Hoofdstuk 2
De sheriff van de streek had zijn hoofdkwartier over het
algemeen in de plaats, waar ook de andere regeringsdiensten
ondergebracht waren, dat wil zeggen te Eugene. De meeste sheriffs
zouden in verband met de omstandigheden die nu te San Pablo
heersten, gewenst hebben dat hun hoofdkwartier nog verder van het
centrum van de misdaden gelegen was, maar Mike Nolan was een
sheriff die zijn taak buitengewoon ernstig nam.
Toen hij opdracht kreeg de orde en de rust te San Pablo te
herstellen, dacht hij een hele week na, en na verloop van een week
vertelde hij zijn vrouw dat het tijd werd om te verhuizen. Hij
verhuisde met alles wat hij bezat naar San Pablo en toen hij met
zijn vrachtwagen door de hoofdstraat van de nederzetting kwam, werd
hij begroet door een dreigende stilte.
Er was geen ontvangstcomité bij elkaar gekomen om hem te
begroeten. Integendeel. San Pablo wenste helemaal geen verdediger
van de wet binnen zijn muren te hebben. Er gebeurden te veel dingen
waar een sheriff helemaal niets uit te staan mee had. Onder meer
namen praktisch alle handelaars deel aan het afzetten en uitbuiten
van de zorgeloze mijnwerkers die naar de stad kwamen om zich te
amuseren en geld genoeg schenen te hebben. Een stroom van goud en
zilver vloeide onafgebroken in de zakken van de inwoners van San
Pablo en ze vonden het helemaal niet prettig dat een plichtbewuste
sheriff op hun vingers zou komen kijken.
Ze namen onmiddellijk maatregelen om de sheriff uit te
schakelen. De eerste dag stuurden ze Ollie Haines naar de sheriff
toe om met hem te spreken. Ollie sprak op de manier die hij het
best kende, met zijn beide revolvers in de vuisten, maar hij kreeg
geen schijn van kans om uit te spreken. De argumenten van de
sheriff waren veel sneller en er werd niet meer over Ollie
gesproken, tenzij door de doodgraver.
Deze eerste tegenslag ontmoedigde San Pablo niet. Ze hadden
nog zoveel reserves. Ze lieten hun keuze vallen op twee mannen, die
niet alleen bekend stonden voor hun snelheid op de revolver en op
het mes, maar die ook niet de minste gewetensbezwaren hadden in
verband met de middelen, die ze moesten gebruiken om de overwinning
te behalen. Die twee waren niemand minder dan Chris Newson, beroemd
veedief en moordenaar, die minstens een half dozijn slachtoffers op
zijn actief had, en Hank Lawrence, die nog meer moorden gepleegd
had, maar nog geen tijd had gehad om zich met veediefstallen bezig
te houden.
De twee brachten de sheriff een bezoek, zonder dit vooraf aan
te kondigen. Ze troffen hem aan, toen hij in de kleine stal achter
de woning een paard aan het zadelen was. De sheriff kreeg een
schampschot in zijn linker bovenarm. Chris Newson kreeg op het
ogenblik zelf de volle lading; Hank Lawrence slaagde er nog in te
vluchten, een paar honderd yards over de grond weg te kruipen en
onder de open lucht de laatste adem uit te blazen.
De laffe aanranding werd met algemene stemmen veroordeeld en
niemand wilde het initiatief nemen om de sluipmoordenaars te
begraven. Mike Nolan was verplicht er zelf zorg voor te dragen. Hij
laadde de stoffelijke resten op zijn eigen vrachtwagen en huurde
drie Mexicanen om een graf te graven. De bevolking van San Pablo
was bijna voltallig aanwezig bij de begrafenis. Een priester was er
echter niet. Daarom nam de sheriff het ook op zich de lijkrede uit
te spreken en die lijkrede was bijzonder welsprekend. Hij
zei:
«Heren, niemand is dwaas genoeg om eraan te twijfelen dat
jullie me te pakken kunnen krijgen. Een hele stad is altijd sterker
dan één individu. Maar terwijl jullie proberen mij uit te
schakelen, krijg ik de kans om een heel stel van jullie naar de
haaien te sturen. Trouwens, als jullie met mij kunnen afrekenen,
komen jullie enkel van de regen in de drop. Ik kreeg mijn opdracht
van de gouverneur persoonlijk en zodra er iets met mij gebeurt, zal
hij een stelletje jongens van de Militie op jullie nek sturen. Denk
er eens over na, heren, en spreek af wat jullie gaan doen. Gooi de
graven maar vol, jongens.»
