1

IK HING AAN DE ARM VAN EEN VAN DE KNAPSTE MANNEN die ik ooit had gezien, en hij keek diep in mijn ogen. ‘Denk maar aan... Brad Pitt,’ fluisterde ik. Maar hij keek me nog steeds ongeïnteresseerd aan.

Oké, verkeerde voorbeeld.

Ik stelde me Claude’s vorige minnaar voor, een uitsmijter in een striptent.

‘Denk dan maar aan Charles Bronson,’ stelde ik voor. ‘Of aan, eh, Edward James Olmos.’ Ik werd beloond met een zweem van een zwoele blik in zijn donkerbruine ogen.

Je zou verwachten dat Claude elk moment mijn lange, ruisende rok kon ophijsen, mijn diep uitgesneden push-uplijfje naar beneden zou rukken en zich aan me zou vergrijpen tot ik om genade smeekte. Jammer genoeg voor mij – en voor alle andere vrouwen van Louisiana – was Claude een nicht. Weelderig geschapen en blond was niet Claude’s ideaal. Hij viel meer op ruig, stoer en broeierig, met eventueel een snorretje.

‘Haal die lok haar daar eens weg, Maria-Star,’ beval Alfred Cumberland van achter de camera. De fotograaf was een gezette zwarte man met grijzend haar en een snor. Maria-Star Cooper stapte vlug voor de camera om een losgeraakte pluk van mijn lange blonde haar te fatsoeneren. Ik leunde achterover op Claude’s rechterarm, terwijl ik me met mijn onzichtbare linkerhand (voor de camera tenminste) wanhopig aan de achterkant van zijn zwarte jas vastgreep en mijn rechterarm op zijn linkerschouder liet rusten. Zijn linkerhand lag op mijn middel. Ik denk dat die houding moest suggereren dat hij me op de grond liet zakken om zijn lusten op me te botvieren.

Claude droeg een zwarte jas met een zwarte kuitbroek, een witte maillot en een wit hemd met ruches. Ik was gekleed in een lange blauwe jurk met een opbollende rok en een heleboel petticoats. Zoals ik al zei, was de jurk vanboven nogal bloot, met korte pofmouwtjes die over mijn schouders omlaag geschoven waren. Ik was blij dat het vrij warm was in de studio. De grote lamp, die er in mijn ogen uitzag als een satellietschotel, was lang niet zo heet als ik had verwacht.

Al Cumberland fotografeerde erop los, terwijl Claude me smeulend aankeek. Ik deed mijn best om net zo smeulend terug te kijken. Mijn privéleven was de afgelopen weken nogal dor geweest, zeg maar, dus ik wilde maar al te graag even smeulen. Zo graag dat ik zelfs elk moment vlam kon vatten.

Maria-Star, die een mooie lichtbruine huid en donkere krullen had, stond met een grote make-uptas, borsteltjes en kammen in de aanslag om nog een paar laatste restauratiewerkzaamheden te kunnen verrichten. Toen Claude en ik bij de studio aankwamen, had ik de jonge assistente van de fotograaf tot mijn verbazing herkend. Ik had Maria-Star niet meer gezien sinds een paar weken eerder, bij de verkiezing van de troepmeester van Shreveport. Destijds had ik geen kans gehad haar goed te bekijken, want bij de verkiezing was het er angstaanjagend en bloedig aan toegegaan. Vandaag kon ik op mijn gemak zien dat Maria-Star helemaal was hersteld nadat ze in januari door een auto was overreden. Weerwolven genezen snel.

Maria-Star had mij ook herkend, en tot mijn opluchting glimlachte ze naar me. Mijn aanzien bij de Shreveport-troep was op zijn zachtst gezegd onzeker. Zonder dat ik me daarvan bewust was geweest, had ik namelijk de afgewezen kandidaat voor de functie van troepleider gesteund. Alcide Herveaux, de zoon van de kandidaat, die ik als meer dan een vriend beschouwde, vond dat ik hem in de verkiezingsstrijd had laten vallen. Patrick Furnan, de nieuwe troepleider, wist dat ik banden had met de familie Herveaux. Het verbaasde me dat Maria-Star honderduit babbelde terwijl ze mijn jurk dicht ritste en mijn haar borstelde. Ze smeerde meer make-up op mijn gezicht dan ik in mijn hele leven had gebruikt, maar toen ik in de spiegel keek, was ik blij met het resultaat. Ik zag er geweldig uit, al leek ik niet meer op Sookie Stackhouse.

