23

 

 

 

 

Op 3 juni ging Kaká voor ongeveer 65 miljoen euro naar Real Madrid en amper een week later werd Cristiano Ronaldo voor 100 miljoen aan dezelfde club verkocht. Dat zei iets over het niveau, en ik ging naar Moratti. Moratti was toch best cool. Hij had toch ervaring. Hij kende de business.

‘Luister,’ zei ik. ‘Het waren fantastische jaren. Ik blijf graag en het kan me niet schelen of United of Arsenal of wie dan ook komt. Maar als Barça zich zou melden…’

‘Ja?’ vroeg hij.

‘Dan wil ik graag dat u in elk geval met ze gaat praten. Ik hoef niet voor zo-en-zoveel geld weg, echt niet. Dat is aan u. Maar beloof me dat u met ze gaat praten,’ vervolgde ik. Hij keek me aan, die man met dat brilletje en dat warrige haar, en natuurlijk begreep hij dat er geld te verdienen was, hoe weinig hij me ook kwijt wilde.

‘Oké,’ zei hij. ‘Ik beloof het.’

Niet veel later gingen we naar Los Angeles. Het was het begin van de voorbereiding. Ik deelde een kamer met Maxwell en dat was veelbelovend, net als in oude tijden. Maar we hadden een jetlag en waren moe, en de journalisten waren wild. Ze dromden om het hotel en de zaak van de dag in de media was dat Barça me niet kon betalen. Ze overwogen in plaats van mij David Villa te kopen. Niet dat de kranten ook maar iets wisten, maar toch, ik begon zelf te twijfelen. Ze waren de afgelopen weken een paar keer geweest. Ik was wanhopig. Ik had hoop gehad, maar nu leek het weer van de baan en die verdomde Maxwell maakte het er niet beter op.

Maxwell is, zoals gezegd, een alleraardigste vent. Maar toen maakte hij me gek. We waren al vanaf de eerste dag in Amsterdam met elkaar meegegaan en nu zaten we weer in dezelfde situatie. We onderhandelden allebei met Barça. Maar hij was me een stap voor. Of erger nog: hij was écht op weg naar Barça, terwijl de deur voor mij waarschijnlijk weer dichtging. Bovendien kon hij niet slapen. Hij belde maar: ‘Is het rond? Ja?’ Dat werkte me op de zenuwen. Hij kletste aan één stuk door. Het was Barça voor en Barça na. Hij bleef maar bezig, dag en nacht. Zo voelde het in elk geval. Ik zat de hele tijd midden in dat gezeur, terwijl ikzelf niks over mijn deal hoorde, niet veel tenminste. Ik werd er gek van. Ik werd kwaad op Mino, die vervloekte Mino. Die regelde het wel voor Maxwell en niet voor mij. Ik belde hem.

‘Dus voor hem sloof je je wel uit en voor mij niet,’ zei ik.

‘Go and fuck yourself,’ zei Mino, en niet lang daarna was Maxwell echt rond met Barça.

Bij mij was elke stap in het proces door de media gevolgd, maar hem was het gelukt de onderhandelingen geheim te houden. Niemand dacht dat hij naar Barcelona zou gaan. Maar toen we die dag de kleedkamer binnenkwamen, waar iedereen in een kring op ons zat te wachten, zei hij naar waarheid: ‘Ik ben rond met Barcelona!’

Mensen vlogen overeind. ‘Meen je dat? Is het waar?’ Het geklets kwam op gang. Zulke dingen maken iets los bij mensen. Inter was geen Ajax. De jongens waren cooler, maar toch: Barça had de Champions League gewonnen. Barça was de beste ploeg van de wereld. Natuurlijk werden er een paar gasten jaloers en Maxwell pakte bijna gegeneerd zijn spullen en zijn voetbalschoenen.

‘Neem mijn schoenen ook maar mee,’ zei ik luid. ‘Ik kom achter je aan.’ En toen lachten ze allemaal, zo van: ‘geintje’.

