21

 

 

 

 

Ik kende hem toen nog niet goed. Maar Mourinho was toen wel al ‘The Special One’ en ik had natuurlijk veel over hem gehoord. Ze zeiden dat hij eigenwijs was, shows maakte van zijn persconferenties en precies zei wat hij dacht, geen hoogdravende flauwekul, zoals Zweedse trainers. Maar ik wist eigenlijk nog niks van hem en ik dacht: hij zal wel net zo zijn als Capello, een keiharde leider. Mij best. Ik hou wel van die stijl. Maar ik had het mis – gedeeltelijk tenminste. Mourinho is een Portugees. Hij houdt ervan in het middelpunt te staan. Hij manipuleert spelers als geen ander. Toch zegt dat niks.

Mourinho heeft veel van Bobby Robson geleerd. Robson was een vroegere bondscoach van Engeland, een min of meer legendarische. Hij was toen trainer van Sporting Clube de Portugal en had een vertaler nodig. Door toeval werd dat Mourinho. Mourinho was goed in talen. Maar Robson begreep al snel dat de man nog meer kon. Mourinho was snel van begrip en het was prettig om ideeën met hem uit te wisselen. Op een dag vroeg Bobby Robson hem een rapport op te stellen over een tegenstander. Ik heb geen idee wat hij daarvan verwachtte. Wat weet een vertaler daar nou van? Maar Mourinho’s rapport was blijkbaar uitstekend.

Robson was stomverbaasd. Mourinho had nooit op hoog niveau gevoetbald, maar hij leverde toch beter materiaal dan Robson ooit eerder had gehad. Zo van: ‘verdomme, ik heb die vertaler toch wel onderschat’. Toen Bobby Robson de overstap maakte naar Porto en later naar Barcelona nam hij Mourinho mee. Die leerde de hele tijd bij, niet alleen tactiek en feiten, maar ook psychologische dingen. Hij zei altijd: ‘Als je ploeg wint, ben je er een onderdeel van. Maar als ze verliezen, ben je een zak stront.’ Uiteindelijk werd Mourinho zelf coach. In 2002 werd hij trainer van Porto. Hij was toen nog volkomen onbekend. Hij was nog steeds voor veel mensen ‘The Translator’.

Porto was misschien een leuke ploeg in Portugal, maar kom op zeg, het was geen grote club. Porto was het jaar daarvoor in de middenmoot geëindigd en de Portugese competitie, wat stelde die nou voor? Niet veel, in vergelijking met andere. Er was geen geld, er waren geen sterspelers. In de Europese toernooien hield niemand rekening met Porto, en in de Champions League al helemaal niet. Maar Mourinho kwam bij de club met iets heel nieuws. Hij wist alles van de tegenstanders, tot in elk detail. Hij kreeg het voor elkaar dat de spelers alles voor hem deden, en daar begreep ik toen nog niks van. Maar ik kwam er nog wel achter, geloof mij maar. In die tijd had hij het vaak over de omschakeling, je weet wel: wanneer je het offensief van de tegenstanders onderbreekt en die snel moeten hergroeperen van aanval naar verdediging.

Dat zijn belangrijke seconden. In zulke situaties kan één onverwachte manoeuvre, één klein tactisch foutje beslissend zijn, en Mourinho bestudeerde dit fenomeen nauwgezetter dan wie ook vóór hem en hij leerde zijn spelers analytisch en snel te denken. Porto werd een meester in het profiteren van die momenten. Tegen alle verwachtingen in werd de ploeg niet alleen kampioen van Portugal, maar kwamen ze ook ver in de Champions League. Ze speelden daarin tegen ploegen als Manchester United en Real Madrid, clubs waarbij één speler evenveel verdiende als de hele Portugese ploeg. Maar Mourinho en zijn mannen versloegen ze allebei en wonnen de hele Champions League.

Het was een sensatie van de eerste orde. Het was een van de onwaarschijnlijkste dingen die er ooit in het Europese voetbal waren gebeurd, en Mourinho werd de meest gewilde trainer van de wereld. Dat was in 2004. Roman Abramovitsj, de Russische miljardair, had Chelsea gekocht. Hij pompte geld in de club en, nog belangrijker, hij kocht Mourinho. Maar wat denk je? Werd Mourinho in Engeland geaccepteerd? Hij was een buitenlander, een Portugees. Veel snobs en journalisten twijfelden aan hem en op een persconferentie zei hij: ‘Ik kom niet zomaar uit het niets. Ik heb met Porto de Champions League gewonnen. Ik ben bijzonder. I am a special one.’ En dat bleef hangen.

Mourinho werd in de Engelse media ‘The Special One’, maar ik denk dat dat net zo goed uit respect was als uit verachting, in elk geval in het begin. Hij ergerde mensen. Niet alleen omdat hij eruitzag als een filmster. Hij zei ook eigenwijze dingen, zo van: ‘Als ik op rust uit was geweest, was ik wel in Portugal gebleven. Daar had je een heerlijk blauwe lucht, een lekkere stoel, God en na God ikzelf.’

