5 Les
Valentijn vertrok zijn gezicht.
De gehele vorige dag had hij in bed doorgebracht en al deed zijn voet nog steeds pijn, hij kon ermee lopen, dus al voordat de zon opkwam, stond hij op zijn post voor de deur van de hertog, bijna roerloos.
Markus' deur ging open en hij dook op in de opening, Han beduidend hem te volgen. Een ogenblik later verschenen Briana en Martin. 'Hoe is het met je voet, Valentijn?' vroeg de hertogin.
Hij wist een wrang glimlachje op te brengen. 'Gaat wel. Nog een beetje gevoelig, mijn vrouwe, maar ik kan erop staan.'
'Een ongeluk zit in een klein hoekje,' zei Martin. 'Om een boodschap kan ik je eigenlijk niet sturen. Ga maar terug naar de huisknecht om te zien of hij iets kan vinden waar je beter geschikt voor bent.'
'Ja, Excellentie,' zei Valentijn en hinkte weg.
Diep in zichzelf teleurgesteld strompelde hij door de gangen in de richting van de bediendenvleugel, waar Samuels kantoor was gesitueerd. De wedstrijd van afgelopen zesdag was een aanfluiting geweest. De hele dag had hij erover liggen piekeren op zijn matras, keer op keer beseffend dat hij zich vreselijk had aangesteld.
Als jongste zoon van de Prins van Krondor had Valentijn door de jaren heen vaak genoeg in een situatie verkeerd waar hij veel liever aan was ontsnapt. Het oog van het publiek was meedogenloos wanneer het protocol voorschreef dat je bij een feest op het balkon moest staan of bepaalde zaken aan het hof moest bijwonen. Maar op de meeste gebieden liet hij liever anderen, zoals Han, het voortouw nemen. Met voetballen had Valentijn terecht de reputatie gekregen van een felle verdediger die de bal kon afpakken en doorspelen voordat de andere partij wist wat er aan de hand was, maar als het tot het maken van een doelpunt kwam, dan liet hij altijd een ander met de eer strijken. Twee dagen geleden was het de allereerste keer geweest dat hij zelf naar voren was gestormd, bij iedere gelegenheid de bal voor zichzelf opeisend, op pure wilskracht het spel beheersend. En bij iedere stap was Markus vlak bij hem geweest.
Een kleine voldoening had hij geput uit het besef dat hij even doeltreffend al Markus' pogingen had geblokkeerd. Het spel was min of meer gelijk opgegaan, behalve toen zijn voet geblesseerd raakte en Markus eindelijk een doelpunt kon maken.
Voorzichtig een trap afdalend was Valentijn zich sterker bewust van zijn geboorteafwijking dan normaal. Net als de meeste kinderen die werden geboren met een misvorming had hij zich eraan aangepast, zonder er veel over na te denken. Als Arutha's zoon was hem veel bespaard gebleven van de pesterijen die kinderen van lagere rang vaak te verduren hadden, al had hij die ervaringen wel gehad, en werd er meer dan genoeg gestaard en gefluisterd. Maar vandaag was zijn voet voor het eerst een ware handicap. Zonder die voet zou hij Markus hebben verslagen, dat wist hij zeker. Hij vloekte zachtjes, kwaad op iedereen, maar voornamelijk op zichzelf.
Bij de deur van Samuels kantoor zei hij: 'Huisknecht?'
Samuel wenkte hem binnen. Nog geen half uur geleden was Valentijn bij hem geweest en had hij te horen gekregen dat er geen bijzondere taken te verrichten waren. De huisknecht keek rond alsof hij zocht naar inspiratie en zei toen: 'Ik heb niets voor je te doen, jonker. Waarom ga je niet terug naar je kamer om die gewonde voet te laten rusten?'
Valentijn knikte en vertrok, maar hij had weinig zin om nog een hele dag op bed te liggen. Terug op zijn kamer liet hij zich vallen op zijn stromatras. Moe was hij niet, want hij had gisteren bijna de hele dag geslapen, en het stro prikte. Bovendien had hij honger.
Na een paar minuten hees hij zich overeind en vertrok richting keuken. Tegen de tijd dat hij er was, liep het water hem al in de mond van de geuren op de gang. Magya hield toezicht op de keukenstaf en liep achter de koks heen en weer als een generaal die haar troepen inspecteerde. Glimlachend naar Valentijn wenkte ze hem naderbij.
'Voel je je al wat beter vandaag, jonker?' vroeg de oude vrouw. Ze was wat gezet, maar ondanks haar leeftijd en gewicht bewoog ze zich vlot door de keuken.
'Jawel, maar nog niet zo kiplekker dat ik mijn werk kan doen, vindt de hertog.'
Ze grinnikte. 'Maar wel kiplekker genoeg om honger te hebben?' Hij glimlachte terug. 'Zoiets, ja.'
Met een klopje op zijn arm zei ze: 'Ik denk dat we wel iets over hebben voordat de hertog en hertogin gaan ontbijten.'
Ze wees naar een dienblad en Valentijn pakte het op. Met een pollepel haalde Magya een schep dikke pap uit een borrelende pot, goot hem in een kom, strooide er wat kaneel over, liet in het midden een flinke dot honing vallen en schonk er tenslotte wat melk overheen. Daarop zette ze de kom op Valentijns dienblad en beduidde hem ermee plaats te nemen aan een tafeltje in de hoek.
