Hoofdstuk 17
De sheriff van San Pablo bepaalde zich er niet toe Corcoran te
achtervolgen. Zodra hij hoorde dat Corcoran zich meester gemaakt
had van het grijze paard, liet hij de rechtstreekse achtervolging
aan de anderen over en keerde hij naar zijn kantoor terug om
verdere maatregelen te nemen. Hij telefoneerde naar Eugene en
stelde zich in verbinding met de autoriteiten te Mirraquipa, daar
het vermoedelijk in die richting was dat Corcoran zou vluchten. Van
beide zijden werd hem verzekerd dat een groot aantal mannen op het
spoor van de vluchteling gezet zou worden.
Het spreekt vanzelf dat San Pablo deed, wat het kon. Reeds de
volgende morgen kwam een groot aantal van de meest vooraanstaande
persoonlijkheden in openbare vergadering bij elkaar om een beloning
uit te schrijven voor de gevangenneming van Corcoran. De lijst van
inschrijvingen werd geopend door Theodore Rankin, die niet minder
dan duizend dollar stortte. Hij stak tegelijkertijd een speech
af.
«Deze storting, heren, bewijst dat niet alle spelers en
speelzalen noodzakelijk vals zijn. Wij verlangen allemaal naar orde
en wettelijkheid en we zijn bereid ervoor te betalen. Hier, heren,
zijn de eerste duizend dollar voor de man, die Corcoran gevangen
neemt.»
Als hij verwacht had toegejuicht te worden, werd hij bitter
teleurgesteld. De mensen haalden de schouders op, want ze wisten
heel goed dat Rankin alleen maar vrijgevig geweest was, omdat de
gevangenneming van Corcoran zou betekenen dat Rankin de
vijfenzeventighonderd dollar, die onder de hoede van mister Roland
berustten, terug in zijn bezit zou krijgen.
Mister Roland arriveerde op dat ogenblik voor de woning van
Miss Murran en daar het zaterdag was, trof hij haar thuis aan. Ze
had een grote stofjas aan en was in de tuin aan het werk. Ze had
een oude, versleten sombrero op het hoofd en onverschillig welke
andere vrouw zou er belachelijk uitgezien hebben, doch als men
Kitty Murran zag, vergat men al het andere voor de schittering van
haar grote ogen en de blos van haar zachte wangen. Zij was een van
die vrouwen, die in een bontjas aan de evenaar zou kunnen wandelen
zonder uitgelachen te worden.
Zij begroette Roland alsof er de vorige avond niets tussen hen
gebeurd was. Zo zijn vrouwen nu eenmaal. Zij kunnen nooit vergeten
dat een uitdrukking van somberheid of verdriet nadelig is voor hun
uiterlijk; daarom trachten ze altijd te glimlachen en die glimlach
wordt tenslotte een wapen, waarvan de meesten op buitengewoon
behendige wijze gebruik weten te maken.
Het was heel waarschijnlijk dat ze die nacht weinig geslapen
had, maar ze liet er niets van merken. Ze begon onmiddellijk over
haar bloemen te spreken.
«Er zit een bijzonder soort van insecten op mijn rozen,» zei
ze. «Ik weet werkelijk niet hoe ik ze weg moet krijgen. Ik heb al
alles geprobeerd. Kun jij me misschien een goede raad geven?»
Henry Roland slaakte een diepe zucht. Het was zo'n grote
opluchting voor hem dat hij door haar gewoon begroet was, dat hij
wel op zijn knieën had willen gaan zitten om de Voorzienigheid te
bedanken. Hij bleef dicht bij haar staan en draaide zijn hoed in
zijn grote handen rond.
«Heb je me vergeven, Kate, omdat ik me gisteren zo aanstelde?»
vroeg hij.
Ze keek naar hem op en glimlachte.
«We zijn niet alleen, Henry,» zei ze. «Ik heb zoeven iemand
zien bewegen voor het raam voor ons. Dit bed met viooltjes,»
vervolgde ze op heel andere toon, «wordt overwoekerd...»
