Hoofdstuk 12

Corcoran glimlachte niet eens, want hij dacht na over de eventuele gevolgen van dit onderhoud. Zonder twijfel zou Mister Gabriel Dorn naar Mister Henry Roland gaan en zonder twijfel zou hij meer vertellen dan hij kon verantwoorden, rekening houdend met de waarheid. Veronderstel dat Roland zich door de insinuaties van de artiest liet opzwepen? Dan was alles mogelijk.
Deze gedachten wogen zo zwaar op Corcorans schouders, dat hij even in de open deur van zijn kamer bleef staan. Voor hij die kon sluiten, werd hij aangesproken door niemand minder dan de hijgende en blazende Mister Theodore Rankin, die zijn dikke, klammige hand in een gebaar van vriendschap uitstrekte.
Rankin drong de kamer binnen en bleef even uitblazen.
«Vervloekt, bloemetjes!» riep hij uit. «Mister Corcoran, ik merk dat u een man bent die van het leven weet te profiteren. Bloemetjes, hé?»
Corcoran glimlachte en nodigde de eigenaar van de speelzaal uit te gaan zitten. Rankin ging op de hoek van een stoel zitten, alsof hij rekening hield met de mogelijkheid dat hij heel snel zou moeten vluchten.
«Was dat Gabriel Dorn die trachtte een havik te imiteren?» vroeg de dikke man.
«Hij struikelde op de bovenste trede,» zei Corcoran ernstig.
De ander grijnsde, alsof hij van deze grapjes hield.
«Hij was niet de eerste,» zei hij. «Ik dacht dat hij boven op mijn nek terecht zou komen, vervloekt.»
Hij dempte zijn stem een beetje en vroeg: «Kunnen we hier ongestoord spreken, Mister Corcoran?»
«In ieder geval.»
«Goed! Des te beter! Hetgeen u en ik samen te bespreken hebben, gaat niemand iets aan.» Hij leunde voorover in zijn stoel. «Wij gaan over uw leven praten, Mister Corcoran.»
Corcoran glimlachte bij de gedachte dat ook zijn vorige bezoeker over zijn leven was komen praten.
«Dat is geen lolletje, Mister Corcoran!» zei Rankin nijdig.
«Natuurlijk niet! Ik dacht even aan iets anders,» zei Corcoran snel. «Wat is er aan de hand?»
«Cracken is wild geworden!»
«Wild? Omdat hij weet dat hij loog toen hij me van vals spel beschuldigde?»
«Dat kan wel,» zei Rankin, alsof dit voor hem een nieuw idee was. «U weet hoe sommigen van die mannen zijn, niet?»
«Natuurlijk.»
«Cracken zegt dat het nu een kwestie is van hij of u. Ik dacht dat hij met stille trom zou vertrekken, maar hij meent dat u hem toch zult volgen, zodat het geen nut heeft te vluchten. Hij staat dus met zijn rug tegen de muur en zal vechten als een in het nauw gedreven rat.»
«Hoe is dat, Rankin?»
«Hoe dat is?» echode Rankin verbaasd. «Wel, ik sloot eens een rat en een ratelslang in hetzelfde kooitje op, Corcoran. Zodra de rat gezien had dat zij onmogelijk kon ontsnappen, begon zij te vechten. Zij takelde de slang zo vreselijk toe, dat deze, hoewel zij aan de winnende hand bleef, de volgende dag ook aan de gevolgen van het gevecht bezweek.»
«En u denkt dat Cracken ook zo zal vechten?»
«Zonder twijfel.»
«Dan zullen de toeschouwers morgen waar krijgen voor hun geld!»
«Eén ogenblik, Corcoran. Cracken moet hier blijven, omdat zijn reputatie anders naar de maan is. Hij is gebroken als hij weigert u te ontmoeten, niet?»
«Even zeker als ik gebroken zou zijn als ik weigerde hem te ontmoeten.»
«Dat is niet zo, jongen. Uw reputatie is te groot om door één stootje aan het wankelen gebracht te worden.»
«Ik luister, Rankin,» zei Corcoran. «Je schijnt hierheen gekomen te zijn met een bepaalde bedoeling?»
«Ik wens dat je de stad verlaat!» zei Rankin op de man af.
«Werkelijk?»
«Natuurlijk niet voor niets! Ik ben geen dwaas. Ik zal betalen. Ik zou er een hekel aan hebben een jonge man zoals jij aan flarden te zien schieten!»
Corcoran glimlachte en Rankin werd een beetje rood. «Wat kun je winnen door hier te blijven?» vroeg hij.
«De vijfenzeventighonderd dollar die ik gisteren won en de kans om af te rekenen met een rat. Is dat niet voldoende?»
«Het afrekenen met ratten is niet jouw taak en met dat geld komt het ook wel in orde.»
«Als ik win — ja, maar...»
