Wennen aan ons nieuwe leven

Op 4 mei 2007 werd ik Kate McCann. Volgens mijn paspoort, rijbewijs en bankrekening was ik Kate Healy. Ik had mijn meisjesnaam niet om een speciale reden aangehouden, ik was gewoon wie ik was en altijd was geweest. Maar na Madeleines ontvoering noemde de pers me automatisch Kate McCann, en sindsdien ben ik altijd Kate McCann geweest Van de ene op de andere dag verdween mijn oude leven en werd ik iemand anders.

Dat leek ook voor onze dochter op te gaan. Madeleine zou de eerste zijn geweest om haar vingertje op te steken als iemand haar naam bekortte. ‘Ik heet niet Maddie. Ik heet Madeleine!’ En terecht. Het gebeurt vaak onbewust of in een goedaardige poging om vertrouwd en vriendelijk te klinken, maar de kranten weten hoe ze heet en noemen haar nog steeds hardnekkig Maddie of Maddy. Ik vind dat een gebrek aan respect. Helaas gebeuren zulke dingen als je naam te lang is voor de krantenkoppen, en er zijn al heel wat koppen geweest.

Vergeleken met vroeger zijn we allemaal veranderd. Gerry’s familie mist hun grappige en gezellige ‘kleine broertje’. Ze hebben nu een veel ernstiger broer die het altijd druk heeft en meestal uitgeput is. Ik ben bepaald niet meer zo ontspannen als vroeger, heb minder tijd voor leuke dingen en ben helaas cynischer geworden, hoewel niet ten onrechte, hoop ik. Ik ben lustelozer en weet dat een vonkje binnen in me is gedoofd. Maar er zijn ook positieve veranderingen geweest. We mopperen nog maar zelden over kleine ongemakken of teleurstellingen: we weten hoe onbelangrijk die zijn in het grote geheel der dingen. We erkennen dat we met heel veel goedheid en medemenselijkheid gezegend zijn en beseffen hoe kostbaar het leven is.

Ik geloof dat geen enkel element van ons oude leven niet op de een of andere manier is veranderd of beïnvloed door Madeleines ontvoering. Nu ik erop terugkijk, vraag ik me af hoe we dit hebben overleefd. Als Gerry en ik niet zo’n goede relatie hadden gehad, weet ik niet wat ik had moeten doen. Voordat ons leven overhoop werd gegooid, merkte mijn vader meer dan eens op dat Gerry en ik hebben geboft toen we elkaar vonden. De meeste stellen, zei hij tegen me, hebben niet wat jullie hebben. Ik kan niet voor andere huwelijken spreken, maar ik voel me inderdaad een geluksvogel, vooral omdat we, in het licht van wat ons is overkomen, zo’n liefde en wederzijds respect voor elkaar hebben. Het feit dat we nog bij elkaar zijn en het nog steeds goed gaat, is op zichzelf al een prestatie (zoals columnisten en psychologen ons steeds in herinnering brengen). Volgens de statistieken lopen de meeste huwelijken op zulke traumatische ervaringen stuk.

Ik zou liegen als ik zei dat alles een fluitje van een cent is geweest. Geen relatie, hoe sterk ook, komt er zonder kleerscheuren vanaf als je als ouders iets moeten doorstaan wat wel de pijnlijkste en afgrijselijkste beproeving moet zijn die je ooit is overkomen. Het is onvermijdelijk dat we op verschillende momenten door bepaalde fasen of stadia heen gaan, en andere manieren vinden om met ons verdriet om te gaan. Gerry functioneerde veel eerder weer dan ik. Ik voelde toen een lichte wrok omdat hij wel weer aan de slag kon en ik niet. Soms vond ik dat bijna kwetsend, alsof hij op de een of andere manier niet genoeg verdriet had. Op andere momenten vond ik mezelf een mislukkeling omdat ik niet zo veel voor Madeleine kon doen als hij. Voor Gerry was het even moeilijk. Hij had mijn hulp en steun nodig, maar ik werd zo door mijn eigen verdriet in beslag genomen dat ik hem simpelweg niéts te bieden had.

Toen ik eindelijk de volgende sport van de ‘verwerkingsladder’ bereikte, begreep ik dat Gerry’s vermogen om zichzelf uit de hel te trekken waarin we gesmeten waren, een godsgeschenk was geweest. Zonder dat zou onze campagne om Madeleine te vinden nooit zo snel zo succesvol zijn geweest.