Hij draaide zich om en verwijderde zich langzaam, terwijl de
Mexicanen het graf begonnen te vullen.
San Pablo dacht ernstig na. Onder de invloed van een rijke
lading whisky werd afgesproken dat het misschien het beste zou zijn
de sheriff met rust te laten. Ze wisten wat ze aan hem hadden, maar
niet wat ze aan de Militie zouden hebben.
En Mike Nolan kon zijn gang gaan. Niemand trad hem in de weg
als hij af en toe een arrestatie verrichtte en Mike was verstandig
genoeg om niet te overdrijven. Hij ging langzaam te werk, maar
twijfelde niet aan het eindresultaat.
Hij schreef aan de gouverneur:
«Het juiste ogenblik om de orde te San Pablo te
herstellen, is nog niet gekomen. San Pablo beleeft op dit moment de
mooiste periode uit haar bestaan. Om de zaken nu te regelen, zou ik
minstens dertig mannen naar de begraafplaats moeten sturen en ik
vrees dat er tussen die dertig ook goede mannen zouden zijn. Binnen
een maand zal het ergste voorbij zijn. Zodra San Pablo» hoofdpijn
begint te krijgen, zal ik in actie komen, maar dan zo vervloekt
snel, dat alles in orde zal zijn voor de mensen er erg in hebben.
Geloof me, dan zullen ze ondervinden wie sheriff Mike Nolan
is!
«Op het ogenblik acht ik het beter rustig aan te
kijken wat er gebeurt en een stelletje kerels de kans te geven met
elkaar af te rekenen. Er zijn hier bij de drieduizend kerels die
handig zijn met hun revolvers en slechts een lading whisky nodig
hebben om over het lynchen van een lastige sheriff te gaan
praten.
«Zolang ik niet overdrijf, laten ze me met rust.
Ik arresteer niet veel schurken, maar ik geloof wel dat het de
ergste zijn — in de eerste plaats de moordenaars. De dieven,
struikrovers en valsspelers zal ik voorlopig met rust laten.
Misschien beginnen ze elkaar wel overhoop te schieten en dan
bespaart de Staat zich een massa geld voor galgen en
gevangenissen.»
Dat was de opinie van de sheriff en de gouverneur, die een
zeer verstandig man was, legde zich daar bij neer. Hij had trouwens
ook een oogje op zijn populariteit, want de journalisten en
correspondenten van de dagbladen uit het oosten vonden het prachtig
dat hij de herrie te San Pablo een tijdje voort liet duren. Dat
leverde kopij voor zeer interessante artikels. Het zou nog wel een
tijdje aanlopen alvorens ze over de nalatigheid van de
politiediensten begonnen te spreken.
Dat was de toestand te San Pablo. Elke dag werd de positie van
de sheriff een beetje steviger. Elke dag drong het een beetje
dieper tot de inwoners van San Pablo door dat de sheriff, als hij
verdween, vervangen zou worden door een duizendkoppige draak: de
Wet! Trouwens, hoewel ze in de minderheid stonden, waren er nog wel
enkele eerlijke mensen te San Pablo. En zelfs de meest gemene
bandieten weten heel goed dat het geen zin heeft in opstand te
komen tegen een kleine groep vastberaden mannen, die onder de
leiding staan van een man, die weet wat hij wil en ook de kracht
heeft om zijn wil door te drijven. Mike Nolan was zo'n man.
Het was in die periode dat sheriff Mike Nolan op zijn kantoor
het bezoek kreeg van een vreemdeling.
De man was middelmatig groot, maar hij hield zijn hoofd zo
trots rechtop en had zo'n waardige houding, dat hij groter leek.
Slechts als hij in het gezelschap was van grotere mannen, merkte
men hoe klein zijn gestalte was.
Hij was keurig gekleed in een rijbroek en glimmende laarzen en
in zijn hand droeg hij een rijzweep. De sheriff staarde hem aan en
verbaasde zich over het bezoek van de vreemdeling. Niet omdat hij
er anders uitzag dan de anderen, maar omdat hij erin geslaagd was
dwars door San Pablo te rijden en het kantoor van de sheriff te
bereiken zonder lastig gevallen te zijn. De sheriff wist hoe
vreemdelingen te San Pablo over het algemeen ontvangen werden en
had ondervonden dat de meesten een enkele reis kregen naar
Boothill.