Rankin opende zijn jas en haalde er een portefeuille uit. Deze was vormeloos van de pakken bankbiljetten die ertussen zaten.
Corcorans gelaatsuitdrukking bleef strak en Rankin zuchtte, want als geld geen indruk maakt op een man, hoe kan men hem dan voor zijn plannen winnen? Hij probeerde het toch maar eens:
«Ik heb hier je vijfenzeventighonderd dollar winst en nog een beetje meer; een heel beetje zelfs.»
Hij keek Corcoran gespannen aan.
«Niets te doen, Rankin,» zei Corcoran kalm. «Ik blijf te San Pablo zo lang als ik wil en geen geld van de wereld kan me van gedachte doen veranderen.»
Hij stond op. Rankin begreep de wenk en stond eveneens op.
«Ik had meer begrip verwacht van jouw zijde,» zei hij pruilerig.
«We begrijpen elkaar, Rankin,» zei Corcoran. «Van het ogenblik dat we dat niet meer doen, zullen we een andere taal spreken.»
Zijn glimlach liet geen twijfel bestaan in verband met die taal.
«Heb je eraan gedacht dat Mike Nolan een woordje te zeggen wil hebben in verband met deze geschiedenis?»
«Dat geloof ik niet,» zei Corcoran. «Integendeel! Als Cracken en ik elkaar naar de hel schieten, zal de sheriff een zucht van opluchting slaken. Weer twee onaangename lui die hij niet zelf uit de weg moet ruimen, begrijp je? Nee, hij zal niet tussenbeide komen.»
«Er wordt gezegd,» zei Rankin honend, «dat jij gedachten kunt lezen, maar je kunt je ook vergissen.»
«Dat is niet uitgesloten, Rankin, maar wie loopt er nooit een risico?»
Rankin draaide zich met een ruk om en liep zonder nog een woord te zeggen naar de deur. Hij bleef even staan, toen hij zijn hand op de knop van de deur legde. Vermoedelijk bedacht hij een paar bijzonder toepasselijke scheldwoorden, doch hij bedacht zich, opende de deur en ging naar buiten.
Corcorans gelaatsuitdrukking was bijzonder somber, toen hij de deur achter zijn bezoeker gesloten had en langzaam heen en weer liep in zijn kamer. Het was tot hem doorgedrongen dat hij zich als een stomme dwaas in de hoek had laten drijven, zonder het vooruitzicht op een eventuele beloning. Voor een meisje had hij gezworen dat hij zijn leven van speler op zou geven. Voor dat zelfde meisje had hij zijn revolver aan de sheriff gegeven. En nu was gebleken dat het kind reeds verloofd was met een man die veel beter bij haar paste dan een beroepsspeler! Hij kon zich niet beheersen en lachte zichzelf uit over zijn onvergeeflijke dwaasheid.
Morgen om twaalf uur zou hij een dode man zijn of de vernietiger van het volgende leven in een hele rij. In beide gevallen zou het meisje weten wat ze over hem moest denken. Misschien dacht ze nu al anders over hem. Als ze nagedacht had over hun gesprek, was ze misschien tot de conclusie gekomen dat ze zich op een verkeerd spoor had laten leiden.
Hoe het ook zij — hij moest zijn revolver terug hebben om het met Joe Cracken uit te kunnen vechten. Hij liep naar de spiegel om zich ervan te overtuigen dat zijn toilet nog in orde was. Dan greep hij zijn wandelstokje en ging naar buiten.
Hij was nog geen twintig yards van het hotel verwijderd, toen hij een oude bekende ontmoette. Het was Skinny Montague, die zijn tijd nooit verspilde. Als hij geen geluk had aan een speeltafel, probeerde hij het op een andere manier. Nu had hij een geweldig grote, geweldig zware vent op sleeptouw, die zo dronken was als een Turk. Skinny zag eruit als een klein, dapper sleepbootje dat een zeereus de haven in probeert te trekken.
Corcoran wist dat Skinny niet zo onbaatzuchtig was om een dronken man zo maar te helpen. Vermoedelijk zou hij hem naar zijn bed brengen en zijn zakken leegroven.
Skinny knipoogde tegen Corcoran toen ze elkaar passeerden,
«Ik zal je vriend morgenvroeg een bezoek brengen,» zei hij tegen Skinny.
«Werkelijk?» vroeg Skinny. «Ik geloof dat ik niet veel voor je over zal laten, kameraad.»
«O, jawel!»
«Wat bedoel je?»
«Dat ik je vriend zal vragen hoe het met zijn rekening gesteld is.»
«Vriend?» stamelde de dronkaard. «Dat ben ik! Ik ben iedereens vriend. Skinny, geef me nog een druppel, wil je?»
«Hij is niet in staat te controleren wat hij op het ogenblik bezit,» zei Skinny tegen Corcoran.
«Dat geloof ik nu juist wel.»
«En je gaat je ermee bemoeien, hé? Heb je nog niet genoeg lol gehad? Moet je de mijne nog bederven?»