Gerry heeft geprobeerd om zijn leven, zijn denken en zijn aandacht in hokjes te verdelen, en dat is aardig goed gelukt. Daaraan dankt hij zonder twijfel een efficiënter en minder slopend bestaan, maar ik kan dat niet. Madeleine zit altijd in mijn hoofd. Soms denk ik bewust aan haar of ik moet aan haar denken door een of andere reflex, waar ik ook over praat of wat ik ook doe. Daardoor ben ik geen liefhebbender of meer betrokken ouder. Ik geloof dat het niet voor niets is dat vaders en moeders verschillen; zwanger zijn en een kind ter wereld brengen creëert een unieke, diepe band. Tegelijkertijd weet ik dat het voor haar, noch voor mij iets uithaalt om zo bezorgd te zijn en er helemaal door in beslag te worden genomen.

Maar het vreselijke bewustzijn van Madeleines angst, dat ik ooit elk wakend uur heb gehad, is iets afgenomen. Wat ervan rest, is een hardnekkig besef van de doodsangst die ze gevoeld moet hebben in het eerste, verwarrende moment toen ze haar ogen opendeed en bij een onbekende was. Ik kan me niet voorstellen dat dit ooit helemaal zal verdwijnen.

Pas na een hele tijd stond ik mezelf toe om echt weer ergens van te genieten. Ik kon niet tv-kijken, geen boek lezen, niet naar muziek luisteren of het voetballen volgen, zoals ik dat in mijn oude leven ter ontspanning had gedaan. Ik ging niet meer naar de film of naar een restaurant. Ik kon geen winkels meer afschuimen. Madeleine was van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat als ik de slaap niet kon vatten in mijn gedachten. Ik kon zelfs niet meer rustig gaan zitten, tenzij ik iets ging doen, zoals eten of aan de computer werken. Hoe kon ik zonder mijn dochter ook maar ergens van genieten?

Deels kwam het door het idee dat ik elk moment van de dag iets moest doen om Madeleine te helpen, en deels doordat heel veel dingen waar ik vroeger zo van hield, me herinnerden aan het leven dat we nog steeds hadden moeten leiden, en dat me nu tot waanzin drijft. Soms ben ik door het minste of geringste compleet van de kaart: de geur van pasgemaaid gras of een liedje dat me aan gelukkiger tijden doet denken. Bij de hymne ‘On Eagle’s Wings’, die Gerry en ik voor ons huwelijk hadden gekozen, krijg ik het altijd weer te pakken. Het duurde meer dan twee jaar voordat ik me er weer toe kon zetten muziek te maken. Dat ik die horde kon nemen, kwam uiteindelijk door het besef dat het tegenover Sean en Amelie, die graag zongen, oneerlijk zou zijn om hun iets te ontnemen waarop ikzelf ook zo dol was geweest.

Gerry daarentegen kon zo nu en dan de knop omzetten, en ik weet zeker dat hij daar veel profijt van had. Ik voelde me schuldig naar hem toe, omdat ik dat niet kon. Hij wilde wanhopig graag zijn ontspannen momenten met me delen, zijn oude Kate weer terugkrijgen, al was het maar voor even. Dan stelde hij voor om iets leuks te gaan doen, maar ik begon dan te huilen.

Ondanks zijn innerlijke kracht, vastberadenheid en capaciteiten heeft natuurlijk ook Gerry zijn depressieve momenten. Tijdens al onze eindeloze beproevingen is hij zo’n rots in de branding geweest dat het des te verontrustender is als hij instort. Het is heel angstaanjagend om een sterke man tot een hoopje ineen te zien krimpen en als een baby te zien huilen. Vooral als hij de belangrijkste man in je leven is. Ik weet nog dat ik hem een keer op de bank zag zitten, terwijl hij tussen Sean en Amelie in tv aan het kijken was. Toen hij naar me opkeek, rolden er tranen over zijn wangen. Ik wierp een blik op het scherm om te zien wat ze hadden opgezet. Het was Gerry en Madeleines favoriete aflevering van Doctor Who.

Soms heeft Gerry al zijn krachten nodig om voor zijn overleving te vechten en dan heeft hij voor mij niets meer over. Soms, wanneer ik in een bodemloze put zat of bang was dat ik de controle compleet zou verliezen, verlangde ik naar een moment om het met hem door te praten of gewoon zijn arm om mijn schouders te voelen, maar dan had hij er gewoon de kracht niet voor. Hij weet of vreest dat ook hij instort als hij zich door mijn wanhoop laat meesleuren. Ik begrijp die vreselijk, netelige situatie maar al te goed omdat ik die in moeilijke omstandigheden tegenover familieleden zelf ook heb ervaren. Het klinkt zelfzuchtig en zo voelt het ook. Maar onze levens blijven in wankel evenwicht, en soms kun je ternauwernood je eigen hoofd boven water houden, laat staan ook nog eens dat van een ander.