Ik was te duur om verkocht te worden, dachten ze. Of ik had het te goed bij Inter. Nee, Ibra blijft wel. Niemand kan hem betalen. Daar was iedereen van overtuigd.

‘Ga maar zitten! Jij gaat nergens heen,’ riepen ze, en ik grapte maar wat mee, maar eerlijk gezegd was ik zelf onzeker.

Ik wist alleen dat Mino zo hard mogelijk voor me aan het werk was en dat er van alles kon gebeuren, of niets. Op een van die dagen speelden we een trainingswedstrijd tegen Chelsea en toen werd ik getackeld door John Terry. Daarna had ik een zere hand. Maar dat negeerde ik. Mijn hand? Die kon me toch niet schelen? Je speelt met je voeten en ik had wel wat anders aan mijn hoofd. Barça was niet uit mijn gedachten. Ik belde Mino om de haverklap. Het was net een soort koorts. Maar in plaats van goed nieuws kreeg ik een nieuwe klap.

Joan Laporta was voorzitter van Barcelona. Hij was echt een bigshot. In zijn tijd was de club weer aan de top gekomen in Europa. Ik had gehoord dat hij met zijn privévliegtuig naar Milaan was gekomen om te dineren met Moratti en Marco Branca, de technisch directeur. Ik verwachtte natuurlijk veel van die afspraak. Maar het was niks geworden. Laporta was nog maar nauwelijks binnen of Moratti zei: ‘Als je hier voor Zlatan bent, kun je wel weer gaan. Hij is niet te koop.’

Ik werd woedend toen ik dat hoorde. Wel godverdomme, ze hadden het toch beloofd! Ik belde Branca. Waar is Moratti mee bezig? Branca schoof de schuld van zich af. ‘Het gesprek ging niet over jou,’ zei hij. Dat was een leugen. Dat wist ik via Mino. Ik was teleurgesteld. Maar goed, ik begreep ook wel dat het bij het spel hoorde. Dat kon in elk geval de reden zijn. ‘Niet te koop’ kon een omschrijving zijn van ‘duur’. Maar ik had geen idee wat er echt aan de hand was, en die ellendige journalisten waren ook dol. Die vroegen de hele tijd: ‘Hoe gaat het? Ben je rond met Barça? Blijf je bij Inter?’ Ik had geen antwoord.

Ik bevond me weer in een niemandsland. Zelfs Mino, die als een gek aan het werk was, begon pessimistisch te worden. ‘Barça wil wel, maar ze krijgen je niet los!’ zei hij. Ik wist me geen raad en het was heet en lawaaierig in LA. Sommige dingen leken er ook op te wijzen dat ik zou blijven. Het volgende seizoen bij Inter zou ik rugnummer 10 krijgen, hetzelfde als Ronaldo had gehad. Van die dingen, pr-activiteiten en andere zaken waar ik bij betrokken werd. Alles was onzeker. Het was een onrustige tijd.

 

Ik hoorde dat Joan Laporta en Txiki Begiristain, de technisch directeur van Barça, weer in hun privévliegtuig waren gestapt. De reis had niks met mij te maken. Ze waren op weg naar Oekraïne om Dmitri Tsjigrinski te kopen, een van de sleutelspelers van FC Sjachtar Donetsk, dat volkomen onverwacht de UEFA Cup had gewonnen. Maar die trip werd ook belangrijk voor ons. Mino is zo slim als een vos. Hij kent alle trucs. Hij had net een vergadering gehad met Moratti en dacht dat er toch een opening was. Daarom belde hij dat vliegtuig. Ze hadden een open lijn en Txiki Begiristain nam op, geloof ik. Laporta en hij waren op weg terug naar Barcelona.

‘Jullie zouden eerst in Milaan moeten landen,’ zei Mino.

‘Waarom?’

‘Omdat ik weet dat Moratti op dit moment thuis is. Als jullie nu aanbellen, denk ik dat jullie een deal kunnen maken over Ibrahimovic.’

‘Oké, wacht vijf minuten. Ik zal het even overleggen met Laporta.’

