15

IK MOEST IN ELK GEVAL DOZEN HEBBEN. EN BREED PLAKband – diverse rollen – en een watervaste viltstift, en waarschijnlijk ook een schaar. En dan zou ik een pick-up nodig hebben om de spullen die ik wilde houden, mee terug te nemen naar Bon Temps. Ik kon Jason vragen om met de auto hierheen te komen, ik kon een busje huren, en ik kon ook aan meneer Cataliades vragen of hij iemand kende met een pick-up die ik kon lenen. Als het veel was wat ik mee terug nam, zou ik misschien een auto met een aanhanger kunnen huren. Dat had ik nog nooit gedaan, maar zo moeilijk kon het niet zijn, toch?

Omdat ik zonder auto zat, kon ik de spullen die ik nodig had voor het inpakken niet gaan halen. Maar ik kon wel vast beginnen met uitzoeken. Hoe eerder ik daarmee klaar was, hoe eerder ik de vampiers in New Orleans vaarwel kon zeggen en weer aan het werk kon. Ergens was ik blij dat Bill was meegekomen. Want ik mocht dan woedend op hem zijn, hij was tenminste vertrouwd. Tenslotte was hij de eerste vampier die ik ooit had ontmoet, en in mijn ogen was het nog altijd een wonder hoe dat destijds was gegaan.

Hij was Merlotte binnengekomen, en ik had tot mijn verbijstering ontdekt dat ik zijn gedachten niet kon lezen. Later diezelfde avond had ik hem gered van een stel Uitzuigers. Ik slaakte een zucht bij de gedachte hoe goed we het hadden gehad samen, tot hij was teruggeroepen door zijn maker, Lorena, inmiddels ook echt dood.

Ik riep mezelf tot de orde. Dit was niet het moment om me te laten meeslepen door herinneringen. Er moest gewerkt worden, er moesten knopen worden doorgehakt. Ik besloot met de kleren te beginnen.

Die vormden geen probleem, wist ik een kwartier later. Het grootste deel zou ik weggeven. Ik had niet alleen een totaal andere smaak dan mijn nicht, maar Hadley had bovendien smallere heupen en kleinere borsten gehad dan ik, en ook qua huid en haarkleur was ze een heel ander type geweest. Hadley had bij voorkeur donkere, dramatische kleding gedragen, terwijl ik hield van rustig en onopvallend. Ik twijfelde over een paar zwarte rokken en fladderblouses, maar toen ik ze aantrok, zag ik eruit als de vampo’s die bij Eric in de bar rondhingen. Niet de look waar ik op mikte. Dus ik legde alleen een paar mouwloze shirts en wat shorts en pyjamabroeken op het stapeltje ‘Meenemen’.

De kleren die weg konden, stopte ik in de vuilniszakken die ik in de keuken had gevonden. Zodra ik een zak vol had, zette ik die op de galerij, om te voorkomen dat de rommel zich binnen opstapelde.

Ik begon om een uur of twaalf, en toen ik eenmaal wist hoe Hadleys cd-speler werkte, vloog de middag voorbij. Veel van haar muziek had nooit hoog op mijn lijstje gestaan, maar dat verbaasde me niet. Het was trouwens geen straf om ernaar te luisteren. Ze had stapels cd’s, van No Doubt, Nine Inch Nails, Eminem, Usher.

Tegen de tijd dat ik aan de ladekast in de slaapkamer begon, werd het buiten al schemerig. Om even een pauze in te lassen liep ik de galerij op. Het was een milde avond, de stad ontwaakte voor de donkere uren die in aantocht waren. New Orleans was een stad van de nacht geworden. Het was altijd beroemd geweest om zijn bruisende, schaamteloze uitgaansleven, maar door de enorme toestroom van ondoden was het karakter van de stad dramatisch veranderd. De jazz in Bourbon Street werd in veel gevallen gespeeld door handen die de zon in geen tientallen jaren meer op hun huid hadden gevoeld. Er drong een warreling van zwakke klanken tot me door, er klonken flarden muziek afkomstig van verre braspartijen. Ik plofte in een van de stoelen die op de galerij stonden, en terwijl ik luisterde, hoopte ik dat ik tijdens mijn verblijf ook nog iets van de stad te zien zou krijgen. New Orleans is met geen enkele andere Amerikaanse stad te vergelijken; dat is altijd al zo geweest, en dat gold nog steeds, nu de vamps er massaal naartoe waren getrokken. Ik zuchtte, en het drong ineens tot me door dat ik honger had. Hadley had natuurlijk niets te eten in huis, en ik weigerde mijn honger te stillen met bloed. En wat Amelia betrof, ik vond dat ik haar al genoeg had gevraagd. Wie me vanavond kwam oppikken om me naar de koningin te brengen, wilde vast wel even met me langs een supermarkt rijden. Misschien werd het tijd om te douchen en me te verkleden.

Toen ik weer naar binnen wilde gaan, viel mijn oog op de beschimmelde handdoeken die ik de avond tevoren buiten had gelegd. Tot mijn verrassing was de stank erger geworden in plaats van minder. Walging snoerde mijn keel dicht terwijl ik de mand oppakte om hem mee naar binnen te nemen, met de bedoeling de inhoud te wassen. In een hoek van de keuken stond een wasmachine met daarbovenop een droger. Als een toren van properheid.

Ik probeerde de handdoeken uit te schudden, maar ze waren opgedroogd tot een stijve, kreukelige massa. Geërgerd gaf ik een ruk aan een uitstekende zoom, en na enige weerstand gaven de klonters die de stof bij elkaar hielden zich gewonnen en vielen de plooien van de zachtblauwe handdoek uit elkaar.

‘Shit!’ zei ik hardop in het stille appartement. ‘O, nee!’

De klonters waardoor de handdoeken in elkaar gefrommeld hadden gezeten, waren opgedroogd bloed.

‘O, Hadley! Wat heb je gedaan?’ verzuchtte ik.

De geur was net zo gruwelijk als de schok. Ik liet me op een stoel aan de kleine eettafel bij de keuken vallen. De grond, mijn armen, alles zat onder de vlokken opgedroogd bloed. Een handdoek had geen gedachten die ik kon lezen. Dus in dit geval had ik niets aan mijn bijzondere gave. Wat ik nodig had, was... een heks! En ik dacht aan de benedenbuurvrouw, tegen wie ik zo nijdig was uitgevallen en die ik had weggestuurd. Zij was precies wat ik nodig had.