De blikken van de sheriff zwierven naar buiten. Aan de
overzijde van de straat zag hij een groep van een half dozijn van
de minst prijzenswaardige kerels van San Pablo staan en zijn
verbazing groeide, omdat ook deze mannen niets gedaan hadden om de
vreemdeling aan de tand te voelen. Aan de tand te voelen of hem uit
te lachen, want zelfs de sheriff, die het geleerd had zich onder
alle omstandigheden te beheersen, voelde zijn lippen in een
glimlach plooien.
Hij voelde het en beheerste zich ogenblikkelijk, want er lag
iets in het uiterlijk van de vreemdeling, dat indruk maakte. Hij
hield zijn rijzweep in de hand, zoals een koning zijn scepter
draagt. Hij hield zijn hoofd zo trots in de hoogte, alsof de gehele
nederzetting, met het kantoor van de sheriff incluis, zijn
onbestreden eigendom was.
De vreemdeling bleef in de deuropening staan en knoopte de
witte zakdoek, die hij om zijn hals droeg. Hij schudde het stof van
de zakdoek, vouwde hem behoedzaam op en stak hem in zijn binnenzak.
Dan zette hij zijn hoed af en met een tweede zakdoek veegde hij
zijn voorhoofd af. Met een paar snelle bewegingen sloeg hij het
stof van zijn jas en rijbroek en dan pas trad hij het kantoor
binnen.
De sheriff kon zich niet voorstellen dat deze man buiten
geweest was in de brandende zon, want hij zag eruit alsof hij pas
uit een verfrissend bad gekomen was. Hij zag er koel en fris uit.
Dat was geen indruk, maar een feit, want toen de vreemdeling zijn
hoed opgelicht had, had de sheriff gezien dat zelfs zijn haar, dat
in het midden gescheiden was, niet vuil was van het stof en niet
eens vochtig van het zweet.
«Ik ben Thomas Naseby Corcoran,» zei de vreemdeling.
De sheriff hield het hoofd een beetje schuin en trachtte zich
te herinneren waar hij die naam vroeger reeds gehoord had. Doch hij
herinnerde zich niet eens of het een naam geweest was van een berg
of een rivier.
Het viel hem op dat het noemen van de middelnaam geen
offensieve indruk maakte. De sheriff wist heel zeker dat er ten
westen van de Mississippi geen tweede man was, die zichzelf met
naam en middelnaam kon voorstellen zonder op daverende wijze
uitgelachen te worden. Hij gaf echter toe dat geen mens deze man
Tom Corcoran zou noemen. Zelfs Thomas Corcoran was niet voldoende.
De naam moest volledig gebruikt worden. Thomas Naseby
Corcoran!
«Mike Nolan,» zei de sheriff en strekte de hand uit.
Hij liet zijn hand met een ruk naar zijn revolver gaan en zijn
kin kwam uitdagend naar voren. Tenslotte was de sheriff een Ier en
er was niet veel nodig om zijn bloed te doen koken. Het feit dat de
vreemdeling geen enkele beweging gedaan had om zijn hand in die van
de sheriff te leggen, was meer dan voldoende om hem te doen
barsten.
«Alvorens wij elkaar de hand drukken en vrienden worden,» zei
de vreemdeling op zachte toon, «is het misschien beter dat je iets
meer over mij weet, sheriff. In de eerste plaats, in verband met
mijn bezigheden.»
«Met jouw bezigheden heb ik geen zaken,» antwoordde de sheriff
heftig. «Ik ben het niet gewend lastige vragen te stellen.»
«Ik ben,» zei Corcoran kalm, «een beroepsspeler.»
De woede stroomde uit de sheriff weg en hij sperde zijn kleine
ogen, die aan deze van een terriër herinnerden, open. Hij had zich
nog nooit zo vergist in de beoordeling van een onbekende man. Hij
had durven zweren dat de vreemdeling één van die nieuwe
mijneigenaars was — één van de mannen uit het oosten, die geld
genoeg hadden gehad om een paar claims in de Comanche-bergen te
kopen en die door anderen te laten bewerken. Hij knikte bedachtzaam
en maakte zich weer boos, doch ditmaal op zichzelf, omdat hij de
reactie van Corcoran verkeerd begrepen had.