«Naar de hel met die viooltjes!» riep Roland uit. «Ik heb de
hele nacht in een hel geleefd. Ik ben niet naar bed gegaan. Ik heb
op mijn kamer heen en weer gelopen, me afvragend hoe ik ooit nog
onder je ogen zou kunnen komen. Nu ik toch de moed gevonden heb om
voor jou te verschijnen en je te vragen wat je over de
gebeurtenissen denkt, spreek je over... viooltjes! Kate!»
«Ik heb gehoord wat er gebeurd is,» onderbrak ze.
De toon van haar woorden maakte hem nog meer zorgen dan de
plotselinge onderbreking.
«Wat heb je gehoord?» vroeg hij.
«Over Corcoran en Gabriel Dorn.» Ze wachtte even en vervolgde
dan: «En over jou. Ik vernam dat je gisteren nog naar Corcoran
ging.»
«Dat is juist.»
«Wel, kun jij me dan verklaren waar het allemaal om begonnen
is?»
«Bedoel je zijn poging om mij van het leven te laten
beroven?»
«Onzin, Henry.»
«Is het werkelijk onzin? Je vriend, Gabriel Dorn, zwoer dat
het de waarheid was.»
«Gabriel Dorn?» riep het meisje uit en er lag een wereld van
verachting in haar stem. «Gabriel Dorn! O, Henry, toen ik hoorde
dat hij als een klein kind jammerde en smeekte — o, ik kan niet
begrijpen dat men geloof hechtte aan de woorden van zo'n man
tegenover die van...»
Zij aarzelde en Roland maakte haar zin af.
«Tegenover die van een speler?» vroeg hij zacht.
«Wel?» zei ze uitdagend. «Tegenover die van een speler, als je
wilt. Hij is tenminste een dapper man.»
«Het is niet gebruikelijk dat dappere mensen andere mannen
huren om moorden te plegen.»
«Dat geloof ik niet!»
«Alle duivels, Kate! Meen je dat werkelijk?»
«Op mijn woord van eer! Iets dergelijks kan ik niet geloven.
Mister Corcoran is nog nooit teruggedeinsd voor zijn
verantwoordelijkheden en als hij voor het eerst van zijn leven
beroep zou gedaan hebben op een helper, zou hij in geen geval een
verachtelijk creatuur zoals Gabriel Dorn uitverkoren hebben.»
«San Pablo is ervan overtuigd. Er zaten elf mannen in de kamer
en die elf mannen waren er stuk voor stuk van overtuigd dat
Corcoran Dorn gehuurd had om mij te vermoorden.»
«Elf mannen?» riep het meisje honend. «Elf schapen! Welke
mannen waren het? Ofwel waren het mannen, die nog op waren en dat
betekent dat ze vol whisky zaten, ofwel waren het mannen die al
naar bed gegaan waren en wie heeft een juist oordeel als hij pas
uit zijn bed komt? Onzin! Onzin! Onzin!»
Bij elk van de laatste drie woorden stampte ze met haar voet
op de grond en Henry Roland staarde haar verbijsterd aan.
«Het komt me voor dat je hem heel hartstochtelijk verdedigt,»
zei hij stijfjes.
Een heftige blos schoot naar haar wangen en de
gelaatsuitdrukking van Henry werd nog somberder.
«Het is niet mijn bedoeling hem te verdedigen, maar ik heb de
zeer sterke indruk dat iedereen gek geworden is,» zei ze op iets
kalmere toon. «Het is niet omdat...»
«Heel goed, Kate! Laten wij tot op de grond van deze kwestie
gaan.»
«Dat is helemaal niet moeilijk. Mister Corcoran was tot nog
toe onoverwinnelijk. Hij leverde meer dan vijftig gevechten en
bleef telkens aan de winnende hand. Waarom zou hij dan nu eensklaps
bang zijn om zelf strijd te leveren?»
Onwillekeurig balde Henry Roland zijn machtige
rechtervuist.
Hij herinnerde zich hoe hij Corcoran met één slag van deze
vuist bewusteloos geslagen had. Hij schaamde zich nog steeds, omdat
hij zich zo door woede had laten meeslepen, maar voor geen geld van
de wereld had hij het ongedaan willen maken.
«Ik ben misschien bevooroordeeld,» gaf hij toe, «en zal hier
niet verder op ingaan. Trouwens, er staat een prijs van meer dan
duizend dollar op het hoofd van Corcoran en dat is al voldoende om
mijn gevoelens van haat tegenover hem in het niet te doen
verdwijnen.»