 

Het waren lange minuten en het was hoog spel. Moratti had niks beloofd en hij had geen idee dat hij bezoek zou krijgen. Maar toen gebeurde alles tegelijkertijd. Txiki Begiristain belde terug.

‘Oké,’ zei hij. ‘We keren om. We landen eerst in Milaan.’ Natuurlijk hoorde ik dat meteen.

Mino belde. Er gingen telefoontjes en sms’jes heen en weer. De telefoons stonden roodgloeiend. Moratti kreeg bericht: ‘De top van Barça is op weg naar je toe!’ Misschien vond hij het wel plotseling, dat weet ik niet, of vond hij dat de heren toch eigenlijk eerst een afspraak hadden moeten maken. Maar hij besloot natuurlijk ze wel te ontvangen. Hij heeft nou eenmaal stijl. Hij wilde geen respect verliezen. Dat hoorde ik natuurlijk ook en toen twijfelde ik geen moment. Ik wilde doen wat ik kon.

Ik stuurde een sms’je naar Marco Branca. Ik schreef: ‘Ik weet dat de top van Barça onderweg is naar Moratti. Jullie hebben me beloofd dat jullie met ze zouden praten en jullie weten dat ik daarheen wil. Verpruts het nou niet, dan zal ik het niet verprutsen voor jullie.’ Ik moest lang op antwoord wachten. Ik kreeg het niet. Dat had vast zo zijn oorzaken. Het is een spel, zoals gezegd. Maar ik voelde gewoon: nu is het ernst. Nu gaat het gebeuren! Of de deur gaat dicht. Het is het een of het ander. De tijd verstreek. Waar hadden ze het over daarginds? Ik had geen idee.

Ik wist wanneer ze elkaar zouden spreken. Ik keek op de klok en verwachtte dat het uren zou duren. Maar na 25 minuten belde Mino, en ik schrok natuurlijk. Wat nou? Had Moratti ze er weer meteen uit gegooid? Mijn hart ging sneller kloppen. Ik kreeg een droge mond.

‘Ja?’ vroeg ik.

‘Het is rond,’ antwoordde hij.

‘Hoezo, rond?’

‘Je gaat naar Barcelona. Pak je koffers maar.’

‘Je mag geen geintjes maken over zoiets.’

‘Ik maak geen geintjes.’

‘Hoe is dat in godsnaam zo snel gegaan?’

‘Ik heb nu geen tijd om te praten.’

Hij hing op. Ik snapte het en ik snapte het niet. Mijn hoofd tolde en ik liep de gang op. Ik moest met iemand praten. En daar stond Patrick Vieira en die is wel te vertrouwen.

‘Ik ben rond met Barça,’ zei ik.

Hij keek me aan.

‘Kan niet,’ zei hij.

‘Jawel, ik zweer het.’

‘Voor hoeveel?’

Dat wist ik niet. Ik had geen idee, en ik merkte aan hem dat hij nog steeds twijfelde. Hij dacht dat ik te duur was. Ik werd zelf ook weer onzeker. Maar kort daarna belde Mino weer en toen vielen de puzzelstukjes op hun plaats. Moratti had iedereen verrast.

Hij had maar één eis, en dat was in principe niet de eerste de beste. Hij wilde Milan te slim af zijn en mij voor meer verkopen dan waarvoor Real Kaká had gekocht, en dat was niet weinig. Het zou de op een na duurste transfer aller tijden zijn, maar Joan Laporta had er blijkbaar geen problemen mee. Moratti en hij waren het snel eens geworden. Toen ik het bedrag hoorde, duurde het even voordat het tot me doordrong. Mijn 85 miljoen kronen van de deal met Ajax, wat stelde die nou voor? Een fooi in vergelijking hiermee. We hadden het nu over bijna 700 miljoen Zweedse kronen.