Nauwelijks zat hij te blazen op zijn lepel of de buitendeur ging open en Megar kwam binnen, gevolgd door twee keukenhulpjes, elk met een mandje eieren. Met een handgebaar zette Megar de jongens aan het werk en kwam toen bij zijn vrouw en Valentijn aan tafel zitten. 'Morgen, jonker,' zei hij met een hartelijke glimlach op zijn open, gerimpelde gezicht.
Vanaf het eerste moment dat Valentijn de oude meesterkok had ontmoet, had hij de vriendelijke man met zijn uitnodigende glimlach graag gemogen. 'Hebt u Ghuda en Nakur nog gezien?' vroeg hij. 'Sinds de wedstrijd heb ik geen glimp meer van hen opgevangen.'
Megar en Magya keken elkaar aan. 'Wie?' vroeg Megar.
Valentijn beschreef hen.
'O, die twee,' zei Magya. 'Ik heb dat kleine kereltje vorige week een paar keer zien praten met Anthonie. Die grote soldaat is op patrouille meegegaan, voor de lol, zei hij. Ze zijn gisterochtend vertrokken.'
Valentijn slaakte een zucht. Vrienden van hem kon hij hen niet echt noemen, maar behalve Han waren ze de enigen in het kasteel die hem vertrouwd waren. De kok en zijn vrouw waren best aardig, maar zo goed kende hij hen niet en hij wist dat ze alleen uit hoffelijkheid even bij hem aan tafel kwamen zitten en dat ze onmiddellijk weer aan het werk zouden gaan zodra hij zijn maaltje op had.
Terwijl Valentijn at, praatten ze met elkaar. Ze vroegen hoe hij het leven in Schreiborg vond, en de reis ernaar toe. Bij het horen van Pucs naam verscheen er op hun beider gezichten een melancholieke glimlach. 'Hij was als een zoon voor ons,' zei Megar. 'Jaren geleden was hij ons pleegkind, weet je.'
Valentijn schudde zijn hoofd om aan te geven dat hij dat niet wist en Megar begon hem te vertellen over Puc en over hun eigen zoon Tomas, destijds Pucs beste vriend. Terwijl het verhaal van hun leven zich ontspon - een mengelmoes van herinneringen en levendige woordenwisselingen over wie zich wat het beste kon herinneren - kon Valentijn zich er langzaam een beeld van vormen.
De verhalen over de Oorlog van de Grote Scheuring kende hij al van Emus en heel af en toe liet zijn vader zich wel eens overhalen iets te onthullen over zijn eigen rol daarin, maar het eenvoudige relaas van Megar en Magya was verreweg het meest fascinerende dat hij ooit had gehoord. De manier waarop ze alle gebeurtenissen vertaalden naar het aantal emmers water dat door het keukenpersoneel naar de belegerde vestingmuren werd gesleept, hoeveel extra proviand er moest worden gekookt, hoe ze zich wisten te redden zonder dit of dat, het feit dat ze koude maaltijden maakten omdat het keukenpersoneel de gewonden moest verzorgen - alles bij elkaar weefde een levendiger beeld voor Valentijns geestesoog dan al Emus' sterkste verhalen bij elkaar.
Af en toe stelde Valentijn een vraag en ineens dook er een beeld op van Puc als kind. Glimlachend luisterde hij naar Megar, die omstandig uitlegde hoe moeilijk het voor hem was in die tijd, als kleinste jongen van zijn leeftijd, zodat Tomas hem in bescherming had genomen. Tegen de tijd dat ze waren uitgepraat, had Valentijn alles op wat hem was voorgezet. Met glanzende ogen vertelde Magya hoe Tomas eruit had gezien op de dag dat hij een man werd - de dag van het Kiezen, het oeroude ritueel waarbij alle jongens werden overgedragen aan de meesters bij wie ze hun opleiding kregen.
Ergens kwam de naam Tomas hem bekend voor, al kon hij hem niet precies plaatsen. Waar is uw zoon nu?' vroeg Valentijn.
Meteen had hij spijt van die vraag toen er een trieste blik in hun oude ogen verscheen, waaruit hij afleidde dat hij als jongeman tijdens de oorlog was gesneuveld. Doch tot zijn verrassing zei Megar: 'Hij woont bij de elfen.'
Ineens legde Valentijn het verband. 'Uw zoon is de gemaal van de elfenkoningin!'
Magya knikte. We zien hem heel weinig,' zei ze op berustende toon. 'Sinds het kind is geboren, is hij één keer op bezoek geweest en van tijd tot tijd krijgen we een boodschap.'
'Kind?'
'Onze kleinzoon,' antwoordde Megar. 'Caelis.'
Het gezicht van Magya klaarde op. 'Het is zo'n goeie jongen. Een paar keer per jaar komt hij ons bezoeken. Hij lijkt veel meer op zijn vader dan op die elfen waar hij bij woont,' zei ze vol overtuiging. 'Ik had veel liever dat hij hier bij ons in Schreiborg kwam wonen.'
Het gesprek verstomde. Na een korte stilte excuseerde Valentijn zich en hij vertrok door de deur naar de binnenplaats, terugdenkend aan de dingen die zijn oom Laurie hem over de laatste dagen van de Oorlog van de Grote Scheuring had verteld en de beetjes die hij van Emus wist. Tomas was geen mens — dat was tenminste de indruk die Valentijn had gekregen. Hij was iets anders, verwant aan de elfen, maar verschillend van hen. Maar als hij menselijke ouders had, en dan nog wel zulke warme en open mensen als Megar en Magya, dan moest hij in zijn jeugd gewoon een van de jongens uit de veste zijn geweest. Wat kon hem zo hebben veranderd?
