Hoofdstuk 18

Op het ogenblik dat ze dat zei, werd ze zich bewust van de verandering die zich in de jongen voordeed. Hij keek haar aan met een blik die ze niet onmiddellijk kon doorgronden. Er lag een zekere mistroostigheid in en ook een beetje medelijden.
«Ik dacht het wel,» zei hij. «Ik was er nog niet zeker van, maar nu weet ik het en... het spijt me.»
«Waarom spijt het je? Heb je alleen maar de indruk verwekt dat je aan zijn zijde stond? Of meende je het?»
«Natuurlijk meende ik het! Corcoran en ik zijn vrienden, maar het spijt me dat het zo is, omdat hij waarschijnlijk geen middel zal vinden om hedenmiddag, als hij naar het hotel gaat, aan zijn talrijke vijanden te ontsnappen.»
«Je denkt toch zeker niet dat hij nu naar het hotel zal komen?»
«Hij beloofde Rankin dat hij er zou zijn.»
«Op het ogenblik zelf was het al een dwaze belofte en door de gebeurtenissen die erop volgden, werd ze nog dwazer.»
«Corcoran is nu eenmaal van het soort dat nooit een gegeven woord breekt.»
«Vertelde hij jou in zoveel woorden dat hij zou komen?»
«Over dergelijke dingen spreekt hij niet. Hij doet ze.»
«Goddank dat er omstreeks de middag weinig mensen in de buurt van het hotel zullen zijn.»
«Waarom?»
«Op de middag zijn de meeste mensen toch thuis om te lunchen.»
«Is er wel één man in San Pablo die het gevecht zou willen missen om te gaan eten?»
«Niemand zal verwachten dat hij zo iets dwaas zal doen.»
«Ze schijnen meer van Corcoran af te weten dan u. Miss Murran.»
«Genoeg om te vermoeden...»
«Genoeg om het zeker te weten.»
«Hij mag het niet doen! Willie, is er geen enkel middel om hem te weerhouden? Kan Henry Roland niet tussenbeide komen?»
«Corcoran zou nog liever sterven dan de hulp van Roland te accepteren.»
«Maar als ik niet naar Roland kan gaan, wie kan me dan helpen?»
«Ik zal doen wat ik kan,» beloofde de jongen, «maar als het op schieten aankomt, zal ik weinig kunnen doen. Ik heb niet eens een revolver.»
«Dat gevecht moet belet worden!» riep het meisje uit en ze ging recht naar het kantoor van de sheriff.
Mike Nolan was niet op zijn kantoor. Hij was ook niet weg om het spoor van Corcoran te volgen. Hij had het alarm per telegraaf gegeven en liet de rest aan de toekomst over. Kitty vond hem in zijn tuin, waar hij, met zijn onafscheidelijke pijp in de mond, aan het werk was.
«Wat is er aan de hand?» vroeg hij, terwijl hij tegen de rand van zijn sombrero tikte. «Hebben de jongens Willie tenslotte in de hoek gedreven en een flinke rammeling gegeven?»
«O nee!»
«Heeft Willie dan een half dozijn slachtoffers gemaakt?»
«Het gaat niet over Willie.»
Het drong eensklaps tot haar door dat de boodschap, die zij voor de sheriff had, op verschillende manieren verklaard zou kunnen worden. Ze wist niet eens hoe ze erover moest beginnen.
«Het is een feit,» zei de sheriff, om haar op de goede weg te helpen, «dat de mensen meestal slechts naar mij toekomen als er iets aan de hand is.»
«Zeg me,» vroeg ze op heftige toon, «wat voor iemand is Thomas Corcoran?»
De sheriff schoof zijn hoed in zijn nek en haalde een grote zakdoek uit zijn zak. Blijkbaar was het de bedoeling zijn voorhoofd af te vegen, maar in werkelijkheid wenste hij een paar ogenblikken te winnen om over deze vraag na te denken.
«Er zijn twee manieren om over Corcoran te oordelen,» zei hij tenslotte. «Sommige mensen zeggen dat hij een held is en anderen beschouwen hem als een doodgewone bedrieger. Van welk standpunt gaat u uit, Miss Murran?»
«ik weet het niet, Mister Nolan,» zei ze aarzelend. «Hoe beschouwt u hem?»
«Ik geloof dat het veel te gevaarlijk is in dit verband mijn eigen opinie te laten horen. Per slot van rekening ben ik een dienaar van de Wet en bepaalde mensen zouden zich weleens kunnen voorstellen dat ik...»
«Ha,» zei het meisje «ik begrijp dat u hem sympathiek vindt.»
«Werkelijk? Dan begrijpt u meer dan ik.»
«Denkt u dat hij het zal doen?»
«Wat?»
