20
Varen
Tal beet op zijn tanden.
De pijn was overweldigend en de stank van zijn verbrande rechterarm maakte hem misselijk, maar Nakur legde er snel een verband om aan dat hij had gedrenkt in een oplossing van poeder uit zijn altijd aanwezige rugzak.
Miranda kwam de kamer binnen die Tal op het eiland gebruikte. Ze droeg een aarden kom. 'Hier, drink dit op; het helpt de pijn te verminderen.'
Caleb hielp Tal te gaan zitten. 'Wat is dat?' vroeg Tal. 'Weer een magisch drankje?'
'Brandewijn,' zei Miranda. 'Ik kan je wel iets geven om je onder zeil te helpen, als je wilt?'
Tals kaken verstrakten en zijn ogen traanden terwijl Nakur de laatste doordrenkte stroken over zijn verkoolde vlees drapeerde.
'Wacht,' zei Nakur. 'Brandewijn?'
Miranda zei: 'Ja.'
Nakur knikte naar Puc, die zijn hand op Tals voorhoofd legde, waarop de zwaardvechter in een diepe slaap viel. Toen pakte Nakur de kom van Miranda aan en dronk hem leeg. 'Bedankt. Brandewijn is niet goed voor hem. Slaap is beter. Hij zal nog een paar dagen pijn hebben, maar het zal vooral de jeuk zijn die hem gek maakt. Geef hem daar maar iets voor.' Nakur zette de kom neer. 'Hij zal wel een tijdje slapen. Wij moeten ons met andere dingen bezighouden.'
Puc knikte instemmend. 'Terug naar Kesh.'
Nakur zei: 'Ga jij maar vooruit. Ik kom straks met Bek.'
Miranda wenkte Caleb en Puc, en toen de mannen dicht bij haar stonden verplaatste ze hen moeiteloos terug naar een villa die het bezit was van het Conclaaf, slechts een paar mijl buiten de stad.
Caleb zei: 'Ik moet vanavond weer terug de stad in. Ik heb drie jongens op me wachten...'
'Drie?' vroeg zijn moeder. 'Verzamel je ze nu?'
'Het is een lang verhaal. En Pasko en Amafi wachten ook op me.'
Puc zei: 'Ga daar later maar heen; we moeten eerst wat dingen bespreken.' Hij gebaarde dat ze hem moesten volgen naar een grotere ruimte, die ooit voor galabijeenkomsten werd gebruikt, en die nu leeg was op een paar stoelen en tafels na.
Zodra ze binnen waren, keek Puc rond. Behalve zijn vrouw en twee zoons zat ook Chezarul in het vertrek, samen met twee van zijn meest vertrouwde mannen, die zouden optreden als koerier wanneer er een bericht de stad in moest worden gestuurd. Hun paarden waren al gezadeld en stonden buiten klaar. Twee ingewijden van Tovenaarseiland patrouilleerden rond het landgoed met een dozijn van Chezaruls wachten, om te zorgen dat niemand ongezien de villa naderde.
Puc zei: 'Ik maak me zorgen over het feit dat Calebs eerste aanval was voorzien, en dat de Nachtraven de stad uit lijken te zijn gevlucht. Dat betekent dat we ofwel een spion onder ons hebben, of zeer subtiel worden geobserveerd. Die tweede mogelijkheid kan ik uitsluiten, want Miranda en ik hebben alle vaardigheden die we tot onze beschikking hebben gebruikt om te zorgen dat dat niet gebeurde. Dat betekent dat we een spion in ons midden hebben.'
Caleb zei: 'Laten we eens kijken wie er van die aanval wisten.' Hij wees naar Chezarul. 'Hij, ik, een paar belangrijke luitenanten en de rest van ons in deze kamer.'
'En Kaspar,' zei Puc.
Caleb haalde diep adem. 'Maar hij was in het paleis en kende de tijd of de plaats niet. Ze wisten precies wanneer we kwamen, en Kaspar wist niets over de inval van vandaag; we konden hem niet op de hoogte stellen zonder Amati of Pasko aan onnodig onderzoek bloot te stellen. Dus als we een spion hebben, is het iemand in deze kamer.'