Maar eerst moest ik de rest van het appartement controleren, om te zien of dat nog meer verrassingen in petto had.

En inderdaad!

Het lichaam lag in de inloopkast in de hal.

Het rook absoluut niet, hoewel ik vermoedde dat het daar al lag sinds de dood van mijn nichtje. Was deze jongeman misschien een demon geweest? Maar ik kon geen enkele overeenkomst ontdekken met Diantha of Gladiola, en ook niet met meneer Cataliades. Omdat de handdoeken waren gaan stinken, zou je bijna denken... Nou ja, misschien had ik gewoon geluk gehad. Het was een raadsel, en ik vermoedde dat de oplossing beneden te vinden was.

Even later klopte ik op Amelia’s deur. Ze deed onmiddellijk open. Over haar schouder heen zag ik dat haar appartement – met uiteraard dezelfde indeling als dat van Hadley – was ingericht met lichte kleuren. Geel, roomwit, koraalrood en groen. Het straalde een en al kracht en energie uit. Op de moderne meubels lagen dikke, zachte kussens, het houtwerk was glimmend gewreven. Alles zag er smetteloos uit, maar ik had niet anders verwacht.

‘Ja?’ Ze klonk een beetje aarzelend en op haar hoede.

‘Amelia,’ begon ik, op een toon alsof ik haar een olijftak aanbood. ‘Ik zit met een probleem. Trouwens, jij ook, ben ik bang.’

‘Wat bedoel je?’ Haar anders zo open gezicht stond gesloten, alsof ze de toegang tot haar gedachten kon blokkeren door me zo neutraal mogelijk aan te kijken.

‘Volgens mij heb je een stagnatiebezwering over Hadleys appartement uitgesproken. Klopt dat? Om te zorgen dat alles bleef zoals het was? En vervolgens heb je een afwerend schild opgetrokken tegen indringers.’

‘Dat heb ik je toch verteld?’ zei ze, nog altijd op haar hoede.

‘En er is niemand meer binnen geweest sinds Hadleys dood?’

‘Dat durf ik niet te garanderen. Ik neem aan dat mijn bezwering geen stand zou hebben gehouden tegenover een uitzonderlijk goede heks of tovenaar. Maar voor zover ik weet, is er niemand meer binnen geweest.’

‘Dus toen je het appartement verzegelde, wist je niet dat er een lichaam in de kast lag?’

Ik weet niet welke reactie ik had verwacht, maar ze nam het behoorlijk kalm op. ‘O,’ zei ze met vaste stem. Misschien had ze even haar adem ingehouden. ‘O. Wie is het?’ Haar wimpers bewogen onrustig op en neer.

Misschien was ze niet zo kalm als ze leek.

‘Ik heb geen idee,’ antwoordde ik zorgvuldig. ‘Dus ik wil graag dat je even komt kijken.’ Tegen de tijd dat we de trap op liepen, voegde ik eraan toe: ‘Hij is in het appartement gedood, en het bloed is opgedweild met handdoeken. Die lagen in de wasmand.’ Ik vertelde haar in welke staat ik de handdoeken had aangetroffen.

‘Ik hoorde van Holly Cleary dat je het leven van haar zoontje hebt gered,’ zei Amelia.

Daar had ik niet op gerekend. Ik voelde me op slag opgelaten. ‘De politie zou hem uiteindelijk ook wel hebben gevonden. Ik heb alleen maar gezorgd dat het allemaal wat sneller ging.’

‘Als haar zoontje later naar het ziekenhuis was gebracht, hadden ze de bloeding in de hersenen misschien niet op tijd kunnen stoppen. Dat heeft de dokter zelf tegen Holly gezegd,’ zei Amelia.

‘Nou, daar ben ik dan blij om,’ zei ik, nog altijd buitengewoon opgelaten. ‘Hoe gaat het nu met Cody?’

‘Goed,’ antwoordde de heks. ‘Hij wordt weer helemaal de oude.’

‘Maar voorlopig zitten we hier met een probleem,’ hielp ik haar herinneren.

‘Oké, laat maar zien dat lijk.’ Amelia deed haar uiterste best haar stem vlak te houden.

Ergens mocht ik deze heks wel.

Ik ging haar voor naar de kast, waarvan ik de deur open had laten staan. Ze liep naar binnen. En gaf geen kik. Toen ze weer naar buiten kwam, lag er een groenig waas over haar stralend gebruinde gezicht, en ze zocht steun bij de muur.

‘Het is een Weer,’ zei ze na een korte stilte. Door de bezwering die ze over het appartement had uitgesproken, was alles geconserveerd in de staat waarin het verkeerde. Het bloed was al een beetje gaan ruiken vóórdat de bezwering van kracht was geworden, en door mijn komst in het appartement was de werking daarvan gestopt. Vandaar dat de handdoeken inmiddels een rottingslucht verspreidden. Het verbaasde me een beetje dat het lichaam nog niet was gaan stinken, maar dat zou waarschijnlijk niet lang meer duren. Amelia moest zich duidelijk inhouden om niet te laten merken hoe trots ze was op het effect van haar magie. Maar nu dat was opgeheven, zou het lichaam al snel tot ontbinding overgaan.

‘Ken je hem?’ vroeg ik.

‘Ja, ik ken hem. Zelfs in New Orleans is de bovennatuurlijke gemeenschap niet zo groot. Het is Jake Purifoy. Hij regelde de beveiliging bij het huwelijk van de koningin.’

Ik voelde dat ik moest gaan zitten. Dus ik haastte me de inloopkast uit en liet me langs de muur naar beneden glijden, tot ik op de grond zat, recht tegenover Amelia, die met haar rug tegen de andere muur ging zitten. Er kwamen zoveel vragen bij me op dat ik nauwelijks wist waar ik moest beginnen.

‘Je bedoelt, toen ze met de koning van Arkansas trouwde?’ Ik dacht aan wat Felicia me had verteld, en aan de trouwfoto die ik in het album van Al Cumberland had gezien. Was dat de koningin, met dat kunstige kapsel? Had Quinn het daarover gehad, toen hij zei dat hij een huwelijksfeest moest organiseren in New Orleans?

‘Volgens Hadley is de koningin bi,’ vertelde Amelia. ‘Dus ze is inderdaad met een kerel getrouwd. Dankzij het huwelijk bestaat er nu een verbond tussen hen.’