Hij wist wat hij waard was en soms viel hij zijn concurrenten hard aan. Toen hij vond dat Arsène Wenger van Arsenal gefixeerd was op zijn Chelsea, noemde hij Wenger een gluurder, je weet wel, zo’n vent die thuis een verrekijker heeft en daardoor zit te loeren hoe het bij andere gezinnen toegaat. Er was altijd ontzettend veel te doen om Mourinho. Geen trainer was zo veelbesproken als hij. Maar shit, hij práátte niet alleen maar. Toen hij bij Chelsea kwam, was die club al vijftien jaar geen kampioen meer geweest. Met Mourinho werden ze dat twee keer achter elkaar en beide keren werd hij gekozen tot trainer van het jaar. Mourinho was ‘The Special One’ en nu kwam hij dus bij ons. Gezien zijn reputatie verwachtte ik meteen een paar stevige bevelen. Maar al tijdens het EK kreeg ik bericht dat Mourinho zou bellen. Ik dacht: is er iets gebeurd?

Hij wilde alleen maar een praatje maken. Leuk om samen te werken, kijk ernaar uit om je te zien – niks geks op dat moment, maar hij sprak Italiaans. Ik snapte er niks van. Mourinho had nog nooit een Italiaanse club getraind. En toch sprak hij beter Italiaans dan ik. Hij had de taal in no time geleerd, in drie weken, zeggen ze, en ik kon hem niet volgen. We gingen over op Engels en toen merkte ik al: hij interesseert zich voor je, hij stelt andere vragen. Na de wedstrijd tegen Spanje kreeg ik een sms’je van hem.

Ik krijg altijd een hoop sms’jes. Maar deze was van Mourinho. ‘Goed gespeeld,’ schreef hij, en hij gaf advies. En ik kan je verzekeren: ik wist niet wat me overkwam. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Een sms’je van de trainer! Ik bedoel, ik speelde met Zweden – dat was niet zijn zaak. Maar hij was betrokken. Ik reageerde en ik kreeg meer berichten. Ik had zoiets van ‘Wow, Mourinho volgt me’. Ik voelde me gezien. Misschien was die man toch niet zo lastig en hard. Oké, ik snapte wel dat hij een bedoeling had met zijn berichtjes.

Hij wilde me oppeppen. Zorgen voor loyaliteit. Maar ik mocht hem meteen. Het klikte. We begrepen elkaar en ik besefte meteen: die man werkt hard. Hij werkt twee keer zo hard als alle anderen. Is dag en nacht met voetbal bezig, analyseert. Ik heb nooit een trainer ontmoet die zo veel wist van de tegenstander. Het is niet alleen maar het gewone ‘kijk, ze spelen zus en zo, die-en-die tactiek, pas op voor hem’. Het was alles, elk klein detail tot aan de schoenmaat van de derde keeper en zo. Het was alles. Ik had meteen het gevoel: die man heeft alles onder controle.

Maar het duurde een tijdje voordat ik hem ontmoette. Want het was EK en vakantie. Ik weet ook niet precies wat ik verwachtte.

Ik had wel veel foto’s van hem gezien. Hij is elegant, hij is zelfverzekerd, hij is een leider, maar toch was ik verbaasd. Het was een kort mannetje met smalle schouders. Hij zag er klein uit naast de spelers. Toch voelde ik meteen: het zinderde om hem heen. Hij maakte dat mensen deden wat hij zei. Hij ging op kerels af die zichzelf als ontouchable beschouwden, en pakte ze aan. Daar stond hij: een kop kleiner. Hij probeerde niet bij ze in het gevlij te komen, geen moment. Hij ging recht op ze af en zei ijskoud: ‘Van nu af aan doen jullie het zus en zo. Begrepen?’ En iedereen luisterde. Ze sloofden zich uit om elke nuance in zijn woorden op te pikken. Niet dat ze bang voor hem waren. Zoals ik al zei, hij was geen Capello. Hij had meer pijlen op zijn boog, hij smeedde persoonlijke banden met de spelers door middel van zijn sms’jes, zijn mailtjes, zijn betrokkenheid en zijn kennis van hoe het met onze vrouwen en kinderen ging. En hij schreeuwde niet.

Toch luisterden de mensen, en iedereen besefte algauw: die man heeft iets te vertellen. Hij werkt keihard om ons goed voor te bereiden. Hij bouwde ons op voor de wedstrijden. Het leek wel theater, het was een psychologisch spel. Soms liet hij ons opnames zien van als we slecht gespeeld hadden, en dan zei hij: ‘Kijk nou toch! Wat droevig! Wat hopeloos! Dat kunnen jullie toch niet zijn? Dat moeten jullie broers zijn of jullie slechtere ikken.’ We knikten. We waren het ermee eens. We schaamden ons.

‘Zo wil ik jullie vandaag niet zien,’ vervolgde hij. Nee, dachten we. Nee, geloof dat maar niet.

‘Ga het veld in als hongerige leeuwen, als strijders,’ vervolgde hij, en wij riepen: ‘Yeah, natuurlijk, voor minder doen we het niet.’