Chezarul zei: 'Deze mannen zijn als zoons voor me. Ik durf mijn leven te verwedden onder hun loyaliteit.'
Puc knikte. 'Daar twijfel ik niet aan.' Hij keek naar de lange, magere en gevaarlijk uitziende man genaamd Donmati en zijn metgezel met de zware snor die Dahab heette. 'Niemand zou in jullie gezelschap zo'n hoge positie bereiken zonder te worden beproefd.'
Miranda onderbrak hem. 'Behalve als onze spion niet weet dat hij een spion is.'
Puc kneep zijn ogen tot spleetjes en keek zijn vrouw aan. 'Leg dat eens uit.'
Miranda zei: 'Caleb, waar heb je je eerste informatie vandaan over de schuilplaats van de Nachtraven?'
'Van een man die zichzelf de magistraat noemt.'
'Wist hij wie je was?'
Caleb zei: 'Alleen dat we goud hadden.'
'Dus hij heeft andere mensen betaald om informatie voor jullie te verzamelen?'
Puc zei: 'Lieve, waar wil je naartoe?'
'Ik wil alleen maar zeggen dat degenen die Caleb, Kaspar en Talwin in de gaten hielden zich er misschien niet van bewust waren wie uiteindelijk die informatie zou krijgen.'
Puc wendde zich tot Chezarul en zei: 'Hoe snel kun je een boodschap overbrengen naar die magistraat?'
'Binnen hooguit een paar uur. Dan heb ik morgenochtend een antwoord van hem.'
'Stuur hem dan een boodschap en regel een ontmoeting. Geef hem alle geruststellingen en goud die hij vraagt, want hij mag niet weigeren.'
Chezarul boog zijn hoofd en zei: 'Meteen.' Hij wenkte naar zijn luitenanten, en de drie mannen vertrokken.
Puc vertelde Caleb: 'Nu Talwin gewond is, moet jij naar Pasko gaan en hem een boodschap bij Kaspar laten bezorgen. Laat hem weten dat het erop lijkt dat de Nachtraven de stad hebben verlaten, maar dat we daar niet zeker van kunnen zijn. Voor zover wij weten kunnen ze wel in een huis verderop in de straat zitten, of onderweg zijn naar een ander land. Zeg hem dat we nog steeds niet weten waar Varen is.' Toen zei hij, meer tegen zichzelf dan tegen Caleb: 'Maar als hij zich niet in het riool schuilhoudt, bevindt hij zich waarschijnlijk in de buurt van de machtszetel. Kaspar zal dat zeker begrijpen. Als er plotseling een ongewoon iemand in het paleis opduikt, moeten we dat weten.'
Puc reikte onder zijn mantel en haalde een klein zilveren voorwerp te voorschijn dat weinig meer dan een amulet leek. 'Zeg hem dat hij dit te allen tijde draagt, en dat hij het moet breken als hij onze aanwezigheid nodig heeft.' Hij wees naar Magnus, Miranda en zichzelf. 'Een van ons kan er binnen een tel zijn. Zeg hem dat het ook nuttig is voor als hij snel weg moet. We kunnen Pasko en hem daar in een ommezien weghalen.'
Caleb zei: 'Ja, vader.' Hij omhelsde Puc, zijn broer en toen zijn moeder, en haastte zich naar de stallen waar een paard op hem wachtte.
'Er is één ding aan dit alles wat me dwarszit,' zei Magnus.
Zijn moeder zei droog: 'Maar één ding?'
'Er zijn nog meer magiërs in Kesh, behalve Varen; sommigen hebben goede betrekkingen met ons en de Academie in Sterrewerf, maar we hebben geen enkele waarschuwing vanuit het noorden gehad dat Varen in Kesh zou kunnen zijn.'
'Op het bewijs van die magische valstrikken na,' zei Miranda.
Nakur zei: 'Misschien heeft Varen geen ongebruikelijke magie gebruikt? Niets weerhoudt hem ervan om het lichaam over te nemen van iemand die in de positie is om op een onopvallende manier magie te gebruiken. Er zijn een paar magiërs en priesters die af en toe in het paleis komen.'
