14

 

 

 

 

Moggi was zoals hij was, maar hij had respect voor mensen en het was fijn om met hem te praten. Hij bracht iets teweeg. Hij was direct, hij had macht en hij was snel van begrip. Toen ik de eerste keer over mijn contract moest onderhandelen, was dat natuurlijk heel belangrijk voor me. Ik hoopte op salarisverhoging. Ik wilde hem niet provoceren, integendeel, ik wilde het op de nette manier doen en hem behandelen als de bigshot die hij ook was.

Alleen, ik had Mino bij me, en Mino is niet zo van het buigen. Hij is niet goed snik. Hij ging gewoon Moggi’s kantoor binnen en ging op diens stoel zitten, met zijn voeten op tafel, vreselijk nonchalant.

‘Verdomme,’ zei ik. ‘Hij komt zo. Verpest mijn contract niet. Kom hier bij mij zitten.’

‘Go and fuck yourself and be quiet,’ zei hij, en eigenlijk had ik niet anders verwacht.

Zo is Mino nou eenmaal, en ik wist wel dat hij kon onderhandelen. Dat kon hij als de beste. Toch werd ik bang dat hij het voor me zou verpesten. Het was ook echt niet leuk toen Moggi binnenkwam in zijn beste pak en met zijn sigaar, en bulderde: ‘Wat doe jij verdomme op mijn plek?’

‘Ga zitten, dan kunnen we praten.’ Mino wist natuurlijk wat hij deed en ze kenden elkaar, Moggi en hij. Ze hadden een hele historie van dat soort respectloze toestanden en mijn salaris werd een stuk hoger. Maar, en dat was nog belangrijker, Moggi zegde ook nieuwe besprekingen toe. Als ik goed zou blijven spelen en net zo belangrijk bleef voor de club, zou ik de best betaalde speler worden, beloofde Moggi, en daar was ik blij om. Maar toen begon de ellende. De eerste tekenen dat er iets niet in orde was.

 

Ik deelde in het tweede jaar vaak een kamer met Adrian Mutu als we in een hotel of op trainingskamp waren, en dat was niet bepaald saai. Adrian Mutu is Roemeen, maar hij was in 2000 naar Italië gekomen, eerst naar Inter. Hij sprak Italiaans en zo en hij was ook een grote steun voor me. Maar die jongen was een party animal, zeg. Een verhalen dat hij had! Ik lachte me in onze hotelkamer kapot om al die dingen, het was echt waanzinnig. Toen hij door Chelsea was gekocht, was hij de hele tijd aan het feesten. Van de zeven avonden ging hij er zes uit. Maar dat was op den duur natuurlijk niet vol te houden. Hij werd gepakt met cocaïne in zijn bloed en werd door Chelsea ontslagen. Hij werd geschorst, raakte verwikkeld in een geweldig proces en moest een schadevergoeding van miljoenen euro’s betalen. Maar toen we kamers deelden, was hij behandeld. Hij was weer rustig en clean, en we konden om de hele waanzin lachen. Je begrijpt dat ik er niet veel tegenover kon stellen. Wat stelde het nou voor dat ik een keer in de badkuip in slaap was gevallen?

Ook Patrick Vieira kwam nu bij Juventus. Ik moet zeggen, ik wist meteen: dit is een lastig type. Het was dan ook vast geen toeval dat we op de training slaags raakten. Ik benader iemand nou ook niet direct zachtzinnig. Tegen dat soort jongens doe ik altijd hard tegen hard, en bij Juventus was ik erger geworden dan ooit. Ik was een krijger. Vieira had de bal en ik rende het veld op.

‘Give me the fucking ball,’ riep ik. Ik wist natuurlijk heel goed wie hij was.

Patrick Vieira was aanvoerder van Arsenal geweest. Hij had drie keer de Premier League gewonnen met Arsenal en was wereld- en Europees kampioen geworden met Frankrijk. Hij was bepaald niet de eerste de beste, maar ik gaf hem een grote bek; dat kon ik gewoon doen. En dit was topvoetbal, hè? Dan is het toch niet de bedoeling dat we elkaars kont likken.

Shut up and run,’ snauwde hij terug.

