15
Misleiding
Tal bestudeerde zijn kaarten.
Hij leunde iets achterover in zijn stoel en keek naar rechts, waar Amafi bewegingloos tegen de andere muur stond. De bediende die huurmoordenaar was geweest, had zijn rechterhand over zijn linker gevouwen. Zijn blik speurde de enorme zaal af, die niet leek op enig gokhuis in het noorden. De meeste gokspelen in Roldem en het Koninkrijk der Eilanden vonden plaats in gespecialiseerde salons of gewone taveernes en herbergen. De Vrouwe van het Geluk was het mooiste gokhuis in Kesh en kende zijn gelijke ook in andere landen niet.
Het leek wel of alles zich hier in paleizen afspeelde, althans, dat leek zo in de ogen van de gewone burgers. Dit gebouw had ooit toebehoord aan een rijke handelaar, maar de afgelopen paar jaar was het een toevluchtsoord geworden voor kaartspelers en gokkers van diverse pluimage. Het stond aan het uiteinde van een lange boulevard, boven op een heuvel, met uitzicht op het plateau en de Keizerlijke Citadel, en aan de achterzijde op de benedenstad en het Overnse Diep.
Tal zat midden in wat ooit de pronkzaal was geweest waar de handelaar zijn gasten had ontvangen, want in plaats van een muur stonden er achter Tal pilaren van gebeeldhouwd marmer. Ze vormden een zuilengang die uitzicht bood op de prachtig onderhouden tuinen en de stad beneden. Het weer in Kesh was altijd warm of bloedheet, dus ook 's avonds was het bijna nooit kil. Tal had echter geen aandacht voor de omgeving, maar alleen voor zijn veiligheid. Hij zat immers met zijn rug naar de tuin, en de laatste tijd stierven veel mensen op onverwachte momenten.
Tal had zijn roem gebruikt om toegang te krijgen tot verschillende gala's, ontvangsten en feesten, maar ook in gokhuizen, en sinds hij in Kesh was aangekomen had hij uren verspild met luisteren naar stompzinnig geroddel. Maar uiteindelijk had hij iets gehoord wat hem hier naartoe had geleid, en nu wachtte hij af.
Als wat hij twee dagen geleden had gehoord waar was, zou er hier vanavond een keizerlijke prins aanwezig zijn - incognito - schijnbaar om zich te ontspannen en een avondje uit te gaan. Chezaruls agenten hadden opgevangen dat er een goede kans bestond dat er snel een aanslag op het leven van de prins zou plaatsvinden. Tal was hier om ervoor te zorgen dat dat vanavond niet gebeurde.
Eerder had Amafi gezien dat een stel jonge edelen telkens nogal duidelijke signalen gebruikte om elkaar te laten weten welke kaarten ze hadden, zodat degene met de slechtste kaarten de inzet kon verhogen en de ander kon helpen meer geld te winnen.
Het was geen perfect systeem, want de man met de betere kaarten moest nog steeds alle anderen aan tafel verslaan, maar ze wonnen vaker wel dan niet en de inzet was hier veel hoger dan gemiddeld, zodat ze tegen het eind van de avond meestal behoorlijk wat winst hadden gemaakt. Tal had ze graag een lesje geleerd, maar vanavond had hij andere dingen aan zijn hoofd.
Als zoon van een stamhoofd die al op jonge leeftijd te maken had gekregen met de intriges van het Conclaaf der Schaduwen, had Tal vele nuttige dingen geleerd, en een daarvan was vals spelen tijdens het kaarten. Zijn vaardigheden in het pokeren waren getest en aangescherpt door te spelen met Nakur, Kaspar en Amafi - allemaal vaardige vals spelers. Een van hun spelen was een keer uitgedraaid op een wedstrijd vals spelen, en bij elke ronde werd het gekker terwijl grote hoeveelheden wijn werden weggewerkt. Het spel was beëindigd toen er ineens drie extra heren en twee extra zevens in de stapel kaarten waren opgedoken.
Tal speelde vanavond nonchalant en won net genoeg om quitte te spelen, zodat hij geen aandacht trok. Hij verontschuldigde zich terwijl hij van de tafel opstond en zei: 'Ik heb wat frisse lucht nodig.' Hij wenkte zijn bediende hem te volgen.
