16

TOEN IK WAKKER WERD, WAS IK NOG STEEDS DOODMOE, en ik had het akelige gevoel dat er iets heel ergs was gebeurd, wat me elk moment weer te binnen kon schieten.

Dat gevoel bleek te kloppen.

Maar ik moest al het ergs dat er was gebeurd, even naar het tweede plan dringen, want de dag begon met een verrassing. Claudine lag naast me, steunend op een elleboog, en ze keek me aan met een blik vol compassie. In een gemakkelijke stoel aan het voeteneind van het bed zat Amelia, verdiept in een boek, met haar verbonden been op een kruk.

‘Wat doe jij hier?’ vroeg ik aan Claudine. Na de verschijning van Eric en Bill, de vorige avond in het ziekenhuis, begon ik me af te vragen of iedereen die ik kende, me achternareisde. Straks kwam Sam ook nog binnenwandelen.

‘Ik ben je goede fee, dat weet je toch?’ Claudine was een elf; sterker nog, ze was doorgaans de gelukkigste elf die ik kende, en als vrouw bezat ze de beminnelijkheid die ook Claude, haar tweelingbroer, als man aan de dag legde. Misschien was Claudine zelfs beminnelijker, want haar ogen verrieden dat ze gemakkelijker in de omgang was dan haar broer. Verder leek ze sprekend op hem, met dezelfde bleke huid en hetzelfde zwarte haar. In haar lichtblauwe driekwartbroek met bijpassende zwart-met-blauwe tuniek bood ze een etherisch lieftallige aanblik, voor zover je er in een driekwartbroek etherisch uit kunt zien.

‘Nou, dat leg je me straks maar uit. Ik moet eerst naar de wc,’ zei ik, denkend aan al het water dat ik de vorige avond zo gulzig had gedronken, dorstig als ik was geweest van mijn omzwervingen. Claudine zwaaide sierlijk haar benen over de rand van het bed, en ik volgde onbeholpen haar voorbeeld.

‘Voorzichtig,’ waarschuwde Amelia toen ik te snel wilde gaan staan.

‘Hoe is het met je been?’ vroeg ik zodra de wereld haar horizontale evenwicht had hervonden. Claudine hield me voor de zekerheid bij mijn arm. Het voelde goed dat ze er was, en het verraste me dat ik zo blij was Amelia te zien, compleet met haar manke been.

‘Het doet erg veel pijn,’ vertelde ze. ‘Maar ik heb de wond tenminste laten behandelen, in plaats van het ziekenhuis uit te lopen.’ Ze klapte haar boek dicht en legde het op het tafeltje naast haar stoel. Volgens mij zag ze er beter uit dan ik, maar ze was niet de stralende, blijmoedige heks die ik de vorige dag had leren kennen.

‘Het was wel een leerzame ervaring, vond je niet?’ vroeg ik, en de adem stokte in mijn keel bij de gedachte aan wat ik allemaal had geleerd.

Claudine hielp me naar de wc. Na mijn verzekering dat ik me verder alleen kon redden, trok ze zich terug. Ik deed wat ik moest doen, en toen ik weer tevoorschijn kwam, voelde ik me een stuk beter; bijna weer mens. Claudine had wat kleren uit mijn sporttas gehaald, en op het nachtkastje stond een dampende mok. Ik ging op het bed zitten en leunde voorzichtig tegen het hoofdeinde, met mijn benen over elkaar geslagen. Met de mok onder mijn neus ademde ik de geur in.

‘Oké, leg uit, dat van die goede fee. Ik dacht dat je een elf was.’ Over urgentere zaken wilde ik het voorlopig nog niet hebben.

‘Dat ben ik ook. Elfen zijn de oervorm van alle bovennatuurlijke wezens,’ vertelde Claudine. ‘Uit ons komen de anderen voort. Feeën, kabouters, engelen en demonen. Maar ook watergeesten, bosmannetjes, alle natuurgeesten... Het zijn allemaal verschijningsvormen van de elf.’