Peinzend over die vraag wandelde Valentijn naar de prinsessentuin, een vage hoop koesterend Adelinde en Margreet daar aan te treffen. Rond deze tijd zaten ze waarschijnlijk in de eetzaal met hertog Martin te eten, maar Valentijn hoopte niettemin dat ze er zouden zijn.
In plaats van de meisjes zag Valentijn tot zijn verbazing Nakur en Anthonie, plat op hun buik liggend, starend onder een stenen bankje.
'Daar, zie je wel?' zei Nakur.
'Die bedoel je?' vroeg Anthonie.
Ze stonden op en klopten hun kleren af. 'Let goed op dat hij van die kleine oranje spikkeltjes heeft,' zei Nakur. 'Als hij helemaal rood is, ga je er dood aan, en als hij een andere kleur heeft, heb je er niets aan.'
Toen kreeg Anthonie Valentijn in het oog. 'Hoogheid,' zei hij met een lichte buiging.
'Jonker,' verbeterde Valentijn terwijl hij ging zitten op het bankje waar ze net onder hadden gekeken.
Nakur trok grijnzend een mondhoek op. 'Tijdelijk jonker, maar altijd prins. Anthonie weet dat.'
Wat waren jullie aan het doen?' vroeg Valentijn, de opmerking negerend.
Anthonie leek ermee verlegen. 'Nou, er zijn van die kleine zwamachtige groeisels die je kunt vinden op donkere, vochtige plekken —' 'Onder het bankje,' wierp Nakur tussenbeide.
'- en Nakur liet me net zien waar je hem aan kunt herkennen.' Voor een toverdrankje?' vroeg Valentijn.
'Als slaapmiddel,' schimpte Nakur. 'Erg handig als je een pijl uit het lichaam van een soldaat moet snijden of een rotte tand moet verwijderen - bij juist gebruik, tenminste.'
'Ik dacht dat magiërs alleen maar met een hand hoefden te zwaaien om iemand in slaap te brengen,' zei Valentijn om de mannen een beetje te pesten.
Anthonie haalde zijn schouders op, alsof hij zeggen wilde dat hij zo'n goed magiër eigenlijk niet was, maar Nakur zei: 'Zie je, dat komt er nou van als je kinderen ongeschoold door het leven laat gaan.' Hij maakte zijn rugzak open en haalde er een sinaasappel uit. Wil je er eentje?' vroeg hij.
Valentijn knikte en Nakur wierp hem de vrucht toe. Daarop liet hij er nog een in Anthonies hand vallen en gaf de rugzak toen aan Valentijn. 'Kijk er maar eens in.'
Valentijn bekeek de grote rugtas. Het was een eenvoudig ding van zwarte stof die aanvoelde als vilt. Rond de opening aan de bovenkant zat een leren trekkoord en met een pen en een lus kon de klep worden dichtgemaakt. De tas was leeg. 'Er zit niets in,' zei Valentijn, hem teruggevend.
Nakur stak zijn hand erin en haalde er een kronkelende slang uit.
Anthonies ogen werden groot en Valentijn schoot achteruit over het bankje, zijn rug tegen de muur erachter drukkend. 'Die is giftig!'
'Dit?' zei Nakur met een handgebaar. 'Dit is gewoon een stok.' In zijn hand hield hij een houten staaf, die hij terug in de rugzak stopte. Toen wierp hij de tas weer naar Valentijn.
Valentijn doorzocht het binnenste en zei: 'Hij is leeg.' Hij gaf hem terug aan Nakur. 'Hoe doe je dat?'
'Het is heel gemakkelijk als je het trucje kent,' zei Nakur grijnzend.
Anthonie schudde zijn hoofd. 'Hij kan een paar buitengewoon indrukwekkende dingen en toch houdt hij vol dat magie niet bestaat.'
Nakur knikte. 'Misschien leg ik het je op een dag nog wel uit, magiër. Puc weet hoe het zit.'
Met een blik over zijn schouder naar de muren boven de binnenplaats zei Valentijn: 'Ik heb vandaag al een hoop over Puc gehoord.'
'Hij is hier een soort levende legende,' zei Anthonie. 'Op Sterrewerf ook. Hij was al vertrokken voordat ik toetrad tot de gemeenschap.'
'Nou, dan kan je nooit erg lang lid zijn geweest,' zei Valentijn daarop. 'Hij is daar nog maar een jaar of acht weg.'
'Ik ben bang dat ik nog maar een beginnend magiër ben,' zei Anthonie met een verontschuldigende glimlach. 'De meesters vonden -'
'De meesters!' snoof Nakur. 'Die opgeblazen idioten van een Körsh en Watume!' Schuddend met zijn hoofd ging hij naast Valentijn zitten. 'Zij zijn er de reden van geweest dat ik van Sterrewerf ben weggegaan.' Wijzend naar Anthonie keek hij Valentijn aan. 'Deze jongen hier was vrij begaafd, maar hij is wat die twee idioten noemen een magiër van het "mindere" pad. Als hij was gebleven, had ik hem tot een van mijn Blauwe Ruiters gemaakt!' Grijnzend naar Anthonie zei hij: 'Ik heb daar wel wat aangericht, hè?'
Anthonie schoot in de lach en Valentijn zag dat hij er op dat moment net zo jong uitzag als Han en hijzelf. 'Dat heb je zeker,' zei de magiër. 'De Blauwe Ruiters vormen de populairste factie op Sterrewerf en er wordt soms stevig gevochten —'
'Gevochten?' riep Valentijn uit. 'Magiërs die met elkaar op de vuist gaan?'
