Hoofdstuk 6
Hij bereikte San Pablo op het mooiste ogenblik van de dag. De
zon was net weggezonken achter de Comanche-bergen en de westelijke
hemel scheen in vuur en vlam te staan. De toppen van de bergen
waren scherp afgetekend tegen de lichtende hemel.
Hij passeerde een groep van een half dozijn goudzoekers die in
de richting van San Pablo gingen. Hij behoefde hen slechts één
ogenblik aan te kijken om te zien in welke categorie ze
thuishoorden; de brandende zonnestralen hadden hun gezicht doen
vervellen. Ze zongen een lied dat vermoedelijk beter op zijn plaats
zou geweest zijn op een feest van een groep collegestudenten. Het
waren studenten met vakantie. Ze hadden gebruik gemaakt van hun
vakantie om van de open vlakte te profiteren en misschien een
fortuin te vinden. Wat ze ook vonden, ze zouden in ieder geval
beloond worden voor hun inspanningen.
Corcoran voelde zich eensklaps oud, toen hij die jongens
passeerde. Het was niet zijn bedoeling geweest lang te San Pablo te
blijven. Hij had die plaats slechts beschouwd als een etappe op
zijn reis, maar nu begon hij van gedachte te veranderen.
Hij ging naar het hotel en vroeg een kamer.
«Alles bezet!» zei de tevreden hoteleigenaar.
«Kijk nog maar eens in het gastenboek,» zei Corcoran en hij
liet de man een bankbiljet van grote waarde zien.
De eigenaar keek Corcoran over de rand van zijn bril aan en
begon dan de bladen van het gastenboek om te slaan.
«Verdraaid,» zei hij met klaarblijkelijke verbazing in zijn
stem, «er is nog een bed vrij. Op een kamer van vier...»
«Je moet beter kijken,» zei Corcoran, terwijl hij een tweede
bankbiljet naar de man toeschoof. «Ik ben er zeker van dat er
iemand op het punt staat te vertrekken en dat je mij zijn kamer
kunt geven.»
De hoteleigenaar keek weer op. Vergeet niet dat dit gebeurde
in de periode dat men voor een tent te San Pablo meer betaalde dan
voor een suite met bad in het meest weelderige hotel van Manhattan.
Een kamer voor zichzelf alleen? Corcoran zag in de ogen van de
hoteleigenaar dat hij beschouwd werd als een miljonair.
«Een kamer voor jou alleen?» vroeg de eigenaar. «Wel,
misschien kan dat geregeld worden, maar het zal je een hoop centen
kosten, mister.»
«Desnoods betaal ik de rekening van tevoren,» zei Corcoran.
«Stuur een jongen naar buiten om mijn paard naar de stal te
brengen.»
«Hoe zal de jongen weten welk paard het jouwe is?»
«Zeg hem dat hij het mooiste paard dat hij ziet, op stal moet
brengen,» zei Corcoran en volgde de hoteleigenaar die hijgend en
blozend tegen de trap opklom.
Corcoran hield ervan af en toe de grote mijnheer te spelen.
Toen hij de kamer zag, beweerde hij dat deze niet in orde was.
Alles was smerig, zei hij, en dat tweede bed in de kamer was voor
niets of niemand nodig. Wat betekende het dat het water in de
waskom niet fris was, vroeg hij verontwaardigd.
«Ik heb gezien dat er in de stad een paar bloementuinen zijn,»
merkte Corcoran op. «Zorg ervoor dat er, als ik terug ben, bloemen
op de kamer zijn.»
«Verontschuldig me, mister,» stamelde de eigenaar, «maar als
je je echtgenote verwacht, is de prijs van de kamer dubbel.»
Corcoran maakte een wandeling in de stad en ontdekte dat hij
er alles kon vinden wat hij wenste en zelfs nog meer. De
overblijfselen van de vroegere Spaanse tijd drukten nog steeds hun
stempel op de nederzetting. In alle straten liepen cowboys,
goudzoekers, mijnwerkers en avonturiers van allerlei soorten en
kleuren. Bij dag waren ze in de bergen om geld te verdienen; 's
avonds kwamen ze naar San Pablo om hun geld zo snel mogelijk op te
maken.
Doch toen hij verder slenterde, kwam hij eensklaps in een wijk
waar een bijna volkomen rust heerste. Kinderen speelden in het stof
van de straat; door geopende deuren zag hij de open haard in de
kamers. Hij was op een afstand van nauwelijks vijfhonderd yards van
het centrum van allerlei genoegens en toch kreeg hij de indruk dat
hij midden in een slaperig Mexicaans stadje terechtgekomen
was.
Hij was niet de enige wandelaar.