Als Claude geen homo was geweest, zou hij misschien ook onder de indruk zijn geraakt. Hij is de broer van mijn vriendin Claudine en verdient de kost onder andere door te strippen op de vrouwenavond in Hooligans, een tent waarvan hij nu de eigenaar is. Claude is echt beeldschoon: een meter tachtig, met golvend zwart haar en grote bruine ogen, een volmaakte neus en lippen die precies vol genoeg zijn. Hij draagt zijn haar lang om zijn oren te verbergen: die heeft hij chirurgisch laten veranderen zodat ze net zo rond zijn als mensenoren, niet meer puntig zoals eerst. Een ingewijde in het bovennatuurlijke herkent zo’n oorcorrectie onmiddellijk: Claude is een elf.

‘Nu de windmachine,’ zei Al tegen Maria-Star. Nadat ze onze houding iets had aangepast, zette ze een grote ventilator aan zodat het leek alsof we in de storm stonden. Mijn haar waaierde uit als een blond gordijn, maar Claude’s paardenstaart bleef keurig zitten. Na een paar opnamen om dat vast te leggen, maakte Maria-Star zijn haar los en legde het over zijn ene schouder, zodat het naar voren zou waaien en zijn volmaakte profiel ertegen zou afsteken.

‘Schitterend,’ verklaarde Al, en hij nam nog meer foto’s. Maria-Star verplaatste de machine een paar keer, om de stormvlaag uit verschillende richtingen te laten komen. Uiteindelijk zei Al dat ik rechtop kon gaan staan. Dankbaar richtte ik me op.

‘Ik hoop dat ik niet te zwaar op je arm hing,’ zei ik tegen Claude, die er nu weer onverstoorbaar uitzag.

‘Neuh, geen probleem. Hebben jullie hier toevallig sap?’ vroeg hij aan Maria-Star. Claude was geen toonbeeld van beleefdheid.

De aantrekkelijke Weer wees naar een kleine koelkast in de hoek van de studio. ‘De glazen staan bovenop,’ zei ze. Zuchtend volgde ze hem met haar blik. Dat deden vrouwen wel vaker als ze met Claude hadden gesproken. Het was een ‘wat zonde’-zucht.

Nadat ze snel had gecontroleerd of haar baas nog steeds ingespannen aan zijn apparatuur zat te prutsen, glimlachte ze opgewekt naar me. Hoewel ze een Weer was, waardoor ik haar gedachten moeilijk kon lezen, ving ik op dat ze me iets wilde vertellen... en dat ze niet wist hoe ik het zou opvatten.

Telepathie is geen lolletje. Je gevoel van eigenwaarde krijgt een knauw als je weet hoe anderen over je denken. Bovendien is het voor een telepaat haast onmogelijk om met een gewone man te daten. Denk er maar eens over na. (En vergeet niet dat ik weet of je dat ook echt doet.)

‘Alcide heeft het zwaar sinds de nederlaag van zijn vader,’ zei Maria-Star op gedempte toon. Claude zat zichzelf aandachtig in de spiegel te bestuderen terwijl hij van zijn sap dronk. Al Cumberland werd gebeld op zijn mobiel en trok zich terug in zijn kantoor om het gesprek te voeren.

‘Dat kan ik me voorstellen,’ zei ik. Aangezien Jackson Herveaux door zijn tegenstander was gedood, was het logisch dat zijn zoon zijn ups en downs had. ‘Ik heb een overlijdensbericht naar de dierenbescherming gestuurd, en ik weet dat zij Alcide en Janice zullen inlichten,’ zei ik. Janice was Alcides jongere zus, maar zij was geen Weer. Ik vroeg me af hoe Alcide de dood van hun vader aan zijn zus had uitgelegd. Ter bevestiging had ik een voorgedrukt bedankbriefje ontvangen, het soort briefje dat je van de begrafenisonderneming krijgt, waar niet één persoonlijk woord in staat.

‘Nou...’ Ze had blijkbaar moeite om te zeggen wat ze op haar hart had. Ik ving er een glimp van op. Een felle pijnscheut sneed als een mes door me heen, maar ik verdrong het gevoel en wapende me met mijn trots, zoals ik dat al veel te jong had moeten leren.