Ze liepen de tuin in, zogenaamd om de benen te strekken, maar Tal wilde nog eens snel in de omgeving rondkijken. Toen ze alleen waren, zei Amafi: 'Zit u iets dwars, verhevenheid?' Hij sprak Roldeems zodat ze minder gemakkelijk konden worden afgeluisterd.
'Er zitten me vele dingen dwars, Amati.'
'Toch niet die twee valsspelers?'
'Nee. Iemand zal hun wel een lesje leren, maar ik vrees dat ik dat niet zal zijn.' Tal keek rond in de tuin. 'Tot dusver hebben we ontdekt dat onze vijanden heel zorgvuldig bepalen wie ze gaan vermoorden en waar. Maar...' Hij keek om zich heen en gebaarde met zijn hand naar het gebouw achter hen. 'Waarom nu... hier, in dit paleis?' Hij staarde naar de stad beneden en zei: 'Er moeten boven wel twintig vertrekken zijn, misschien wel meer, dus we weten niet eens waar de prins zal zijn.' Hij keek Amafi aan. 'Dit was ooit jouw beroep. Zou jij hier proberen een adellijke te vermoorden?'
Amafi zei: 'Nee, maar ik had altijd al liever schaduwen dan verwarring.'
'Ik geloof niet dat ik je begrijp,' zei Tal.
De voormalige huurmoordenaar pakte zijn meester bij de elleboog en draaide hem langzaam om naar het gebouw. Tal zag dat de gokruimte er vanuit de tuin uitzag als een toneel, omdat ze de hele benedenverdieping van het huis konden zien. Behalve de ingangen naar de keukens en toiletten was het één grote ruimte.
Amafi zei: 'Iedereen staat in het volle zicht, en dat is goed. Als iemand naar boven wil gaan, moeten ze toch daar naar binnen.' Hij wees naar de hoofdingang. 'Er is maar één toegang tot de kamers boven, en dat is die trap bij de rechtermuur. Ik heb dit monument van inhaligheid nog niet helemaal verkend, verhevenheid, maar ik zie geen andere uitgangen. Er is misschien een vluchtweg naar de straat vanuit de kelder, maar die is niet van belang, want iedereen die die uitgang wil gebruiken, moet toch eerst door deze ruimte.'
'Dus het is een goede keus?'
Amafi haalde zijn schouders op. 'Als je een moord pleegt, moet je onmiddellijk weg. Je kunt niet aarzelen, want anders is de kans groot dat je gepakt wordt. Ik geef de voorkeur aan schaduwen. Ik ben het liefst ver weg van mijn slachtoffers voordat ze koud zijn, laat staan wanneer ze gevonden worden. Anderen geven de voorkeur aan chaos om hun aftocht te verbergen.' Amafi keek rond in de tuin. 'Als ik gedwongen zou zijn om hier iemand te vermoorden, zou ik me ergens verstoppen... hier, in de tuin. In de verwarring nadat er daar iemand is gedood, zou ik hier vandaan vertrekken.'
Tal draaide zich onopvallend weer om, om hun omgeving nog eens in zich op te nemen. De tuin had een rechthoekige vorm, met een rechthoekige vijver in het midden. Om de tuin heen stonden lage heggen, en er waren wandelpaden aangelegd naar plaatsen waar bezoekers konden uitkijken over de stad en de oevers van het Overnse Diep. links en rechts stonden bankjes en toortsen.
'Kruisboog?'
'Te onnauwkeurig,' zei Amafi. 'Maar misschien, als er geen ander alternatief was. U zou natuurlijk zeer efficiënt een boog kunnen gebruiken, maar ik zou een pijltje kiezen.'
'Een pijltje?'
'Gedoopt in gif.' Amafi begon zich in te leven. 'Ik zou een blaaspijpje onder mijn mantel verstoppen. Of als het een warme nacht was, zou ik hem onder mijn tuniek of in mijn mouw verstoppen. Het hoeft geen lange te zijn, niet langer dan zo,' - hij hield zijn handen ongeveer een voet van elkaar af - 'en het pijltje zou ik verstoppen in een buidel, sterk genoeg om ervoor te zorgen dat ik mezelf niet met mijn eigen wapen ombreng.
Ik zou mijn prooi achtervolgen totdat ik wist waar en wanneer ik moest toeslaan - misschien wanneer hij aan een goktafel plaatsnam, naar boven ging of de tuin in kwam. De vaardigheid ligt erin dat je binnen een tel klaar moet staan. Je blaaspijpje pakken, binnen een seconde het pijltje plaatsen, en dan toeslaan en wegwezen voordat hij de grond raakt.'