Knappe, slanke senorita's met hun witte mantilla's en begeleid
door hun duenna's en oude Mexicaanse echtparen liepen langzaam
langs de huizen en keken nu en dan op naar de stralende
sterrenhemel. Af en toe hoorde Corcoran het sprenkelen van water en
hij wist dat dit romantische geluid veroorzaakt werd door een
fonteintje in een patio, achter hoge, witte muren. Nu en dan rook
hij de fijne geur van rozen in een goed onderhouden tuin. De
geluiden die uit de bergen tot hem doordrongen, schenen de stilte
nog intenser te maken. De hele atmosfeer en omgeving sprak van rust
en vrede.
Corcoran zei tegen zichzelf, wat hij al honderdmaal tegen
zichzelf gezegd had; dat het tijd was om te zorgen voor het geld
dat hem zou toelaten zijn stormachtige leven op te geven. Hij had
te lang in het brandpunt van de belangstelling gestaan. Hij
verlangde naar stilte en rust.
Hij keerde terug naar het hotel. De gehele kamer had een
metamorfose ondergaan. Op de tafel bij het raam stond een
reusachtige vaas met gele bloemen.
Corcoran opende de tas die hij speciaal had laten maken om
achter zijn zadel op de rug van zijn paard te binden. In die tas
zaten meer dingen dan de gewone man — of zelfs de gewone vrouw — in
de dagelijkse omgang nodig had. De meeste mensen, zelfs de
veteranen, hadden veel van Corcoran kunnen leren als het erop
aankwam bagage in te pakken. Er zat een volledig kostuum in en
verschillende stellen ondergoed, maar er kwamen ook een map met
schrijfpapier, een borstel met gouden rug, een kam en zelfs een
manicuredoos uit te voorschijn.
In heel San Pablo waren er misschien geen drie mensen, die
ooit over het onderhouden van vingernagels hadden horen spreken,
maar Corcoran was een man, die trouw bleef aan één principe. Dat
principe was: «Duizend kleine dingen maken een man; als één van die
dingen verkeerd is, is ook de hele man verkeerd.» Dat was geen leeg
principe, want in al zijn doen en laten hield hij er rekening
mee.
Het duurde vijftig minuten voor hij eindelijk voor zijn
spiegel kon gaan staan om te kijken of zijn toilet volledig in orde
was, maar toen hij zijn haarborstel voor het laatst over zijn hoofd
streek, wist hij dat hij uiterlijk volkomen voorbereid was op alles
wat te San Pablo te beleven was. Toen hij zijn jas aangetrokken
had, keek hij zoekend om zich heen, alsof hij nog iets miste.
Tenslotte liep hij naar de tafel, zocht de kleinste bloem uit de
vaas en schoof deze in zijn knoopsgat.
Met een laatste blik in de spiegel strekte hij zijn schouders
en verliet zijn kamer om zich door de bewoners van San Pablo te
laten bekijken en bewonderen.
Dat was het voornaamste in het leven van Corcoran. Hij wenste
steeds en overal opgemerkt te worden. Van het ogenblik dat hij een
vreemde plaats betrad, achtte hij het noodzakelijk dat alle blikken
in zijn richting zwenkten. Hij was ervan overtuigd dat hij dit
resultaat vanavond zou bereiken. Zelfs als de bloem in zijn
knoopsgat niet opvallend genoeg was, zouden zijn lichtgrijze
slobkousen zeker de algemene aandacht vestigen.
Slobkousen in San Pablo!
Hij glimlachte bij zichzelf. Hij kon zich er onmiddellijk
rekenschap van geven welke indruk hij de gehele avond zou maken,
toen hij door de hal van het hotel liep. De ruwe, ongeschoren,
onverzorgde kerels die er rondhingen, werden stil toen ze hem
zagen. Alle ogen gingen in zijn richting. Alle mannen, zowel de
jonge als de oude, lachten hem openlijk uit. Enkelen gaven zelfs
lucht aan hun verachting, maar de meesten lieten hun mond
openvallen van verbazing.
Corcoran was heel tevreden.
Hij kende zichzelf en was zich bewust van zijn mogelijkheden.
Het was de acteur in hem, die hem dwong even in het midden van de
hal te blijven staan, opdat hij de aandacht van de toeschouwers
gespannen zou kunnen houden. Uit de hoek van zijn ogen zag hij dat
de glimlachjes eensklaps om de lippen van de mannen verstarden.
Diegenen, die hun mond opengedaan hadden om een honend woord te
uiten, lieten hun mond openstaan zonder dat er een geluid
uitkwam.
Wat was er gebeurd?
Dat hoorde hij, toen hij de deur bijna bereikt had, want een
stem drong tot hem door: «Dat is de man, die Jeff Toomy van leer
gaf!»
Wel, er is niet veel nodig om bekendheid te verwerven in het
Wilde Westen. Corcoran bleef niet staan, maar hij liep toch
langzaam genoeg om nog voor hij de trap van de veranda bereikte,
een tweede stem te horen die zei:
«Dat is Corcoran, de beroepsspeler!»