‘Maar ze kunnen geen kinderen krijgen,’ zei ik, volstrekt ten overvloede, maar ik begreep het nut van dat verbond niet.

‘Nee, maar tenzij iemand ze een staak door hun hart ramt, hebben ze het eeuwige leven. Dus of ze nou wel of niet dingen kunnen doorgeven, is niet zo belangrijk,’ zei Amelia. ‘Het vaststellen van de procedure bij zo’n huwelijk kan maanden, soms zelfs jaren duren. En hetzelfde geldt voor het opstellen van het contract. Dat moet dan door beide partijen worden getekend, tijdens een indrukwekkende ceremonie, aan de vooravond van het daadwerkelijke huwelijk. Als ze eenmaal getrouwd zijn, hoeven ze niet per se samen te leven, zolang ze elkaar maar een paar keer per jaar zien. En dat niet alleen, het is ook de bedoeling dat het huwelijk bij die bezoeken wordt geconsummeerd.’

Hoe fascinerend het ook allemaal mocht zijn, daar ging het nu niet om. ‘Dus die vent in de kast maakte deel uit van de beveiliging?’ Was hij in dienst geweest van Quinn? En had die niet gezegd dat een van zijn medewerkers in New Orleans spoorloos was verdwenen?

‘Ja. Ik was natuurlijk niet uitgenodigd voor het huwelijk, maar ik heb Hadley geholpen met aankleden. En toen kwam hij haar halen.’

‘Jake Purifoy kwam Hadley halen voor het feest?’

‘Ja. Hij zag er die avond ook schitterend uit.’

‘En dat was de avond voor het huwelijk.’

‘Ja, de avond voordat Hadley stierf.’

‘Heb je ze zien weggaan?’

‘Nee, ik heb ze alleen... Nee. Ik hoorde de auto stoppen. En toen ik naar buiten keek, zag ik Jake aankomen. Ik kende hem al. Nou ja, een beetje. Een vriendin van me heeft ooit iets met hem gehad. Afijn, ik geloof dat ik televisie zat te kijken, dus ik heb er verder niet meer op gelet. En na een tijdje hoorde ik de auto wegrijden.’

‘Dus het zou kunnen zijn dat hij nooit meer is vertrokken.’

Ze keek me met grote ogen aan. ‘Dat zou kunnen.’ Ze klonk alsof ze plotseling een kurkdroge mond had.

‘Hadley was alleen thuis toen hij haar kwam halen... toch?’

‘Toen ik weer naar beneden ging was er in elk geval niemand bij haar.’

‘Ik ben hier alleen maar gekomen om het huis van mijn nichtje leeg te halen,’ zei ik tegen mijn blote voeten. ‘Eigenlijk mocht ik haar niet zo. En nu zit ik met een lijk opgescheept. Dat is me al eerder gebeurd, maar toen had ik hulp van een grote, sterke kerel,’ vertelde ik de heks. ‘We hebben het lichaam samen in een douchegordijn gerold.’

‘Echt waar?’ zei Amelia timide. Ze zag er niet uit alsof ze op dat soort informatie zat te wachten.

‘Ja.’ Ik knikte. ‘Wij hadden hem niet vermoord. We moesten alleen van het lichaam af zien te komen. Want we waren bang dat ze ons de schuld in de schoenen zouden schuiven, en dat zouden ze ook ongetwijfeld hebben gedaan.’ Ik keek weer naar mijn tenen. De eens zo fleurige roze lak begon af te bladderen. Er moest dringend een nieuwe laag overheen, of ik moest alles eraf halen. Niet afdwalen, zei ik streng tegen mezelf, en ik concentreerde me weer op het lichaam in de kast. Het lag languit tussen de onderste plank en de vloer, bedekt met een laken. Zo te zien was Jake Purifoy een knappe man geweest. Hij had donkerbruin haar en een gespierd, zwaar behaard lichaam. Volgens Amelia had hij er in zijn formele kleding voor het feest erg aantrekkelijk uitgezien, maar nu was hij naakt. Waar waren zijn kleren, vroeg ik me af, ook al was dat misschien helemaal niet belangrijk.

‘We zouden natuurlijk gewoon de koningin kunnen bellen,’ zei Amelia. ‘Het lichaam heeft hier tenslotte al die tijd gelegen, dus óf Hadley heeft hem gedood, óf ze heeft het lichaam verborgen. Het bestaat niet dat hij is gestorven op de avond dat ze met Waldo naar de begraafplaats ging.’

‘Waarom niet?’ Er kwam een afschuwelijke gedachte bij me op.

‘Heb je je mobiel bij je?’ vroeg ik, terwijl ik overeind kwam. Amelia knikte. ‘Bel de koningin. Zeg dat er onmíddellijk iemand hierheen moet komen!’

‘Wat is er dan?’ Amelia keek me niet-begrijpend aan, maar ondertussen koos ze het gevraagde nummer.

Met mijn blik op de kast gericht zag ik dat de vingers van het lijk licht begonnen te trekken.

‘Hij komt weer tot leven,’ zei ik zacht.

Amelia was snel van begrip. ‘Met Amelia Broadway, aan Chloe Street! Stuur onmiddellijk een ervaren vamp!’ riep ze in de telefoon. ‘We zitten hier met een nieuwe vamp die bezig is tot leven te komen!’ Ze was inmiddels ook overeind gekrabbeld. Samen renden we naar de buitendeur.

Maar het was al te laat.

Jake Purifoy zat ons op de hielen, en hij had honger.

Omdat Amelia achter me liep – ik had een kleine voorsprong – was het haar enkel die hij te pakken kreeg. Ze gilde het uit toen ze tegen de grond sloeg, en zonder ook maar één moment na te denken, draaide ik me razendsnel om, vastberaden haar te hulp te komen. Als ik wel had nagedacht zou ik rechtstreeks de deur uit zijn gestormd. De hand van de nieuwe vamp sloot als een bankschroef om Amelia’s blote enkel terwijl ze met haar vingers over het gladde laminaat klauwde, tevergeefs op zoek naar houvast; naar iets wat zou voorkomen dat ze steeds dichter naar zijn opengesperde mond werd getrokken, waarin de hoektanden glinsterden in hun volle lengte. O, nee! Ik greep haar polsen en begon te trekken. Omdat ik Jake Purifoy tijdens zijn leven niet had gekend, wist ik niet hoe hij was geweest. En in zijn gezicht kon ik niets menselijks meer ontdekken, niets waarop ik een beroep kon doen. ‘Jake!’ riep ik. ‘Jake Purifoy! Word wakker!’ Dat had natuuurlijk geen enkel effect. Jake was niet veranderd in iets uit een nachtmerrie, hij verkeerde niet in een staat waaruit hij weer kon ontwaken. Nee, hij was voorgoed een ander wezen geworden. Uit zijn keel steeg een zacht, zich herhalend gegrom op. Het was het hongerigste geluid dat ik ooit had gehoord. Amelia slaakte een ijselijke gil toen hij zijn tanden in haar kuit zette.