'Ja,' zei Puc. 'Volgens de geruchten heeft Dügai magie gebruikt om zijn leven te verlengen, want hij is meer dan een eeuw oud. Misschien zit er meer waarheid in die roddels dan we aanvankelijk dachten.'
'Zou Varen degene kunnen zijn die het leven van de keizer magisch verlengt?' vroeg Magnus.
'Nee,' zei Puc. 'Die zaak hebben we al onderzocht. Hoewel het barst van de geruchten dat hij magie gebruikt, is er al jaren, geen magiër of priester meer alleen geweest met Dügai. Dat betekent niet dat er niet in het geheim een bij hem langskomt, maar we hebben al onze contactpersonen in de Keshische tempels gesproken en we weten dat geen van de machtige priesters de keizer helpt. Zelfs Varen zou niet iemand op zo'n hoge positie kunnen overmeesteren zonder te worden ontdekt.'
'Wie dan?' vroeg Miranda. 'Wiens leven heeft hij gestolen?'
Op dat moment verscheen Nakur. Bek stond naast hem met een hand op Nakurs schouder. Nakur zei: 'Ik wilde ervoor zorgen dat hij niet in de problemen kwam.'
Puc knikte. 'Ralan, ga naar de keuken om iets te eten te halen.'
De grote jongeman knikte en fronste lichtjes zijn voorhoofd omdat hij werd weggestuurd, maar zei niets. Toen hij weg was, zei Miranda: 'We speculeerden net over Varen en wiens leven hij op dit moment leidt.'
Magnus keek zijn vader aan. 'Ik ben geneigd iemand in het paleis te verdenken. Misschien zelfs een van de prinsen?'
'Mogelijk, maar niet waarschijnlijk,' zei Puc. 'Volgens Kaspar en Tal gedraagt Varen zich onvoorspelbaar. Hij kan misschien een tijdje onopgemerkt blijven, maar de prinsen van Kesh worden te goed in de gaten gehouden en dus kan Varen hen niet overheersen zonder aandacht te trekken. Nee, het is iemand op een hoge positie die niet opvalt. Hij zit mogelijk in het lichaam van iemand die dicht bij de keizer staat, misschien zelfs een van de concubines.'
Miranda zei: 'Een vrouw die invloed kan uitoefenen op de keizer zou een mogelijkheid zijn... al weet ik niet hoe waarschijnlijk het is dat hij een vrouwenlichaam zou kiezen.' Ze glimlachte meewarig. 'Jullie mannen lijken bepaalde neigingen te hebben die jullie niet graag opgeven.' Ze zweeg even en zei toen: 'Ik denk dat hij iemand te pakken heeft die plotseling en zonder waarschuwing een heleboel problemen kan veroorzaken.'
Puc wierp tegen: 'Dat geldt voor de helft van de edelen van Kesh, en zeker de mannen met enige rang onder de Wagenmenners en Paarden, en een stuk of twintig hoge generaals in het Legioen en de Huiswacht. Met een plotselinge aanval op het juiste moment...' Puc schudde zijn hoofd. 'Hij kan zich op zoveel plaatsen schuilhouden.'
'Maar we weten zeker dat hij hier is?' vroeg Nakur.
'Ja.' Er stond een buidel tegen de muur, die Puc nu oppakte, openmaakte en er de pot uithaalde die Tal in het riool had gevonden.
Nakur stak een hand uit en Puc gaf hem de pot aan, terwijl Miranda vroeg: 'Wat is dat?'
Nakur zei: 'O! Het is Varen! Hij zit hierin!'
Miranda's donkere ogen fonkelden en ze zette bliksemsnel twee stappen en plukte het voorwerp uit Nakurs hand. Het was een eenvoudige aarden pot met een kurk erop die was verzegeld met was. 'Er zitten geen afweren of andere bezweringen omheen. Weet je het zeker?'
'De afweer is al geneutraliseerd,' zei Puc. 'Als ik niets had gedaan, zou Talwin nu dood zijn.'