«Een eerlijke beroepsspeler, natuurlijk,» zei de sheriff
honend.
«Ik geloof,» antwoordde Corcoran rustig, «dat ik de meest
valse van alle beroepsspelers ben — als ik met bedriegers speel.
Als mijn medespelers eerlijke mensen zijn, ben ik even eerlijk als
zij. Dat is trouwens de reden,» vervolgde hij, terwijl hij de
sheriff strak in de ogen keek, «waarom ik eerst kennis kwam maken
met jou, alvorens te trachten in San Pablo een paar centen te
verdienen.»
De sheriff was niet alleen verbaasd, maar ook
geamuseerd.
«Dat is iets nieuws,» zei hij. «Ik mag doodvallen, als ik ooit
iemand meegemaakt heb, die zo te werk ging. Is het misschien je
bedoeling, Thomas Naseby Corcoran, mijn hulp in te roepen om een
speelhol te openen?»
«Als je dat over je hart kon krijgen,» antwoordde de
verrassende Corcoran, «zouden we binnen zes maanden beiden
steenrijk zijn.»
«Werkelijk?» vroeg de sheriff zacht.
«Ja,» beweerde Corcoran, «want jij hebt de reputatie van een
eerlijk man en ik heb het brein van een bedrieger. Meng die twee
dingen op de juiste wijze met elkaar en je krijgt iets, dat
geweldig veel op de Steen der Wijzen lijkt.»
«Wat voor een steen is dat?» vroeg de sheriff.
«Neem me niet kwalijk,» zei Corcoran. «Ik bedoelde alleen maar
dat wij, als wij samenwerkten, naakte rotsen in goud zouden kunnen
doen veranderen. Maar dat was helemaal niet mijn bedoeling. Ik ben
niet dwaas genoeg om te trachten je om te kopen, sheriff.»
Het bloed steeg de sheriff naar de wangen bij deze openlijke
vleierij. Het is vanzelfsprekend dat de eerlijkheid van een sheriff
door eerlijke mensen gewaardeerd wordt, maar dat ook bandieten deze
kwaliteit prijzen, is iets heel anders. De sheriff voelde zijn hart
naar de vreemdeling uitgaan en een flauwe glimlach verscheen om
zijn lippen.
«Wel, Corcoran,» zei hij op minzame toon. «Je bent een rare,
maar je schijnt op jouw manier ook rechtuit te zijn. Ben je naar
San Pablo gekomen om te werken?»
«In ieder geval om de mogelijkheden te onderzoeken.»
«Waarom kwam je dan naar mij toe?» vroeg de sheriff.
«Omdat,» zei Corcoran, «ik betrekkelijk gelukkig ben in het
kaartspel. Begrijp je? Het zal niet lang duren voor jij rapporten
over mi] zult krijgen, als ik hier maar eenmaal aan het werk gegaan
ben. In al die rapporten zal ik een gemene bedrieger genoemd worden
en dan zou ik willen, sheriff, dat jij je herinnert dat niet alle
rapporten de waarheid bevatten.»
De sheriff staarde de vreemdeling enkele seconden strak aan.
Dan haalde hij zijn gespoorde laarzen van zijn schrijftafel, liet
zich met zijn stoel voorover vallen en steunde zijn ellebogen op
zijn schrijftafel.
«Zeg me nog één ding, Corcoran — ben je erop voorbereid dat er
hier mensen zijn, die geen beroep doen op mij om met jou af te
rekenen?»
«Ik geloof niet dat ik begrijp wat je bedoelt, sheriff.»
«Hemel, man, ik bedoel maar dat deze plaats vermoedelijk
grondig verschillend is van de rustige, vreedzame plaatsen, waar je
tot nog toe je beroep uitgeoefend hebt. De mannen van San Pablo
zijn harde mannen. Ze dragen hun revolvers niet als versiering,
maar om ze te gebruiken. Ik zou zelfs durven zeggen dat men de
Colts hier meer hoort spreken dan de mensen. Je zou een
rekenmachine moeten hebben om al de schietpartijen en moorden die
hier gepleegd worden, op te tellen.»
«Dank je,» zei Corcoran. «Ik ben blij dat je me voor deze
dingen waarschuwde.»