Het was alsof een haai zich in haar had vastgebeten. Als ik nog harder trok zou hij het stuk vlees dat hij tussen zijn tanden had, misschien uit haar been rukken. Ik hoorde dat hij haar bloed begon op te zuigen, en mezelf vervloekend omdat ik geen schoenen aanhad, trapte ik uit alle macht met mijn hiel tegen zijn hoofd. Maar hoe hard ik ook schopte, de nieuwe vamp trok zich er niets van aan. Hij gromde weliswaar woedend, maar ging rustig door met zuigen, terwijl de heks het nog altijd uitkrijste, van de pijn en de schrik. Op het tafeltje achter een tweezitsbankje ontdekte ik een hoge, zware kandelaar van glas. Ik plukte de kaars eruit, greep de kandelaar met beide handen vast en liet hem met volle kracht neerkomen op het hoofd van Jake Purifoy. Uit de wond die ik hem had bezorgd, begon bloed te stromen; heel traag, zoals dat gaat bij vampiers. De kandelaar was door het geweld in stukken gebroken, en ik stond opnieuw met lege handen, geconfronteerd met een woedende vamp. Hij hief zijn met bloed besmeurde gezicht naar me op, en zolang ik leef, hoop ik de blik waarmee hij me aankeek nooit meer te zien. Want wat ik daarin las, was de hersenloze woede van een dolle hond.

Maar hij had Amelia’s been losgelaten. Die wist niet hoe snel ze een goed heenkomen moest zoeken, maar omdat ze gewond was, kwam ze slechts langzaam vooruit. De tranen stroomden over haar gezicht, haar ademhaling ging zwaar en vulde de avondstilte met een hijgend gerasp. Buiten hoorde ik een sirene, en ik hoopte dat er hulp onderweg was. Maar die zou te laat komen. De vamp sprong overeind en stortte zich op me. Voordat ik besefte wat er gebeurde, sloeg ik tegen de grond.

Hij zette zijn tanden in mijn arm. Het voelde alsof ze tot in het bot zouden dringen. Als ik mijn arm niet afwerend had geheven, zou hij zich in mijn hals hebben vastgebeten en dan was ik verloren geweest. Maar ook al had ik ‘geluk’ gehad en had hij slechts mijn arm te pakken, de pijn was zo gruwelijk dat ik bijna flauwviel. En dan was alsnog alles verloren. Jake Purifoy lag met zijn volle gewicht boven op me, hij drukte met zijn handen mijn vrije arm tegen de grond, en met zijn benen maakte hij het me onmogelijk de mijne te bewegen. Er ontwaakte een ander soort honger in de nieuwe vamp. Het bewijs daarvan voelde ik tegen mijn dij drukken. Hij maakte een hand los en begon aan mijn broek te trekken.

O nee... wat verschrikkelijk! Nog even, en ik was er geweest, vermoord in New Orleans, in het appartement van mijn nichtje, ver van mijn vrienden en mijn familie.

Het gezicht en de handen van de nieuwe vamp zaten onder het bloed.

Een bloedig spoor trekkend met haar gewonde been kwam Amelia moeizaam, pijnlijk naar ons toe kruipen. Ze had moeten vluchten, want ze kon me toch niet helpen. Er waren geen kandelaars meer. Maar Amelia had een ander wapen. Ze strekte een hevig trillende arm en raakte de vampier aan. ‘Utinam hic sanguis in ignem commutet!’ riep ze.

De vamp richtte zich op en deinsde krijsend achteruit, klauwend naar zijn gezicht, dat plotseling was bedekt met likkende, blauwe vlammetjes.

Op dat moment kwam de politie binnenstormen.

Ook vampiers.

Opmerkelijk genoeg dachten de agenten in eerste instantie dat Jake Purifoy het slachtoffer was. Amelia en ik werden bloedend en krijsend tegen de muur geduwd. Maar ondertussen begon de bezwering die Amelia over de kersverse ondode had uitgesproken, haar kracht te verliezen, en hij stortte zich op de dichtstbijzijnde agent, een zwarte vrouw met een trotse, kaarsrechte rug en een fiere neus. Razendsnel trok ze haar knuppel, en ze begon woest en zonder pardon op de tanden van de nieuwe vamp in te rammen. Haar collega, een klein mannetje met een lichtbruine huid, trok een flesje TrueBlood uit zijn riem. Hij beet de dop eraf en stak het rubberen mondstuk tussen de gretige lippen van Jake Purifoy. Op slag keerde de rust weer, terwijl de nieuwe vamp de fles begon leeg te zuigen. De agenten en wij keken hijgend, bloedend toe.

‘Ik denk dat hij zich nu wel koest houdt,’ zei de vrouwelijke agent. De ritmische cadans waarmee ze sprak, verried dat ze meer Afrikaanse dan Amerikaanse was. ‘Daar hebben we geen last meer van.’

Amelia en ik lieten ons op de grond zakken, nadat de mannelijke agent ons met een knikje had duidelijk gemaakt dat we niet langer als verdachten werden beschouwd. ‘Sorry dat we niet meteen in de gaten hadden wie we moesten hebben,’ zei hij met een stem als gesmolten boter. ‘Alles goed met jullie?’ Het was maar goed dat hij zo geruststellend klonk, want zijn hoektanden waren in hun volle lengte zichtbaar. Waarschijnlijk als gevolg van al het bloed en al het geweld, maar het was een ontmoedigende reactie bij een politiefunctionaris.

‘Ik dacht het niet,’ zei ik. ‘Amelia bloedt als een rund. Trouwens, ik ook, volgens mij.’ De beet zou uiteindelijk nog veel pijnlijker worden. Vampierspeeksel bevat niet alleen een kleine dosis van een verdovend middel, maar ook een bestanddeel dat de genezing bevordert. Dat laatste is echter bedoeld voor het verzegelen van de kleine wondjes, die worden gemaakt door hoektanden, niet voor enorme rijtwonden. ‘We moeten naar een dokter.’ Ik had in Mississippi een vampier ontmoet die grote wonden kon genezen, maar een dergelijk talent was zeldzaam.

