Hoofdstuk 2

De sheriff van de streek had zijn hoofdkwartier over het algemeen in de plaats, waar ook de andere regeringsdiensten ondergebracht waren, dat wil zeggen te Eugene. De meeste sheriffs zouden in verband met de omstandigheden die nu te San Pablo heersten, gewenst hebben dat hun hoofdkwartier nog verder van het centrum van de misdaden gelegen was, maar Mike Nolan was een sheriff die zijn taak buitengewoon ernstig nam. 
Toen hij opdracht kreeg de orde en de rust te San Pablo te herstellen, dacht hij een hele week na, en na verloop van een week vertelde hij zijn vrouw dat het tijd werd om te verhuizen. Hij verhuisde met alles wat hij bezat naar San Pablo en toen hij met zijn vrachtwagen door de hoofdstraat van de nederzetting kwam, werd hij begroet door een dreigende stilte.
Er was geen ontvangstcomité bij elkaar gekomen om hem te begroeten. Integendeel. San Pablo wenste helemaal geen verdediger van de wet binnen zijn muren te hebben. Er gebeurden te veel dingen waar een sheriff helemaal niets uit te staan mee had. Onder meer namen praktisch alle handelaars deel aan het afzetten en uitbuiten van de zorgeloze mijnwerkers die naar de stad kwamen om zich te amuseren en geld genoeg schenen te hebben. Een stroom van goud en zilver vloeide onafgebroken in de zakken van de inwoners van San Pablo en ze vonden het helemaal niet prettig dat een plichtbewuste sheriff op hun vingers zou komen kijken.
Ze namen onmiddellijk maatregelen om de sheriff uit te schakelen. De eerste dag stuurden ze Ollie Haines naar de sheriff toe om met hem te spreken. Ollie sprak op de manier die hij het best kende, met zijn beide revolvers in de vuisten, maar hij kreeg geen schijn van kans om uit te spreken. De argumenten van de sheriff waren veel sneller en er werd niet meer over Ollie gesproken, tenzij door de doodgraver.
Deze eerste tegenslag ontmoedigde San Pablo niet. Ze hadden nog zoveel reserves. Ze lieten hun keuze vallen op twee mannen, die niet alleen bekend stonden voor hun snelheid op de revolver en op het mes, maar die ook niet de minste gewetensbezwaren hadden in verband met de middelen, die ze moesten gebruiken om de overwinning te behalen. Die twee waren niemand minder dan Chris Newson, beroemd veedief en moordenaar, die minstens een half dozijn slachtoffers op zijn actief had, en Hank Lawrence, die nog meer moorden gepleegd had, maar nog geen tijd had gehad om zich met veediefstallen bezig te houden.
De twee brachten de sheriff een bezoek, zonder dit vooraf aan te kondigen. Ze troffen hem aan, toen hij in de kleine stal achter de woning een paard aan het zadelen was. De sheriff kreeg een schampschot in zijn linker bovenarm. Chris Newson kreeg op het ogenblik zelf de volle lading; Hank Lawrence slaagde er nog in te vluchten, een paar honderd yards over de grond weg te kruipen en onder de open lucht de laatste adem uit te blazen.
De laffe aanranding werd met algemene stemmen veroordeeld en niemand wilde het initiatief nemen om de sluipmoordenaars te begraven. Mike Nolan was verplicht er zelf zorg voor te dragen. Hij laadde de stoffelijke resten op zijn eigen vrachtwagen en huurde drie Mexicanen om een graf te graven. De bevolking van San Pablo was bijna voltallig aanwezig bij de begrafenis. Een priester was er echter niet. Daarom nam de sheriff het ook op zich de lijkrede uit te spreken en die lijkrede was bijzonder welsprekend. Hij zei:
«Heren, niemand is dwaas genoeg om eraan te twijfelen dat jullie me te pakken kunnen krijgen. Een hele stad is altijd sterker dan één individu. Maar terwijl jullie proberen mij uit te schakelen, krijg ik de kans om een heel stel van jullie naar de haaien te sturen. Trouwens, als jullie met mij kunnen afrekenen, komen jullie enkel van de regen in de drop. Ik kreeg mijn opdracht van de gouverneur persoonlijk en zodra er iets met mij gebeurt, zal hij een stelletje jongens van de Militie op jullie nek sturen. Denk er eens over na, heren, en spreek af wat jullie gaan doen. Gooi de graven maar vol, jongens.»
