafel om ze uit te spreiden. Dat deed ze op een snelle, professionele manier waar ik niets van begreep.

Nadat ze een minuut naar de plaatjes had getuurd, bleef haar blik op de tafel rusten. Ze kreeg een kleur en deed haar ogen dicht, alsof ze zich doodschaamde. En dat was natuurlijk ook zo.

‘Oké,’ zei ze ten slotte, op kalme, vlakke toon. ‘Wat ben jij?’

‘Telepaat.’

‘Ik sta altijd veel te snel klaar met mijn oordeel! Ik leer het ook nooit!’

‘Niemand vindt me eng, hoor,’ zei ik zo vriendelijk mogelijk, en ze kromp in elkaar.

‘Nou, die vergissing zal ik niet nog een keer maken,’ zei ze. ‘Je was beter op de hoogte van Bovens dan de gemiddelde persoon.’

‘En ik leer iedere dag bij.’ Ik hoorde zelf hoe grimmig mijn stem klonk.

‘Nu moet ik mijn begeleider laten weten dat ik het heb verknald,’ zei mijn hospita. Ze zag er zo somber uit als mogelijk was voor haar. Niet erg somber dus.

‘Heb je een... mentor?’

‘Ja, een oudere heks die zo’n beetje onze vorderingen in de gaten houdt tijdens de eerste drie jaar als we beroeps zijn geworden.’

‘Hoe weet je wanneer je beroeps bent?’

‘O, je moet examen doen,’ legde Amelia uit. Ze stond op en liep naar de gootsteen. In een wip had ze de koffiepot en het filter afgespoeld, netjes op het afdruiprek gezet en de gootsteen afgenomen.

‘Zullen we morgen de boel gaan inpakken?’ vroeg ik.

‘Waarom niet nu?’

‘Ik wil graag eerst even Hadleys spullen in mijn eentje bekijken.’ Ik deed mijn best om niet geïrriteerd te klinken.

‘O. Ja, logisch.’ Ze probeerde een gezicht te trekken alsof ze dat zelf ook al had bedacht. ‘En ik neem aan dat je vanavond naar de koningin moet, hè?’

‘Dat weet ik niet.’

‘O, ik durf te wedden dat ze je verwachten. Had je vannacht niet een lange, knappe, donkere vamp bij je? Hij kwam me bekend voor.’

‘Bill Compton,’ zei ik. ‘Ja, hij woont al jaren in Louisiana en hij heeft wel eens wat klusjes voor de koningin gedaan.’

Ze keek me verrast aan met haar heldere blauwe ogen. ‘O, ik dacht dat hij je nicht kende.’

‘Nee. Bedankt dat je me wakker hebt gemaakt, zodat ik aan de slag kon, en bedankt dat je me wilt helpen.’

Ze was blij dat ze kon opstappen, want ik was heel anders dan ze had verwacht. Ze wilde eens goed over me nadenken en een paar zusters in de hekserij bellen in de buurt van Bon Temps. ‘Probeer Holly Cleary,’ zei ik. ‘Die ken ik het beste.’

Amelia snakte naar adem en nam beverig afscheid. Ze verdween even onverwachts als ze was verschenen.

Opeens voelde ik me oud. Door te koop te lopen met mijn telepathische vermogens had ik een zelfverzekerde, opgewekte jonge heks in de tijd van een uur veranderd in een stresskonijn.

Maar toen ik een blocnote en een potlood pakte – precies waar ze horen te liggen, in de la naast de telefoon – om mijn plan op te stellen, troostte ik mezelf met de gedachte dat Amelia een geestelijke klap in haar gezicht hard nodig had. Als die niet van mij was gekomen, zou het van een ander zijn geweest, die haar misschien werkelijk kwaad wilde doen.