Gelukkig vallen Gerry’s zwaarste perioden meestal niet samen met de mijne, en over het algemeen kunnen we elkaar wel opbeuren. We weten ook dat het essentieel is om op de een of andere manier tijd voor elkaar vrij te maken om met elkaar te kunnen blijven communiceren, niet uit elkaar te groeien en te vermijden dat we het zoveelste statistische geval van een mislukt huwelijk worden. Ik zeg ‘op de een of andere manier , omdat ons leven sinds 2007 afschuwelijk druk en traumatisch is geweest. Naast de loodzware last van de zoektocht naar Madeleine, de organisatie daarvan, het bijwonen van fundraisingactiviteiten, Gerry’s volledige baan en de vele eisen van het gezinsleven is er weinig ruimte voor iets anders.

Ik koos een cognitieve benadering om ons seksleven weer op de rails te krijgen en concentreerde me sterk op wat Gerry als man en vriend voor me betekent; op de liefde die we voor elkaar voelen en de drie prachtige kinderen die we samen geschapen hebben; op onze eenheid als echtpaar en als gezin van vijf personen. Het heeft kennelijk gewerkt. Als mijn geest naar duistere hoeken afdwaalt, vecht ik ertegen door me te richten op de goede en belangrijke dingen die ik heb. En ik houd voor ogen dat ik niet wil en zal toestaan dat dit slechte individu ook andere dingen in ons leven kapotmaakt.

Ik weet zeker dat Alan Pike gelijk had, en het hielp dat ik mezelf langzaam, héél langzaam, wat genot en enige ontspanning toestond. Ik weet niet of dat gewoon een kwestie van tijd was, maar het duurde wel meer dan een jaar. Het eerste korte, vredige moment herinner ik me nog heel goed. Dat deed zich in de zomer van 2008 voor, tijdens onze eerste vakantie sinds Madeleines ontvoering, in een heerlijk afgelegen hut in British Columbia. Gerry en ik waren gaan hardlopen in het bos, en toen we terugkwamen, had tante Norah een geweldige lunch voor ons klaargemaakt. Na het eten ging ik een hele tijd in bad zitten, met een glas rode wijn. Ik ging languit liggen, dompelde mijn hoofd compleet onder water en liet het gloeiend hete water over mijn gezicht spoelen. Mijn geest was vredig, mijn lichaam kalm... en ineens merkte ik dat de zwaarte van ons leven kortstondig werd weggenomen. Eventjes maar, maar het voelde goed.

Maar alleen al door de erkenning van deze trage, persoonlijke ‘vooruitgang’ word ik weer door schuldgevoelens overspoeld. Mijn leven wordt verpletterd onder schuldgevoel: schuldgevoel over wat er met Madeleine is gebeurd, schuldgevoel omdat ik deze ellende heb overleefd, schuldgevoel omdat ook Sean en Amelie eronder lijden, schuldgevoel omdat ik niet meer de persoon en de echtgenote ben van vroeger, schuldgevoel als ik vijf minuten voor mezelf uittrek... Als het op schuldgevoel aankomt, is het misschien wel een dubbele vloek om moeder én katholiek te zijn, en het is beslist een zware last die je met je meetorst. Het vreet aan je geweten, en als je verzwakt, kan het je ondergang zijn.

Dat gezegd hebbende, door de wetenschap dat ik nu een sterkere en capabelere vrouw ben dan een paar jaar geleden, kan ik een klein deel van dat schuldgevoel van me afschudden: ik erken dat dat voor mij, voor Gerry, voor Sean en Amelie, en voor Madeleine, een positieve ontwikkeling is.

4 december 2010

We zijn gisteren naar het diner dansant van de Leicestershire and Rut-land Irish Golf Society geweest [de opbrengst ging naar Madeleine’s Fund]. Dat was een geweldig initiatief met leuke mensen en prima muziek. We voelden ons er ‘veilig’ en vooral: onder vrienden. Gerry en ik hebben een groot deel van de avond gedanst, en dat hadden we sinds Madeleines ontvoering niet meer gedaan. We hebben ervan genoten. Het was een ietwat vreemd gevoel, maar ik werd niet door schuldgevoelens verteerd zoals zo vaak gebeurt in zulke situaties. Gerry zag er echt gelukkig uit en gloeide bijna. Het was een goed gevoel om samen met mijn prachtige man te kunnen lachen en glimlachen.