Hij draaide zich om en verwijderde zich langzaam, terwijl de Mexicanen het graf begonnen te vullen.
San Pablo dacht ernstig na. Onder de invloed van een rijke lading whisky werd afgesproken dat het misschien het beste zou zijn de sheriff met rust te laten. Ze wisten wat ze aan hem hadden, maar niet wat ze aan de Militie zouden hebben.
En Mike Nolan kon zijn gang gaan. Niemand trad hem in de weg als hij af en toe een arrestatie verrichtte en Mike was verstandig genoeg om niet te overdrijven. Hij ging langzaam te werk, maar twijfelde niet aan het eindresultaat.
Hij schreef aan de gouverneur:

«Het juiste ogenblik om de orde te San Pablo te herstellen, is nog niet gekomen. San Pablo beleeft op dit moment de mooiste periode uit haar bestaan. Om de zaken nu te regelen, zou ik minstens dertig mannen naar de begraafplaats moeten sturen en ik vrees dat er tussen die dertig ook goede mannen zouden zijn. Binnen een maand zal het ergste voorbij zijn. Zodra San Pablo» hoofdpijn begint te krijgen, zal ik in actie komen, maar dan zo vervloekt snel, dat alles in orde zal zijn voor de mensen er erg in hebben. Geloof me, dan zullen ze ondervinden wie sheriff Mike Nolan is!
«Op het ogenblik acht ik het beter rustig aan te kijken wat er gebeurt en een stelletje kerels de kans te geven met elkaar af te rekenen. Er zijn hier bij de drieduizend kerels die handig zijn met hun revolvers en slechts een lading whisky nodig hebben om over het lynchen van een lastige sheriff te gaan praten.
«Zolang ik niet overdrijf, laten ze me met rust. Ik arresteer niet veel schurken, maar ik geloof wel dat het de ergste zijn — in de eerste plaats de moordenaars. De dieven, struikrovers en valsspelers zal ik voorlopig met rust laten. Misschien beginnen ze elkaar wel overhoop te schieten en dan bespaart de Staat zich een massa geld voor galgen en gevangenissen.»

Dat was de opinie van de sheriff en de gouverneur, die een zeer verstandig man was, legde zich daar bij neer. Hij had trouwens ook een oogje op zijn populariteit, want de journalisten en correspondenten van de dagbladen uit het oosten vonden het prachtig dat hij de herrie te San Pablo een tijdje voort liet duren. Dat leverde kopij voor zeer interessante artikels. Het zou nog wel een tijdje aanlopen alvorens ze over de nalatigheid van de politiediensten begonnen te spreken.
Dat was de toestand te San Pablo. Elke dag werd de positie van de sheriff een beetje steviger. Elke dag drong het een beetje dieper tot de inwoners van San Pablo door dat de sheriff, als hij verdween, vervangen zou worden door een duizendkoppige draak: de Wet! Trouwens, hoewel ze in de minderheid stonden, waren er nog wel enkele eerlijke mensen te San Pablo. En zelfs de meest gemene bandieten weten heel goed dat het geen zin heeft in opstand te komen tegen een kleine groep vastberaden mannen, die onder de leiding staan van een man, die weet wat hij wil en ook de kracht heeft om zijn wil door te drijven. Mike Nolan was zo'n man.
Het was in die periode dat sheriff Mike Nolan op zijn kantoor het bezoek kreeg van een vreemdeling.
De man was middelmatig groot, maar hij hield zijn hoofd zo trots rechtop en had zo'n waardige houding, dat hij groter leek. Slechts als hij in het gezelschap was van grotere mannen, merkte men hoe klein zijn gestalte was.
Hij was keurig gekleed in een rijbroek en glimmende laarzen en in zijn hand droeg hij een rijzweep. De sheriff staarde hem aan en verbaasde zich over het bezoek van de vreemdeling. Niet omdat hij er anders uitzag dan de anderen, maar omdat hij erin geslaagd was dwars door San Pablo te rijden en het kantoor van de sheriff te bereiken zonder lastig gevallen te zijn. De sheriff wist hoe vreemdelingen te San Pablo over het algemeen ontvangen werden en had ondervonden dat de meesten een enkele reis kregen naar Boothill.