'Hoe kun je dan zeker zijn dat het is gelukt?'
'Er zijn verscheidene dodelijke giften en plantenextracten, verhevenheid, waarbij een klein prikje door de huid al genoeg is om te zorgen voor een snelle en onafwendbare dood. Ze zijn heel gevaarlijk in het gebruik, maar als je geoefend bent...' Hij schokschouderde. 'Niet mijn eerste keus, maar ik beheers de kunst.
Ik zou al een ontsnappingsweg vanuit deze tuin hebben bepaald,' ging Amafi verder terwijl hij naar de achterste muur wees. 'Ik zou een touw vast hebben gebonden aan een beeld dat verscholen ging in de heg, en ik zou al in de achtertuin van het huis zijn voordat de vrouwen hier begonnen te gillen en de wachten waarschuwden. Dan zou ik dus gebruik maken van de chaos.'
'En wat zou je nog meer kunnen gebruiken, behalve een blaaspijp en gif?'
'Een goedgemikte dolk zou genoeg kunnen zijn, maar is wel riskanter.'
'Dat lijkt mij ook.'
'U zou er verbaasd van staan wat mensen niet zien, verhevenheid. Ze zien iemand dood neervallen, ze zien bloed, ze horen vrouwen gillen en mannen vloeken, en dan kijken ze rond om te zien of ze zelf in gevaar zijn. Ze merken niet eens dat die onopvallende man in zijn onopvallende kleding niet langer tussen de menigte staat. In dat geval is een hoop geren en gegil een goede zaak. Nee, het is vrij makkelijk om iemand te vermoorden. Iemand vermoorden en dan niet worden gepakt, dat is een ander verhaal.'
'Dus als we ervan uitgaan dat de prins vanavond komt, hoe zou jij hem dan vermoorden?'
'Verhevenheid, ik zou zo'n klus nooit aannemen. Het is één ding om rijke handelaars of zelfs een lagere edele te vermoorden - de kans op vergelding bestaat wel, maar is niet groot. Vroeg of laat erven de zoons het landgoed van hun vader en wordt datgene wat aan de plaatselijke drost wordt betaald om de moordenaar te zoeken gezien als onnodige uitgave. Het zal immers hun geliefde vader niet terugbrengen, hoezeer hij ook wordt gemist.'
'Je bent een cynische rotzak, Amafi. Heeft iemand je dat ooit verteld?'
'Meer dan eens, verhevenheid, maar het hoort tenslotte bij mijn vak.' Hij glimlachte en haalde zijn schouders op. 'Nee, als je mensen van koninklijken bloede wilt vermoorden, moet je fanatiekelingen inhuren. Mannen die hun leven willen geven om een zoon van het keizerlijk huis de dood in te jagen. Een professionele huurmoordenaar zou nooit zo'n contract aangaan.'
'En de Nachtraven?'
Amafi pakte Tals elleboog weer vast en leidde hem naar de achterste hoek van de tuin. 'Zij zijn legendarisch in mijn beroepsgroep. En aangezien ze legendes zijn, is hun geschiedenis een mengeling van waarheid en mythe.'
'Ga door.'
'Men denkt dat ze ooit een familie waren, een grote familie van mannen en vrouwen die het huurmoorden naar een hoger plan tilden, er een kunstvorm van maakten. Generaties lang oefenden ze hun beroep stilletjes en onopgemerkt uit, behalve voor degenen die hun diensten nodig hadden. Toen gebeurde er iets, honderd jaar geleden; ze werden een sekte, en hun aantallen vermenigvuldigden zich. Toen werden ze bijna weggevaagd door de soldaten van het Koninkrijk. Sindsdien zijn er geruchten over hun terugkeer.'
'Meer dan alleen geruchten,' zei Tal. Hij keek om zich heen. 'Zoek een snelle vluchtweg voor ons.'
Amafi knikte, en Tal ging terug naar zijn goktafel. Hij speelde nog een uur ongeïnteresseerd verder en wachtte op enig teken dat er iemand van koninklijken bloede was gearriveerd. Het was ongeveer drie uur na zonsondergang, en iedereen die van plan was een avond in de stad door te brengen zou nu wel zo ongeveer arriveren. Tal pakte zijn winst bij elkaar en ging op zoek naar zijn bediende.