‘Just pass me the ball and I’ll be quiet,’ antwoordde ik en toen gingen we op de vuist; ze moesten ons uit elkaar halen. Maar eerlijk gezegd: het stelde niks voor, het was gewoon een teken dat we allebei winnaarstypes zijn. Je kunt in deze sport niet aardig zijn. Dat wist Patrick Vieira als geen ander. Hij is er zo een die in iedere situatie alles geeft. Ik zag dat hij de hele ploeg omhoogtrok. Er zijn vandaag de dag maar weinig voetballers voor wie ik zo veel respect heb. Hij speelde heel sterk en het was een heerlijk gevoel om hem en Nedved achter me op het middenveld te hebben. Mijn tweede seizoen bij Juventus begon goed.

Tegen Roma kreeg ik op de middenlijn een bal van Emerson. Die nam ik niet aan, maar ik hakte hem over de back van Roma, Samuel Kuffour, heen, hoog en ver, want ik zag dat Roma’s speelhelft leeg was, en ik rende erachteraan. Ik vertrok als een speer en Kuffour probeerde me bij te houden. Hij had geen kans. Hij trok me aan mijn shirt en viel zelf. Ik plukte de bal uit de lucht, hij stuiterde even tussen mijn voeten en ik nam hem mee. De keeper, Doni, kwam uit en ik schoot, wham, een hard schot, dat in de bovenhoek knalde. ‘Mama mia, wat een goal,’ zei ik later tegen de journalisten. Het leek inderdaad een goed jaar te zullen worden.

In Zweden kreeg ik de gouden bal, de prijs voor de beste speler van het jaar, en dat was natuurlijk leuk, maar niet zo simpel. Aftonbladet organiseerde het gala, en ik was ze niet vergeten. Ik bleef thuis.

Turijn organiseerde een jaar later de Olympische Winterspelen. De mensen stroomden naar de stad, er waren feesten en concerten op de Piazza Castello en ’s avonds stonden Helena en ik er op het terras naar te kijken.

Het ging goed met ons en we besloten kinderen te nemen – nou ja, besloten – we lieten het gewoon gebeuren. Zulke dingen moet je niet plannen, vind ik. Die moeten gewoon gebeuren. Wie weet wanneer hij er klaar voor is? Soms gingen we naar Malmö om mijn familie te bezoeken. Helena had haar landhuis in de tussentijd verkocht en we logeerden vaak bij mijn moeder in het rijtjeshuis dat ik voor haar had gekocht in Svågertorp. Ik voetbalde op haar grasveld en op een dag vuurde ik een schot af, zo gruwelijk hard dat de bal dwars door de schutting vloog. Er zat een groot gat in en mijn moeder kon me natuurlijk wel in elkaar slaan – die hééft me toch een temperament!

‘Je gaat meteen een nieuwe schutting voor me kopen. Wegwezen,’ beet ze me toe. En tja, dan kun je maar één ding doen: gehoorzamen. Helena en ik reden naar de Bauhaus. Maar we konden geen losse planken kopen. We moesten een hele schutting nemen, zo groot als een huis, en die paste met geen mogelijkheid in de auto. Dus ik liep er twee kilometer mee op mijn rug. Net als toen mijn vader mijn bed droeg. Ik kwam helemaal uitgewoond aan, maar mijn moeder was tevreden en daar ging het om. En, zoals ik al zei: het ging goed met ons.

Maar op het veld raakte ik mijn ritme een beetje kwijt. Ik voelde me te zwaar. Ik woog wel 98 kilo en dat waren niet allemaal spieren. Ik at vaak twee keer per dag pasta en dat was te veel, ontdekte ik nu. Ik ging minder aan krachttraining doen, at minder en probeerde weer in vorm te komen.

Maar er was ook gelazer. Hoe zat het bijvoorbeeld met Moggi? Speelde hij een spelletje met me? Ik snapte er niks van. We zouden toch over mijn contract onderhandelen? Maar Moggi stelde het maar uit. Hij kwam met smoesjes. Hij was natuurlijk altijd een goochelaar geweest, iemand die je op het verkeerde been zette. Maar nu was hij helemaal hopeloos. ‘Volgende week,’ zei hij. Of volgende maand. Er was aldoor wat. Het duurde maar en duurde maar, en uiteindelijk was ik het zat.

Ik zei tegen Mino: ‘Het kan me geen moer meer schelen. We gaan nu ondertekenen! Ik houd dat gehakketak niet meer uit.’