De blikken van de sheriff zwierven naar buiten. Aan de overzijde van de straat zag hij een groep van een half dozijn van de minst prijzenswaardige kerels van San Pablo staan en zijn verbazing groeide, omdat ook deze mannen niets gedaan hadden om de vreemdeling aan de tand te voelen. Aan de tand te voelen of hem uit te lachen, want zelfs de sheriff, die het geleerd had zich onder alle omstandigheden te beheersen, voelde zijn lippen in een glimlach plooien.
Hij voelde het en beheerste zich ogenblikkelijk, want er lag iets in het uiterlijk van de vreemdeling, dat indruk maakte. Hij hield zijn rijzweep in de hand, zoals een koning zijn scepter draagt. Hij hield zijn hoofd zo trots in de hoogte, alsof de gehele nederzetting, met het kantoor van de sheriff incluis, zijn onbestreden eigendom was.
De vreemdeling bleef in de deuropening staan en knoopte de witte zakdoek, die hij om zijn hals droeg. Hij schudde het stof van de zakdoek, vouwde hem behoedzaam op en stak hem in zijn binnenzak. Dan zette hij zijn hoed af en met een tweede zakdoek veegde hij zijn voorhoofd af. Met een paar snelle bewegingen sloeg hij het stof van zijn jas en rijbroek en dan pas trad hij het kantoor binnen.
De sheriff kon zich niet voorstellen dat deze man buiten geweest was in de brandende zon, want hij zag eruit alsof hij pas uit een verfrissend bad gekomen was. Hij zag er koel en fris uit. Dat was geen indruk, maar een feit, want toen de vreemdeling zijn hoed opgelicht had, had de sheriff gezien dat zelfs zijn haar, dat in het midden gescheiden was, niet vuil was van het stof en niet eens vochtig van het zweet.
«Ik ben Thomas Naseby Corcoran,» zei de vreemdeling.
De sheriff hield het hoofd een beetje schuin en trachtte zich te herinneren waar hij die naam vroeger reeds gehoord had. Doch hij herinnerde zich niet eens of het een naam geweest was van een berg of een rivier.
Het viel hem op dat het noemen van de middelnaam geen offensieve indruk maakte. De sheriff wist heel zeker dat er ten westen van de Mississippi geen tweede man was, die zichzelf met naam en middelnaam kon voorstellen zonder op daverende wijze uitgelachen te worden. Hij gaf echter toe dat geen mens deze man Tom Corcoran zou noemen. Zelfs Thomas Corcoran was niet voldoende. De naam moest volledig gebruikt worden. Thomas Naseby Corcoran!
«Mike Nolan,» zei de sheriff en strekte de hand uit.
Hij liet zijn hand met een ruk naar zijn revolver gaan en zijn kin kwam uitdagend naar voren. Tenslotte was de sheriff een Ier en er was niet veel nodig om zijn bloed te doen koken. Het feit dat de vreemdeling geen enkele beweging gedaan had om zijn hand in die van de sheriff te leggen, was meer dan voldoende om hem te doen barsten.
«Alvorens wij elkaar de hand drukken en vrienden worden,» zei de vreemdeling op zachte toon, «is het misschien beter dat je iets meer over mij weet, sheriff. In de eerste plaats, in verband met mijn bezigheden.»
«Met jouw bezigheden heb ik geen zaken,» antwoordde de sheriff heftig. «Ik ben het niet gewend lastige vragen te stellen.»
«Ik ben,» zei Corcoran kalm, «een beroepsspeler.»
De woede stroomde uit de sheriff weg en hij sperde zijn kleine ogen, die aan deze van een terriër herinnerden, open. Hij had zich nog nooit zo vergist in de beoordeling van een onbekende man. Hij had durven zweren dat de vreemdeling één van die nieuwe mijneigenaars was — één van de mannen uit het oosten, die geld genoeg hadden gehad om een paar claims in de Comanche-bergen te kopen en die door anderen te laten bewerken. Hij knikte bedachtzaam en maakte zich weer boos, doch ditmaal op zichzelf, omdat hij de reactie van Corcoran verkeerd begrepen had.