Ik pakte een album met voorbeelden van Alfreds werk en bladerde erdoorheen, zonder goed te kijken naar de foto’s van bruidsparen, bar mitswa’s, eerste communies en zilveren bruiloften. Daarom legde ik het maar weer neer. Ik wilde een nonchalante indruk wekken, maar dat lukte geloof ik niet zo goed.

Met net zo’n stralend gezicht als Maria-Star zei ik: ‘Alcide en ik waren niet eens een stel, weet je.’ Ik had misschien verlangens en hoop gekoesterd, maar die hadden nooit de kans gekregen zich te ontwikkelen. De tijd was er telkens nog niet rijp voor geweest.

Vol ontzag sperde Maria-Star haar ogen open, die veel lichter bruin waren dan die van Claude. Of was het uit angst? ‘Ik heb gehoord dat je dat kunt,’ zei ze. ‘Maar dat is moeilijk te geloven.’

‘Ja,’ zei ik mat. ‘Nou, ik ben blij dat jij en Alcide iets met elkaar hebben, en ik heb niet het recht om er iets op tegen te hebben, zelfs al zou ik er moeite mee hebben, wat niet zo is.’ Dat kwam er nogal warrig uit (en het was ook niet helemaal waar), maar ik denk dat ze mijn bedoeling begreep: mijn gezicht redden.

Toen ik in de weken na de dood van zijn vader niets van Alcide had gehoord, besefte ik dat zijn gevoelens voor mij waren bekoeld. Dat was een klap geweest, maar geen fatale. Realistisch gezien had ik ook niet anders van hem verwacht. Maar jemig, ik vond hem leuk en het doet altijd pijn als je erachter komt dat je blijkbaar zo vervangbaar bent. Tenslotte had Alcide vóór zijn vaders dood voorgesteld dat we gingen samenwonen. Nu ging hij opeens hokken met die jonge Weer, met wie hij misschien zelfs puppy’s wilde.

Die gedachte kapte ik onmiddellijk af. Foei! Het was niet nodig om me als een loopse teef te gedragen. (Zoals Maria-Star minstens drie nachten per maand in feite deed, bedacht ik ineens.) Dubbel foei!

‘Ik hoop dat jullie samen heel gelukkig zijn,’ zei ik.

Zwijgend gaf ze me een ander fotoalbum, waar STRIKT GEHEIM op stond. Toen ik het opensloeg, besefte ik dat het vol stond met Bovens. Dit waren foto’s van ceremonies die mensen nooit te zien kregen... een vampierstelletje gekleed in ingewikkelde klederdracht, poserend voor een reusachtige ankh; een jongeman die in een beer veranderde, vermoedelijk voor het eerst; een opname van een Weertroep met alle leden in wolfgedaante. Al Cumberland, fotograaf van het excentrieke. Geen wonder dat Claude juist hem had gekozen voor zijn foto’s. Hij hoopte dat hij daarmee zijn carrière als covermodel kon lanceren.

‘Volgende shot,’ riep Al, die haastig zijn kantoor uit kwam lopen terwijl hij zijn mobiel dichtklapte. ‘We hebben net een boeking gekregen voor een dubbele bruiloft bij mevrouw Stackhouse in de buurt, Maria-Star.’ Ik vroeg me af of hij voor een mensenopdracht was ingehuurd of voor een bovennatuurlijk evenement, maar daarnaar vragen zou onbeleefd zijn.

Claude en ik stelden ons weer intiem op. Op aanwijzing van Al hees ik mijn rok omhoog om mijn benen te laten zien. In de tijd die mijn jurk vertegenwoordigde hadden vrouwen volgens mij geen gebronsde of geschoren benen, en mijn benen waren bruin en zo glad als babybilletjes. Maar ach, wat kon mij het schelen. In die tijd liepen mannen waarschijnlijk ook niet rond met de knoopjes van hun hemd open.

‘Til uw been op alsof u dat om hem heen wilt slaan,’ zei Alfred. ‘En Claude, dit is je kans om te schitteren. Kijk alsof je op het punt staat je broek uit te trekken. We willen de lezers laten smachten als ze je zien!’

Claude’s portfolio van opnamen zou worden gebruikt bij zijn inschrijving voor de Mr. Romance-verkiezing, die elk jaar door het tijdschrift Romantic Times Bookclub werd georganiseerd.