Amafi stond rustig bij een pilaar aan de linkerkant van de ruimte, net voor de brede trap die omlaag leidde naar de tuin. Toen Tal bij hem was, zei Amafi: 'Ik heb behalve de voordeur nog twee mogelijke uitgangen ontdekt. De eerste is een touwladder die de tuinmannen gebruiken voor het bijknippen van de heg om de tuin. Hij is lang genoeg om tot het dak van de villa hieronder te komen. Aan de andere kant van de tuin is een stil rotspad. We kunnen daar de heuvel af tot een plek waar we zonder problemen naar de weg eronder kunnen springen. Allebei goed voor een snelle aftocht.'
'Goed gedaan.'
'Ik dien u zo goed ik kan, verhevenheid.'
Tal weerstond de verleiding Amafi eraan te herinneren dat hij hem ook al twee keer had geprobeerd te vermoorden toen hem dat zo uitkwam, en zei: 'Vertel me nog eens: als je de prins van het keizerlijk huis van Kesh wilde aanvallen, hoe zou je dat van hieruit dan doen?'
'Dat zou ik niet doen,' zei Amafi. 'Ik zou een plek uitkiezen en ervoor zorgen dat iemand de prins naar me toe bracht.'
'Daarvoor zou een agent binnen de keizerlijke entourage nodig zijn.'
Amafi haalde zijn schouders op. 'En kan dat dan niet?'
Tal overwoog het. 'Jazeker wel.' Hij dacht een tijdje na, en zei toen: 'Maar als er vanavond geen prins verschijnt, klopt onze informatie niet en is dit een zinloze oefening geweest. We wachten nog een uur, en als er dan niemand is gekomen, keren we terug naar onze vertrekken.'
'Jawel, verhevenheid,' antwoordde Amafi met een hoofdknik. 'U gaat weer kaarten?'
'Nee,' zei Tal. 'Ik ben er niet voor in de stemming. Ik denk dat ik maar eens wat ga rondwandelen in de zaal en kijken wie er zijn binnengekomen sinds ik van de tafel ben opgestaan.'
Amafi posteerde zich onopvallend in de buurt van de dichtstbijzijnde ontsnappingsweg, en Tal liep de zaal weer in.
Dit was wel het grootste en meest opulente gokhuis dat Tal ooit had gezien, maar hij vond het ook vreemd. Elk gokhuis in het Koninkrijk der Eilanden, Roldem, Olasko en elders in het noorden stond helemaal vol met speeltafels, zodat de ondernemer zoveel mogelijk winst kon behalen. Maar hier lagen er in grote delen van de zaal alleen maar stapels kussens rond lage tafeltjes waar de rijken en edelen zich konden ontspannen, praten of andere geneugten konden vinden. In een donkere hoek hingen verscheidene jonge ras bloed-mannen rond en gaven elkaar een lange pijp door. Door het ziekelijk zoete aroma wist Tal dat ze niet slechts een exotisch soort tabak rookten.
Er waren enkele zeer aantrekkelijke jonge vrouwen verschenen, en sommigen lachten uitnodigend naar Tal terwijl hij langs wandelde. Gokken, drugs, hoeren en drank, dacht Tal. Eigenlijk hoefde je hier nooit weg, want je kon hier al je wensen vervullen.
Er ging een uur voorbij en Tal speelde nog een paar rondjes kaart. Toen stond hij op, stak zijn bescheiden winst in zijn zak en ging naar Amafi. 'Er komt niemand,' zei hij tegen de voormalige huurmoordenaar.
Amafi zei: 'Dat is vreemd, verhevenheid. Maar het is niet ongebruikelijk dat de adel- vooral adel van koninklijken bloede - van gedachten verandert.'
'Ik denk het niet. Ik denk dat onze informatie niet klopte.'
'Met welk doel?'
'Dat weet ik niet, maar zeg eens - wat is er hier veranderd sinds de laatste keer dat wij elkaar spraken?'
Amafi was dan misschien al wat op leeftijd, maar zijn vaardigheden waren nog scherp. 'Er zit een man alleen onder aan de trap, alsof hij in gedachten verzonken zit te drinken, maar hij heeft zijn kroes al een uur niet laten bijvullen. Er lopen twee courtisanes door de zaal, maar ik heb ze al twee keer welgestelde mannen zien afwimpelen die hen wilden aanspreken.' Hij keek naar de tweede uitgang aan de andere kant van de ruimte. 'En er staat een man in de weg voor het geval iemand via het smalle pad aan de achterzijde wil vertrekken.'