Hij keek de sheriff zo onschuldig en kinderlijk aan, dat deze
een prop in zijn keel voelde komen, een prop van medelijden.
«Corcoran,» zei hij, terwijl hij met de vlakke hand op de
schrijftafel sloeg, «ik geloof dat je een goede kerel bent.»
«Dat is heel vriendelijk van je, sheriff.»
«En mijn raad aan jou is, San Pablo zo snel te verlaten, als
je vermoeide paard je kan dragen. Ruk uit, voor je herrie
krijgt!»
Corcoran fronste de wenkbrauwen en staarde naar de
vloer.
«Ik zou graag gehoor geven aan je raad, sheriff, maar ik heb
een boodschap te doen in deze nederzetting.»
«Wat zeg je?»
«Voor ik de stad verlaat, moet ik een opdracht vervullen, die
me door een vriend werd toevertrouwd.»
«Kan ik het niet voor je doen, vriend?»
«Dat is buitengewoon vriendelijk,» zei Corcoran, «maar de
boodschap werd me toevertrouwd door een stervende man.»
«Mag ik weten wie die man was of is dat onbescheiden?»
«Mij werd verzocht de stiefzoon van Harry Bristol op te
zoeken.»
«Die roodharige jonge duivel? Bedoel je de zoon van Julia
Kern? Bedoel je die dubbel overgehaalde jonge dief en leugenaar en
vechtende wilde kat. Willie Kern?»
«Ik veronderstel,» zei Corcoran, glimlachend om de heftigheid
van de sheriff, «dat het inderdaad die jonge held is.»
«Hij zou wel een zoon kunnen zijn van Harry Bristol, in plaats
van zijn stiefzoon. Verdraaid! Die jongen lijkt als twee druppels
water op de oude duivel zelf. Ik heb nog nooit zo'n jongen gezien.
Hij zal de hele streek in vuur en vlam zetten, nog voor hij
meerderjarig zal zijn.»
«Misschien,» zei Corcoran, «zal hij wijzer worden als hij
opgroeit.»
«Hij!» snoof de sheriff. «Hij is zo rot, dat hij niet eens
beter zou kunnen worden als hij dat zelf wilde. Hij deugt niet! Hij
is in staat een kat levend te villen, alleen maar om het beest te
horen janken. Hij slaat zwakke kinderen bont en blauw, alleen maar
om hen om genade te horen smeken. Verdraaid, hij is niet beter dan
een jonge wolf!»
«Zo,» zei Corcoran. «Ik begin belang te stellen in die jongen.
Trouwens, zoals ik reeds zei, heb ik een boodschap voor hem van
zijn stiefvader.»
«Bedoel je dat Harry Bristol stervende is?»
«Dood,» antwoordde Corcoran.
De sheriff rolde een sigaret, stak deze met bedachtzame
bewegingen op en blies een grote rookwolk uit.
«De mensen eindigen altijd zoals ze beginnen,» zei hij. «Harry
Bristol ging van het eerste ogenblik af de verkeerde weg op. Het
verbaast me niet dat hij het einde van zijn spoor nu reeds
bereikte. Dood, hé? Hoe komt dat? Dronk hij te veel of mengde hij
zich in een herberggevecht?»
«Neen, hij was zo nuchter als jij en ik. Hij legde zich in
hinderlaag voor een kerel, die op weg was naar San Pablo.»
«Die lafaard! Haperde zijn geweer?»
«Zijn slachtoffer zag de zon weerkaatsen op de loop van zijn
geweer. Hij schoot Harry Bristol dood.»
«Alle duivels! Harry Bristol was één van de fijnste
scherpschutters van de streek en even zeker van zichzelf
als...»
«Dat weet ik wel,» onderbrak Corcoran, «maar zelfs de beste
schutters hebben wel eens een verkeerde dag. Kun je me vertellen
waar ik de jonge Kern kan vinden?»
«Die kleine duivel? Ik weet het niet. Loop door de straten van
San Pablo tot je merkt dat er ergens herrie is. Ga ernaar toe, en
je zult ontdekken dat Red Willie er middenin zit!»
Corcoran stond op en trok zich terug tot in de deuropening.
«Hartelijk bedankt voor je inlichtingen, sheriff,» zei hij.
«Hé, Corcoran, wacht eens een ogenblik! Weet jij toevallig de
naam van de kerel, die de Staat de moeite bespaarde om Harry
Bristol op de lucht te laten dansen?»