Wij voelen weliswaar de pijn het scherpst, maar onze hele familie en beste vrienden hebben er in zekere mate ook elke dag mee te maken. Fiona, Dave, Russell, Jane, Rachael, Matt en Dianne leven bovendien met het trauma dat ze bij ons waren toen de ontvoering plaatsvond. Heel veel mensen missen Madeleine - hun kleindochter, familielid, nicht, petekind en vriendinnetje - en zijn natuurlijk bezorgd om Gerry en mij. We hebben allemaal onze eigen behoeften en kunnen die van anderen er niet altijd bij hebben. Dat is voor ons heel moeilijk geweest, vooral vanwege de ongelooflijke steun die we in de afgelopen vier jaar van onze familieleden en vrienden hebben ondervonden.

Diverse vrienden van mij hebben de laatste tijd hun eigen problemen: gebeurtenissen die we in ons oude leven ‘een hele hijs’ gevonden zouden hebben. ‘Het is niks vergeleken met wat jullie doormaken,’ zeggen ze dan, en ze klinken bijna schuldbewust omdat ze het zelfs maar over hun problemen hebben. Maar sterfgevallen in de familie, scheiding en kanker zijn niet ‘niks’. De wetenschap dat iemand anders iets ergers meemaakt dan jij, verlicht je eigen pijn niet, dat weten we wel. De ontvoering van een kind staat hoog in de hiërarchie van menselijke beproevingen, maar het zou absurd en onrechtvaardig zijn om de tragedie van iemand anders daaraan af te meten. We hebben onze vrienden zo goed mogelijk proberen te steunen, maar doordat onze voorraad kracht en tijd uitgeput raakte, hebben we wel eens minder gedaan dan we gewild zouden hebben.

Ik moet bekennen dat ik soms te hooggespannen verwachtingen van anderen heb gehad. Onze vrienden en familieleden stonden in het begin altijd voor ons klaar en besteedden hun tijd en middelen aan alles wat de zoektocht naar Madeleine kon bevorderen. Maar naarmate de tijd verstrijkt, is het onvermijdelijk dat de motivatie terugloopt, prioriteiten veranderen en dat mensen hun eigen leven weer moeten leiden. Dat is allemaal volkomen logisch. Maar hoewel ik daar alle begrip voor heb, word ik er soms verdrietig van dat iemand in staat is om af te haken terwijl Madeleine nog steeds wordt vermist En vermoedelijk ben ik ook jaloers omdat ze de vrijheid hebben om dat te doen. Toch twijfel ik er geen moment aan dat zodra wij hun vragen iets voor ons te doen of wanneer we behoefte hebben aan hun aanwezigheid, onze vrienden en familieleden te hulp zullen schieten. Vergeleken met andere gezinnen die afschuwelijke gebeurtenissen hebben meegemaakt, hebben we het in dit opzicht bijzonder getroffen.

Alan Pike waarschuwde dat we als gevolg van onze tragedie goede vrienden gingen verliezen. Maar er zouden ook nieuwe mensen in ons leven komen, en misschien raakten we onverwacht veel inniger bevriend met mensen die voorheen op afstand waren gebleven. Hij had honderd procent gelijk. Sommige vriendschappen zijn om onduidelijke redenen verwaterd. Dat is akelig en verbazingwekkend, maar we hebben leren aanvaarden dat zoiets in deze omstandigheden niet ongewoon is, en er is ook een goede kans dat die vriendschappen in de toekomst nieuw leven ingeblazen zal worden. Het was van het begin af aan moeilijk om te praten met mensen die niet nauw betrokken waren geweest bij de gebeurtenissen. Het leek wel of ze het dan niet echt begrepen of ze hadden, zoals in sommige gevallen, geen idee van hoe ons leven nu veranderd was. Misschien deden we wel van pure uitputting onze uiterste best om het contact met hen te herstellen.