‘Zijn jullie gewone mensen? Allebei?’ vroeg de agent. Zijn vrouwelijke collega stond in een vreemde taal tegen de nieuwe vamp te koeren. Ik wist niet of de voormalige weerwolf, Jake Purifoy, die taal sprak, maar het was duidelijk dat hij er een gevoel van veiligheid aan ontleende. De brandwonden in zijn gezicht begonnen al te genezen, zag ik.

‘Ja,’ antwoordde ik op de vraag van de politieman.

Terwijl we op medische hulp wachtten, deden Amelia en ik er het zwijgen toe en zochten steun bij elkaar. Was dit de tweede keer dat ik een lichaam in een kast had gevonden, of al de derde keer? Je zou nooit meer een kast open durven doen, dacht ik.

‘We hadden het kunnen weten,’ zei Amelia vermoeid. ‘Zodra we in de gaten kregen dat hij niet stonk, hadden we het kunnen weten.’

‘Ik had het wel in de gaten, maar toen was het al te laat. Het duurde nog geen minuut, toen was hij helemaal wakker.’ Ik klonk net zo timide als Amelia.

Daarna werd het allemaal erg verwarrend. Misschien was dit wel een goed moment om flauw te vallen, dacht ik, maar ik kreeg het simpelweg niet voor elkaar. De ziekenbroeders waren op zich aardige jonge kerels. Ze leken te denken dat we met een vampier aan het dollen waren geweest en dat de situatie uit de hand was gelopen. Het leek me dan ook onwaarschijnlijk dat ze Amelia of mij zouden bellen voor een date.

‘Je moet niet met vampiers rommelen, chérie,’ zei de broeder die mij behandelde. DELAGARDIE, stond er op zijn naambordje. ‘Vrouwen vinden vamps blijkbaar onweerstaanbaar, maar je wilt niet weten hoeveel meisjes we al hebben moeten oplappen. En dat waren dan nog de meiden die geluk hadden gehad,’ zei Delagardie grimmig. ‘Vertel eens, jongedame, hoe heet je?’

‘Sookie,’ antwoordde ik. ‘Sookie Stackhouse.’

‘Leuk kennis met je te maken, Sookie. Je vriendin en jij lijken me toffe meiden. Maar zoek in het vervolg beter gezelschap. En vooral lévend gezelschap. New Orleans is overspoeld door doden. Eerlijk gezegd vond ik het hier een stuk aangenamer toen iedereen nog gewoon ademhaalde. Zo, dan brengen we jullie nu naar het ziekenhuis om gehecht te worden. Als je niet zo onder het bloed zat, zou ik je een hand geven.’ Hij schonk me onverwacht een charmante glimlach, waarbij zijn stralend witte tanden zichtbaar werden. ‘Je bent een knappe meid, dus mijn goede raad is helemaal gratis en voor niets.’

Ik beantwoordde zijn glimlach, maar dat zou voorlopig de laatste keer zijn dat ik lachte. De pijn begon zich te doen gelden, en het duurde niet lang of ik had al mijn energie nodig om me staande te houden.

Amelia was een vechter. Ze moest haar kiezen op elkaar klemmen om niet flauw te vallen, maar ze haalde het naar het ziekenhuis. De Eerste Hulp zat stampvol. Vanwege al het bloed en vanwege ons politie-escorte, en omdat Delagardie en zijn collega een goed woordje voor ons deden, werden Amelia en ik direct doorgestuurd naar een hokje met een gordijn ervoor. We zaten niet naast elkaar, maar wel in de rij voor de dokter. En daar was ik blij om. Want ik besefte dat we naar de maatstaven van een openbaar ziekenhuis erg snel aan de beurt zouden zijn.

Luisterend naar de drukte om me heen probeerde ik niet te vloeken vanwege de pijn in mijn arm. Op momenten dat het bonzen even iets minder werd, vroeg ik me af wat er met Jake Purifoy was gebeurd. Hadden de vampieragenten hem afgevoerd naar de gevangenis en hem in een speciale vampiercel gestopt? Of was alles hem vergeven, als kersverse vamp zonder begeleiding? Er was een wet aangenomen naar aanleiding van dat probleem, maar ik kon me de voorwaarden en restricties niet voor de geest halen. Hoe dan ook, ik kon me nauwelijks zorgen maken om Jake Purifoy. Ik wist dat hij het slachtoffer was van zijn nieuwe situatie; dat de vamp die hem had gemaakt, hem had moeten begeleiden bij zijn ontwaken en bij het stillen van zijn eerste honger. Waarschijnlijk lag de schuld voor wat er was gebeurd bij Hadley, mijn nichtje, maar die had natuurlijk niet kunnen weten dat ze zou worden vermoord. Het was aan de stagnatiebezwering van Amelia te danken dat Jake niet al weken eerder was opgestaan. Al met al was het een uitzonderlijke situatie, die waarschijnlijk zelfs in de vampierannalen nog niet eerder was voorgekomen. Met als extra bijzonderheid het feit dat een weerwolf was veranderd in een vampier! Dat was, volgens mij, ook nog nooit gebeurd. Was het mogelijk dat hij opnieuw zou veranderen?

Omdat Amelia te ver weg zat om met haar te kunnen praten, als ze daartoe al in staat was geweest, had ik alle tijd om over die vraag en over een heleboel andere dingen na te denken. Na een minuut of twintig, waarin ik alleen was gestoord door een verpleegster die wat gegevens kwam noteren, stak Eric tot mijn verrassing zijn hoofd om het gordijn.

‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg hij stijfjes. Zijn ogen waren opengesperd, en hij formuleerde zorgvuldig. Toen ik een glimp opving van zijn lange hoektanden, besefte ik dat de Eerste Hulp met zijn doordringende geur van bloed een meeslepend effect moest hebben op een vampier.

‘Ja,’ zei ik, me afvragend wat hij in New Orleans deed. Ik had geen enkele behoefte aan zijn aanwezigheid, maar het was zinloos om tegen de voormalige Viking te zeggen dat hij niet welkom was. Het ziekenhuis was een openbaar gebouw, en ik had niets over hem te zeggen. Trouwens, als hij iets van me wilde weten – wat dat ook mocht zijn – kon hij ook door het gordijn met me praten. Eric gaf niet snel op, om het maar voorzichtig uit te drukken. ‘Eric! Wat doe jij hier?’