Toen kregen we een contract dat er fatsoenlijk uitzag en ik vond het nu wel genoeg, ik wilde het afronden. Maar weer gebeurde er niks. Of ja, Moggi liet weten: fine, goed, we ondertekenen over een paar dagen. Maar eerst zouden we voor de Champions League tegen Bayern München spelen. Thuis in Turijn. In die wedstrijd had Bayern een centrale verdediger die Valérien Ismaël heette. Hij zat me de hele tijd op de lip en toen hij me een keer vuil onderuithaalde, gaf ik hem een schop en kreeg ik een gele kaart. Maar daar bleef het niet bij.

In de negentigste minuut viel ik in het strafschopgebied en ik had me natuurlijk gedeisd moeten houden. We stonden met 2-1 voor en de wedstrijd was bijna afgelopen. Maar ik was kwaad op Ismaël, haalde hem onderuit en kreeg mijn tweede gele kaart. Ik werd eruit gestuurd en natuurlijk was Capello niet blij. Hij schold me uit. Terecht: het was onnodig en stom, en natuurlijk moest Capello me een standje geven. Dat was zijn werk.

Maar Moggi, wat had die ermee te maken? Hij verklaarde dat mijn contract niet meer geldig was. Ik had mijn kans voorbij laten gaan, zei hij. Ik werd gek. Zou ik vanwege één foutje een deal mislopen die zo veel waard was?

‘Doe Moggi maar de groeten en zeg dat ik nooit zal ondertekenen, waar hij ook mee komt,’ zei ik tegen Mino. ‘Ik wil hier weg.’

‘Denk even na over wat je zegt,’ zei Mino.

Ik hád erover nagedacht. Ik weigerde dit te accepteren. Dit betekende oorlog, zonder meer. Nu moest het afgelopen zijn. Nu was het genoeg. Dus Mino ging naar Moggi en zei naar waarheid: ‘Pas op voor Zlatan. Hij is eigenwijs en als hij iets in z’n kop heeft… Je loopt kans hem kwijt te raken.’ Twee weken later kwam Moggi waarachtig met het contract opdagen. We hadden niet anders verwacht. Hij wilde me niet kwijt. Maar toch was het nog niet afgelopen. Mino maakte een afspraak. Moggi stelde die uit en kwam met smoezen. Hij moest op reis, hij moest dit, hij moest dat.

Ik weet nog goed dat Mino me belde. ‘Er klopt iets niet,’ zei hij.

‘Hoe bedoel je? Wat klopt er niet?’

‘Ik kan er niet de vinger achter krijgen. Maar Moggi doet raar.’ Het duurde niet lang of niet alleen Mino had dat gevoel.

Er hing iets in de lucht. Er was iets gaande bij de club en het ging niet over Lapo Elkann, ook al was dat ook een hele kwestie. Lapo Elkann was een kleinzoon van Gianni Agnelli. Ik had hem een paar keer ontmoet. Ik kan niet zeggen dat we echt contact hadden. Zo’n man leeft op zijn eigen planeet. Hij was een playboy en een mode-icoon. Met het beheer van Juventus had hij vrijwel niets te maken. Moggi en Giraudo bestuurden de club, niet de Agnelli’s. Maar de man was natuurlijk wel een symbool van de club en van Fiat. Hij kwam later op de lijst van best geklede mannen ter wereld, hij had met Kissinger gewerkt en weet ik wat niet al. Zijn schandaal gaf enorme trammelant.

Lapo Elkann nam een overdosis cocaïne, en niet met zomaar iemand: hij deed dat samen met transseksuele prostituees in een flat in Turijn. Hij werd met een ziekenwagen naar het ziekenhuis gebracht, waar hij in coma lag en kunstmatig werd beademd. Het beheerste alle nieuwsuitzendingen in Italië. Del Piero en andere spelers kwamen in de media om hun steun te betuigen, maar natuurlijk had de zaak niks met voetbal te maken. Maar achteraf werd het toch beschouwd als inleiding tot de catastrofe.

Wanneer Moggi zelf precies hoorde van de verdenkingen weet ik niet. Maar waarschijnlijk is de politie hem al lang gaan verhoren voordat het verhaal als een bom insloeg in de media. Als ik het goed begrijp, begon het allemaal met het oude dopingschandaal – dat waarvan Juventus eigenlijk al vrijgesproken was. In verband daarmee had de politie Moggi’s telefoon afgeluisterd, en toen hadden ze dingen gehoord die niks met doping te maken hadden, maar toch duister waren. Het klonk alsof Moggi probeerde de ‘juiste’ scheidsrechters te krijgen voor de wedstrijden van Juventus. Daarom bleven ze hem aftappen en daarbij kwam een hoop rotzooi aan het licht – daar zag het in elk geval naar uit toen alles op een rijtje werd gezet, ook al geef ik zelf niet veel om die bewijzen. Het ging er vooral om dat Juventus nummer één was. Daar ben ik van overtuigd.