'Vernietigen we hem?'
'Pas als we Varen hebben gevonden,' zei Puc. 'Als we hem nu vernietigen, weet hij dat. Zijn ziel zal terugkeren naar het lichaam waar hij nu in huist en dan zal hij onderduiken. Wat hij ook van plan was, hij zal alles laten vallen en naar een veilige plek vluchten, om vervolgens weer een paar jaar te werken aan een ander plan tegen het Conclaaf. Denk eraan dat die man al even lang leeft als wij, misschien wel langer, en hij kan van lichaam naar lichaam vluchten zolang dit ding heel is.'
'Waar heb je het gevonden?' vroeg Miranda.
Puc vertelde hem hoe Tal de pot had ontdekt en Nakur zei: 'Geniaal. Gewoonweg geniaal.' Hij grijnsde. 'We hadden de hele stad steen voor steen kunnen afbreken, en dan nog zou niemand erop gekomen zijn in een drie voet dikke laag verrotte groenten in een riool te gaan wroeten. Maar Varen kon op ieder gewenst moment naar de groentemarkt gaan en die pot met een handgebaar omhoog laten komen.'
'En daarom moeten we dit veilig bewaren tot het laatst mogelijke moment van Varens leven. Als hij geen extra afweer rond de put had geplaatst, zouden we dit nooit hebben gevonden.' Hij pakte de pot van zijn vrouw aan en stopte hem weer in de buidel. 'Ik had er een meter vanaf kunnen staan, tot mijn knieën in de troep, en dan had ik hem nog niet ontdekt.' Hij keek Magnus aan. 'Gelukkig merkte jij het ding op. Als jij die pot niet bij toeval had gezien, hadden we al onze aandacht gericht op het vinden van de schuilplaats van de Nachtraven en hadden we misschien gedacht dat de huidige crisis in Kesh voorbij was.'
Miranda zei: 'Dus wat doen we nu?'
'We wachten tot hij zichzelf blootgeeft,' zei Puc. 'Wat hij ook van plan is, zal zich ontvouwen. De Nachtraven zijn waarschijnlijk nog ergens in de buurt. Er staat iets op stapel voor het Festival van Banapis, en we moeten alert blijven.'
'Het festival begint al over minder dan een week, vader.' Magnus keek zijn ouders aan. 'Als het iets monsterlijks is zoals een grootschalige aanval op de keizerlijke familie, of een daad tegen een andere adellijke voordat de kwestie van de troonopvolging is geregeld, kunnen we niet voorkomen dat het Keshische Keizerrijk in de chaos wordt gestort.'
Puc knikte. 'Het is een risico. Maar we hebben een kans om Varen te vernietigen, voor eens en altijd, en dat is belangrijker. Als we goed opletten kunnen we mogelijk zijn moorddadige plannen dwarsbomen, wat die dan ook zijn. Hoe graag ik het Keizerrijk ook stabiel wil houden, Varen heeft onze prioriteit.'
Magnus knikte. 'Goed dan. Ik zal teruggaan naar de stad. Nu Talwin is uitgeschakeld, hebben we mensen nodig die magie kunnen opsporen. En jullie twee?'
'Wij blijven in de buurt,' zei Miranda. 'Het spel loopt ten einde, en we willen niet te ver bij je uit de buurt zijn om je te helpen.'
Magnus glimlachte. 'Je bedoelt dat je je kinderen in de gaten wilt houden, moeder.'
Miranda neigde haar hoofd en lachte terug naar haar oudste. 'Ik hou van mijn kinderen, ook al heb je vuur leren maken door met een stok te wijzen naar alles wat wilde branden.'
Puc lachte. 'Hoe oud was hij? Drie?'
'Bijna,' zei Miranda. 'En toen vond je het helemaal niet zo grappig.'
'Omdat hij bijna mijn studeerkamer in vlammen liet opgaan.'
Miranda omhelsde haar zoon. ja, zelfs op momenten dat we je wilden verdrinken en net wilden doen alsof je nooit geboren was, hielden we van je, Magnus, zoals we van Caleb houden. Dus, ja, natuurlijk wil ik mijn kinderen in de gaten houden.'