'Meer dan kleine vechtpartijtjes tussen studenten zijn het eigenlijk niet,' zei Anthonie. 'Er zijn wat oudere leerlingen die zichzelf hebben uitgeroepen tot het Gezag van Körsh — al is die er zelf niet zo blij mee — en zij zorgen vaak voor problemen in de taveernes op Sterrewerf. Echt veel schade wordt er nooit aangericht — dat zouden de meesters niet toestaan — maar zo nu en dan vallen er rake klappen.' Hij zuchtte toen hij eraan terugdacht. 'Ik ben er niet lang genoeg gebleven om bij al die politieke spelletjes betrokken te raken. Ik had het te moeilijk met mijn studie. Daarom hebben ze me hierheen gestuurd, op hertog Martins verzoek, omdat ik als magiër niet zo veel voorstel.'
Nakur schudde zijn hoofd en trok een gezicht. 'Als je in hun ogen als magiër niet zo veel voorstelt, spreekt dat alleen maar in je voordeel.' Hij stond op. 'Ik ga naar het bos om naar een paar dingen te zoeken. Ik zie jullie vanavond wel bij het eten.' Wijzend naar Anthonie voegde hij eraan toe: 'Smeer wat zalf op die jongen zijn voet, dan heeft hij er morgen minder last van.' Zonder een nader woord draafde Nakur de tuin uit, de jonge magiër en de jonker alleen achterlatend.
Valentijn was de eerste die sprak. Volgens mij heb ik nog nooit zo'n raar mannetje gezien.'
'Op Sterrewerf heb ik wel een paar rare portretten meegemaakt,' zei Anthonie, 'maar tegen Nakur kunnen ze geen van allen op.'
'Was hij een van jouw leraren, voordat je van Sterrewerf vertrok?'
Anthonie schudde zijn hoofd en ging zitten op de plek die Nakur zojuist had vrijgemaakt. 'Niet echt. Ik weet niet zeker wat hij daar deed, behalve het Watume en Körsh lastig maken. Het verhaal gaat dat hij op een dag verscheen met een brief van prins Borric en de bewering dat Puc hem gezegd had naar Sterrewerf te gaan. In de drie of vier jaar dat hij is gebleven, heeft hij een hoop rare dingen gedaan, voornamelijk een groot aantal leerlingen bekeren tot het idee dat iedereen magie — of trucjes, zoals hij het noemt - kan leren en dat magiërs die dat niet konden begrijpen weinig blijk gaven van intelligentie.' Hij slaakte een zucht. 'In die tijd had ik al genoeg aan mijn hoofd, zodat ik er nooit veel aandacht aan heb besteed. Ik was er nog maar pas en ik heb Nakur maar een keer of drie op het eiland gezien.'
'Is het waar dat ze je hierheen hebben gestuurd omdat je niet zo goed bent?' vroeg Valentijn.
'Ik vermoed van wel,' zei Anthonie. 'Er waren genoeg leerlingen die veel begaafder waren dan ik en er woont ook een niet gering aantal volleerde meester — magiërs op Sterrewerf.'
Valentijns gezicht betrok. 'Dat is bijna een belediging van het Schreiborgse hof, weet je dat?'
Anthonie werd rood. 'Nee, dat wist ik niet.'
'Het is niet de bedoeling je te kleineren, Anthonie,' zei Valentijn. 'Je hebt misschien veel meer talent dan je zelf denkt. Dat zegt Nakur tenminste,' voegde hij er haastig aan toe. Het klonk als een zwakke poging om zijn vorige opmerking te verzachten. 'Maar als de broer van de koning vraagt om een magiër voor een functie die vroeger werd bekleed door de leraar van Puc, dan horen ze een van hun beste mensen te sturen.'
'Misschien wel.' Enigszins stijfjes stond Anthonie op, licht beledigd en tegelijkertijd verlegen met de situatie. 'Sterrewerf vindt dat het weinig trouw aan het Koninkrijk verschuldigd is, vrees ik,' zei hij, ietwat rood wordend. 'Toen Puc er nog zat, was het misschien anders, aangezien hij een neef van de koning is en zo, maar vandaag de dag hebben Körsh en Watume een zeer grote invloed op de meesters en zij komen uit Kesh. Ze doen hun best Sterrewerf aan beide kanten van de grens buiten de politiek te houden, denk ik.'
'Dat zal best een erg goed idee zijn, maar het blijft onbeleefd.'
'Als u even met mij meegaat,' zei Anthonie, 'ik heb een paar zalfjes die uw genezing kunnen bespoedigen... tenminste, het kan geen kwaad ze te proberen.'
Valentijn liep achter de jonge magiër aan. Rondkijkend speet het hem nogmaals dat de meisjes nergens te zien waren.
De weken vlogen in een verrassende vaart voorbij. Iedere dag was van 's morgens vroeg tot 's avonds laat gevuld met taken en Valentijn ontdekte dat het hectische tempo hem wel lag. Als hij het druk had, had hij tenminste geen tijd om te piekeren, een trekje dat hij van zijn vader had geërfd. Het dagelijks voortdurend in de weer zijn en meehelpen met het zware lichamelijke werk hardde tevens zijn jeugdige lichaam. Door het paardrijden en het oefenen met zwaardvechten had hij vóór zijn komst naar Schreiborg al een goede conditie gehad, maar nu ontwikkelde hij naast zijn snelheid ook nog kracht. De eerste keer dat hij het arsenaal moest leeghalen om de wapens en wapenrustingen te poetsen had hij, nadat hij ook nog eens alles had teruggesleept, gedacht dat hij erin zou blijven. Nu kon hij tweemaal zo veel dragen zonder er veel last van te hebben.