‘Ik ben in de stad om met de koningin over jou te praten; over wat ze tijdens de topconferentie van je verwacht. Bovendien ben ik met Hare Majesteit in onderhandeling over de grootte van de groep die ik mag meebrengen.’ Hij glimlachte naar me. Met die lange hoektanden was het effect nogal ontmoedigend. ‘We zijn er bijna uit. Ik zit inmiddels op drie man, maar ik probeer op vier te komen.’

‘Ach, hou toch op! Wat een rotsmoes!’ snauwde ik. ‘Wel eens van de telefoon gehoord? Echt een reuze handige uitvinding.’ Ik verschoof rusteloos op het smalle bed, niet in staat een comfortabele houding te vinden. Al mijn zenuwen stonden nog altijd op scherp na de angstaanjagende ontmoeting met Jake Purifoy, kersverse zoon van de nacht. Wanneer ik eindelijk aan de beurt was, hoopte ik dat de dokter me een krachtige pijnstiller zou geven. ‘Laat me alsjeblieft met rust. Je hebt niets over me te zeggen, en je bent ook niet verantwoordelijk voor me.’

‘Natuurlijk ben ik dat wel.’ Hij had het lef verrast te kijken. ‘We hebben een band, jij en ik. Je hebt in Jackson mijn bloed gedronken, toen je extra kracht nodig had om Bill te bevrijden. Bovendien hebben we seks met elkaar gehad. Diverse keren. Dat heb je zelf gezegd.’

‘Omdat je me dwong dat te vertellen. Als het aan mij had gelegen, had ik mijn mond gehouden,’ protesteerde ik. Misschien klonk ik een beetje huilerig, maar dat kon niemand me kwalijk nemen, dacht ik nijdig. Eric had ermee ingestemd een vriend te redden die in gevaar verkeerde, op voorwaarde dat ik hem de waarheid vertelde. Is dat chantage of niet? Ik zou denken van wel.

Hoe dan ook, het viel niet meer ongedaan te maken. Ik slaakte een zucht. ‘Hoe wist je trouwens dat ik hier was?’

‘De koningin houdt het reilen en zeilen van de vamps in haar staat nauwlettend in de gaten. Dat spreekt vanzelf. Ik dacht dat je wel wat morele steun kon gebruiken. En als je wilt dat ik je schoonmaak...’ Zijn ogen begonnen te schitteren terwijl zijn blik over mijn bebloede arm ging. ‘Ik help je met alle plezier.’

Ondanks mezelf, ondanks de weerzin die ik voelde, moest ik een glimlach verbijten. Hij gaf echt nooit op.

‘Eric,’ klonk een koele stem. Bill glipte om het gordijn heen en voegde zich bij Eric, naast mijn bed.

‘Ik had kunnen weten dat jij hier zou komen opdagen,’ zei Eric, en zijn stem verried hoe nijdig hij was.

Bill kon Erics boosheid niet negeren. Eric was hoger in rang en haalde zijn indrukwekkende neus op voor de jongere vampier. Bill was waarschijnlijk een jaar of honderdvijfendertig, Eric misschien wel duizend – ik had het hem ooit gevraagd, maar hij leek het oprecht niet te weten. Eric was een geboren leider, Bill was maar het liefst alleen. Het enige wat ze gemeen hadden, was dat ze allebei seks met me hadden gehad; en dat ik ze allebei het liefst zag vertrekken.

‘Ik was in het hoofdkwartier van de koningin, en daar hoorde ik op de politieradio dat de vampierpolitie was uitgerukt om een nieuwe vamp onschadelijk te maken. Het adres klonk bekend,’ zei Bill bij wijze van verklaring. ‘Dus ik heb geïnformeerd waar Sookie naartoe was gebracht, en toen ben ik zo snel mogelijk hierheen gekomen.’

Ik deed mijn ogen dicht.

‘Ze is doodmoe, Eric,’ zei Bill, en zijn stem klonk nog ijziger dan anders. ‘Je moet haar met rust laten.’

Het bleef geruime tijd stil. Maar de stilte was geladen met een intense emotie, besefte ik. Ik deed mijn ogen open en keek van de een naar de ander. Het gebeurde niet vaak, maar op dat moment wenste ik dat ik ook vampiergedachten kon lezen.

Aan Bills gezicht te zien had hij hevige spijt van wat hij had gezegd. Waarom? De blik waarmee Eric zich naar Bill keerde, was complexer. Behalve vastberadenheid meende ik daar nog iets anders in te lezen, iets wat ik minder goed kon definiëren. Misschien ook wel spijt.

‘Ik begrijp heel goed waarom je Sookie het liefst zou afschermen zolang ze in New Orleans is.’ Eric rolde met de r, zoals altijd wanneer hij kwaad was.

Bill wendde zijn blik af.

Ondanks de bonzende pijn in mijn arm en ondanks mijn ergernis, jegens hen allebei, ontging de veelbetekenende toon van Eric me niet. Ik was onmiddellijk alert. Bovendien vond ik het opmerkelijk dat Bill niet reageerde. Opmerkelijk en... onheilspellend.

‘Wat is er?’ vroeg ik, en mijn blik ging opnieuw van de een naar de ander. Ik probeerde me op mijn ellebogen overeind te werken, maar moest genoegen nemen met één elleboog, omdat de arm waarin de vamp me had gebeten, pijnlijk begon te bonzen. Ik drukte op de knop om het hoofdeinde van het bed omhoog te doen. ‘Wat zitten jullie nou geheimzinnig te doen? Eric? Bill?’

‘Je hebt het al zwaar genoeg. Eric zou je met rust moeten laten,’ zei Bill ten slotte. Zijn gezicht, toch al nooit een open boek, was nu zo ‘dicht als een koektrommel’, in de woorden van mijn oma.

Eric sloeg zijn armen over elkaar en boog zijn hoofd.

‘Bill?’ vroeg ik.

‘Vraag hem maar eens waarom hij naar Bon Temps is teruggekomen, Sookie,’ zei Eric heel zacht.

‘Dat weten we toch?’ zei ik. ‘Na de dood van de oude meneer Compton wilde hij zijn...’ De uitdrukking op Bills gezicht tartte elke beschrijving. Mijn hart begon sneller te slaan. Angst legde een knoop in mijn maag. ‘Bill?’