Magnus sloeg zijn armen om zijn moeder heen. 'Ik ben blij met je aandacht, en deze keer echt.' Hij maakte zich los uit de omhelzing, stapte achteruit en pakte zijn staf, die hij tegen de muur had gezet. 'Jullie weten me te vinden als het moet,' zei hij, en verdween.
Puc zei: 'En nu komt het moeilijkste.'
Miranda knikte. 'Wachten.'
Kaspar knikte toen Pasko Pucs boodschap had voorgelezen. Caleb was naar de schuilplek gegaan en had Amafi en de jongens verteld dat alles onder controle was, en had toen Pasko apart genomen en hem Pucs instructies gegeven. De oude dienaar was naar de ochtendmarkt gegaan om wat aankopen te doen. Toen de ochtenddrukte van dienaren die terugkeerden naar het paleis begon, volgde hij hen gewoon met de goederen die zijn meester hem bij het ochtendgloren had opgedragen te halen.
Pasko gaf de amulet die hij van Caleb had gekregen aan Kaspar, die ernaar keek en zei: 'Heb je een kettinkje voor me, zodat ik hem om mijn hals kan dragen?' Ze stonden op een open balkon, het voorbeeld volgend van de voorzorgsmaatregelen die heer Bey altijd trof.
Pasko stak een vinger op. 'In mijn buidel. Momentje, heer.' Hij liep weg en keerde een paar minuten later terug met een eenvoudige gouden ketting. Hij zei: 'Als je een edele zoals de jonge Talwin dient, verzamel je door de jaren heen wel het een en ander. Je weet nooit wanneer het van pas komt.' Hij gaf de ketting aan Kaspar, die hem door het gaatje in de amulet van Puc deed. Toen hielp Pasko hem de ketting om zijn hals te doen.
'Wat staat er vandaag op de agenda?' vroeg Pasko, want hij was al twee dagen niet meer in het paleis geweest.
'De gebruikelijke ontvangsten en partijen, en het eerste grote gala van het festival.'
'Bent u bang dat Varen snel in actie zal komen, nu Banapis al over twee dagen is?' vroeg Pasko.
Kaspar haalde zijn schouders op. 'Toen hij in mijn citadel woonde, onttrok Varen zich aan bijna alle staatsfuncties behalve wanneer ik hem specifiek vroeg erbij te zijn. Hij leek de sociale kant van de zaken niet op te merken. Hij houdt zich waarschijnlijk schuil in de diepste gedeelten van het paleis, gekleed als rattenvanger of schoonmaker, en brengt magische toestellen aan waarmee hij ons in een oogwenk kan vernietigen.'
'Caleb zei dat zijn vader ervan overtuigd is dat Varen ergens in het paleis een hoge positie heeft, waar hij het land snel in een crisis kan storten.'
'Ook Puc kan zich vergissen,' zei Kaspar. 'Hij is machtig en intelligent, maar ik weet zeker dat hij de eerste zal zijn om toe te geven dat hij er ook wel eens naast heeft gezeten. Nee, voor zover wij weten is Varen een kok die het avondmaal vergiftigt, en zijn we morgen allemaal dood.' Kaspar tikte op zijn kin. 'Behalve...'
'Behalve wat, heer?'
'Behalve als hij publiek nodig heeft om... ' Hij wendde zich tot Pasko. 'Zou het mogelijk zijn?'
'Zou wat mogelijk zijn, heer?' vroeg de oude bediende verward.
'Ik heb een idee. Het is vergezocht, maar ik denk dat Puc het moet horen. Laat hem me ontmoeten bij....' Hij keek Pasko weer aan. 'Stuur een boodschap naar Caleb dat ik hem moet spreken. Ik ben rond het middaguur in zijn herberg.'
Pasko knikte en haastte zich de kamer uit. Kaspar bleef alleen achter op het balkon en overpeinsde wat mogelijk wel de belachelijkste van zijn theorieën was, maar de enige die hij kon verzinnen die voldeed aan alle voorwaarden die ze hadden besproken over Varens doeleinden hier in Kesh.