Zoals altijd wanneer iemand erboven uitsteekt, willen anderen hem door het slijk halen. Het verbaasde me niks dat de beschuldigingen naar buiten kwamen toen we weer kampioen leken te gaan worden. Toen het schandaal vorm kreeg, stonden we op het punt alles te winnen wat er te winnen viel, en we begrepen meteen dat het er slecht uitzag. De media beschouwden het zo ongeveer als een wereldoorlog. Maar het was flauwekul, grotendeels. Scheidsrechters die ons bevoordeelden? Kom op, zeg! We hadden gevochten op het veld.

We hadden onze benen geriskeerd en de scheidsrechters waren om de dooie dood niet vóór ons, echt niet. Ze hebben eerlijk gezegd nooit aan mijn kant gestaan. Daar ben ik te groot voor. Als er iemand tegen mij aan botst, blijf ik staan, maar als ik tegen hem aan donder, vliegt hij vier meter weg. Ik heb mijn lichaam en mijn speelstijl tegen.

Ik ben nooit goeie maatjes geweest met de scheidsrechters, niemand van onze ploeg. Nee, nee. Wij waren de besten, en wij moesten een toontje lager zingen. Dat was de waarheid. Het onderzoek had ook een hoop duistere kantjes. Zo werd het geleid door een zekere Guido Rossi, een man met nauwe banden met Inter, en Inter kwam er in deze puinhoop verbazend gemakkelijk van af.

Veel dingen werden ofwel niet opgepakt, ofwel overdreven om ervoor te zorgen dat Juventus werd afgeschilderd als de grote schurk. Milan, Lazio, Fiorentina en de scheidsrechtersbond kwamen ook wel in moeilijkheden. Maar voor ons was het het ergst, want Moggi’s telefoon was afgeluisterd en binnenstebuiten gekeerd. Toch waren de bewijzen nooit erg sterk. Maar al met al zag het er niet best uit, dat is zo. Het leek alsof Moggi de Italiaanse scheidsrechtersbond onder druk had gezet om goede mensen te krijgen voor de wedstrijden en je kon hem horen schelden op scheidsrechters die het niet goed hadden gedaan, onder anderen op iemand die Fandel heette en die Juventus’ gevecht tegen Djurgården had gefloten.

Van andere scheidsrechters werd gezegd dat ze, nadat we in november 2004 van Reggina hadden verloren, in de kleedkamer werden gehouden en door Moggi en Giraudo werden uitgescholden. En dan was er dat gedoe met de paus. De paus lag op sterven. Dan mochten er geen wedstrijden worden gespeeld. Het land moest treuren om zijn vader. Maar Moggi zou minister Pisanu van Binnenlandse Zaken hebben gebeld met het verzoek om toch te spelen, naar men zegt omdat er bij onze tegenstander Fiorentina twee spelers geblesseerd waren, en twee geschorst. Ik heb geen idee hoeveel daarvan waar is. Zoiets gebeurt overal in deze branche en, eerlijk gezegd: wie scheldt er niet op de scheidsrechters?

Ook Moggi’s zoon Alessandro raakte bij de puinhoop betrokken. Er werd gezegd dat er wedstrijden waren verkocht, met de zoon als de spin in het web. De ene zaak na de andere. Verdenking van belastingfraude. Aldo Biscardi, de presentator van de populairste voetbalshow van Italië, werd ervan beschuldigd dat hij met Moggi had samengewerkt om Juventusspelers op tv te promoten.

Het was een zootje. ‘Moggiopoli’ werd het vaak genoemd, of ‘Moggigate’. En natuurlijk dook mijn naam ook op. Ik had niet anders verwacht. Allicht dat de beste spelers er ook bij worden betrokken. Er werd beweerd dat Moggi naar aanleiding van mijn ruzie met Van der Vaart had gezegd dat ik me sterk had opgesteld en het goed had aangepakt, en dat dat de goede manier was om bij de club weg te komen of iets dergelijks. ‘Die knul heeft ballen,’ zei hij, of iets in die richting. Hij zinspeelde er zelfs op dat hij me tot die ruzie had aangezet, en dat ging er bij de mensen in als koek, natuurlijk. Dat vonden ze een typische Moggi-streek – en waarschijnlijk ook een typische Ibra-truc. Maar het was natuurlijk flauwekul. De ruzie was iets tussen Van der Vaart en mij, en verder niemand. Na verloop van tijd mochten ze van alles zeggen over de club en nu kwam dan ook de ene klap na de andere.