‘En wat ben jij dan precies?’ vroeg Amelia. Het was niet bij haar opgekomen ons alleen te laten, en Claudine leek zich daar niet aan te storen.

‘Ik ben een elf, en ik probeer een engel te worden,’ zei Claudine zacht. Haar reusachtige bruine ogen straalden. ‘Na jaren als... oppassende burger, als ik dat goed zeg... kreeg ik iemand om over te waken. Onze Sookie hier. En reken maar dat ze me genoeg te doen heeft gegeven,’ zei ze trots en blij.

‘Word je ook niet geacht me te beschermen tegen pijn?’ vroeg ik. Want als dat zo was, dan bakte Claudine er niets van.

‘Nee, kon ik dat maar.’ Er verscheen een verdrietige uitdrukking op haar ovale gezicht. ‘Maar ik kan je wel helpen rampspoed te overwinnen, en in sommige gevallen kan ik die zelfs voorkomen.’

‘Dus zonder jou zou het allemaal nog erger zijn geweest?’

Ze knikte heftig.

‘Nou, dat moet ik dan maar geloven,’ zei ik. ‘Waarom kom ik in aanmerking voor een beschermengel?’

‘Dat mag ik niet zeggen,’ zei Claudine.

Amelia sloeg haar ogen ten hemel. ‘We worden niet echt veel wijzer van je,’ zei ze. ‘En gezien de problemen van gisteravond ben je misschien geen erg competente beschermengel, of vergis ik me?’

‘En dat zeg jij, met je stagnatiebezwering om te zorgen dat alles fris en fruitig bleef?’ antwoordde ik, onredelijk verontwaardigd door haar aanval op mijn beschermengel.

Amelia werkte zich uit haar stoel, haar wangen gloeiden van boosheid. ‘En wat was daar mis mee? Hij zou toch wel zijn opgestaan! Ik heb alleen het moment uitgesteld!’

‘Het zou fijn zijn geweest als we hadden geweten dat hij er was!’

‘En het zou nog veel fijner zijn geweest als dat nichtje van je, die hoer, hem niet om zeep had geholpen!’

We zwegen abrupt, allebei.

‘Weet je dat zeker?’ vroeg ik toen. ‘Dat zij het heeft gedaan? Claudine, weet jij daar iets van?’

‘Nee, ik ben niet almachtig of alwetend,’ antwoordde die beheerst. ‘Ik doe alleen mijn best om, waar mogelijk, in te grijpen. Weet je nog, die keer dat je achter het stuur in slaap viel?’

Met haar plotselinge verschijning, naast me op de voorbank, had ze me bijna een hartstilstand bezorgd. ‘Ja, dat weet ik nog.’ Ik deed mijn best dankbaar en nederig te klinken.

‘Het valt echt niet mee om zo snel ter plekke te zijn,’ vervolgde Claudine. ‘Dat kan alleen als het gaat om een noodgeval. Om een kwestie van leven of dood. Gelukkig had ik wat meer tijd toen je huis in brand stond...’

Claudine was niet van plan ons inzicht in de regels te geven, of uit te leggen door wie die regels waren opgesteld. Ik zou moeten doormodderen met de overtuigingen waarmee ik het tot op dat moment had gedaan, en die me nog nooit in de steek hadden gelaten. Sterker nog, als ik er volledig naast zat, dan wilde ik dat helemaal niet weten!

‘Interessant,’ zei Amelia. ‘Maar we hebben nog meer te bespreken.’

Waarom reageerde ze zo geïrriteerd, vroeg ik me af. Misschien omdat zij geen beschermengel had.

‘Waar wil je het als eerste over hebben?’ vroeg ik.

‘Over gisteravond. Waarom ben je het ziekenhuis uit gelopen?’ Haar gezicht stond grimmig van boosheid. ‘Dat had je moeten zeggen. Ik heb me gisteravond de trap op gesleept om te zien of je thuis was. Maar je had de deur gebarricadeerd. Dus ik moest die vervloekte trap weer af om mijn sleutels te halen en mezelf binnen te laten via de openslaande deuren. En ik moest me nog haasten ook – allemaal met dit been! – om het alarm uit te zetten. Vervolgens bleek madam hier naast je te liggen. Dus ik had me de moeite kunnen besparen.’