‘In het eerste duel moeten jullie zó zijn…’ ging hij door. Hij sloeg met zijn vuist tegen zijn handpalm. ‘En in het tweede duel…’

Hij schopte tegen het analysebord zodat het door de kamer vloog, de adrenaline gierde door ons heen en we gingen als wilden het veld op. Zulke dingen had hij steeds. Onverwachte dingen die ons prikkelden, en ik voelde steeds duidelijker: deze man geeft alles voor de ploeg. Dan wil ik ook alles voor hem doen. Dat was een soort kwaliteit die hij had. Je wilde voor hem door het vuur gaan.

Maar het was niet alleen peptalk. Hij kon je ook met een paar woorden de grond in boren, dan kwam hij bijvoorbeeld de kleedkamer in en zei ijskoud: ‘Je krijgt een nul vandaag, Zlatan, een nul. Je hebt geen moer klaargespeeld.’ In zulke gevallen sms’te ik hem even niet.

Ik verdedigde mezelf niet, niet omdat ik bang was of overdreven veel respect voor hem had, maar omdat ik begreep dat hij gelijk had. Ik had helemaal niks gepresteerd en voor Mourinho maakte het geen moer uit wat je gisteren of eergisteren had gedaan. Alleen vandaag telde. Nu gold: ‘Het veld op en voetballen, idioot.’

Ik herinner me nog een wedstrijd tegen Atalanta. De dag daarna zou ik de prijs ontvangen voor de beste buitenlandse speler en de beste speler in totaal van de Serie A, maar bij de rust stonden we met 2-0 achter. Ik was vrijwel onzichtbaar geweest en in de kleedkamer kwam Mourinho naar me toe.

‘Je krijgt morgen een prijs, hè?’

‘Eh… jazeker.’

‘Weet je wat je moet doen als je die prijs in ontvangst neemt?’

‘Nou?’

‘Je moet je schamen. Je moet een kleur krijgen. Je moet weten dat je geen reet hebt gewonnen. Je kunt geen prijzen krijgen als je zo waardeloos speelt. Geef die prijs maar aan je moeder of aan iemand die hem meer verdient,’ zei hij. En weet je, ik dacht: ik zal hem eens wat laten zien. Ik zal hem laten zien dat ik die onderscheiding waard ben. Wacht maar tot de tweede helft. Al loopt het bloed me in de mond, ik zal hem eens wat laten zien. Ik zal weer de baas zijn op het veld.

Zo was er de hele tijd iets. Hij pompte me op en kraakte me af. Hij was een meester in het manipuleren van de ploeg, en eigenlijk stoorde me maar één ding: zijn gezichtsuitdrukking tijdens de wedstrijd. Wat ik ook voor acties uitvoerde, wat voor doelpunten ik ook maakte, hij bleef ijzig. Nooit een glimlachje of gebaren, of wat dan ook. Het was alsof er helemaal niets was gebeurd, alsof er alleen maar stilstaand spel op het middenveld was of zo, en dan werd ik gretiger dan ooit. Ik deed ongelofelijke dingen, maar Mourinho zag eruit alsof het regende.

Ik werd op 3 oktober 27. We speelden op die dag tegen Bologna. In de zevenenveertigste minuut dribbelde Adriano, de Braziliaan, op links naar de achterlijn. Ik kreeg een voorzet, een harde bal die te laag kwam om te koppen en te hoog om als volley te nemen. Ik kreeg weinig ruimte in het strafschopgebied, maar ik deed een stap naar voren en hakte. Het zag eruit als een karatetrap, gewoon baf, recht in het doel. Het was waanzinnig. Later werd het gekozen tot doelpunt van het jaar. Het publiek was door het dolle heen, de mensen stonden op, schreeuwden en applaudisseerden, allemaal, ook Moratti op de eretribune. Maar Mourinho, wat denk je dat hij deed? Hij stond met een compleet stalen gezicht langs de lijn, in zijn nette pak met zijn handen langs zijn zij. Wat mankeert die man in godsnaam, dacht ik. Als je dáár nog niet op reageert, waar kick je dan wel op?

Ik had het erover met Rui Faria. Rui Faria is ook een Portugees. Hij is fitnesstrainer en Mourinho’s rechterhand. Die twee gaan met elkaar van de ene club naar de andere en kennen elkaar door en door.

‘Leg mij eens iets uit,’ zei ik tegen hem.

‘Oké, goed.’

‘Ik heb dit seizoen doelpunten gemaakt waarvan ik zelf niet snap hoe ik het doe. Mourinho kan toch niet vaak zoiets hebben gezien. En toch staat hij erbij als een standbeeld.’

‘Rustig maar, jongen,’ zei Rui. ‘Zo is hij nou eenmaal. Hij reageert niet zoals andere mensen.’

Misschien niet, dacht ik. Maar toch… ik zal er verdomme voor zorgen dat hij reageert, al moet ik er ook de gaafste actie aller tijden voor uitvoeren. Op de een of andere manier zal ik die man aan het juichen krijgen.