Hij staarde haar strak aan om te zien welke indruk deze
woorden op haar zouden maken, maar zij, wetend dat haar
gelaatsuitdrukking haar zou verraden, staarde naar de grond.
«Een prijs op zijn hoofd?» echode ze tenslotte. «Betekent dit
dat men zijn gevangenneming wenst, dood of levend?»
«Dat betekent het inderdaad en ik heb de zeer sterke indruk
dat men hem liever dood naar San Pablo zou zien terugkeren dan
levend. De mensen van San Pablo zijn betrekkelijk ruw, weet
je?»
«Dood of levend,» herhaalde het meisje zacht. «Dan zullen ze
niet kieskeurig zijn in hun middelen om hem te pakken te
krijgen.»
«Ik vind het even vreselijk als jij, Kate,» zei hij. Zijn
bitterheid en zijn jaloezie stroomden uit hem weg bij de gedachte
dat Corcoran vermoedelijk niet meer levend terug zou komen.
Zijn stem werd zachter, toen hij vervolgde: «Ik kende hem
vroeger, Kate, onder een andere naam. Hij was een fijne man en zijn
naam lag op de lippen van duizenden enthousiaste bewonderaars. Alle
jongens, die ervan droomden ooit in het ster-vijftiental van een
universiteit te spelen, zagen tegen hem op als tegen een halve god.
Hij — hij scheen geen belang te hechten aan die naam, want hij
veranderde hem voor een andere.»
«Wie was hij, Henry?» vroeg ze opgewonden. Haar stem klonk zo
enthousiast, dat Henry zijn vertrouwelijkheden meteen
stopzette.
«Hij vroeg me dit niet te verraden,» zei hij. «Ik mag geen
misbruik maken van zijn vertrouwen, want toen hij nog een andere
naam droeg, was hij een gentleman.»
«Ben je er zeker van dat hij dat nu niet meer is?» vroeg ze
heftig.
Henry Roland kreeg de indruk dat hij door een slag in het
gezicht getroffen was. Dat Kate vertrouwen kon stellen in een
speler, ging zijn verstand te boven.
«Kun je hem een man van eer noemen, niettegenstaande...»
«Niettegenstaande de kletspraatjes! Ik haat kletspraatjes! Hij
is een man, die eerbied heeft voor een gegeven woord.»
«Mijn beste Kate!»
«Spreek niet op zo'n vaderlijke toon tegen mij, Henry. Dat
windt mij op!»
«Verdraaid, Kate, het laatste dat hij beloofde, was dat hij om
twaalf uur precies op de veranda van het hotel aanwezig zou zijn om
Ted Rankin en diens handlanger te ontmoeten. Denk je dat hij dwaas
genoeg zal zijn om die belofte te houden?»
«Ja, ja, en nog eens ja!» riep Kate heftig. «Hij zal er zijn,
stipt op tijd!»
Henry lichtte zijn hoed op.
«Ik zal later terugkomen,» zei hij, «als ik mag.»
Doch Kate Murran draaide hem haar rug toe, verdween in de
woning, doch liep er dwars doorheen naar de achtertuin, waar een
klein prieeltje schuilging onder bloeiende druiveranken. Daar trof
ze Willie Kern aan, die met zijn blote tenen figuurtjes aan het
tekenen was in het stof.
Twee keer maakte hij een beweging in de richting van zijn
hoed, maar het kwam niet zover dat hij hem afzette en Kate wist
niet of hij haar gezien had of niet. Toen ze de jongen zag, vergat
ze een groot deel van haar andere zorgen. Ze zag dat er iets op
zijn schouders rustte, een last die voor hem te zwaar was. Ze moest
trachten te weten te komen wat het was, want ze zag wel dat het
iets heel belangrijks moest zijn.
Kitty liet zich altijd van haar beste zijde zien als ze met
Willie Kern alleen was. Ze was niet de enige. De meeste vrouwen
doen hun best om in de smaak te vallen van zeer jonge jongens. Daar
is een verklaring voor, want niets is voor een vrouw zo pijnlijk
als de scherpzinnigheid en soms beledigende openhartigheid van
jongens, die het nog niet geleerd hebben hun gevoelens te
verbergen.