Toen hij Al tijdens een feest had leren kennen en hem over zijn ambitie had verteld, had Al hem aangeraden een aantal foto’s te laten maken met het soort vrouw dat vaak op het omslag van romannetjes staat. Hij had tegen de elf gezegd dat zijn donkere uiterlijk goed zou uitkomen tegen een blondine met blauwe ogen. Toevallig was ik de enige rondborstige blondine in Claude’s kennissenkring die bereid was hem voor niets te helpen. Hij kende weliswaar ook een paar strippers die het zouden hebben gedaan, maar alleen tegen betaling. Dat had Claude me met zijn gebruikelijke tact verteld toen we onderweg waren naar de fotograaf. Dat had hij voor zich kunnen houden, zodat ik me goed zou hebben gevoeld omdat ik de broer van mijn vriendin uit de brand hielp, maar nee. Het was echt iets voor Claude om me dat te vertellen.

‘Oké, Claude, trek nu je hemd maar uit,’ riep Alfred.

Claude was het gewend dat hem gevraagd werd uit de kleren te gaan. Hij had een brede, onbehaarde borst met indrukwekkende spieren, dus met ontbloot bovenlijf zag hij er heel aantrekkelijk uit. Het liet me koud. Misschien begon ik immuun te worden.

‘Rok en been graag,’ zei Alfred tegen me. Ik hield mezelf voor dat dit werk was. Al en Maria-Star waren allebei professioneel en onpersoonlijk, en koeler dan Claude bestond haast niet. Maar ik was het niet gewend om mijn rok op te hijsen in het bijzijn van anderen, dus voor mij voelde het heel persoonlijk. Hoewel ik zonder blikken of blozen net zoveel been laat zien als ik shorts draag, was het optillen van die lange rok op de een of andere manier erg seksueel beladen. Ik klemde mijn kaken op elkaar, hees de stof omhoog en stopte hem af en toe in, zodat hij op zijn plaats bleef zitten.

‘U moet wel kijken alsof u het leuk vindt, mevrouw Stackhouse,’ zei Al. Met een duidelijk ontevreden rimpel in zijn voorhoofd keek hij me langs zijn camera aan.

Ik deed mijn best om niet nors te reageren. Ik had Claude beloofd dat ik dit voor hem zou doen, dus ik kon het niet maken om nu te gaan chagrijnen. Ik tilde mijn been op zodat mijn dij parallel aan de vloer hing en wees met mijn blote tenen naar beneden in een houding die hopelijk elegant overkwam. Daarna legde ik mijn handen op Claude’s naakte schouders en keek naar hem op. Zijn huid voelde warm en glad aan – niet erotisch of opwindend.

‘U kijkt ongeïnteresseerd, mevrouw Stackhouse,’ zei Alfred. ‘U hoort eruit te zien alsof u hem wilt bespringen. Maria-Star, zorg eens dat ze er meer... meer uitziet.’ Maria stoof naar me toe om de pofmouwtjes nog een beetje lager te schuiven. Dat deed ze iets te enthousiast en ik was blij dat het lijfje strak zat.

Al was Claude de hele dag beeldschoon en bloot, dan zou ik hem nog niet moeten. Hij was chagrijnig en hij had geen manieren. Zelfs als hetero zou hij niets voor mij zijn geweest, besefte ik nadat ik tien minuten met hem had gesproken.

Er zat niets anders op dan mijn fantasie te gebruiken, net zoals Claude daarnet.

Ik dacht aan Bill de vampier, in elk opzicht mijn eerste liefde. Maar in plaats van begeerte voelde ik woede. Bill ging al een paar weken met een andere vrouw.

Oké, Eric dan maar? Bills baas, de vroegere Viking? In januari had Eric de vampier een paar dagen mijn huis en mijn bed gedeeld. Nee, dat was te gevaarlijk. Eric kende een geheim dat ik voor de rest van mijn leven verborgen wilde houden, ook al besefte hij niet dat het ergens in zijn geheugen school, omdat hij aan geheugenverlies leed toen hij bij mij in huis zat.

Er schoten me een paar andere gezichten te binnen – mijn baas, Sam Merlotte, de eigenaar van Café Merlotte. Nee, hou op, je baas moet je je beslist niet naakt voorstellen, dat is helemaal fout. Oké, Alcide Herveaux dan? Nee, die viel ook af, vooral omdat ik me op dat moment in het gezelschap van zijn huidige vriendin bevond... Oké, ik was compleet door mijn fantasiemateriaal heen en moest dus een beroep doen op een van mijn oude verzonnen favorieten.