«Ja,» zei Corcoran. «Dat was ik.»
En weg was hij!
De sheriff bleef een hele tijd naar de deuropening staren,
alsof hij de man, die verdwenen was, nog steeds zag staan. Het was
doodstil in de hoofdstraat. De sheriff hoorde zelfs het zachte
ruisen van de Mirraquipa en zijn blikken zwierven naar de kale top
van de Diggerberg.
«Ik mag doodvallen,» zei de sheriff tegen zichzelf, «als ik
mij voor de gek liet houden!»
Hij verliet zijn kantoor en bleef op de veranda staan. Hij
keek Corcoran na, die door de hoofdstraat verdween op de rug van de
zwarte hengst, die kleine voorzichtige stapjes nam, alsof hij in
een optocht liep. De ruiter verdween uit het gezicht, toen hij een
zijstraat inzwenkte en de sheriff wandelde langzaam naar de zes of
zeven mannen, die nog steeds aan de overzijde van de straat voor de
winkel van Quinnel stonden. Ze begroetten hem met onverschillige
knikjes, maar hun stilte op zichzelf was reeds een eerbewijs.
«Wat is er aan de hand, jongens?» vroeg de sheriff.
«Niet zo veel,» antwoordde een van de mannen. «De oude Custis
heeft zijn claim in de Comanche-bergen verkocht.»
«Hebben jullie toevallig de vreemdeling gezien die San Pablo
met een bezoek vereerde?» vroeg de sheriff zacht.
«We zagen hem,» antwoordden de drie mannen tegelijk.
De sheriff merkte dat er iets was dat op hun schouders
woog.
«Ik had me voorgesteld,» zei hij, «dat zijn intrede in de stad
met meer herrie gepaard gegaan zou zijn.»
«Wel, er was herrie, maar niet van het soort dat Jeff Toomy
verwachtte toen hij de vreemdeling aan zag komen.»
De sheriff staarde de mannen één voor één aan. Toomy was een
van de meest beruchte herrieschoppers van San Pablo.
«Wat vertelde Toomy?» vroeg de sheriff tenslotte.
«Er lag iets in het uiterlijk van die vreemdeling dat Toomy
eigenaardig vond,» zei de oudste van de zes of zeven mannen, die de
gelegenheid om een mooi verhaaltje te vertellen niet voorbij wilde
laten gaan. «Wij waren in de buurt en konden alles van dichtbij
volgen. Die kerel met zijn rare kleren kwam op zijn zwarte hengst
de hoofdstraat ingereden. Big Jeff hield hem staande. Hij had een
hele hoop te zeggen. We zagen dat hij naar de kleren van de
vreemdeling wees — naar zijn broek en zijn laarzen en de zakdoek om
zijn hals. Verschillende jongens kwamen bij Jessop buiten om te
kijken en te luisteren. Ze deden nog meer en misschien is hun
gebrul en gelach wel tot in jouw kantoor doorgedrongen,
sheriff.»
«Ik hoorde iets,» gaf de sheriff toe, «dat op lachen leek,
maar mijn oren zijn niet zo goed meer als een halve eeuw
geleden.»
«Wel, de vreemdeling liet Toomy een hele tijd aan het woord,
alvorens hij zijn mond opendeed, maar zijn eerste woorden maakten
Toomy wild. Jeff gaf een ruk aan de teugels van zijn paard en
zwaaide zijn geweldige vuist in de richting van het gezicht van de
vreemdeling. De vreemdeling dook onder de zwaaiende vuist door en
toetste zijn paard met de sporen aan. Hoe hij het deed, is ons een
raadsel. Op de een of andere manier kreeg hij Toomy te pakken en
voor we wisten wat er ging gebeuren, lag Toomy al met zijn gezicht
in het stof. De vreemdeling boog zich ver opzij uit het zadel,
greep Toomy bij de schouder en sleepte hem naar de stal van Jessop.
Daar liet hij hem liggen. Toomy lag te rollen en te kreunen van de
pijn. Ik geloof dat zijn schouder ontwricht was. Het was een
vreemde geschiedenis, vooral omdat de vreemdeling naar de
hoofdstraat terugkeerde, alsof er niets gebeurd was.»
De sheriff haalde diep adem. Hij begreep nu waarom Corcoran
met rust gelaten was, terwijl hij door de straten van San Pablo
gereden had.