Op 18 mei ’s morgens kreeg ik een telefoontje. Ik was toen in Monte Carlo met Alexander Östlund en zijn gezin. Ik kreeg te horen dat er politie voor mijn deur stond. Ze wilden naar binnen. Ze hadden zelfs een huiszoekingsbevel en, eerlijk, wat moest ik doen? Ik vertrok natuurlijk onmiddellijk. Ik reed in een uur tijd naar Turijn en trof de politie voor het gebouw aan. Ik moet zeggen: het waren gentlemen. Ze deden gewoon hun werk, ze deden het niet voor de lol. Ze moesten al mijn ontvangsten van Juventus zien, alsof ik een crimineel was, en ze vroegen of ik zwart geld had ontvangen. Ik antwoordde naar waarheid: ‘Nooit!’ En toen gingen ze wroeten. Uiteindelijk zei ik: ‘Zoeken jullie dit?’ Ik had mijn bankpaperassen en die van Helena gepakt, en daar namen ze genoegen mee. Ze namen beleefd afscheid, zo van: ‘we bewonderen je spel’.

Rond die tijd trad het bestuur van Juventus af – Giraudo, Bettega en Moggi – en dat was een raar idee. Ze werden door het slijk gehaald. Moggi zei tegen de kranten: ‘Ik ben mijn ziel kwijt. Die hebben ze gedood.’ De volgende dag crashten de aandelen Juventus op de beurs van Milaan en we hadden crisisoverleg in de fitnessruimte. Dat vergeet ik nooit meer. Moggi kwam. Uiterlijk leek hij net als anders, goedgekleed en dominant. Maar het was een andere Moggi. Toen was er net een nieuw schandaal rond zijn zoon uitgekomen, iets over ontrouw. Hij vertelde daarover, en hoe krenkend het was. Ik weet nog dat ik met hem te doen had: het waren persoonlijke dingen, die niks met voetbal te maken hadden. Maar dat was niet wat me het meest ontroerde.

Dat was dat hij begon te huilen – hij, of all people. Ik voelde het in mijn maag. Ik had hem nog nooit zwak gezien. Die man had altijd alles onder controle gehad. Hij straalde macht en kracht uit. Maar toen… Hoe moet ik het uitleggen? Nog niet zo lang geleden had hij me gecommandeerd en mijn contract ongeldig verklaard en al dat soort dingen, maar nu was ík opeens degene die medelijden moest hebben met hém. Het was de wereld op z’n kop. Misschien had ik me niet zo veel van hem aan moeten trekken en zoiets moeten zeggen als: ‘Eigen schuld, dikke bult.’ Maar ik had echt met hem te doen. Het deed zeer om te zien hoe een man als hij van zijn voetstuk viel. Naderhand heb ik er veel over nagedacht, en dan natuurlijk niet alleen het gebruikelijke dat je niks als vanzelfsprekend kunt aannemen. Allerlei dingen kwamen in een ander daglicht te staan. Waarom had hij de onderhandelingen steeds uitgesteld? Waarom had hij toen zo gerommeld?

Om mij te beschermen? Ik begon het te geloven. Ik wist het niet. Maar ik besloot het zo te bekijken. Hij moet toen toch al hebben geweten dat dit eraan zat te komen. Hij moet hebben beseft dat Juventus niet meer dezelfde ploeg zou zijn als vroeger en dat het met mij gedaan zou zijn als hij me aan de club verbonden had. Dan had ik bij Juventus moeten blijven, wat er ook gebeurde. Ik geloof dat hij aan zulke dingen dacht. Moggi stopte misschien niet altijd voor rood licht en hij hield zich vast niet even goed aan alle regels. Maar hij was een bekwaam vakman en hij zorgde voor zijn spelers, dat weet ik zeker. Zonder hem was mijn carrière vastgelopen. Ik ben hem daar dankbaar voor. En ook al heeft de hele wereld kritiek op hem, ik sta achter hem. Ik mocht Luciano Moggi.