Inter kreeg 46 miljoen euro in contanten voor me en als onderdeel van de betaling ook Samuel Eto’o, en dat was toch niet de eerste de beste. Hij had het vorige seizoen dertig doelpunten gemaakt. Hij was een van de beste goalgetters uit de geschiedenis van Barcelona en zijn waarde werd geschat op 20 miljoen euro. In totaal was dat 66 miljoen euro, een miljoen meer dan waarvoor Milan Kaká had gekocht, en je begrijpt wel: toen het naar buiten kwam, brak er een kabaal uit. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt.

Het was veertig graden in Palo Alto. De lucht leek wel te koken. Iedereen belaagde me en ik voelde me… ik weet het eerlijk gezegd niet. Ik kon niet helder denken. We zouden een trainingswedstrijd spelen tegen een Mexicaanse ploeg. Ik zou voor het eerst het shirt met rugnummer 10 dragen voor Inter, en meteen voor het laatst ook. Mijn jaren bij Inter waren voorbij. Dat begon tot me door te dringen. Ik was gekomen toen Inter al zeventien jaar geen kampioen meer was geweest. Nu waren we drie keer achter elkaar kampioen geworden en ik was topscorer. Het was te gek. Ik keek naar Mourinho. Mourinho, aan wie ik dan toch eindelijk een reactie op een doelpunt had weten te ontlokken. Ik merkte natuurlijk dat hij kwaad en teleurgesteld was.

Hij wilde me niet kwijt. Hij zette me in die trainingswedstrijd op de bank. Ik voelde ook: hoe blij ik ook was dat ik naar Barça ging, het was vervelend om Mourinho in de steek te laten. Het is een bijzondere man. Een jaar later ging hij zelf van Inter naar Real Madrid. De laatste avond in Milaan kwam hij Materazzi tegen bij zijn auto. Materazzi is zo’n beetje de hardste verdediger van de wereld, weet je. Maar toen hij Mourinho omhelsde, barstte hij in tranen uit, en dat begrijp ik ook ergens wel. Mourinho is iemand die gevoelens bij je oproept. Ik weet nog dat we de dag na de trainingswedstrijd trainden in de Rose Bowl in Pasadena. Toen kwam hij naar me toe.

‘Je mag niet weggaan!’

‘Sorry, ik moet deze kans grijpen.’

‘Maar als jij weggaat, ga ik ook weg.’

God, wat moet je daarop zeggen?

‘Dank je wel,’ zei ik. ‘Je hebt me veel geleerd.’

We stonden een poosje te praten, heel prettig. Maar die man is net als ik. Hij is trots, hij wil koste wat kost winnen en hij kon het natuurlijk niet laten. Hij gaf me ook een sneer.

‘Zeg, Ibra!’

‘Ja?’

‘Je gaat naar Barcelona om de Champions League te winnen, hè?’

‘Ja, ook wel.’

‘Maar die gaan wíj dit jaar pakken, vergeet dat niet. Wíj.’ En zo namen we afscheid.

 

Ik vloog naar Kopenhagen en kwam thuis in ons huis aan de Limhamnsväg, bij Helena en de kinderen. Ik had ernaar verlangd om alles te kunnen vertellen en een beetje tot rust te komen. Maar ons huis leek wel belegerd. Journalisten en fans sliepen voor ons huis. Ze belden aan. Mensen riepen en zongen daarbuiten. Ze zwaaiden met Barcelonavlaggen. Het was pure waanzin en mijn hele familie raakte ervan in de stress. Mijn moeder, mijn vader, Sanela, Keki, niemand durfde de deur uit te gaan. De mensen zaten ook achter hen aan. Ik dwaalde door het huis. Ik merkte dat mijn hand zeer deed, maar ik stond er niet bij stil.

Want er gebeurde de hele tijd wel wat. Details van mijn contract werden uitgewerkt, Eto’o deed moeilijk en wilde meer geld hebben, Helena en ik bespraken waar we zouden gaan wonen, van die dingen. Ik kreeg geen kans om tot rust te komen of ergens serieus over na te denken, en na twee dagen ging ik naar Barcelona. In die tijd gebruikte ik al meestal een privévliegtuig. Dat klinkt misschien snobistisch. Maar het is niet altijd makkelijk voor mij op reguliere vluchten. Iedereen let op me. Ik kan niet slapen, hoe moe ik ook ben, tenminste niet zonder jack over mijn hoofd.