Het harde werken scheen ook Han goed te bekomen, al klaagde hij met volle teugen wanneer hij maar kon. In de drie weken dat de jongens in Schreiborg waren, hadden ze maar weinig tijd met Margreet en Adelinde door kunnen brengen, al was Han iets vaker in de gelegenheid geweest dan Valentijn. Hij genoot ervan Valentijn met de jonge hofdame te pesten en ging daar soms zelfs zo ver in dat Valentijn er kwaad om werd. Maar hun meeste tijd werd volledig in beslag genomen door de schijnbaar eindeloze routine van het Schreiborgse hofleven. De enige keren dat Valentijn tot dusver tijd had gehad om Adelinde het hof te maken was op zesdag-middag en tot zijn grote ergernis was Markus dan altijd in de buurt.
Langzamerhand kregen de mensen van kasteel Schreiborg voor de jongens een eigen gezicht. Het keuken personeel was vriendelijk, de andere bedienden hielden zich op eerbiedige afstand. De jonge dienstmeisjes bezagen Han met een mengeling van geamuseerdheid en omzichtigheid, maar door sommigen werd Valentijn met openlijke bewondering bekeken, wat hij als enigszins verontrustend ervaarde. Zwaardmeester Charlie was een interessante persoonlijkheid, maar bleef altijd formeel in zijn uitlatingen en gedrag. Fachsaan was openhartig en vriendelijk en in hem had Valentijn een goed luisteraar gevonden. Nakur en Ghuda waren zelden ergens te bekennen en hadden blijkbaar altijd wel wat te doen in de stad of de bossen in de buurt. Langzaam was de nieuwigheid die Valentijn bij aankomst zo had overweldigd aan het slijten en al zou Schreiborg nooit zijn tweede thuis worden, vertrouwd werd het er wel. En Adelinde was vaker in Valentijns gedachten dan alle meisjes die hij voor haar had gekend. De zeldzame keren dat hij haar trof zonder dat Markus in de buurt rondhing, was ze hartelijk en attent, en daarna wist hij nooit helemaal zeker of hij zichzelf volslagen belachelijk had gemaakt of dat ze werkelijk gesteld was op zijn gezelschap.
Bijna een maand na het welkomstdiner gingen Valentijn en Han voor de tweede maal met de hertog aan tafel. Aangezien ze leden van het huishouden waren, was dat geen ongewone gebeurtenis, maar wel de eerste keer sinds ze in Schreiborg waren dat de jongens in de gelegenheid waren om tegelijkertijd met de anderen te eten. Hun plaatsen waren aan de voet van de tafel, zo ver van de hertog en zijn gezin verwijderd dat ze slechts flarden van het gesprek opvingen. Behalve het huishouden zaten er ook verscheidene belangrijke leden van de gilden en ambachten uit de stad aan de hertogelijke tafel terwijl aan de tafels rondom kooplieden uit andere streken gezeten waren.
Valentijn staarde over de tafel heen naar Adelinde, die wat afwezig luisterde naar iets wat Markus haar aan het vertellen was. Regelmatig wierp ze een blik in Valentijns richting en af en toe werd ze rood en sloeg ze haar ogen neer als hij haar blik opving.
'Ze vindt je leuk,' zei Han.
'Hoe weet je dat nou?' vroeg Valentijn.
Han grijnsde en nam een slokje van zijn wijn. 'Ze kijkt steeds naar jou.'
'Misschien vindt ze dat ik er raar uitzie,' zei Valentijn met in zijn stem iets van schrik.
Han begon te lachen. 'Gezien de mate waarin Markus en jij op elkaar lijken en dat jullie duidelijk de enige twee knullen zijn waar ze aandacht voor heeft, zou ik zeggen dat ze op een bepaald type valt.' Zijn vriend op de schouder kloppend zei hij: 'Ze vindt je leuk, sufferd.'
Tijdens het eten praatten de jongens met de twee jongemannen die naast hen zaten. De ene was een juwelen-handelaar die een expeditie wilde ondernemen naar een gebied in de Grijze-Torenbergen. Volgens zijn beweringen waren er daar nog steeds edelsteen-voorraden die nog niet door dwergen of menselijke mijnwerkers waren aangeboord. Het zou een teleurstelling voor hem worden, wist Valentijn, want het Koninkrijk maakte geen aanspraak op de Grijze Torens: de koopman moest gaan onderhandelen met Dolgan, de koning van de westelijke dwergen, in het dorp Caldara dat op minstens een week reizen verder het binnenland in lag. De andere man was een reiziger uit Queg, een koopman in zijde stoffen en zeldzame parfums, die de meisjes vrijwel de hele middag had beziggehouden met het tonen van zijn waren — wat de reden was waarom Valentijn hen de hele dag niet had gezien. Naar het scheen was Margreet, net als haar moeder, het meest geïnteresseerd in jagersleer en eenvoudige tunieken, al droeg ze aan het hof wel de gepaste japonnen, maar Adelinde en de dochters van de rijkere kooplieden uit de stad hadden zo veel mooie kleren gekocht dat de handelaar zijn reis er al uit had voordat hij op de terugweg Cars en Tulan aan had kunnen doen. Hij heette Vasarius en op een of andere manier ergerde Valentijn zich aan hem. Misschien omdat hij hem steeds zag staren naar Margreet en Adelinde, op een manier die Valentijn alleen maar gretig kon noemen. Als Valentijn hem erop betrapte, wendde hij slechts zijn ogen af van de meisjes of glimlachte hij naar Valentijn alsof hij alleen maar wat de zaal door keek.