 

De ramp werd steeds groter. Juventus was een zinkend schip. Er was nu sprake van dat de club zou kunnen worden teruggezet naar de Serie B of zelfs de Serie C. Zo’n tumult was het. Toch begrepen we het niet goed, niet meteen. Zouden wij, die zo’n ploeg hadden opgebouwd en twee keer achter elkaar kampioen waren geworden, alles kwijtraken om iets wat geen donder met ons voetbal te maken had? Dat ging er gewoon niet in. Het duurde ook even voordat het nieuwe bestuur begreep hoe serieus het was. Ik weet nog dat Alessio Secco in het begin een keer belde.

Alessio Secco was mijn oude teammanager. Hij belde me om trainingstijden door te geven: ‘Morgen om halfelf gaan we. Zorg dat je op tijd bent.’ Dat soort geklets was ik van hem gewend. Nu was hij opeens de nieuwe directeur, belachelijk. Het kostte me moeite hem serieus te nemen. Maar toen, in dat eerste gesprek, bood hij me een opening. ‘Als je een aanbieding krijgt, Zlatan, ga er dan op in. Dat is mijn advies aan je.’

Maar het was ook het laatste vriendelijke wat ik te horen kreeg. Vlak daarna werd het tough shit en ja, dat was ook wel begrijpelijk. De spelers gingen er een voor een vandoor. Thuram en Zambrotta gingen naar Barcelona, Cannavaro en Emerson naar Real Madrid, Patrick Vieira naar Inter en alle anderen die er nog waren, belden hun agenten: ‘Verkoop ons, verkoop ons. Waar kunnen we heen?’ Er hing onrust en wanhoop in de lucht. Het gonsde overal van de geruchten en zulke dingen als Alessio Secco had gezegd, hoorde je niet meer. Nu vocht de club voor haar leven.

Het bestuur deed alles om degenen die er nog waren te behouden. Ze probeerden elk achterdeurtje te benutten dat er in het contract te vinden was. Het was een nachtmerrie. Mijn carrière zat in de lift. Ik was net serieus aan het doorbreken. Zou alles nu in elkaar storten? Het was een onrustige tijd. Ik kreeg met de dag meer het gevoel dat ik moest vechten. Ik was niet van plan een jaar kwijt te raken in de tweede klasse, nooit van m’n leven. Trouwens, één jaar? Het zouden er meer worden, begreep ik wel. Eén jaar om weer te promoveren als we werden teruggezet en nog één of twee jaar om terug te komen aan de top en een plek in de Champions League af te dwingen, en dan zou onze ploeg daar waarschijnlijk niet sterk genoeg voor zijn. Mijn beste jaren als voetballer dreigden verloren te gaan en ik zei steeds weer tegen Mino: ‘Doe iets, wat dan ook, maar haal me hier weg.’

‘Ik werk eraan.’

‘You better!’

 

Juni 2006. Helena was in verwachting en ik was blij. Het kind werd eind september verwacht, maar verder bevond ik me in niemandsland. Wat zou er gaan gebeuren? Ik had geen idee. In die tijd bereidde ik me met het nationale elftal voor op het WK voetbal dat die zomer in Duitsland zou plaatsvinden. Ik verwachtte een groot deel van mijn familie bij het toernooi: mijn vader, mijn moeder, Sapko, Sanela en haar man en Keki. Zoals gewoonlijk zou ik alles regelen met hotel, reizen, geld en huurauto’s en zo.

Het werkte me algauw op de zenuwen. Op het laatste moment haakte mijn vader af – het gebruikelijke geklooi – en toen ontstond er gezeur over zijn kaartjes: wat moeten we daarmee doen? Wie mag ze in zijn plaats hebben? Je kunt niet zeggen dat ik daar evenwichtiger door werd. En toen kreeg ik ook nog last van mijn lies, dezelfde ellende als waarvoor ik in mijn Ajaxtijd was geopereerd. Ik besprak het met de staf van het nationale elftal.

Maar we besloten dat ik zou spelen. En je weet, ik heb een grondprincipe: als het slecht gaat, gebruik ik blessures niet als excuus. Dat is kinderachtig. Ik bedoel: als je niet goed speelt wegens een blessure, waarom speel je dan? Wat je daar ook op zegt, het is altijd fout. Je moet gewoon doorbijten en je best doen. Maar het was wel een bijzonder zware tijd. En op 14 juli kwam ten slotte het definitieve vonnis in Italië.

Onze beide kampioenschappen werden ons ontnomen en we raakten onze plek in de Champions League kwijt, maar bovenal: we werden teruggezet naar de Serie B en moesten het seizoen daar beginnen met een hoop strafpunten.