‘Kon je het raam niet open krijgen met magie?’ vroeg ik.

‘Daar was ik te moe voor,’ zei ze waardig. ‘Ik moest eerst mijn magische batterijen opladen, om het zo maar eens te zeggen.’

‘Om het zo maar eens te zeggen,’ zei ik wrang. ‘Nou, ik ben er gisteravond achter gekomen...’ Ik zweeg abrupt. Het lukte me gewoon niet erover te praten.

‘Waar ben je achter gekomen?’ Amelia klonk geërgerd, en dat kon ik haar niet kwalijk nemen.

‘Bill, haar eerste minnaar, was naar Bon Temps gestuurd om haar te verleiden en haar vertrouwen te winnen,’ zei Claudine. ‘Dat heeft hij haar gisteravond opgebiecht. En dan ook nog waar haar enige andere minnaar, ook een vampier, bij was.’

Als samenvatting viel er niets op aan te merken.

‘O... dat is klote,’ zei Amelia zwak.

‘Dat kun je wel zeggen, ja,’ zei ik.

‘Au!’

‘Reken maar.’

‘Ik kan hem niet voor je doden,’ zei Claudine. ‘Daarvoor zou ik te veel stappen achteruit moeten doen.’

‘Dat geeft niet,’ stelde ik haar gerust. ‘Hij is het niet waard dat jij je goede naam voor hem riskeert.’

‘Ach, je moet er wat voor overhebben om beschermengel te zijn. Maar zo ver reikt mijn macht niet.’

Ik voelde dat Amelia zich ermee wilde bemoeien, dus ik wierp haar een dreigende blik toe. ‘Waag het niet, heks.’

‘Zoals je wilt, telepaat.’

‘En nu? Hoe moet het nu verder?’ vroeg ik aan niemand in het bijzonder. Ik wilde het niet over mijn gebroken hart en mijn gesloopte eigenwaarde hebben.

‘Nu gaan we uitzoeken wat er precies is gebeurd,’ antwoordde de heks.

‘En hoe doen we dat? Bellen we CSI?’

Uit het niet-begrijpende gezicht van Claudine concludeerde ik dat beschermengelen geen televisie keken.

‘Nee,’ zei Amelia, overdreven geduldig. ‘We doen een ectoplastische reconstructie.’

Ik wist zeker dat nu ook mijn gezicht een en al onbegrip was.

‘Ik zal het jullie uitleggen,’ zei Amelia met een brede grijns. ‘Het gaat als volgt.’

In de zevende hemel omdat ze haar schitterende heksenvermogens mocht etaleren, gaf ze Claudine en mij gedetailleerd uitleg over de procedure. Die kostte erg veel tijd en energie, vertelde ze, en dat was dan ook de reden dat er niet vaker gebruik van werd gemaakt. Bovendien waren er in dit geval ten minste vier heksen nodig, schatte ze, om de omgeving te bestrijken waarin de moord op Jake had plaatsgevonden.

‘En dan heb ik het over echte heksen. Heksen die kwaliteit leveren, geen wicca’s van de koude grond.’ Amelia’s gedachten dwaalden af, en ik kreeg door dat ze wicca’s maar amateuristische boomknuffelaars vond. Dat was ik niet met haar eens, en ik vond het jammer dat ze zo dacht, want ik had diverse wicca’s ontmoet die diepe indruk op me hadden gemaakt.

Vanaf haar stoel naast het bed keek Claudine op me neer. Haar gezicht stond weifelend. ‘Ik weet eigenlijk niet of wij er wel bij willen zijn.’

‘Jij hoeft niet te blijven, Claudine.’ Zelf was ik in voor elk experiment, zolang het me afleidde van het enorme gat dat in mijn hart was geslagen. ‘Maar ik wil het wel meemaken. Bovendien moet ik weten wat er is gebeurd. Er zijn zoveel vragen waar ik mee worstel.’