«Je bent niet gelukkig, Willie,» zei Miss Murran.
«Nee,» gaf Willie toe en hij slaakte een diepe zucht.
Even maakte een verschrikkelijke gedachte zich van Miss Murran
meester. Stond zijn somberheid misschien in verband met een meisje?
Ze keek scherp naar zijn ronde, nog kinderlijke gelaat en voelde
zich gerustgesteld. Hij had nog niet de leeftijd bereikt om belang
te stellen in meisjes.
«Waar denk je aan, Willie?»
Het antwoord verpletterde haar.
«Aan hetzelfde als u, Miss Murran.»
«Aan hetzelfde als ik? Willie, wat bedoel je?»
«Corcoran,» zei hij en hij keek op om naar de blos te zien die
naar het gelaat van het onderwijzeresje steeg. Hij scheen een
ogenblik te aarzelen en zei: «Ik weet het.»
«Wat weet je, Willie?» vroeg ze een beetje geërgerd omdat ze
wel wist dat haar heftige blos te veel van haar gevoelens verried.
Ze kon enkel maar hopen dat Willie de betekenis ervan niet kon
doorgronden.
«Over u en Corcoran,» zei Willie.
«Grote hemel!» hijgde Miss Murran, doch het drong onmiddellijk
tot haar door dat dit nog niets betekende en ze drong aan : «Wat
weet je over Corcoran en mij?»
«Alles,» zei Willie zonder enthousiasme. «Maar ik zal het
tegen niemand vertellen.»
«Wat ter wereld kun jij weten, dat in verband staat met Mister
Corcoran en... en mij?»
Hij antwoordde niet, doch begon weer lijnen te trekken in het
stof met zijn blote tenen.
«Ik heb je iets gevraagd, Willie,» zei Miss Murran op de toon,
die ze ook voor de klas gebruikte.
«Dat hoorde ik,» zei Willie, «maar ik kan niet antwoorden
tenzij ik precies weet wat u bedoelt.»
«Ik wil precies weten welke belachelijke dingen er in de stad
over de speler en mij verteld worden.»
«Er wordt in de stad helemaal niets verteld,» zei Willie. «Er
wordt niets verteld, dat u niet met uw eigen oren zou mogen horen.
Het spreekt echter vanzelf dat ze Corcoran vervloeken.»
«Werkelijk?»
Willie knikte en vervolgde :
«Ze zeggen dat hij niet het recht heeft ook maar in de
richting van een meisje zoals u te kijken. Daar kan ik natuurlijk
niet over oordelen, Miss Murran. Corcoran echter beweert dat de
mensen gelijk hebben.»
«Werkelijk?» riep ze. «Hoe waagt hij het...»
De verdere woorden bleven in haar keel steken.
«Wat waagt hij?» vroeg Willie.
«Niets,» antwoordde Miss Murran met een gevoel dat ze zich nog
nooit zo onhandig gedragen had als nu.
«Eigenlijk,» zei Willie, «is er niets dat Corcoran niet zou
wagen.»
«Ik stel geen belang in Corcoran,» zei ze.
Willie antwoordde niet, doch keek schuin naar haar op en
grijnsde.
«Dan stelt u er ook geen belang in of hij al dan niet gevangen
genomen wordt, niet waar?»
«Het enige wat me in dit geval interesseert,» antwoordde ze op
strakke toon, «is of er rechtvaardigheid zal geschieden of
niet.»
«Dat begrijp ik,» zei Willie nog steeds met een glimlach om
zijn lippen. «Het kan u dan ook niets schelen wat hij over u gezegd
heeft, natuurlijk?»
Kitty's hartje begon sneller te slaan en ze vond op het
ogenblik zelf een goede uitvlucht.
«O,» zei ze, «eigenlijk is het altijd interessant te vernemen
wat een zo berucht persoon zegt. Wat zei hij, Willie?»
«Hij beweerde dat er niemand bestaat zoals u.»
«Spreekt hij over mij in het openbaar?»
«Nee, hij vertelde het tegen mij, vertrouwelijk.»
«Dan maak je misbruik van vertrouwen door het mij te
zeggen.»
«Ik geloof dat hij daar geen bezwaar tegen zou hebben.»
«Heeft hij jou gevraagd mij een bepaalde boodschap over te
brengen?»