«Skinny,» zei Corcoran, «wees een man. Als je erop staat een rat te zijn, kun je me niet kwalijk nemen dat ik een valletje opzet en je erin laat tippelen.»
«Bah!» siste Skinny. «Je geluk is naar je hoofd gestegen. Je denkt dat je iedereen kunt regeren.»
Hij sprong opzij en liet de dronkaard aan zijn lot over. «Regeer hem dan ook maar!» riep Skinny en maakte dat hij wegkwam.
De dronkaard waggelde heen en weer, alsof hij niet kon beslissen in welke richting hij zou vallen. Corcoran greep hem onder zijn oksels en sleepte hem naar het hotel. Tien minuten later duwde hij hem in zijn bed in de hotelkamer, waar ook verschillende andere kerels sliepen.
«Vrienden,» zei de speler, «dit is een speciale kermis van mij. Ik hoop dat hem niets zal overkomen!»
De anderen grijnsden, maar aan hun neergeslagen blikken was te zien dat ze het maar al te goed begrepen hadden. Geen van hen zou het wagen het geld van de dronkaard aan te raken, tenzij hij dacht dat hij een kans had tegen Corcoran. En veel die er zo over dachten, waren er niet te San Pablo.
Corcoran ging de straat weer op en liep regelrecht naar de woning van de sheriff. Hij keek vluchtig door het raam en zag een vredig, huiselijk toneeltje. Mevrouw Nolan had haar schoot vol naaiwerk en sheriff Nolan, in zijn hemd, zat de krant te lezen, terwijl hij tevreden aan zijn steelloze pijp lurkte.
Corcoran had al meer dergelijke huiselijke toneeltjes gezien, maar hij had er steeds met verachting naar gekeken. Wat konden die mensen aan hun leven hebben? Welke afwisseling hadden ze in hun eentonig bestaan? Welke gebeurtenissen konden ze met spanning en verwachting tegemoet zien? Dat had hij zich vroeger afgevraagd, maar nu kreeg hij het gevoel dat deze mensen het enige juiste leven leidden en dat zijn leven enkel gevuld was met geesten van verval en smart en hopeloosheid.
Hij klopte op de deur. De sheriff kwam zelf opendoen met één hand aan de kolf van zijn revolver. Hij schoof zijn bril op zijn voorhoofd en knipperde met de ogen om in de duisternis te kunnen zien wie er geklopt had. Wat een wonder dat de sheriff nog geen honderd keer overvallen was door zijn talrijke vijanden!
«Er ligt kracht in oprechtheid.» zei Corcoran tegen zichzelf en het was een les die hij heel lang zou onthouden.
«Ik ben het, Corcoran!» zei hij.
«Vervloekt 1» zei de sheriff. «Ik had Maria over je verteld. Kom binnen. Het zal een genoegen zijn je hand te drukken. Je had een ogenblik geluk, hé? Geen revolver, Cracken als tegenstander en toch geen schrammetje.»
«Ik kom je het volgende hoofdstuk vertellen,» zei Corcoran. «Ik denk dat ik mijn revolver terug moet hebben.»
«Dat meen je toch niet?»
«Er is geen andere mogelijkheid.»
«Het ene uur zweer je elke vorm van gewelddadigheid af en het volgende uur moet je je spuit terug hebben.» Hij zuchtte en haalde de revolver van Corcoran uit zijn linkerholster. «Het spijt me dat ik hem weer af moet geven, Corcoran. Je hebt een revolver met een brein. Waar haalde je die?»
«Ik erfde hem, Nolan.»
«Werkelijk?»
«Ja, na de dood van een man die er toch niets meer mee kon doen.»
«Zo?» vroeg hij. Hij staarde naar Corcoran, die het wapen even in zijn hand wikte en dan met een razend snelle beweging tussen zijn jas liet verdwijnen. «Dus je gaat weer op het oorlogspad? Zal dat morgen mijn eerste werk zijn? Jou op te sporen en te arresteren in verband met moord?»
«Dat hoop ik niet, sheriff,» zei Corcoran met een glimlach.
«Hoe oud ben je?» vroeg Nolan plotseling.
«Dertig.»
«Nog maar dertig? Man, man, toen ik dertig was, kende niemand ook maar mijn naam. Toen was ik nog een doodgewone cowboy. Toen had ik Maria, die me later trouw zwoer, nog niet ontmoet. Toen was ik niets en nogmaals niets en kijk nu eens naar jezelf?»
Hij kwam een stapje vooruit, alsof hij in het gezicht van Corcoran wilde zoeken wat deze zo groot en beroemd gemaakt had.
«Kom binnen, zoon,» besloot hij. «Maak kennis met Maria.»
«Nee,» zei Corcoran, «ik ben het niet waard dezelfde lucht in te ademen als zij!»
Hij draaide zich om en was verdwenen voor de sheriff hem terug kon roepen.