Mensen nemen zelfs dan foto’s. Maar nu nam ik toch een gewoon vliegtuig. Ik had met de mensen van Barça gesproken en je weet, Barcelona en Real voeren oorlog met elkaar. Ze zijn aartsrivalen en daar ligt veel politiek aan ten grondslag: Catalonië tegen de centrale macht, al dat soort dingen. Maar de clubs hebben ook een verschillende filosofie. ‘In Barcelona staan we met beide benen op de grond. We zijn niet zoals Real. Wij nemen gewone vliegtuigen,’ zeiden ze tegen me, en dat klonk ook best sympathiek. Ik vloog met Spanair en landde om kwart over vijf ’s middags in Barcelona. En als ik nog niet doorhad wat mijn transfer betekende, dan nu wel.

Het was chaos. Honderden fans en journalisten stonden op me te wachten en de kranten schreven pagina’s vol. Er heerste Ibramania in de stad, zeiden ze. Het was niet normaal. Ik was niet alleen de duurste aankoop van Barcelona aller tijden. Geen enkele nieuwe speler had ooit zo de aandacht getrokken. Ik zou de volgende dag worden gepresenteerd in het stadion, Camp Nou. Dat is traditie bij de club. Toen Ronaldinho kwam, in 2003, stonden er dertigduizend mensen. Bij Thierry Henry kwamen er net zoveel. Maar nu… er stonden minstens twee keer zoveel mensen op mij te wachten. Ik huiverde, eerlijk gezegd, nam de achteruitgang van het vliegveld en werd met een beveiligde auto naar het stadion gebracht.

We zouden eerst een persconferentie houden. Er dromden honderden journalisten samen in de zaal. Het was er tjokvol en onrustig: waarom komt hij maar niet? Toch konden we niet naar binnen. Eto’o deed tot op het laatst moeilijk bij Inter, en Barcelona wachtte op een laatste bevestiging van de deal. De tijd verstreek en de stemmen daarbinnen werden steeds verhitter en nerveuzer. Het leek wel of er een opstootje ophanden was. We hoorden het zo duidelijk alsof we er middenin zaten. Mino, Laporta en ik zaten met de andere hoge pieten achter de schermen te wachten. Wat nou? Moeten we hier tot in het oneindige blijven zitten?

‘Nou is het genoeg,’ zei Mino.

‘We moeten die bevestiging hebben…’

‘Kan ons niet schelen,’ zei hij. De anderen waren het daarmee eens, en zo gingen we uiteindelijk naar binnen.

Ik had nog nooit zo veel verslaggevers gezien en ik antwoordde op de vragen, maar ik hoorde het de hele tijd dreunen in het stadion. Het was één grote gekte, dat kan ik je verzekeren. Na de persconferentie kleedde ik me om in Barçatenue. Ik had nummer 9 gekregen, hetzelfde nummer als Romário en Ronaldo bij Barça hadden gehad, en nu werd het echt emotioneel. Het stadion kookte. Er zaten zestig-, zeventigduizend mensen. Ik haalde diep adem en ging naar buiten. Ik zal het nooit kunnen beschrijven.

Ik had een bal in mijn hand en ik liep naar de stellage die ze hadden neergezet. Om me heen ging het publiek tekeer. Ze riepen allemaal mijn naam. Het hele stadion schreeuwde en die man van de pers rende rond en zei de hele tijd dingen tegen me: ‘Zeg: “Visca Barça, hup Barça!”’ Ik deed wat hij zei, deed trucjes, hield de bal hoog, op mijn borst, mijn hoofd, op mijn hakken, dat soort dingen. Het publiek riep om meer, dus ik kuste het clublogo op het shirt. Dat moet ik even vertellen. Je weet, ik heb daar veel voor over me heen gekregen. Hoe kan hij het clublogo zoenen als hij net weg is bij Inter? Gaf hij dan niks om zijn oude fans? Iedereen had er iets tegen me over te zeuren. Ze deden ook sketches en dat soort flauwekul. Maar de persjongens vroegen het me. Die zeiden als gekken: ‘Kus het logo, kus het logo’, en ik was net een jongetje. Ik deed wat ze zeiden. Ik trilde over mijn hele lichaam en ik weet nog dat ik de kleedkamer in wilde om tot rust te komen.