«Nee. Dat deed hij niet, want hij weet dat ik niet de helft
zou kunnen onthouden van hetgeen hij mij zei. Misschien zei hij één
ding, met de bedoeling dat ik het aan u zou vertellen.»
«Wat was dat?»
Ze keek in de verte, naar de pas, die de toegang tot de bergen
vormde. Ergens in die buurt, in de hitte en het stof, op de rug van
een gestolen paard, reed Thomas Corcoran. Ze zag zijn beeld heel
duidelijk voor haar ogen en vroeg zich af of hij zijn wandelstokje
in de hand had, als hij te paard zat.
«Hij zei dat hij u in ieder geval een bezoek zou komen
brengen,» zei Willie.
«Willie!»
«Ja, dat zei hij.»
«Wanneer?»
«Enkele ogenblikken geleden.»
«Bedoel je dat hij op het ogenblik te San Pablo is?»
«Natuurlijk.»
«Is hij dan helemaal krankzinnig, Willie?» vroeg ze ontsteld.
«Hoe haalde hij het in zijn hoofd hierheen te komen,
niettegenstaande hij weet dat hij op zicht doodgeschoten zal
worden.»
«Hij komt voor u, Miss Murran.»
«Ik heb hem nooit reden gegeven om te geloven dat...» Weer
schoot het bloed verraderlijk naar haar wangen.
Willie staarde haar met een klaarblijkelijk genoegen aan en
zei: «Maak u geen zorgen, Miss Murran. Ik zal het tegen niemand
vertellen.»
«Er is niets te vertellen.»
«U kunt me niet om de tuin leiden, Miss Murran,» zei Willie
hoofdschuddend. «Er is geen enkele vrouw die weerstand aan hem zou
kunnen bieden, als hij het werkelijk meent.»
«Omdat hij een beroepsspeler is?»
«Neen, omdat hij eerlijk is.»
«Behalve wanneer hij vals speelt met de kaarten.»
«Hij speelde nog nooit vals, als hij met eerlijke mensen
speelde.»
«Hoe weet jij dat, Willie?»
«Dat merkt men als men hem in de ogen kijkt. Hij heeft de
heldere ogen van een tweejarig veulen.»
Dat was een betrekkelijk ruwe vergelijking, maar de enige
passende, die op dat ogenblik door het brein van de jongen
schoot.
«O, Willie,» zei het meisje, «je mag nooit iets verraden van
de vermoedens, die je nu tot uitdrukking bracht. Dat zou men je erg
kwalijk nemen. Mij kan het natuurlijk niets schelen, want ik heb
hem nog maar één of twee keer gezien.»
«Moet men hem zo dikwijls zien, Miss Murran, om te weten dat
hij een goed man is?»
«Natuurlijk, Willie, men kan een persoon nooit goed kennen,
tenzij men hem lang kent en veel met hem omgegaan is.»
«Dat geloof ik niet, Miss Murran. Ik ben van oordeel dat men
mensen net zo snel leert kennen als paarden en honden.»
«Jij kent Corcoran niet veel langer dan ik. Wat denk je over
hem, Willie?»
«Dat hij eerlijk is als goud, dat hij niet eens weet wat
lafheid is, dat zijn grootste bezit zijn vrienden zijn en dat hij
voor elkeen die zijn vriendschap veroverde, door het vuur zou
gaan.»
«Wie zijn zijn vrienden, Willie?»
«Ik ken er geen, buiten u en mezelf.»
«Sta je er op ook mij als zijn vriendin te beschouwen?» vroeg
ze.
«Natuurlijk. Ik weet wat ik weet.»
Ze drukte de hand tegen haar voorhoofd. De overtuiging die uit
de stem van de jongen sprak, opende haar ogen voor de gevoelens,
die reeds in haar hart geleefd hadden, maar waarvan ze zich niet
bewust geworden was. Corcoran! Hij stond aan haar zijde, zijn stem
klonk in haar oren en elke straal van de zon weerkaatste in het
slanke, ebbenhouten wandelstokje, dat onafscheidelijk van hem
scheen te zijn. Corcoran! Het leek of die man over hypnotische
kracht beschikte.
«En hij is te San Pablo? Hij is gek!» fluisterde Kitty.