Hij bleef er een uur staan, overpeinzend wat hij wist en wat hij vreesde, en hoe meer hij erover nadacht, hoe sterker hij het gevoel had dat hij gelijk had.
'Je bent gek,' zei Miranda toen Kaspar zijn vermoedens had uitgesproken tegen haar, Puc en Caleb.
'Varen is gek,' antwoordde hij. 'Ik kan me vergissen. Dat is iets anders.'
Puc zei: 'Hij zou het minst in de gaten worden gehouden van iedereen in het paleis zolang hij zijn taken uitvoert en niet met verdachte personen praat... ja, het is mogelijk.'
Miranda zei: 'Ik kan het niet geloven. Iemand zou het inmiddels gemerkt hebben.'
'Misschien heeft iemand het gemerkt, maar er zijn zoveel kronkels in de Keshische politiek dat als er een spion of een lagere minister verdwijnt ... ' Kaspars ogen werden groot. 'Misschien hebben we de verkeerde conclusies getrokken aangaande die Keshische edelen die zijn vermoord.'
Puc knikte. 'Misschien zijn ze niet vermoord omdat ze prins Sezioti steunden, maar omdat ze iets merkten.'
Kaspar zei: 'Ik moet terug naar het paleis en een ontmoeting regelen met Turgan Bey. Ik moet ontdekken waar die edelen waren in de week voordat ze werden vermoord.'
'Als jouw vermoeden bewaarheid wordt,' zei Miranda, 'dan hebben we alle tijd van de zeven lagere hellen nodig om het te bewijzen.'
'We kunnen het niet bewijzen,' zei Puc. 'Degenen die ons zouden geloven, zijn al bij ons aangesloten. Onze tegenstanders zal het niet kunnen schelen, en degenen in het midden zullen denken dat Kaspar een gek of een misdadiger is.' Hij keek naar Kaspar.
Caleb had rustig zitten luisteren en zei: 'Ik begrijp wel wat van de logica die je tot deze conclusie heeft geleid, Kaspar. Maar hoe kun je er zo zeker van zijn?'
Kaspar zei: 'De overduidelijke liefde tussen de broers. Ze hebben misschien allebei een andere moeder, maar ze zijn heel hecht. Zoals ze met elkaar praten en over elkaar praten... Het is een Keshische traditie dat groepen met elkaar oorlogvoeren, maar de groepen die de beide prinsen steunen lijken te negeren dat geen van beide mannen zich zou verzetten als hun vader de ander als erfgenaam aanwees.
Als iemand Sezioti iets zou proberen aan te doen, zou Dangai zijn zwaard pakken en hem beschermen en zou hij het Binnenlegioen en de Keizerlijke Wacht roepen. En Sezioti is dan misschien niet de krijger die zijn jongere broer is, maar hij zou hetzelfde voor Dangai doen.
Nee, ik weet het zeker. Iemand verzint die rivaliteit en vermoordt degenen die vermoeden dat er iets mis is in het paleis. Ik moet Turgan Bey spreken.'
Puc knikte. 'Neem Magnus mee, vermomd als dienaar. Hij is hiernaast, met Nakur en Bek.' Tegen Caleb zei hij: 'Ik denk dat het tijd is dat je de jongens terugstuurt naar het eiland. Zodra ze veilig thuis zijn, kom je hier terug voor het festival. Als dat, zoals Kaspar vermoedt, de dag is waarop Varen in actie komt, zal hij dat doen voor zoveel mogelijk leden van de Galerij der Heren en Meesters.'
Caleb aarzelde, en Puc zei: 'Wat?'
'Vader, ik wil de jongens hier houden.'
'Waarom? Het zal bijna zeker heel snel bloederig gaan worden.'
'Ik hou ze wel een beetje in de luwte, maar vroeg of laat moeten ze worden beproefd. Ze hebben het tot dusver goed gedaan, zelfs beter dan ik had durven hopen, maar we zullen elk zwaard nodig hebben waarover we kunnen beschikken.'
'Zelfs Jommy?' vroeg Puc. 'Ik heb die knul nog niet eens ontmoet.'