«Een eerlijke beroepsspeler, natuurlijk,» zei de sheriff honend.
«Ik geloof,» antwoordde Corcoran rustig, «dat ik de meest valse van alle beroepsspelers ben — als ik met bedriegers speel. Als mijn medespelers eerlijke mensen zijn, ben ik even eerlijk als zij. Dat is trouwens de reden,» vervolgde hij, terwijl hij de sheriff strak in de ogen keek, «waarom ik eerst kennis kwam maken met jou, alvorens te trachten in San Pablo een paar centen te verdienen.»
De sheriff was niet alleen verbaasd, maar ook geamuseerd.
«Dat is iets nieuws,» zei hij. «Ik mag doodvallen, als ik ooit iemand meegemaakt heb, die zo te werk ging. Is het misschien je bedoeling, Thomas Naseby Corcoran, mijn hulp in te roepen om een speelhol te openen?»
«Als je dat over je hart kon krijgen,» antwoordde de verrassende Corcoran, «zouden we binnen zes maanden beiden steenrijk zijn.»
«Werkelijk?» vroeg de sheriff zacht.
«Ja,» beweerde Corcoran, «want jij hebt de reputatie van een eerlijk man en ik heb het brein van een bedrieger. Meng die twee dingen op de juiste wijze met elkaar en je krijgt iets, dat geweldig veel op de Steen der Wijzen lijkt.»
«Wat voor een steen is dat?» vroeg de sheriff.
«Neem me niet kwalijk,» zei Corcoran. «Ik bedoelde alleen maar dat wij, als wij samenwerkten, naakte rotsen in goud zouden kunnen doen veranderen. Maar dat was helemaal niet mijn bedoeling. Ik ben niet dwaas genoeg om te trachten je om te kopen, sheriff.»
Het bloed steeg de sheriff naar de wangen bij deze openlijke vleierij. Het is vanzelfsprekend dat de eerlijkheid van een sheriff door eerlijke mensen gewaardeerd wordt, maar dat ook bandieten deze kwaliteit prijzen, is iets heel anders. De sheriff voelde zijn hart naar de vreemdeling uitgaan en een flauwe glimlach verscheen om zijn lippen.
«Wel, Corcoran,» zei hij op minzame toon. «Je bent een rare, maar je schijnt op jouw manier ook rechtuit te zijn. Ben je naar San Pablo gekomen om te werken?»
«In ieder geval om de mogelijkheden te onderzoeken.»
«Waarom kwam je dan naar mij toe?» vroeg de sheriff.
«Omdat,» zei Corcoran, «ik betrekkelijk gelukkig ben in het kaartspel. Begrijp je? Het zal niet lang duren voor jij rapporten over mi] zult krijgen, als ik hier maar eenmaal aan het werk gegaan ben. In al die rapporten zal ik een gemene bedrieger genoemd worden en dan zou ik willen, sheriff, dat jij je herinnert dat niet alle rapporten de waarheid bevatten.»
De sheriff staarde de vreemdeling enkele seconden strak aan. Dan haalde hij zijn gespoorde laarzen van zijn schrijftafel, liet zich met zijn stoel voorover vallen en steunde zijn ellebogen op zijn schrijftafel.
«Zeg me nog één ding, Corcoran — ben je erop voorbereid dat er hier mensen zijn, die geen beroep doen op mij om met jou af te rekenen?»
«Ik geloof niet dat ik begrijp wat je bedoelt, sheriff.»
«Hemel, man, ik bedoel maar dat deze plaats vermoedelijk grondig verschillend is van de rustige, vreedzame plaatsen, waar je tot nog toe je beroep uitgeoefend hebt. De mannen van San Pablo zijn harde mannen. Ze dragen hun revolvers niet als versiering, maar om ze te gebruiken. Ik zou zelfs durven zeggen dat men de Colts hier meer hoort spreken dan de mensen. Je zou een rekenmachine moeten hebben om al de schietpartijen en moorden die hier gepleegd worden, op te tellen.»
«Dank je,» zei Corcoran. «Ik ben blij dat je me voor deze dingen waarschuwde.»
Hij keek de sheriff zo onschuldig en kinderlijk aan, dat deze een prop in zijn keel voelde komen, een prop van medelijden.