Maar filmsterren waren saai na de bovennatuurlijke wereld waarin ik me begaf sinds Bill in Merlotte was verschenen. Mijn laatste min of meer erotische ervaring was gek genoeg toen er aan mijn bloedende been werd gelikt. Dat was nogal verontrustend geweest. Maar zelfs in die situatie had het diep vanbinnen allerlei reacties veroorzaakt. Ik herinnerde me hoe Quinns kale hoofd bewoog terwijl hij mijn schaafwond op zeer persoonlijke wijze schoonmaakte, zijn grote, warme vingers, waarmee hij stevig mijn been omklemde...

‘Prima zo,’ zei Alfred, die weer begon te kieken. Claude legde zijn hand op mijn blote dij toen hij voelde dat mijn spieren begonnen te trillen van de inspanning om mijn been krampachtig in de juiste houding te houden. Al weer een man die mijn been vasthield. Claude greep mijn dij stevig genoeg vast om die een beetje te ondersteunen. Dat hielp goed, maar erotisch was het niet.

‘Nu een paar bedopnamen,’ zei Al, juist toen ik had besloten dat ik er echt niet meer tegen kon.

‘Nee,’ zeiden Claude en ik in koor.

‘Maar dat hoort erbij,’ zei Al. ‘Jullie hoeven je niet uit te kleden. Aan dat soort foto’s doe ik niet. Mijn vrouw zou me vermoorden. Gaat u maar op het bed liggen, dan drukt Claude zich op één elleboog op en kijkt op u neer, mevrouw Stackhouse.’

‘Nee,’ zei ik kordaat. ‘Neem maar een paar foto’s van hem als hij in zijn eentje in het water staat. Dat is veel beter.’ In de hoek lag een nepvijver, en opnamen van een schijnbaar naakte Claude met waterdruppels op zijn blote bast zouden bijzonder gewild zijn (bij vrouwen die hem niet in het echt hadden ontmoet).

‘Wat vind jij, Claude?’ vroeg Al.

Claude’s eigenliefde stak de kop op. ‘Ik vind het geweldig, Al,’ zei hij, terwijl hij zijn best deed om niet al te gretig te klinken.

Ik liep naar de kleedkamer, want ik snakte ernaar om de jurk uit te trekken en me weer in mijn gewone spijkerbroek te hijsen. Intussen keek ik om me heen of ik een klok zag. Om halfzes moest ik op mijn werk zijn, en eerst moest ik nog terugrijden naar Bon Temps om mijn werkuniform op te halen voordat ik naar Merlotte ging.

Claude riep me achterna: ‘Bedankt, Sookie.’

‘Graag gedaan, Claude. Succes met je modellencontracten.’ Maar hij stond zichzelf al in de spiegel te bewonderen.

Maria-Star liep met me mee naar de deur. ‘Dag Sookie. Het was leuk om je weer eens te zien.’

‘Ja, vond ik ook,’ loog ik. Zelfs door de verwrongen, roodachtige plekken in haar Weer-gedachten heen zag ik dat ze niet begreep waarom ik Alcide had laten vallen. Tenslotte was hij op een ruige manier knap, aangenaam gezelschap en een hartstochtelijke heteroman. Bovendien had hij nu zijn eigen makelaarsbedrijf en was hij zelf een rijk man.

Het antwoord dat bij me opkwam, was eruit voordat ik er erg in had. ‘Wordt er nog gezocht naar Debbie Pelt?’ vroeg ik, ongeveer zoals je aan een zere tand voelt. Debbie had heel lang een knipperlichtrelatie met Alcide gehad. Ze was een vals secreet geweest.

‘Ja, maar nu door andere mensen,’ antwoordde Maria-Star. Haar gezicht betrok. Ze wilde net zomin aan Debbie denken als ik, hoewel ongetwijfeld om een andere reden. ‘De privédetectives die de familie Pelt had ingeschakeld, hebben het opgegeven. Ze zeiden dat ze de familie niet wilden kaalplukken, waar het op neer zou komen als ze nog langer bleven zoeken. Dat heb ik tenminste gehoord. De politie heeft het niet ronduit gezegd, maar zij zaten ook op een dood spoor. Ik heb de Pelts maar één keer ontmoet, toen ze naar Shreveport kwamen, vlak nadat Debbie was verdwenen. Het zijn woestelingen.’ Verbluft knipperde ik met mijn ogen. Dat loog er niet om, en dat voor een Weer.