Na het eten verzamelden de kooplieden zich voor de hertog en zijn vrouwe en volgde er een korte periode voor een ongedwongen gesprek, voordat ze het kasteel uit werden gebracht. Het viel Valentijn op dat terwijl de andere kooplieden hun best deden Martins aandacht te krijgen, Vasarius gemoedelijk stond te babbelen met Charlie en Fachsaan.
Valentijn stond op het punt er iets over te zeggen tegen Han toen Markus naar hen toe kwam. We gaan morgen op jacht,' zei hij. 'Jullie gaan vast alles inpakken wat we nodig hebben. Neem een paar bedienden mee.'
Valentijn knikte en Han wist ternauwernood een gekreun te onderdrukken. Wegsnellend beduidden ze een tweetal bedienden mee te komen. Over zijn schouder kijkend zag Valentijn dat Adelinde zijn vertrek gadesloeg. Ze zwaaide even, hem in stilte goedenacht wensend, en Valentijn zag Markus met een zuur gezicht naar haar kijken. Met een flauw glimlachje op de lippen liep Valentijn verder en sinds zijn komst naar Schreiborg had hij zich niet meer zo goed gevoeld.
Het was al laat toen Valentijn en Han klaar waren met de voorbereidingen voor de jacht. Ze zouden slechts twee of drie dagen wegblijven, maar er gingen zes mensen mee — Martin, Markus, Valentijn, Han, Ghuda en Nakur — dus moest er een redelijke hoeveelheid uitrusting en proviand worden klaargelegd. Na een poosje verward te hebben rondgekeken zonder te weten waar ze moesten beginnen, hadden ze de leiding overgedragen aan de ervaren bedienden, zelf toekijkend, behalve toen het op de keuze van de wapens aankwam. Beide jonkers waren verantwoordelijk voor die keuzes en inmiddels hadden ze een goed idee van wat Martin en Markus nodig hadden. Evenals zijn vader was Markus een uitmuntend boogschutter die het liefste met de langboog schoot.
Toen alles was gepakt, gingen Valentijn en Han terug naar de banketzaal. Daar liet Valentijn zijn vriend alleen en liep naar de hertog. Martin rondde zijn gesprek met een van de plaatselijke kooplieden af en zei: 'Ja, jonker?'
'Alles ligt gereed voor morgen, Excellentie,' zei Valentijn. 'Mooi. Vanavond heb ik je niet meer nodig, jonker. We vertrekken bij het eerste licht.'
Valentijn maakte een buiging en vertrok, Martin bij zijn gasten achterlatend. Zo te zien was Han ook aan zijn lot overgelaten, want hij kwam door de zaal op Valentijn af.
Waar ga jij heen?' vroeg Han.
'Naar bed maar, dacht ik. Morgen is het weer vroeg dag.'
Vrouwe Margreet zei dat ze een wandelingetje ging maken in de prinsessentuin.'
'Nou, ga dan,' zei Valentijn. 'Dit is je kans.'
Han grijnsde. 'Adelinde is met haar meegegaan.'
Valentijn grijnsde terug. Waar wachten we dan op?'
Met een opmerkelijk gebrek aan goede manieren snelden de jongens de grote zaal van de hertog uit, net niet op een holletje.
Met een sprong namen de jongens de drie treden naar de prinsessentuin en Margreet en Adelinde keken elkaar glimlachend aan. Margreets glimlach was zelfverzekerd en geamuseerd, die van Adelinde verlegen en tevreden.
Abrupt bleven de jongens staan en maakten met een redelijke hoeveelheid hovelijke waardigheid een buiging. 'Goedenavond, dames,' zei Valentijn, onzeker grijnzend.
'Goedenavond, jonker,' antwoordde Margreet.
Adelindes stem was zacht. 'Goedenavond, Hoogheid.'
De jongens stelden zich op, Valentijn naast Adelinde en Han naast Margreet. Een tijdlang bleven ze stil, toen begonnen ze allebei tegelijk te praten. De meisjes begonnen te lachen en de jongens waren zo fatsoenlijk om te blozen. Weer was het een moment stil en weer begonnen Valentijn en Han door elkaar heen te praten.
'Ik weet dat jullie geen moment zonder elkaar kunnen,' zei Margreet, 'maar waarom kom jij niet even met mij hierheen, jonker Han?'
Han keek Valentijn aan en op zijn gezicht was tegelijkertijd verrassing, genoegen en paniek te zien toen Margreet hem stevig bij de hand nam en hem meetroonde naar een bankje naast de bloeiende rozen.
Valentijn en Adelinde liepen langzaam verder naar de andere kant van de tuin, waar ook een bankje stond. 'U schijnt zich goed aan te passen aan het leven bij ons, Hoogheid,' zei Adelinde zacht toen ze gingen zitten.
'Hier is het jonker, mijn vrouwe,' zei Valentijn en hij werd een beetje rood. 'Ik... ik denk dat ik het hier wel prettig vind. Sommige dingen.' Hij staarde haar aan, verbaasd over de verfijndheid van haar gezicht, welhaast dat van een pop. Ze had een gave, blanke huid, zonder de oneffenheden die de meisjes van haar leeftijd meestal hadden. Nog nooit van zijn leven had hij zulke grote of zulke blauwe ogen gezien, ze leken wel op te lichten in het schijnsel van de fakkels aan de muur. Haar haren waren met een zilveren band achter op haar hoofd samengebonden, waar ze als een zijden waterval over haar schouders neerdaalden. Hij sloeg zijn ogen neer. 'Sommige dingen vind ik een stuk aantrekkelijker dan andere.'