'En als iemand vermoedde dat jij de ladder van de tuinmannen had klaargelegd, zou er waarschijnlijk ook iemand staan om die te bewaken, denk ik.'
'Is het een val?'
'Ik denk van wel,' zei Tal.
'Voor ons?'
'Het lijkt me verstandig om daarvan uit te gaan.'
'Dus het gerucht over de komst van de prins en een mogelijke aanslag op zijn leven was alleen maar een lokmiddel?'
Tal knikte. 'Dus als ik het doel ben en niet de prins, wat zou jij dan doen?'
Amafi keek om zich heen en bekeek de ruimte met andere ogen. 'Een directe aanval waar iedereen bij is, is uitgesloten, verhevenheid. En niemand zou dom genoeg zijn om de kampioen van het Meestershof in Roldem met een zwaard te lijf te gaan. Zelfs tegenover drie zwaardvechters zou u waarschijnlijk standhouden, behalve als ze heel, heel, heel erg goed zijn. Maar ik zou niet willen dat er drie anderen zijn die wisten wie ik van plan was te vermoorden... behalve als die drie anderen familie van me waren.'
'Nachtraven.'
Amafi knikte. Hij keek naar de twee jonge vrouwen en zei: 'Ik vermoed dat die twee geen Nachtraven zijn. Ik zou hen waarschijnlijk inhuren om u naar een rustige kamer boven te lokken, waar achter een gordijn een dolk op u zou wachten. Of ik zou hen overreden u hier te houden totdat er iemand anders kwam.' Hij schokschouderde. 'En wat de precieze uitvoering van uw ondergang aangaat, zou het mijn voorkeur hebben om buiten de voordeur in de schaduwen te wachten en u dan proberen van achteren aan te vallen voordat u de kans had uw fabelachtige zwaard te trekken.'
Tal glimlachte. 'Zo hebben we elkaar ontmoet, als ik het me goed herinner.'
'Ik probeerde u niet te vermoorden, verhevenheid, ik wilde alleen bij u in dienst komen. Als ik u dood had willen hebben, denk ik dat ik wat onopvallender te werk zou zijn gegaan.'
'Goed, maar vanavond? Chaos of schaduwen?'
Amafi keek nog eens om zich heen en lachte hardop alsof Tal iets grappigs had gezegd. 'Ik weet het niet. Als er meer mensen waren zou ik kiezen voor chaos. Maar er zijn weer te veel mensen voor schaduwen.'
'Dus je denkt dat ik veilig ben totdat we vertrekken?'
'Ik vermoed van wel, verhevenheid, maar ik zou oplettend blijven, vooral wanneer u naar de toiletten gaat.'
'Het lijkt me zeer beschamend om mijn keel te laten afsnijden terwijl ik mijn broek op mijn knieën heb.'
'Het is wel eens gebeurd.'
'De man die het achterpad bewaakt, is hij een Nachtraaf of een ingehuurde kracht?'
'Moeilijk te zeggen, verhevenheid. Ze zouden daar niet iemand neerzetten om u te confronteren, maar alleen om de anderen een teken te geven dat u via een andere route was vertrokken. Ik wed dus dat hij is ingehuurd.'
'Een teken geven aan wie?'
Amafi zei: 'Zeker niet aan die twee meisjes. Ga terug naar de goktafels, dan zal ik proberen er achter te komen wie die kompaan kan zijn.'
Tal knikte en ging naar een andere tafel dan die waar hij het laatst had gezeten. Hij was de valsspelende gebroeders beu en had geen zin meer om net te doen alsof hij zich niet aan ze ergerde. Aan de nieuwe tafel zaten twee handelaars uit het zuiden en een lagere paleisambtenaar, die bescheiden hoeveelheden goud verloren aan twee reizigers uit het Koninkrijk.
Toch waren de heren aan tafel vriendelijk. Nadat ze zich aan elkaar hadden voorgesteld, begonnen de twee reizigers vragen te stellen over Tals relatie tot mensen die zij misschien kenden in Yabon.