‘Hun dochter Sandra is het ergst. Ze was dol op Debbie en vanwege haar zijn ze nog aan het onderhandelen met een paar mensen, een stel excentriekelingen. Zelf denk ik dat Debbie ontvoerd is of zelfmoord heeft gepleegd. Misschien ging ze helemaal door het lint toen ze door Alcide was gedumpt.’

‘Misschien,’ mompelde ik, maar zonder overtuiging.

‘Hij is beter af zonder haar. Ik hoop dat ze niet gevonden wordt,’ zei Maria-Star.

Daar was ik het roerend mee eens, maar in tegenstelling tot Maria-Star wist ik precies wat er met Debbie was gebeurd. Dat was de wig die Alcide en mij uit elkaar had gedreven.

‘Ik hoop dat hij haar nooit meer ziet,’ zei Maria-Star met een donkere blik op haar mooie gezicht, waarmee ze zich zelf ook van haar woeste kant liet zien.

Alcide had dan nu wel iets met haar, maar hij had haar niet helemaal in vertrouwen genomen. Hij wist namelijk heel zeker dat hij Debbie nooit meer zou zien. En dat was mijn schuld, oké? Want ik had haar doodgeschoten.

Hoewel ik me min of meer met mijn daad had verzoend, bleef het naakte feit door mijn hoofd spoken. Je kunt niet iemand vermoorden zonder dat je door die ervaring onveranderd blijft. De gevolgen zetten je hele leven op zijn kop.

Twee priesters kwamen het café binnen.

Dat klinkt als het begin van een oude mop. Maar deze priesters hadden geen kangoeroe bij zich, en er zat geen rabbi aan de bar en ook geen blondje. Ik had heel wat blondjes gezien, één kangoeroe in een dierentuin, maar nog nooit een rabbi. Deze twee priesters had ik al heel vaak gezien. Ze hadden een vaste afspraak dat ze om de week samen gingen eten.

Vader Dan Riordan, gladgeschoren en blozend, was de katholieke priester die elke zaterdag naar het kerkje in Bon Temps kwam om de mis te vieren, en vader Kempton Littrell, bleek en met een baard, was de anglicaanse priester die elke twee weken de eucharistie vierde in het kleine anglicaanse kerkje in Clarice.

‘Dag Sookie,’ zei vader Riordan. Hij was Ier, een echte uit Ierland, niet alleen van Ierse afkomst. Ik vond het heerlijk om hem te horen praten. Hij droeg een bril met een zwart montuur en dikke glazen, en hij was in de veertig.

‘Goeienavond, vader. Hallo, vader Littrell. Wat kan ik voor jullie inschenken?’

‘Voor mij graag een scotch on the rocks, Sookie. En jij, Kempton?’

‘O, doe mij maar een biertje. En een mandje kip-nuggets graag.’ De anglicaanse priester droeg een bril met een goudgerand montuur en hij was jonger dan vader Riordan. Hij was gewetensvol van aard.

‘Prima.’ Ik glimlachte naar hen. Omdat ik hun gedachten kon lezen, wist ik dat ze allebei fatsoenlijke mannen waren, en dat maakte me blij. Het is altijd verontrustend om te horen wat er in het hoofd van een geestelijke omgaat en te ontdekken dat hij niet veel beter is dan jij. En dat niet alleen, maar dat hij dat niet eens wil zijn.

Nu het buiten helemaal donker was, verbaasde het me niet dat Bill Compton opeens binnenkwam. Dat gold niet voor de priesters. De kerken in Amerika hadden zich nog niet neergelegd bij de realiteit van de vampiers. Hun beleid was op zijn zachtst gezegd verward. De katholieke Kerk hield toevallig op dat ogenblik een synode om te beslissen of de Kerk alle vampiers zou moeten verdoemen en voor katholieken vervloekt zou moeten verklaren, of dat ze hen als mogelijke bekeerlingen in de gemeente zou moeten opnemen. De anglicaanse Kerk was tegen de aanvaarding van vamps als priesters, al mochten ze wel de communie ontvangen. Maar het gros van de leken zei dat ze het alleen over hun lijk zouden accepteren. Jammer genoeg beseften de meesten niet dat dat zomaar zou kunnen gebeuren.

De priesters keken mismoedig toe toen Bill me een vluchtige kus op mijn wang gaf voordat hij aan zijn vaste tafel ging zitten. Bill keurde hun nauwelijks een blik waardig, vouwde zijn krant open en begon te lezen. Hij zag er altijd ernstig uit, alsof hij de financiële bijlage van de krant zat te bestuderen of het nieuws uit Irak, maar ik wist dat hij altijd eerst de vragenrubriek las en daarna de strips, hoewel hij de grappen vaak niet snapte.