«Naar San Pablo komen om te twaalf uur die vreselijke Joe Cracken te ontmoeten?»
«Dat weet ik niet,» zei de sheriff. «Misschien komt hij en misschien komt hij niet. Ik weet maar één ding zeker; dat is dat geen andere man ter wereld dwaas genoeg zou zijn om dat risico te lopen. Doch Corcoran is Corcoran en van hem kan men alles verwachten.»
«Wat denkt u?»
«Ik denk dat hij zal komen. Vergeet niet dat het voor hem een reusachtige publiciteit zou zijn.»
«Een dode man heeft niet veel aan publiciteit.»
«Hij is nog niet dood,» zei de sheriff. «In ieder geval zal ik zorgen dat ik een paar minuten voor de middag in de onmiddellijke nabijheid van het hotel ben.»
Het meisje kon zich voorstellen wat er die middag op het terras van het hotel zou gebeuren. Ze hoorde de hoefslagen in de stoffige straat. Ze zag de ruiter in het gezicht komen. Ze zag dat Cracken verstijfde en zijn hand naar de kolf van zijn revolver bracht. Ook de ruiter greep naar zijn wapen. De beide mannen schoten tegelijkertijd. Corcoran bleef in het zadel zitten; Cracken stortte dood neer. Maar wat zou er dan gebeuren? Ze zag de tientallen geweren die in de richting van de ruiter wezen en allemaal op hetzelfde ogenblik vuur en vlam spoten. Het grijze paard sloeg op hol, verschrikt door het tumult.
De sheriff scheen zich rekenschap te geven van de gedachten van het meisje en vroeg zacht: «Wat betekent hij voor u?»
«Niets!» antwoordde Kitty en trachtte te glimlachen.
De sheriff liet zich niet misleiden en keek haar somber aan. «Hij heeft tegen u gesproken en ik begin te denken dat hij u ervan overtuigd heeft dat er op de wereld wel slechtere mannen zijn dan Thomas Corcoran.»
«Is dat dan niet het geval?»
«Daar kan ik niet over oordelen,» antwoordde Nolan, «maar als ik er een paar dagen geleden naar verlangde hem te arresteren, dan verlang ik er nu naar hem dood voor mijn voeten te zien liggen.»
Het meisje wankelde en zou gevallen zijn als de sheriff haar niet snel bij de armen gegrepen had. «Maria!» brulde hij.
Zijn echtgenote verscheen als een duiveltje uit een doosje in de deuropening.
«Maria, haal een beetje water. Snel!»
«O, Michael, wat is er gebeurd? Is dat Miss Murran niet?»
«Ja, zij is het, maar ga nu eerst water halen. De verklaringen komen later wel.»
Mevrouw Nolan ging een glas water halen en de sheriff was Kitty behulpzaam, toen hij haar een paar slokken wilde laten drinken. Dan bracht hij haar naar binnen en Kitty liet zich krachteloos op een stoel vallen.
«Hemeltje!» fluisterde mevrouw Nolan. «Er is toch niets met Roland gebeurd?»
«Laat haar nu even met rust, Maria. Ze heeft een schok gehad.»
De sheriff wuifde haar met zijn sombrero koelte toe en weldra begon Kitty met haar ogen te knipperen.
«U zult het toch niet laten gebeuren, sheriff,» stamelde ze.
«Er zal niets gebeuren!» zei de sheriff tussen zijn tanden.
«Wat ter wereld...» vroeg mevrouw Nolan.
«Ze heeft een zonnesteek gehad,» onderbrak de sheriff kort.
«Arm kind,» riep mevrouw Nolan uit en wendde zich tot Kitty. «Gaat het al een beetje beter, kind?»
Kitty ging rechtop zitten en antwoordde met trillende lippen: «Ik geloof dat ik weer helemaal in orde ben.»
«Geen sprake van. U moet een halfuurtje gaan liggen,» zei mevrouw Nolan.
«Ga nu maar, Maria,» zei de sheriff. «Ik zal wel voor haar zorgen.»
Mevrouw Nolan verdween in de richting van de keuken om iets voor Kitty klaar te gaan maken.
«U mag het niet toelaten,» zei Kate Murran. «Sheriff, hij is een goed man. Het kan me niet schelen wat de mensen over hem zeggen. Hij is een goed man.»
«Dat zei hij u natuurlijk zelf?» mompelde de sheriff.
«Maar,» vervolgde hij eensklaps, «zeg me één ding: is hij uw man?»
Kitty antwoordde niet rechtstreeks. Ze keek de sheriff met haar betraande ogen aan en vroeg:
«Wilt u mij helpen, onafgezien van hetgeen de wet u voorschrijft?»
«De wet?» vroeg de sheriff. «De wet kan me geen lor schelen. Het geluk van de mensen is voor mij veel belangrijker.»