Eric wendde zich af, maar niet voordat ik een zweem van medelijden op zijn gezicht had gezien. Niets had me meer angst kunnen aanjagen. Ik mocht de gedachten van vamps dan niet kunnen lezen, zijn lichaamstaal sprak boekdelen. Eric wendde zich af omdat hij de dolkstoot niet wilde zien.

‘Ach Sookie, je zou het bij de koningin toch wel te weten zijn gekomen... Misschien had ik het voor je verborgen kunnen houden, want ik weet zeker dat je het niet begrijpt... Hoe dan ook, Eric laat me geen andere keus.’ De blik waarmee Bill naar Erics rug keek, was als een messteek die moest doordringen tot in het hart van de voormalige Viking. ‘Toen je nicht Hadley de minnares van de koningin werd...’

En ineens begreep ik het! Ineens wist ik wat hij ging zeggen! Met ingehouden adem kwam ik op mijn ziekenhuisbed overeind, want ik had het gevoel dat mijn hart in duizend stukken brak. Ik schudde heftig mijn hoofd, maar Bill praatte verder.

‘Blijkbaar had Hadley het vaak over jou en over je gave. Om indruk te maken op de koningin, en om te zorgen dat die in haar geïnteresseerd bleef. De koningin wist dat ik oorspronkelijk uit Bon Temps kom. Er zijn nachten geweest waarin ik me afvroeg of ze er iemand heen heeft gestuurd om de laatste Compton te vermoorden. Maar misschien is hij echt van ouderdom gestorven.’ Bill keek naar de grond en zag daardoor mijn uitgestoken linkerhand niet, waarmee ik hem smeekte er verder het zwijgen toe te doen.

‘Ze gaf me opdracht terug te gaan naar het huis waar ik als mens had gewoond, om contact te leggen met jou, en om je desnoods te verleiden...’

Ik kreeg geen lucht. Hoe hard ik met mijn rechterhand ook op mijn borst drukte, ik kon niet voorkomen dat mijn hart aan stukken werd gereten en dat de dolk steeds dieper ging.

‘Ze hoopte haar voordeel te kunnen doen met je gave,’ vervolgde hij, en het was duidelijk dat er nog veel meer kwam. Door mijn tranen heen zag ik alles wazig, zodat ik de uitdrukking op zijn gezicht niet goed kon onderscheiden. Trouwens, die kon me ook niet schelen. Maar ik wilde niet huilen waar hij bij was. Voor geen prijs.

‘Ga weg,’ bracht ik uit, ten koste van een enorme krachtsinspanning, want ik zou het niet kunnen verdragen als hij zag hoeveel pijn hij me deed.

Hij probeerde me recht in mijn ogen te kijken, maar die stonden vol tranen. Wat hij ook wilde zeggen, het drong niet tot me door. ‘Laat me alsjeblieft uitspreken,’ zei hij.

‘Ik wil je nooit meer zien. Nooit meer!’ fluisterde ik.

Het bleef stil. Hij bewoog zijn lippen alsof hij probeerde iets te zeggen – een woord, een zin – maar ik schudde mijn hoofd. ‘Ga weg,’ zei ik nogmaals, en mijn stem werd zo verstikt door haat en wanhoop dat ik hem zelf niet herkende. Bill draaide zich om, verdween achter het gordijn en verliet de Eerste Hulp. Eric draaide zich niet naar me om, en daar was ik hem dankbaar voor. Hij reikte naar achteren om zijn hand op mijn been te leggen, toen vertrok ook hij.

Het liefst zou ik het uitschreeuwen! Ik voelde me in staat tot moord! Met mijn blote handen!

Ik moest alleen zijn. Niemand mocht zien hoe verschrikkelijk ik leed. De pijn was verweven met een woede die dieper ging dan alles wat ik ooit had gevoeld. Ik was er ziek van. Daarmee vergeleken stelde de pijn in mijn arm, door de beet van Jake Purifoy, niets voor.

Ik had geen rust meer. Met enige moeite liet ik me van het bed glijden. Ik liep nog steeds op blote voeten, en met een merkwaardig gevoel van onthechting registreerde ik dat ze erg smerig waren. Strompelend zette ik koers naar de deuren die toegang gaven tot de wachtkamer.

Een verpleegster haastte zich naar me toe, gewapend met een klembord. ‘Mevrouw Stackhouse, de dokter kan elk moment bij u zijn. Ik weet dat u al een tijd zit te wachten, en dat spijt me oprecht, maar...’

Ik keerde me naar haar toe, en bij het zien van mijn blik deinsde ze verschrikt achteruit. Wankel, maar doelbewust liep ik verder. Ik moest hier weg. Dat was het enige wat ik wist. Bij de deuren gekomen, duwde ik ze open, en ik sleepte me de overvolle ruimte door, waar ik moeiteloos opging in de massa patiënten en familieleden die op een dokter zaten te wachten. Sommige zagen er nog smeriger uit en zaten nog meer onder het bloed dan ik. Sommige waren ouder dan ik, andere veel jonger. Met mijn hand steun zoekend bij de muur baande ik me een weg naar de uitgang.

Eindelijk stond ik buiten.

Daar was het aanzienlijk rustiger. Een warme avond, met een zachte bries. Op blote voeten en zonder een cent op zak stond ik onder de felle lampen boven de klapdeuren. Ik had geen idee hoe ik bij het huis van mijn nichtje moest komen, en ik had geen idee waar ik heen ging; het enige wat ik wist, was dat ik het ziekenhuis achter me had gelaten.

Er kwam een dakloze naar me toe. ‘Heb je misschien wat geld voor me?’ vroeg hij. ‘Ik zit ook in de shit.’

‘Zie ik eruit alsof ik ook maar één cent kan missen?’ vroeg ik heel rustig.

‘Sorry!’ Hij keek me net zo verschrikt aan als de verpleegster en deinsde achteruit.

Ik deed alsof ik achter hem aan kwam. ‘IK HEB NIKS, HELEMAAL NIKS!’ riep ik, en weer volmaakt kalm liet ik erop volgen: ‘En ik heb ook nooit iets gehad.’

Hij stamelde wat, nog altijd sidderend, maar ik negeerde hem en begon te lopen. De ambulance was naar rechts afgeslagen om bij het ziekenhuis te komen, dus ik ging naar links. Ik kon me niet herinneren hoe lang de rit had geduurd, want ik had met Delagardie zitten praten. Als een ander mens, in een ander leven. Ik liep en ik bleef maar lopen. Palmbomen wuifden boven mijn hoofd, ik hoorde de volle klanken van muziek, ik streek langs de afbladderende luiken van huizen die pal aan de stoep lagen.