Ze kleurde een beetje, maar ze glimlachte en zei: 'Laat Zijne Excellentie je te hard werken? Ik zie je bijna nooit in het kasteel. We hebben in drie weken tijd maar een paar woorden met elkaar gesproken.'
'Ik heb een hoop te doen,' zei Valentijn, 'maar eigenlijk vind ik het veel interessanter dan het volgen van lessen of het bijwonen van de zittingen aan mijn vaders hof en de parades, presentaties en recepties die in Krondor de hele tijd gehouden worden.'
'Ik dacht dat dat een prachtig leven zou zijn,' zei ze met enige teleurstelling in haar stem. 'Ik kan me niets spannenders voorstellen dan te worden voorgesteld aan je vaders hof - of aan het hof van de koning.' Haar ogen werden groot en met ernstige stem sprak ze verder. 'De voorname heren en hun wonderschone dames, de ambassadeurs uit verre landen... het klinkt allemaal zo prachtig.' Ze gloeide werkelijk terwijl ze het zei.
Hopend dat hij niet al te blasé klonk zei Valentijn: 'Soms is het wel interessant.' In feite vond hij alle officiële gebeurtenissen aan het hof stomvervelend, maar hij wist zeker dat Adelinde dat niet wilde horen en op dit moment wilde hij haar op geen enkele manier teleurstellen. Ze keek hem aan met ogen zo groot dat hij erin kon verdrinken. Hij dwong zichzelf adem te halen, want ergens in de voorbije ogenblikken was hij dat helemaal vergeten. 'Misschien kun je op een dag een bezoek brengen aan Krondor of Rillanon.'
De nadenkendheid die op haar gezicht verscheen, veranderde al snel in berusting. 'Ik ben de dochter van een baron aan de Verre Kust. Als het aan mijn vader ligt, ga ik me binnenkort verloven met Markus. Voordat ik een kans krijg om in Krondor op bezoek te gaan ben ik al een oude vrouw met kinderen en Rillanon krijg ik nooit te zien.'
Valentijn wist niet wat hij moest zeggen. Het enige waarvan hij zich bewust was, waren die verstrakking in zijn keel en maag toen ze het had over een verloving met Markus. 'Je hoeft niet,' zei hij uiteindelijk.
Wat niet?' vroeg ze met een zweem van een glimlach op haar lippen.
'Met Markus trouwen als je dat niet wilt,' zei hij slecht op zijn gemak. 'Het is niet zo dat je vader je kan dwingen.'
'Hij kan het me wel heel erg moeilijk maken om nee te zeggen,' zei ze, haar ogen neerslaand en hem aankijkend door onmogelijk lange wimpers.
Met houterige handen pakte hij de hare, hield ze wat onbeholpen in de ene en klopte erop met de andere. 'Ik zou...'
Hem recht in de ogen kijkend zei ze zachtjes: 'Ja, Valentijn?'
Met een gevoel alsof hij zich verslikte in de woorden zei hij: 'Ik zou mijn vader kunnen vragen -'
'O, Valentijn, je bent geweldig!' zei ze. Haar hand ging omhoog naar zijn nek en ze trok hem naar zich toe.
Plots kwam Valentijn tot het besef dat hij werd gekust. Nog nooit had hij zo'n zachte, prettige en sensuele kus gekregen. Haar lippen pasten precies op de zijne en haar adem was als rozengeur. Met tollend hoofd kuste hij haar terug. Hij trok haar naar zich toe, van binnen warm wordend toen hij haar zachtheid voelde. Ze vleide zich tegen hem aan alsof ze vloeibaar was, smeltend tot ze precies paste in de omhelzing van zijn armen.
Ineens duwde ze zich van hem af. 'Markus!' fluisterde ze en voordat Valentijn wist wat er gebeurde, was ze verdwenen. Verward knipperde hij met zijn ogen, alsof iemand ijskoud water over zijn hoofd had uitgegoten. Een ogenblik later kwam Markus in zicht, de tuin inlopend via de trap die uitkwam bij het voetbalveld. Valentijn was zo door de kus in beslag genomen geweest dat hij zijn neef niet had horen aankomen.
Toen Markus hem zag zitten op het bankje, betrok zijn gezicht. 'Jonker,' zei hij koeltjes.
'Markus,' antwoordde Valentijn, hoogst geërgerd.
Vrouwe Adelinde is hier zeker niet?'
De manier waarop Markus hem aankeek stond Valentijn in het geheel niet aan. Nog erger vond hij het horen van haar naam uit zijn mond. 'Ze is er niet.'
Markus keek rond. 'Maar óf jij gebruikt tegenwoordig haar parfum, óf ze was hier net nog wel.' Hij kneep zijn ogen tot spleetjes. Waar is ze?' Valentijn stond op. 'Daar ergens, denk ik.'
Markus beende weg en Valentijn moest bijna rennen om hem in te halen. Aan de andere kant van de prinsessentuin troffen ze Han op het bankje. De jonker uit Ludland zat hevig te blozen. Hij stond op en knikte naar Markus en Valentijn.
'Jij was zeker mijn zuster aan het vermaken?' zei Markus.