Tal ontweek hun vragen door te zeggen dat hoewel hij hofbaron was in Yabon, hij de meeste tijd had besteed aan reizen en wonen in het oosten, vooral in Roldem. Toen beseften de mannen dat hij een voormalig kampioen van het Meesterhof was. Hoewel het gesprek er voor Tal niet minder saai op werd, werd er in ieder geval niet verder doorgevraagd over zijn fictieve Yabonese achtergrond.
De uren verstreken traag en ongeveer twee uur na middernacht kwam er een groep dronken jongemannen de gokzaal binnen. Twee van hen klampten al snel meisjes aan en vertrokken naar boven, terwijl drie anderen aan een grote tafel gingen zitten waar werd gebikkeld. Een van hen plofte in een stoel en leek al snel in slaap te vallen.
Amafi kwam bij Tal staan en zei: 'Verhevenheid, kan ik u even spreken?'
Tal verontschuldigde zich en ze liepen naar een lege hoek van de ruimte. 'Iemand wordt ongeduldig. Ziet u die man die schijnbaar ligt te dommelen in de hoek?'
'Ja, ik zie hem.'
'Hij kwam binnen met de dronken jongelingen, maar hoorde niet bij hen. Hij is ouder en hij doet net alsof hij dronken is. Zelfs nu geloof ik dat hij vanonder zijn geloken oogleden naar ons kijkt.'
'Is hij een Nachtraaf?'
'Bijna zeker, want ze zouden niet de eerste de beste jonge knul sturen om u in hun armen te drijven.'
'Hoe gevaarlijk?'
'Zeer, want hij zal graag sterven voor zijn clan. Dat betekent dat het zijn taak kan zijn u hem te laten vermoorden, en u dan als u vlucht door anderen buiten te laten overmeesteren.'
'Fanatiekelingen,' zei Tal alsof het een vloek was.
'Wat wilt u dat ik doe?'
'Wacht,' zei Tal. Hij liep naar de twee meisjes die al uren rondliepen en eruit probeerden te zien alsof ze zich vermaakten. Hun gezichten klaarden op toen Tal op hen af kwam. Ze waren allebei gekleed volgens de mode van de rasbloeds, hoewel hun lichte huid en ogen aangaven dat ze geen rasbloeds waren. Behalve hun linnen rokken en halsringen droegen ze doorschijnende stoffen die nauwelijks hun borsten verhulden. Hun sieraden waren goedkoop en opvallend, en het was Tal duidelijk dat de meisjes zich hier niet op hun plaats voelden. Ze zouden waarschijnlijk de meeste avonden in bescheiden bordelen of herbergen in de stad te vinden zijn. Over een paar jaar, wanneer hun schoonheid verminderde, zouden ze op straat tippelen in de armere delen van de stad.
De langste van de twee, met roodbruin haar, zei: 'Ik zei net tegen mijn vriendin dat ik hoopte dat jij met ons zou komen praten, mooie jongen!'
Ze giechelden allebei. Tal glimlachte en boog zich naar hen toe. 'Hoe zouden jullie het vinden om nog meer goud te verdienen dan jullie al is beloofd?'
De meisjes keken hem plotseling geschrokken aan. Tal legde zijn armen rond hun middel en trok ze een beetje naar zich toe alsof hij familiair werd, maar zijn greep was stevig terwijl hij zei: 'Lachen, meisjes; jullie worden in de gaten gehouden. Die mannen die jullie goud hebben beloofd nadat jullie me naar boven hebben gelokt, zullen jullie daarna de keel afsnijden. Wat zal het zijn? Je leven en goud, of willen jullie liever nu meteen wat spectaculair bloedvergieten zien?'
Het kleinere meisje met ravenzwart haar keek alsof ze ieder moment kon flauwvallen, maar de langere zei: 'Ze hebben ons beloofd dat niemand iets zou overkomen. Ze zeiden dat het een grap was.'
'Het is geen grap. Wat hebben jullie?'
'Hoe bedoelt u?'
'Wat hebben ze jullie gegeven om me mee te vergiftigen?'
'Geen gif,' zei het kleinere meisje, met een stem die trilde van angst. 'Alleen een paar druppels om u in slaap te brengen. Ze zeiden dat ze u naar buiten zouden slepen en u op een karavaan naar het zuiden zouden zetten. Ze zeiden dat u wat problemen had veroorzaakt met iemands echtgenote, en dat ze u een lesje gingen leren.'