In een straat met bars aan weerskanten kwam net een groepje jonge mannen naar buiten toen ik langsliep. Een van hen greep me bij mijn arm. Met een gil keerde ik me naar hem toe, ik haalde uit en slingerde hem tegen de muur. Verdwaasd wreef hij over zijn achterhoofd, totdat zijn vrienden hem wegtrokken.

‘Dat wijf is gek,’ zei een van hen zacht. ‘Lekker met rust laten.’ Ze slenterden weg in de tegenovergestelde richting.

Toen ik eindelijk weer wat tot mezelf was gekomen, vroeg ik me af wat me bezielde. Het antwoord was vaag. Ik struikelde over een scheur in het plaveisel en schaafde mijn knie tot bloedens toe. De verse pijn maakte dat ik nog verder tot mezelf kwam.

‘Hoop je dat ze spijt krijgen van wat ze je hebben aangedaan?’ vroeg ik me hardop af. ‘O wat erg, die arme Sookie! Ze is het ziekenhuis uit gevlucht, gek van verdriet en wanhoop, en dat is allemaal de schuld van Bill! Daarom zwerft ze nou moederziel alleen door de gevaarlijke straten van de Big Easy!’

Ik wilde niet dat mijn naam ooit nog over Bills lippen zou komen. Tegen de tijd dat ik mezelf weer een beetje in de hand had – een heel klein beetje maar – was ik verrast door de heftigheid van mijn reactie. Als we nog een stel waren geweest had ik hem vermoord; dat was me glashelder. Maar de reden dat ik uit het ziekenhuis was gevlucht, was me net zo helder. Ik was gevlucht omdat ik op dat moment niemand om me heen kon verdragen. Helemaal niemand. De ontdekking die ik had gedaan, was de pijnlijkste die een vrouw kon doen: de eerste man die had gezegd dat hij van me hield, had nooit van me gehouden.

Zijn hartstocht was gespeeld geweest.

Hij had de verovering van mijn hart stap voor stap voorbereid, als een zorgvuldige choreografie.

Wat moest ik een gemakkelijke prooi zijn geweest. Wat moest hij me goedgelovig hebben gevonden, een en al bereidwilligheid toen er eindelijk een man aandacht aan me besteedde en moeite deed me voor zich te winnen! Die formulering maakte de pijn alleen maar erger. Want hij had me nooit gezien als een prijs.

Tot het moment waarop alles als een kaartenhuis was ingestort, had ik niet beseft hoezeer mijn leven het afgelopen jaar op het valse fundament van Bills liefde en respect was komen te rusten.

‘Ik heb zijn leven gered,’ zei ik verbaasd. ‘Ik ben naar Jack-son gegaan en ik heb mijn leven gewaagd om het zijne te redden. Omdat hij van me hield.’ Ik was me er vaag van bewust dat dit niet helemaal klopte. Want ik had het gedaan omdat ik van hém hield. Tegelijkertijd was ik verbaasd door het besef dat de aantrekkingskracht van Lorena, zijn maker, sterker was geweest dan het bevel van zijn koningin. Maar ik was niet in de stemming om emotionele muggen te ziften. Bij de gedachte aan Lorena volgde een nieuw besef, dat voelde als een stomp in mijn maag. ‘Ik heb iemand vermoord! Voor hem!’ Mijn woorden bleven als het ware hangen in de dichte, duistere nacht. ‘O wat verschrikkelijk. Ik heb een moord voor hem gepleegd!’

Overdekt met schrammen, kneuzingen, bloed en vuil bleef ik ten slotte staan, onder een bord met daarop CHLOE STREET. Traag daagde het besef. Hadleys appartement lag aan Chloe Street. Ik sloeg rechts af en begon weer te lopen.

Het huis was in duisternis gehuld, zowel beneden als boven. Misschien was Amelia nog in het ziekenhuis. Ik had geen idee hoe laat het was en hoe lang ik had gelopen.

De deur van Hadleys appartement zat op slot. Ik ging naar beneden, pakte een van de bloempotten die bij Amelia’s voordeur stonden en liep weer naar boven. Daar stootte ik de pot door een van de glazen panelen van de deur. Toen stak ik mijn hand door het gat, ik deed de deur van het slot en ging naar binnen. Het alarm zweeg. Ik wist bijna zeker dat de politie de code niet had gekend en het dus niet had aangezet nadat ze haar werk had gedaan.

De chaos ontstaan door ons gevecht met Jake Purifoy was enorm. Dat betekende nog meer werk, de volgende morgen, of wanneer dan ook... wanneer ik de draad van mijn leven weer oppakte. Ik liep naar de badkamer, trok mijn kleren uit en inspecteerde hoe ze eraan toe waren. Ten slotte liep ik de gang door, ik deed de balkondeuren open en gooide de kleren over de reling. Kon ik met mijn problemen maar hetzelfde doen! Ondertussen was ik weer helder genoeg om me bewust te zijn van een knagend schuldgevoel. Een gevoel van schuld omdat een ander mijn rommel zou moeten opruimen. Zoiets deed Sookie Stackhouse niet. Maar het schuldgevoel was niet zo sterk dat ik de trap af liep om de smerige kleren bij elkaar te rapen. Misschien later.

Nadat ik een stoel onder de vernielde deur had gezet, en nadat ik het alarm had geactiveerd met de code die Amelia me had gegeven, stapte ik onder de douche. Het water prikte in mijn vele schrammen en snijwonden, en de diepe beet in mijn arm begon weer te bloeden. Shit! Als vampier had mijn nichtje natuurlijk geen verbandtrommel in huis. Uiteindelijk vond ik een zakje met wattenschijfjes, die ze waarschijnlijk had gebruikt om haar make-up te verwijderen. Uit een van de zakken met kleren diepte ik een sjaal op met een bizar vrolijke luipaardprint. Onbeholpen drukte ik de wattenschijfjes op de beet, toen bond ik de sjaal er stevig omheen.

De afschuwelijke satijnen lakens waren mijn minste zorg. Ten koste van veel pijn werkte ik me in mijn nachthemd, en ik kroop in bed, vurig wensend dat de slaap vergetelheid zou brengen.