‘Maar je moet vanavond naar de koningin,’ zei Claudine. ‘Gisteravond ben je ook al niet geweest. En voor een bezoek aan de koningin hoor je je te kleden. Dus ik ga met je de stad in. Want ik denk niet dat je de kleren van je nichtje aan wilt.’

‘Al was het maar omdat ik daar een te dikke kont voor heb,’ zei ik.

‘Zelfs al had je die niet, dan nog wil je ze niet aan,’ zei Claudine, net zo bot als ik. ‘En de rest moet je van je afzetten, Sookie Stackhouse.’

Ik keek op, om haar duidelijk te maken hoe moeilijk ik het had.

‘Ik begrijp het.’ Ze tikte me liefkozend op mijn wang. ‘En het is heel erg allemaal. Maar toch moet je het uit je hoofd zetten. Het is maar een vent. Je vindt wel iemand anders. Geen handvol, maar een landvol!’

Maar voor mij was hij de eerste geweest. ‘Mijn oma heeft nog limonade voor hem gemaakt,’ zei ik, en op de een of andere manier maakte dat de tranen weer los.

‘Ach joh, laat hem toch doodvallen!’ zei Amelia.

Ik keek naar de jonge heks. Ze was knap, taai en prettig gestoord. Ik vond haar wel oké. ‘Ja, laat hem doodvallen,’ zei ik. ‘Wanneer kun je met dat ectogedoe beginnen?’

‘Ik moet wat rondbellen, om te zien wie ik bij elkaar kan krijgen. Met magie kun je natuurlijk altijd beter wachten tot het avond is. Wanneer moet je naar de koningin?’

Ik dacht even na. ‘Zodra het echt helemaal donker is. Rond een uur of zeven, zou ik zeggen.’

‘De procedure duurt ongeveer twee uur,’ zei Amelia. ‘Oké, ik vraag of ze om tien uur hier zijn,’ zei ze toen Claudine knikte. ‘Dan hebben we wat speling. Weet je, het zou geweldig zijn als de koningin het zou willen betalen.’

‘Hoeveel gaat het kosten?’

‘Ik doe het voor niks, vanwege de ervaring en om te kunnen zeggen dat ik een ectoplastische reconstructie heb gedaan,’ antwoordde Amelia eerlijk. ‘Maar ik weet zeker dat de anderen er geld voor vragen. Laten we zeggen, driehonderd per persoon. Plus materiaalkosten.’

‘En je wilt er drie heksen bij vragen?’

‘Ja, drie zou mooi zijn, maar ik weet niet of de heksen die ik wil vragen, op zo’n korte termijn kunnen komen... Nou ja, ik zal zien wat ik kan doen. Misschien is twee ook wel genoeg. En het materiaal...’ Ze maakte in gedachten een paar snelle rekensommen. ‘Dat komt op rond de zestig dollar, denk ik.’

‘En wat moet ik doen? Ik bedoel, wat is mijn rol in het geheel?’ vroeg ik.

‘Jij hoeft alleen maar te observeren. Ik doe het zware werk.’

‘Ik zal het de koningin vragen.’ Ik haalde diep adem. ‘En als zij het niet wil betalen, doe ik het.’

‘Oké, dat is dan geregeld.’ Amelia hinkelde opgewekt de slaapkamer uit, dingen aftellend op haar vingers. Even later hoorde ik haar de trap af strompelen.

‘Ik moet je arm verzorgen,’ zei Claudine. ‘En dan moeten we op stap om kleren voor je te kopen.’

‘Ik heb geen zin om geld uit te geven voor een beleefdheidsbezoek aan de vampierkoningin.’ Zeker niet als ik misschien voor de diensten van de heksen zou moeten betalen.

‘Dat hoeft ook niet. Ik trakteer.’

‘Je mag dan mijn beschermengel zijn, maar daarom hoef je nog geen geld aan me uit te geven.’ Ik had plotseling een helder moment. ‘Dus jij hebt in Clarice mijn ziekenhuisrekening betaald.’