Bill was in zijn eentje, wat een prettige afwisseling was. Meestal kwam hij samen met de lieftallige Selah Pumphrey. Ik kon haar niet uitstaan. Bill was mijn eerste liefde geweest en mijn eerste minnaar, dus misschien zou ik hem nooit helemaal kunnen vergeten. Misschien wilde hij dat ook niet. Het was wel opvallend dat hij iedere keer naar Merlotte kwam als hij met Selah op een date was. Volgens mij wilde hij me de ogen uitsteken met haar. Dat doe je toch niet als je niets meer voor iemand voelt?

Ongevraagd ging ik hem zijn lievelingsdrankje brengen, TrueBlood bloedgroep 0. Ik zette het flesje netjes op een servet voor hem neer en wilde me omdraaien om weg te lopen toen een koele hand mijn arm beroerde. Zijn aanraking gaf me telkens een schok; misschien zou dat altijd zo blijven. Bill had steeds duidelijk gemaakt dat ik hem opwond, en nu ik een leven zonder relatie en zonder seks leidde, vond ik het geweldig dat hij liet blijken dat hij me aantrekkelijk vond. Daarna begonnen ook andere mannen naar me te kijken alsof ik opeens interessanter was geworden. Nu begreep ik pas waarom mensen zo vaak aan seks dachten; Bill had me goed opgeleid.

‘Wacht even, Sookie.’ Ik keek in zijn bruine ogen, die door zijn bleke gezicht nog donkerder leken. Ook zijn haar was bruin, zacht en sluik. Bill was slank, met brede schouders en gespierde armen. Je kon zien dat hij vroeger boer was geweest. ‘Hoe gaat het met je?’

‘Prima,’ zei ik, en ik probeerde niet verbaasd te klinken. Het gebeurde niet vaak dat Bill een praatje maakte. Babbelen was niet zijn sterke kant. Ook toen we nog een stel waren, was hij nooit een gezellige prater geweest. En zelfs een vampier kan een workaholic worden; Bill had zich als een computernerd ontpopt. ‘Alles goed met jou?’

‘Ja. Wanneer ga je naar New Orleans om je erfenis op te eisen?’

Nu stond ik echt paf. (Dat komt doordat ik de gedachten van een vampier niet kan lezen. Daarom ben ik zo dol op vampiers. Het is heerlijk om met iemand te zijn die een raadsel voor me is.) Mijn nicht was bijna zes weken geleden in New Orleans vermoord, en Bill was erbij geweest toen de gezant van de koningin van Louisiana me het nieuws kwam vertellen... en de moordenaar aan me uit te leveren om over hem recht te spreken. ‘Ik denk dat ik Hadleys appartement volgende maand of zo maar eens ga leeghalen. Ik heb Sam nog niet gevraagd wanneer ik vrij kan nemen.’

‘Het spijt me van je nicht. Was je er erg verdrietig van?’

Ik had Hadley al jaren niet gezien en het zou echt een heel rare ervaring zijn geweest om haar als vampier mee te maken. Maar omdat ik toch al zo weinig nog levende familieleden had, vond ik het afschuwelijk om er één te verliezen. ‘Een beetje,’ antwoordde ik.

‘Weet je nog niet wanneer je erheen gaat?’

‘Dat heb ik nog niet besloten. Herinner je je meneer Cataliades nog, haar advocaat? Hij zei dat hij me zou laten weten wanneer het testament is geverifieerd. Hij zou zorgen dat de woning intact zou blijven voor me. Als de raadsman van de koningin dat tegen je zegt, dan lijkt het me dat je ervan kunt uitgaan dat het ook gebeurt. Eerlijk gezegd heb ik me er niet zo in verdiept.’

‘Misschien ga ik met je mee wanneer je naar New Orleans gaat, als je het niet erg vindt om een reisgenoot te hebben.’

‘Goh, mag dat wel van Selah?’ zei ik, met een zweem sarcasme. ‘Of was je van plan haar ook mee te brengen?’ Dat zou een gezellig reisje worden.

‘Nee.’ Hij werd gesloten. Als hij zijn mond zo vertrok, kon je niets uit hem krijgen, wist ik uit ervaring. Nu snapte ik er helemaal niets meer van.