'Hij kan wel voor zichzelf zorgen. Hij is misschien niet geoefend met het zwaard, maar hij is een vechter en houdt zijn verstand erbij. Ik zal ervoor zorgen dat ze weten dat ze reserves zijn, maar ik wil ze in de buurt hebben.'
Puc gaf toe. jij hebt de verantwoordelijkheid genomen als hun vader, Caleb. Het is jouw beslissing.' Hij glimlachte. 'Wees alleen voorzichtig.'
Puc keek Kaspar aan, die zich klaarmaakte om naar Magnus in het andere vertrek te gaan. 'Ik hoop enerzijds dat je vermoedens kloppen, want dan hebben we dit over twee dagen achter de rug, maar ik bid ook van niet, want er zal veel van afhangen of het ons lukt een paleis vol kwade Keshische edelen ervan te overtuigen dat we hun land beschermen. Ik blijf in de buurt, en je hebt de amulet. Als ik Varen goed inschat, zal hij wachten tot ik kom, maar is hij misschien niet klaar voor ons allemaal. Als we hem kunnen uitdagen en hij zich onthult voor het gehele hof, hebben we een kans om dit land en de hele wereld alsnog te redden.'
Kaspar zei niets toen hij vertrok, maar de grimmige uitdrukking op zijn gezicht weerspiegelde de gevoelens van Caleb, Miranda en Puc.
Caleb stond op en zei: 'Ik zal de jongens gaan voorbereiden.' Voordat hij vertrok, omhelsden zijn beide ouders hem en zei Miranda: 'Ik wou dat je je bedacht en de jongens naar het eiland bracht, en het liefst nog bij ze bleef.'
'Hoezo?'
'Je hebt nu een vrouw. . .'
'En drie stiefzoons, schijnbaar,' zei zijn vader.
Caleb glimlachte. 'Je zult Jommy wel mogen. Hij is een goeie jongen. Maar je hebt zwaarden aan je zijde nodig, vader, en nu Tal gewond is moet ik bij je zijn. Wat zei Nakur ook alweer altijd over magiërs in de strijd? "Magiër spreekt bezwering uit. Tweede magiër blokkeert bezwering. Eerste magiër spreekt tweede bezwering uit, tweede magiër probeert hem tegen te houden. Soldaat loopt toe en hakt eerste magiër in de pan terwijl die nog nadenkt over wat nu te zeggen.'"
Puc lachte. 'Zoiets was het, maar laat 't hem maar niet horen, dan kwets je hem. En in dit geval klopt het ook niet helemaal. Er staat niet één magiër tegenover Varen, maar drie van ons. En Kaspar zal er ook zijn.'
'En Nakur,' zei Miranda, 'en die vreemde jongeman die hem overal volgt.'
Caleb zei: 'Als je me beveelt om op het eiland te blijven zal ik dat doen, vader, maar ik wil liever hier blijven.'
Puc zweeg lange tijd voordat hij zei: 'Ik wil dat je op het eiland blijft.' Hij omhelsde Caleb weer. 'Maar je hebt gelijk; ik heb je hier nodig.' Hij wendde zich tot zijn vrouw. 'Miranda, hou een oogje in het zeil tot ik terugkeer, goed?'
'Waar ga je naartoe?'
'Een tijdje naar het eiland. Ik denk dat ik een idee heb dat ons zou kunnen helpen.'
Miranda kuste haar echtgenoot, die een bol te voorschijn haalde en verdween. Caleb verliet de kamer om de drie jongens te gaan halen.
Even later kwamen Nakur en Bek binnen uit het belendende vertrek, waar ze afscheid hadden genomen van Magnus, die met Kaspar was meegegaan naar het paleis. Nakur zei tegen Miranda: 'En nu?'
Miranda pakte een stoel, ging zitten, en antwoordde: 'Nu laten we iets te eten komen en wachten we af.'
Ralan Bek keek haar aan en vroeg: 'Kan ik iets doen?'
Nakur liep om de jongeman heen en legde zijn handen op diens schouders. 'Spoedig, jonge vriend. Spoedig.'