Claudine haalde haar schouders op. ‘Met geld dat we hadden verdiend met de stripclub, niet met mijn gewone werk.’ Claudine was eigenaar van een stripteasetent in Monroe, samen met Claude, die de dagelijkse leiding had. Daarnaast werkte ze bij de klantenservice van een groot warenhuis. Bij het zien van haar glimlach vergaten mensen op slag hun klachten.

Ik had er inderdaad geen moeite mee om geld van de stripclub uit te geven, terwijl ik het afschuwelijk zou hebben gevonden als Claudine het uit haar eigen spaarpot had gehaald. Misschien niet logisch, maar zo was het wel.

Ze had haar auto langs het rondje op de binnenplaats geparkeerd. Tegen de tijd dat ik de trap af kwam, zat ze er al in. Even daarvoor had ze de verbandtrommel uit haar auto gehaald, mijn arm verbonden en me geholpen met aankleden. De arm deed nog altijd zeer, maar de wond leek niet ontstoken te zijn. Mijn bewegingen waren traag, want ik voelde me verzwakt, alsof ik griep had gehad of een andere kwaal die gepaard ging met hoge koorts en vochtverlies.

In een spijkerbroek met sandalen en een T-shirt – de enige kleren die ik nog had – stapte ik in de auto.

‘Zo kun je zeker niet naar de koningin,’ zei Claudine geduldig maar beslist. Ik weet niet of ze de weg zo goed kende of gewoon over een goed shoppingkarma beschikte, maar ze reed rechtstreeks naar een winkel in het Garden District. Het soort winkel waar ik uit mezelf niet eens naar binnen zou zijn gegaan, in de veronderstelling dat ik niet chic en rijk genoeg was. Maar Claudine reed zonder aarzelen het parkeerterrein op, en drie kwartier later had ik een jurk. Chiffon, korte mouwen, en een heleboel kleurtjes: turkoois, koper, bruin en ivoor. Met bruine sandaaltjes erbij.

Het enige wat er nog aan ontbrak, was het lidmaatschap van een golfclub.

Claudine had zich het prijskaartje toegeëigend.

‘Je moet je haar gewoon los dragen,’ adviseerde ze. ‘Bij zo’n jurk past geen ingewikkeld kapsel.’

‘Nou, ik ben diep onder de indruk,’ zei ik. ‘Wie is Diane von Furstenberg? En trouwens, is hij niet erg duur? En is hij niet te bloot voor de tijd van het jaar?’

‘Hij is misschien wel wat frisjes voor maart,’ moest Claudine toegeven. ‘Maar je kunt er nog heel wat zomers plezier van hebben. Hij staat je prachtig. En de koningin kan zien dat je er alles aan hebt gedaan om je mooi te maken voor jullie ontmoeting.’

‘Kun je niet met me mee?’ vroeg ik verlangend. ‘Nee, dat kan natuurlijk niet.’ Elfen en vampiers, dat gaat niet samen. De vamps zwermen om ze heen als kolibries om een bak suikerwater.

‘Het risico is te groot dat ik het niet zou overleven.’ Ze klonk bijna beschaamd omdat ze zich er daardoor van liet weerhouden met me mee te gaan.

‘Maak je geen zorgen. Veel erger kan het niet meer worden.’ Ik hief mijn handen in een gebaar van berusting. ‘Weet je, ze dreigden altijd dat ze het op Bill zouden afreageren als ik niet deed wat ze wilden. Nou, ze doen maar! Het kan me niks meer schelen!’

‘Denk eerst goed na voordat je iets zegt,’ drukte Claudine me op het hart. ‘Pas op dat je de koningin geen grote mond geeft. Tegenover de koningin houdt zelfs een kobold zich in.’

‘Ik zal me netjes gedragen, Claudine. Dat beloof ik. En ik waardeer het echt heel erg dat je helemaal hierheen bent gekomen.’

Ze gaf me een dikke knuffel. Door haar lange, ranke gestalte was het alsof ik door een zachte boom werd omhelsd. ‘Ik wou dat het niet nodig was geweest,’ zei ze.