‘Ik zal het je laten weten,’ zei ik, terwijl ik hem probeerde te doorgronden. Hoe pijnlijk het ook was om in Bills gezelschap te zijn, ik vertrouwde hem volkomen. Bill zou me nooit kwaad doen. Hij zou ook niet toelaten dat iemand anders me kwaad deed. Maar je hebt meer dan één soort kwaad.

‘Sookie,’ riep vader Littrell. Snel liep ik naar hem toe.

Toen ik achteromkeek, zag ik dat Bill glimlachte, een kleine glimlach die een grote tevredenheid uitdrukte. Ik wist niet wat het te betekenen had, maar ik vond het leuk om Bill te zien glimlachen. Zou hij onze relatie weer willen hervatten?

Vader Littrell zei: ‘We wisten niet zeker of je gestoord wilde worden.’ Verward keek ik hem aan.

‘We waren een tikje bezorgd omdat je zo lang en zo intens met die vampier in gesprek was,’ zei vader Riordan. ‘Wilde dat satanskind je soms betoveren?’

Plotseling klonk zijn Ierse accent helemaal niet meer charmant. Ik keek hem vragend aan. ‘U maakt zeker een grapje, hè? U weet dat Bill en ik een hele poos met elkaar gingen. Het is duidelijk dat u bar weinig van satanskinderen weet, als u denkt dat Bill er een is.’ Ik had in ons mooie stadje Bon Temps duistere dingen gezien die veel erger waren dan Bill. Sommige dingen waren mensen geweest. ‘Ik begrijp mijn eigen leven, vader Riordan. Ik weet beter hoe vampiers zijn dan u ooit zult weten.’ Aan vader Littrell vroeg ik: ‘Wilt u honingmosterd of ketchup bij de kip-nuggets?’

Verbouwereerd koos vader Littrell de honingmosterd. Terwijl ik wegliep, deed ik mijn best het voorval van me af te zetten. Ik vroeg me af wat de twee priesters zouden doen als ze wisten wat er een paar maanden geleden in dit café was gebeurd, toen de klanten allemaal hadden geholpen om me te bevrijden van iemand die me wilde vermoorden.

Aangezien dat een vampier was geweest, zouden ze er waarschijnlijk niets op tegen hebben gehad.

Voordat vader Riordan opstapte, kwam hij naar me toe om me ‘even te spreken’. ‘Ik weet dat je op dit moment niet zo blij met me bent, Sookie, maar ik moet je namens iemand anders iets vragen. Als je door mijn gedrag minder geneigd bent te luisteren, zet dat dan alsjeblieft opzij en geef die mensen alle aandacht die je zelf ook graag zou willen.’

Ik zuchtte. Vader Riordan probeerde tenminste een goed man te zijn. Met tegenzin knikte ik.

‘Mooi zo. Een familie in Jackson heeft me benaderd...’

Mijn alarmbelletje begon te rinkelen. Debbie Pelt kwam uit Jackson.

‘De familie Pelt, ik weet dat je van ze hebt gehoord. Ze zijn nog steeds op zoek naar nieuws over hun dochter, die in januari is verdwenen. Debbie heette ze. Ze hebben mij gebeld omdat hun priester mij kent en weet dat ik de gemeente van Bon Temps dien. De Pelts willen je graag spreken, Sookie. Ze willen praten met iedereen die hun dochter heeft gezien op de avond dat ze verdween. Ze waren bang dat je ze misschien niet zou ontvangen als ze zomaar bij je op de stoep stonden. Ze zijn bang dat je kwaad bent omdat hun privédetectives jou hebben ondervraagd, en omdat de politie met je heeft gesproken, en dat je daar misschien verontwaardigd over bent.’

‘Ik wil ze niet zien,’ zei ik. ‘Ik heb alles al verteld wat ik weet, vader Riordan.’ Dat was waar, alleen niet aan de politie en de Pelts. ‘Ik wil niet meer over Debbie praten.’ Dat was ook waar. ‘Zeg maar tegen ze, met alle respect, dat er niets meer over te zeggen is.’

‘Dat zal ik doorgeven,’ zei hij. ‘Maar het valt me erg van je tegen, Sookie.’

‘Nou, dan is het voor mij wel een slechte avond geweest,’ zei ik. ‘Als ik het bij u heb verknald en zo.’

Hij ging weg zonder nog een woord te zeggen en dat was precies wat ik wilde.