Ik had te veel adrenaline. Ik was rillerig en toen het uiteindelijk afgelopen was, keek ik naar Mino. Mino was al die tijd niet meer dan tien meter bij me vandaan geweest. Op zulke momenten is hij alles voor mij. Samen gingen we de kleedkamer in en bekeken we alle namen op de muur: Messi, Xavi, Iniesta, Henry en Maxwell, allemaal. En dan de mijne: Ibrahimovic. Dat stond er al. Ik keek weer naar Mino. Hij was helemaal ontroerd. Het was net of hij een kind had gekregen. We konden er allebei niet bij. Het was overweldigender dan we ons hadden kunnen voorstellen. Op dat moment piepte er een sms’je in mijn telefoon. Wie is dat? Het was Patrick Vieira. ‘Enjoy,’ schreef hij, ‘geniet! Dit overkomt niet veel spelers.’

Eerlijk, je hoort van alles van allerlei denkbare figuren. Maar als een man als Vieira zo’n bericht stuurt, dan weet je dat je iets ongelofelijks hebt meegemaakt. Ik ging zitten en blies uit. Later zei ik tegen de journalisten: ‘Ik ben de gelukkigste man op aarde! Dit is het mooiste wat me is overkomen sinds de geboorte van mijn zonen.’ Zulke dingen hebben sportmannen in zulke situaties vast wel eerder gezegd. Maar ik meende het echt. Dit was geweldig. Ik ging naar hotel Princesa Sofia, dat ook belegerd werd door supporters die het geweldig vonden om mij alleen maar koffie te zien drinken in de lobby.

’s Nachts had ik moeite om in slaap te komen. Niet zo gek natuurlijk. Mijn hele lichaam was in beweging en ik voelde natuurlijk dat mijn hand niet helemaal in orde was. Maar ook toen stond ik daar niet erg bij stil. Er gingen zo veel andere dingen door mijn hoofd. Ik dacht niet dat het de volgende dag bij de medische controle een probleem zou vormen. Als je naar een andere club gaat, is het gebruikelijk dat je volledig wordt onderzocht. Hoeveel weeg je? Hoe lang ben je? Hoeveel procent vet heb je? Voel je je volkomen gezond?

‘Ik heb een zere hand,’ zei ik tijdens het onderzoek, en de artsen maakten een röntgenfoto.

Ik had een barst in mijn hand. Een barst! Het was niet normaal. Een van de belangrijkste dingen die er zijn als je bij een nieuwe ploeg komt, is dat je bij de voorbereiding bent en je ploeggenoten en hun spel leert kennen. Dat kon nu niet meer. We moesten snel een besluit nemen. Ik praatte erover met de trainer, Guardiola. Het leek een aardige vent. Hij excuseerde zich ervoor dat hij niet bij mijn ontvangst was geweest. Maar hij was met de ploeg in Londen. Net als alle anderen zei hij dat ik zo gauw mogelijk helemaal gezond moest worden. Er mochten geen risico’s worden genomen en daarom werd besloten dat ik meteen geopereerd zou worden.

Een handspecialist zette twee stalen pennen in mijn hand om de breuk te fixeren en sneller te laten genezen. Dezelfde dag ging ik terug naar Los Angeles, op trainingskamp. Dat was ergens absurd. Ik was daar net met Inter geweest. Nu kwam ik er met Barça, en met mijn hand in het gips. Het zou zeker drie weken duren voordat ik weer beter was.