Tal schudde zijn hoofd en lachte luid. Toen fluisterde hij: 'En jullie geloofden dat natuurlijk.'
Het roodharige meisje zei: 'Voor tien goudstukken zou ik geloven dat u Sung de Witte was.'
'Goed, dit gaan we doen. Kom mee naar boven en geef me die druppels.'
Hij wenkte Amafi en zei: 'Ik ga even wat pret maken met mijn vriendinnen voor ik verder speel. Regel jij even een kamer voor me.'
Amafi maakte een buiging en ging op zoek naar de eigenaar van het etablissement, terwijl Tal met zijn armen om de meisjes heen geslagen bleef staan. Ze lieten liefkozend hun handen over zijn armen glijden, maar ze blikten ongerust om zich heen. 'Kijk naar niemand,' fluisterde Tal, 'alleen naar mij.'
Amafi kwam snel terug en zei: 'Boven aan de trap op de eerste verdieping, verhevenheid, de kamer aan het einde van de gang.'
Tal pakte de sleutel aan en wist dat de man bij de tuindeur of de man die zogenaamd zat te slapen er een kopie van zou hebben. Hij fluisterde tegen Amafi: 'Volg de man die zogenaamd zit te slapen wanneer hij opstaat. Als hij bij mijn deur is, help hem dan naar binnen.'
Tal nam de meisjes mee naar boven, en zodra ze in zijn kamer waren, gebaarde hij hen in de verste hoek vanaf de deur te gaan staan. Hij was blij dat het een grote kamer was. Een enorm venster bood uitzicht op de tuin, direct boven de hoek waar Amafi de touwladder had opgehangen. Net als in de meeste Keshische huizen zat er geen glas in de vensters, enkel houten luiken die konden worden gesloten om schaduw te geven of de warmte binnen te houden op die zeldzame dagen waarop de temperatuur lager dan plezierig was.
Tal zei: 'Geef me het spul.'
De roodharige gaf hem een klein flesje en Tal pakte zijn eigen beurs. 'Hier zitten zo'n driehonderd goudstukken in,' zei hij terwijl hij de beurs naar het donkerharige meisje gooide. 'Als ik het zeg, gaan jullie snel weg, maar probeer niet de indruk te wekken dat jullie vluchten. Als jullie willen blijven leven om dat goud uit te geven, ga dan niet terug naar het bordeel of waar jullie wonen - daar zal iemand jullie opwachten. Wacht tot de markt bij zonsopgang opengaat en koop een paar mantels zoals de woestijnvrouwen van de Jal-Pur dragen. Bedek je daarmee zodat alleen je ogen nog zichtbaar zijn. Huur dan een wacht in van het huurlingengilde - dat zou niet meer dan tien goudstukken moeten kosten.'
Terwijl hij vertelde, bestudeerde Tal elke hoek van de kamer: het grote bed, de twee tafels aan weerszijden ervan, het grote blad met fruit en zoetigheid aan het voeteneinde van het bed en een aardewerk schaal waarin karaffen wijn of bier konden worden gekoeld.
'Ga mee met de eerste karavaan richting het noorden. Als jullie het Koninkrijk, Queg, Roldem of een andere plaats buiten het Keizerrijk kunnen bereiken, blijven jullie misschien in leven.'
Het donkerharige meisje zag eruit alsof ze elk moment kon flauwvallen. 'Weg uit Kesh? Maar wat moeten we dan doen?'
Tal glimlachte. 'Hetzelfde wat jullie al doen sinds jullie ouders je de deur uit hebben gezet, meisje. Slaap met mannen voor geld. Als jullie slim zijn, zoeken jullie een rijke oude echtgenoot voordat jullie schoonheid verdwijnt. En wees anders zuinig met dat goud.
Meer advies heb ik niet te geven, en ik denk dat we nu elk moment een onwelkome bezoeker kunnen krijgen. Ga bij het bed staan en praat alsof jullie nog steeds denken dat ik een klant ben.'
Tal liep naar de deur en opende die op een kier, zodat hij het zou zien als er iemand aankwam. Hij wachtte geduldig terwijl de meisjes met elkaar kletsten en hun best deden blij te klinken terwijl ze doodsbang waren.
Er ging bijna een halfuur voorbij voordat er een gestalte boven aan de trap verscheen. Zoals Tal al had verwacht, was het de man die net had gedaan alsof hij sliep.