«Hij wenst u te spreken.»
«Bij klaar daglicht!»
«Hij kwam naar u toe, maar zag u met Mister Roland in de tuin
praten. Hij keerde terug aan mijn zijde en zei: 'Willie, ik wenste
Miss Murran te spreken, maar er is iemand anders bij haar. Wil je
tegen haar zeggen wat ik je nu zeg?'
»Ik verzekerde hem dat ik zijn woorden getrouw over zou
brengen.
»Hij zei: 'Zeg tegen haar dat Dorn op een schaamteloze wijze
over mij gelogen heeft. Zeg haar dat ik niets deed, dat onze
vriendschap in de weg kan staan.'»
«Zei hij dat?»
Willie knikte. «Daar begon hij mee.»
«Wat vertelde hij nog?»
«Hij zei: 'Als je haar mijn boodschap overbrengt, Willie, denk
er dan aan dat ze voor mij meer betekent dan al het goud in de
Comanche-bergen en dan al de sterren in de hemel...' Zo begon hij.
Hij ging een hele tijd op dezelfde wijze verder, maar die dingen
kon ik niet allemaal onthouden. Ik wenste dat u hem had kunnen
horen, Miss Murran. Het klonk heerlijk. Ik sprak de wens uit dat u
en hij heel goede vrienden zouden worden.»
«Ik geloof dat ik al genoeg gehoord heb, Willie,» riep Miss
Murran uit.
«Toen zei hij,» vervolgde Willie, «'misschien zal ik haar
nooit meer zien. Dat weet God alleen.' Hij zei dat op een toon
alsof hij eensklaps misselijk was. Ik voelde dat ik iets moest
zeggen en zei tegen hem: 'Verdraaid, Mister Corcoran, verhalen
eindigen toch niet op die wijze?'
»'Willie,' zei hij, 'het werkelijke leven is geen verhaal,
maar ik zou willen dat jij er het laatste hoofdstuk van zou kunnen
schrijven, want jij weet dat een meisje zoals Miss Murran een
eerlijke man kan maken van de grootste schurk!'
»Dat was het voornaamste dat hij zei. Ik heb die woorden
voortdurend bij mijzelf herhaald, opdat ik ze niet zou
vergeten.»
«Ik geloof dat je veel te veel verteld hebt, Willie.»
«Misschien, maar hij vroeg me heel goed op uw gezicht te
letten als ik zijn woorden herhaalde, om hem later precies te
kunnen vertellen hoe u eruitzag.»
«Willie!» riep het meisje. «Dat zul je toch niet doen?»
«Waarom niet? Hij heeft op het ogenblik geen andere vrienden
dan ik, Miss Murran, en het is mijn plicht aan zijn zijde te
staan.»
Ze klemde haar handen in elkaar en kreeg de indruk dat Willie
eensklaps ver boven zijn jaren uitgegroeid was. Hij was een
volwassene geworden en hij was wreed, omdat hij steeds op hetzelfde
punt bleef hameren.
«Wat zal je hem vertellen?»
«Niets dan de waarheid.»
«De waarheid! Wat weet jij over de waarheid?»
«De waarheid is datgene wat ik met mijn eigen oren gehoord en
met mijn eigen ogen gezien heb.»
«Dat is niet altijd zo, Willie.»
«Wel, ik kan hem in ieder geval vertellen dat u een paar maal
heftig bloosde.»
«Willie!»
«En dat u uw wenkbrauwen fronste, alsof u tegen de zon in
moest kijken.»
«Willie, als je dat vertelt, zal ik nooit meer iemand in de
ogen kunnen kijken.» Ze drukte haar beide handen tegen haar hart en
vervolgde op ontstelde toon: «Wat zal er met hem gebeuren, als hij
naar mij toekomt om me deze dingen zelf te zeggen? Dat zal hij toch
niet doen, Willie?»
Hij nam een van haar handen in zijn ruwe knuistjes.
«Dat zal ik hem maar niet vertellen, niet waar?»
«Wat niet, Willie?»
«Dat u zich in uw verwarring in de eerste plaats bezorgd
maakte over hem.»
«Het kan me niet schelen wat je hem over mij vertelt,» riep
Kitty Murran, «maar wat zal er met hem gebeuren? Wie zal hem
redden?»