«Corcoran,» zei hij, terwijl hij met de vlakke hand op de schrijftafel sloeg, «ik geloof dat je een goede kerel bent.»
«Dat is heel vriendelijk van je, sheriff.»
«En mijn raad aan jou is, San Pablo zo snel te verlaten, als je vermoeide paard je kan dragen. Ruk uit, voor je herrie krijgt!»
Corcoran fronste de wenkbrauwen en staarde naar de vloer.
«Ik zou graag gehoor geven aan je raad, sheriff, maar ik heb een boodschap te doen in deze nederzetting.»
«Wat zeg je?»
«Voor ik de stad verlaat, moet ik een opdracht vervullen, die me door een vriend werd toevertrouwd.»
«Kan ik het niet voor je doen, vriend?»
«Dat is buitengewoon vriendelijk,» zei Corcoran, «maar de boodschap werd me toevertrouwd door een stervende man.»
«Mag ik weten wie die man was of is dat onbescheiden?»
«Mij werd verzocht de stiefzoon van Harry Bristol op te zoeken.»
«Die roodharige jonge duivel? Bedoel je de zoon van Julia Kern? Bedoel je die dubbel overgehaalde jonge dief en leugenaar en vechtende wilde kat. Willie Kern?»
«Ik veronderstel,» zei Corcoran, glimlachend om de heftigheid van de sheriff, «dat het inderdaad die jonge held is.»
«Hij zou wel een zoon kunnen zijn van Harry Bristol, in plaats van zijn stiefzoon. Verdraaid! Die jongen lijkt als twee druppels water op de oude duivel zelf. Ik heb nog nooit zo'n jongen gezien. Hij zal de hele streek in vuur en vlam zetten, nog voor hij meerderjarig zal zijn.»
«Misschien,» zei Corcoran, «zal hij wijzer worden als hij opgroeit.»
«Hij!» snoof de sheriff. «Hij is zo rot, dat hij niet eens beter zou kunnen worden als hij dat zelf wilde. Hij deugt niet! Hij is in staat een kat levend te villen, alleen maar om het beest te horen janken. Hij slaat zwakke kinderen bont en blauw, alleen maar om hen om genade te horen smeken. Verdraaid, hij is niet beter dan een jonge wolf!»
«Zo,» zei Corcoran. «Ik begin belang te stellen in die jongen. Trouwens, zoals ik reeds zei, heb ik een boodschap voor hem van zijn stiefvader.»
«Bedoel je dat Harry Bristol stervende is?»
«Dood,» antwoordde Corcoran.
De sheriff rolde een sigaret, stak deze met bedachtzame bewegingen op en blies een grote rookwolk uit.
«De mensen eindigen altijd zoals ze beginnen,» zei hij. «Harry Bristol ging van het eerste ogenblik af de verkeerde weg op. Het verbaast me niet dat hij het einde van zijn spoor nu reeds bereikte. Dood, hé? Hoe komt dat? Dronk hij te veel of mengde hij zich in een herberggevecht?»
«Neen, hij was zo nuchter als jij en ik. Hij legde zich in hinderlaag voor een kerel, die op weg was naar San Pablo.»
«Die lafaard! Haperde zijn geweer?»
«Zijn slachtoffer zag de zon weerkaatsen op de loop van zijn geweer. Hij schoot Harry Bristol dood.»
«Alle duivels! Harry Bristol was één van de fijnste scherpschutters van de streek en even zeker van zichzelf als...»
«Dat weet ik wel,» onderbrak Corcoran, «maar zelfs de beste schutters hebben wel eens een verkeerde dag. Kun je me vertellen waar ik de jonge Kern kan vinden?»
«Die kleine duivel? Ik weet het niet. Loop door de straten van San Pablo tot je merkt dat er ergens herrie is. Ga ernaar toe, en je zult ontdekken dat Red Willie er middenin zit!»
Corcoran stond op en trok zich terug tot in de deuropening. «Hartelijk bedankt voor je inlichtingen, sheriff,» zei hij.
«Hé, Corcoran, wacht eens een ogenblik! Weet jij toevallig de naam van de kerel, die de Staat de moeite bespaarde om Harry Bristol op de lucht te laten dansen?»