Toen de man bijna halverwege de gang was, dook Amafi achter hem op. Hoewel de voormalige huurmoordenaar niet meer moordde om de kost te verdienen, had hij niet al zijn vaardigheden verloren. Hij dook achter een pilaar net voordat de Nachtraaf achterom keek, en Tal stond te kijken van de snelheid van de oude huurmoordenaar. Hij had hem zien verdwijnen in de schaduw van de pilaar, maar kon met zien waar hij nu was.
De Nachtraaf was nog maar een paar stappen van de deur verwijderd, en Tal gebaarde naar de meisjes. Het roodharige meisje bracht een geforceerd gegiechel uit en het donkerharige meisje lachte, maar de Nachtraaf leek het met op te merken.
Toen de man dicht genoeg was genaderd om te zien dat de deur een stukje open stond, kwam Amati uit zijn schuilplaats te voorschijn en was binnen twee stappen bij de Nachtraaf.
De moordenaar moest hem hebben voelen aankomen, want hij draaide zich op het laatste moment om. Plotseling had hij een mes in zijn hand, en Amati kon nog net voorkomen dat hij aan het staal werd geregen.
Tal aarzelde met. Hij stak zijn hand naar buiten en sloeg de man met het gevest van zijn zwaard achter zijn oor, en de Nachtraaf zakte ineen. Tal ving hem op en greep hem onder zijn oksels vast terwijl Amati zijn voeten pakte, en ze droegen hem de kamer binnen. De man kreunde toen ze hem op het bed smeten, en Tal diende hem snel de druppels toe.
'Ik heb gehoord dat die kerels de nare gewoonte hebben om zelfmoord te plegen als ze worden verhoord,' zei Tal. 'Dus we zitten ze vanavond met alleen dwars, maar we gaan kijken of we straks wat antwoorden uit deze kerel kunnen krijgen.'
'Dat is twijfelachtig,' zei Amati, 'maar we kunnen het proberen. En deze dames?' zei hij, met een hoofdknik naar de meisjes.
'Tijd om te gaan, dames,' zei Tal. 'Als jullie willen blijven leven, doe dan wat ik zei. Jullie maken meer kans als jullie een paar van die luidruchtige dronkelappen uitnodigen om jullie naar de stad te begeleiden.'
De meisjes knikten en vertrokken zwijgend.
'En nu?' zei Amafi.
Tal greep een van de gordijnen en trok eraan. Hij scheurde de zware koorden waarmee ze vastzaten los en zei: 'We binden ze aan elkaar en laten ze uit het raam zakken. Als we dicht langs het venster kunnen blijven, ziet die vent in de andere hoek van de tuin, die de trap in de gaten houdt, ons misschien niet.'
'We kunnen het allicht proberen.'
Ze bonden de man vast en Tal klom als eerste uit het raam. Hij hing aan zijn handen aan het kozijn en liet los, waarna hij met een zachte plof op zijn voeten landde. Hij keek door de grote opening naar de zaal. De man die op de uitkijk stond, hield zijn blik op de trap gericht.
Hij gebaarde naar Amafi om de Nachtraaf te laten zakken, en kreeg de man bijna op zijn hoofd. Even later kwam Amafi hard op zijn achterwerk naast Tal neer. 'Ik ben niet meer zo lenig als vroeger, verhevenheid,' fluisterde hij.
'De volgende keer ga jij eerst, dan vang jij hem op.'
'Zoals u zegt, verhevenheid.'
Amafi en Tal sleepten de bewusteloze man de hoek om en het pad af naar de heg. Amafi liet de touwladder zakken en klom snel naar beneden. Tal gooide de man over zijn schouder en klom voorzichtig langs de ladder omlaag. Toen liet hij met één arm de man zakken tot Amafi hem kon aanpakken.
Tal sprong op het dak van het belendende huis en zei: 'Hebben we een snelle route weg van dit huis, Amafi?'
Amafi wees en hielp Tal de Nachtraaf over zijn schouder te leggen, en ze slopen over het dak van het huis. Tal hoorde dakpannen onder hun laarzen kraken, en hoopte maar dat de huiseigenaar het hem zou vergeven, de volgende keer als het regende in Kesh. Hij volgde Amafi en bad dat ze zonder problemen bij het dichtstbijzijnde toevluchtsoord zouden komen.