Hans blos werd zo mogelijk nog roder. 'Weet ik eigenlijk niet,' zei hij. Kijkend in de richting van het kasteel - waarin de meisjes kennelijk waren verdwenen - voegde hij eraan toe: 'Het is een hoogst opmerkelijk meisje.'
Markus deed een stap bij hen vandaan en keek hen allebei aan. 'Ik hoopte dat jullie er uit jezelf achter zouden komen, maar dat is dus niet het geval. Goed, dan moet ik zelf maar het heft in handen nemen.' Hij wees op Han. 'Mijn zus kan heel goed voor zichzelf zorgen, maar ze is voor grotere dingen bestemd dan een zinloze romance met de zoon van een onbeduidend graaf.'
Hans gezicht werd vuurrood en in zijn ogen flitste woede, maar hij hield zijn mond.
Naar Valentijn kijkend vervolgde Markus: 'En jij, neef... Adelinde kan het niet gebruiken om zich het hoofd op hol te laten brengen door een sjiek hofkereltje dat haar weer achterlaat zodra hij naar huis gaat. Is dat duidelijk?'
Valentijn deed een stap naar hem toe. 'Wat ik doe wanneer jouw vader niets voor me te doen heeft is mijn zaak, Markus. En met wie Adelinde haar tijd wenst door te brengen is haar zaak.'
Toen het ernaar uit begon te zien dat de neven elkaar in de haren zouden vliegen, kwam Han met een stap tussen hen in staan. 'Niemand schiet er iets mee op als jullie aan het vechten slaan,' zei hij en door zijn woede klonk zijn stem hard en berispend. Met een blik alsof hij zelf op zoek was naar een goed excuus om zijn vuisten te gebruiken, keek hij Markus aan. 'Daar zou de hertog ook niet blij mee zijn, wel?'
Even keken Markus en Valentijn verrast naar Han, toen staarden ze elkaar recht aan. We vertrekken bij het eerste licht, jonker,' zei Markus. 'Zorg dat alles klaar staat.' Hij draaide zich om en beende weg, zijn rug recht als een speer.
'Hij gaat moeilijk doen,' zei Valentijn.
'Jij bent degene die al moeilijk aan het doen is,' kaatste Han terug.
'Ze houdt niet van hem,' zei Valentijn.
'O? Heeft ze dat gezegd?'
'Niet met zoveel woorden, maar —'
'Vertel het me maar onderweg naar onze kamers,' zei Han. 'We moeten morgen weer vroeg op.'
Terwijl ze terug naar het kasteel liepen zei Valentijn: 'In ieder geval wil ze niet hier bij Markus blijven.'
Han knikte. 'Dus jij denkt erover om haar mee terug naar Krondor te nemen.'
'Waarom niet?' zei Valentijn op licht geïrriteerde toon.
'Dat weet je best,' antwoordde Han. 'Omdat jij gaat trouwen met een prinses van het Roldemse hof of de dochter van een hertog of een Keshische prinses.'
Met de herinnering aan Adelindes kus nog vers in zijn geheugen zei Valentijn kwaad: 'En als ik dat niet wil?'
Han zuchtte. 'En als de koning het je beveelt?'
Valentijns mond verstrakte, maar hij zei niets. De frustratie liep hoog in hem op, enerzijds vanwege de onderbroken omhelzing en anderzijds omdat hij zijn vuist in Markus' gezicht wilde planten. 'Wat heeft Margreet gedaan dat je zo zenuwachtig was?' vroeg hij uiteindelijk.
Meteen begon Han weer te blozen. 'Ze is... onvoorstelbaar.' Hij haalde diep adem en blies de lucht op theatrale wijze uit. 'Eerst vroeg ze me hoe de mannen in Krondor zoenen, toen vroeg ze me het haar te laten zien. Van het een kwam het ander.' Hij zweeg, alsof hij op adem moest komen. Met rode konen vervolgde hij: 'Ze werd erg vrijpostig en...' Hij was even stil en flapte er toen uit: 'Valentijn, ze vroeg me of ik ooit samen met een vrouw was geweest!'
'Het is niet waar!' riep Valentijn uit, half lachend, half kreunend.
'Wel waar! En toen...'
Toen wat?'
'Toen vroeg ze me hoe dat was!'
'Het is niet waar!'
'Wil je daarmee ophouden! Het is wél waar.'
'En wat zei je toen?'
'Ik zei haar hoe het was.'
'En toen?'
'Ze lachte me uit! En toen zei ze: "Als je weet waar je over praat, kom het me dan laten weten, jonker. Ik ben erg nieuwsgierig." Toen begon ze me weer te zoenen en ze drukte zich tegen me aan tot ik dacht dat ik uit elkaar zou knappen! Toen kwam Adelinde aangerend met de mededeling dat Markus eraan kwam en toen renden ze weg.'
'Onvoorstelbaar,' merkte Valentijn op. Zijn woede en frustratie waren verdwenen door zijn verbazing over zijn opmerkelijke nichtje Margreet.
'Dat is ze zeker,' zei Han.
'Denk je nog steeds dat je van haar houdt?' vroeg Valentijn plagerig. 'Ik heb meer buikpijn dan ooit, maar...'
'Maar wat?'
'Dat nichtje Margreet van jou is hartstikke eng.'
Lachend wenste Valentijn zijn vriend een goede nachtrust. Terugkerend in zijn eigen kamer gleed hij weg in de herinneringen aan een paar zachte lippen, een zacht parfum en de ongelooflijkste ogen die hij ooit had gezien. Hij werd er warm van als hij eraan dacht. En zijn buikpijn was niet meer normaal.