«Ja,» zei Corcoran. «Dat was ik.»
En weg was hij!
De sheriff bleef een hele tijd naar de deuropening staren, alsof hij de man, die verdwenen was, nog steeds zag staan. Het was doodstil in de hoofdstraat. De sheriff hoorde zelfs het zachte ruisen van de Mirraquipa en zijn blikken zwierven naar de kale top van de Diggerberg.
«Ik mag doodvallen,» zei de sheriff tegen zichzelf, «als ik mij voor de gek liet houden!»
Hij verliet zijn kantoor en bleef op de veranda staan. Hij keek Corcoran na, die door de hoofdstraat verdween op de rug van de zwarte hengst, die kleine voorzichtige stapjes nam, alsof hij in een optocht liep. De ruiter verdween uit het gezicht, toen hij een zijstraat inzwenkte en de sheriff wandelde langzaam naar de zes of zeven mannen, die nog steeds aan de overzijde van de straat voor de winkel van Quinnel stonden. Ze begroetten hem met onverschillige knikjes, maar hun stilte op zichzelf was reeds een eerbewijs.
«Wat is er aan de hand, jongens?» vroeg de sheriff.
«Niet zo veel,» antwoordde een van de mannen. «De oude Custis heeft zijn claim in de Comanche-bergen verkocht.»
«Hebben jullie toevallig de vreemdeling gezien die San Pablo met een bezoek vereerde?» vroeg de sheriff zacht.
«We zagen hem,» antwoordden de drie mannen tegelijk.
De sheriff merkte dat er iets was dat op hun schouders woog.
«Ik had me voorgesteld,» zei hij, «dat zijn intrede in de stad met meer herrie gepaard gegaan zou zijn.»
«Wel, er was herrie, maar niet van het soort dat Jeff Toomy verwachtte toen hij de vreemdeling aan zag komen.»
De sheriff staarde de mannen één voor één aan. Toomy was een van de meest beruchte herrieschoppers van San Pablo.
«Wat vertelde Toomy?» vroeg de sheriff tenslotte.
«Er lag iets in het uiterlijk van die vreemdeling dat Toomy eigenaardig vond,» zei de oudste van de zes of zeven mannen, die de gelegenheid om een mooi verhaaltje te vertellen niet voorbij wilde laten gaan. «Wij waren in de buurt en konden alles van dichtbij volgen. Die kerel met zijn rare kleren kwam op zijn zwarte hengst de hoofdstraat ingereden. Big Jeff hield hem staande. Hij had een hele hoop te zeggen. We zagen dat hij naar de kleren van de vreemdeling wees — naar zijn broek en zijn laarzen en de zakdoek om zijn hals. Verschillende jongens kwamen bij Jessop buiten om te kijken en te luisteren. Ze deden nog meer en misschien is hun gebrul en gelach wel tot in jouw kantoor doorgedrongen, sheriff.»
«Ik hoorde iets,» gaf de sheriff toe, «dat op lachen leek, maar mijn oren zijn niet zo goed meer als een halve eeuw geleden.»
«Wel, de vreemdeling liet Toomy een hele tijd aan het woord, alvorens hij zijn mond opendeed, maar zijn eerste woorden maakten Toomy wild. Jeff gaf een ruk aan de teugels van zijn paard en zwaaide zijn geweldige vuist in de richting van het gezicht van de vreemdeling. De vreemdeling dook onder de zwaaiende vuist door en toetste zijn paard met de sporen aan. Hoe hij het deed, is ons een raadsel. Op de een of andere manier kreeg hij Toomy te pakken en voor we wisten wat er ging gebeuren, lag Toomy al met zijn gezicht in het stof. De vreemdeling boog zich ver opzij uit het zadel, greep Toomy bij de schouder en sleepte hem naar de stal van Jessop. Daar liet hij hem liggen. Toomy lag te rollen en te kreunen van de pijn. Ik geloof dat zijn schouder ontwricht was. Het was een vreemde geschiedenis, vooral omdat de vreemdeling naar de hoofdstraat terugkeerde, alsof er niets gebeurd was.»
De sheriff haalde diep adem. Hij begreep nu waarom Corcoran met rust gelaten was, terwijl hij door de straten van San Pablo gereden had.