Bepaalde reacties op onze situatie zijn moeilijk te verdragen geweest (hoewel ze vanuit antropologisch standpunt interessant kunnen zijn!). Sommige mensen vonden het misschien gewoon te pijnlijk en reageerden alsof Madeleines ontvoering voor hen nooit had plaatsgevonden. Ze proberen zichzelf misschien gerust te stellen door het daar niet over te hebben of het te negeren: de wereld is nog steeds goed en veilig. Voor ons is het moeilijk om met die houding om te gaan, want wij beleven de pijn elke dag opnieuw, maar we beseffen natuurlijk dat ieder mens op zijn eigen manier met zijn gevoelens omgaat. Dat wil niet zeggen dat hij die niet heeft. Bij mensen die we minder goed kennen, merken we soms dat ze niet weten wat ze moeten zeggen. Voor Gerry en mij is het gemakkelijker en beter om wel over Madeleine te praten, en het is voor ons een opluchting als anderen dat ook doen. We kunnen niet doen of ze niet bestaat.

Een van de grote veranderingen in ons leven was dat we uit de anonimiteit traden, die we altijd als vanzelfsprekend hadden gevonden, wat vermoedelijk ook voor de meeste andere mensen geldt. We hebben nooit geweten hoe verreikend de gevolgen zouden zijn. Als Kate Healy kon ik doen wat ik wilde, wanneer ik het wilde. Ik kon praten met wie ik wilde, en ik kon me spontaan gedragen zonder het gevoel te hebben dat iedereen me beoordeelde. Ineens werden we als gevolg van uiterst wrede omstandigheden overal ter wereld herkend en wist iedereen persoonlijke details van ons.

Cynici zullen wel zeggen dat we de media ‘het hof gemaakt’ hebben (god, wat haat ik die uitdrukking). Als ze daarmee bedoelen dat we hun hulp hebben gevraagd om iedereen te vertellen dat onze dochter is gestolen en dat we haar wanhopig graag terug willen hebben, dan moeten we toegeven dat dat waar is. Bij elke beslissing die we de laatste vier jaar hebben genomen, inclusief elke ontmoeting met de pers, stond het belang van Madeleine voorop, niet het onze. Wat zouden die critici hebben gedaan als Madeleine hún kind was geweest? Zouden ze zich verstopt hebben en er maar het beste van hebben gehoopt? Wat zou ú doen?

Wat we altijd nodig hebben gehad en nog steeds nodig hebben, is de hulp van het publiek bij de opsporing van Madeleine. We geloofden, ook op aanraden van anderen, dat dit de beste manier was om het publiek te bereiken.

Onze relatie met de media is nog steeds in een wankel en hachelijk evenwicht. We zijn ervan afhankelijk om te zorgen dat Madeleine niet wordt vergeten, en ze publiceren verzoeken om informatie in verband met nieuwe ontwikkelingen in ons onderzoek. Maar de samenwerking met hen is als rijden op een tijger in de hoop niet verzwolgen te worden. Tegenwoordig is in Groot-Brittannië zowel als in Portugal hun houding jegens ons heel wisselend. De ene dag verslaan ze onze openbare optredens redelijk sober en objectief, de volgende spuien ze weer kritiek En weer een dag later steken de altijd vijandige anti-McCann-commentatoren de kop weer op, die herkauwen dat we de kinderen alleen hebben gelaten of beweren dat we moeten ophouden en de zoektocht moeten opgeven.

Omdat we nu zo bekend zijn (het woord "beroemd’ krijg ik niet over mijn lippen), voel ik me tegenwoordig slecht op m’n gemak in het openbaar. Soms komen mensen naar me toe om me het beste te wensen. Anderen staan alleen te staren, stoten hun gezelschap aan en fluisteren: ‘Hé, daar heb je Kate McCann,’ waarna vijf hoofden mijn kant op draaien. Ik heb winkelmeisjes zien wegrennen om het hun collega’s te vertellen, zodat achter een toonbank nog eens drie hoofden werden omgedraaid. Ik vraag me werkelijk af wat ze denken. Geloven ze wat er in de kranten heeft gestaan? Winkelen heeft me toch al nooit zo geïnteresseerd, maar tegenwoordig vind ik het een ergere bezoeking dan ooit. Als ik er niet onderuit kan, zorg ik dat ik zo vlug mogelijk weer buiten sta.

Na onze terugkeer uit Portugal was een van mijn eerste klusjes het ophalen van een dvd van Jungleboek die ik had besteld. Zodra ik uit de auto stapte, werd ik doodsbenauwd. Ik wilde dat niemand me zag, maar het was heel druk in het winkelcentrum. Haastig liep ik de winkel in, terwijl ik mijn blik op grond gericht hield om elk oogcontact te vermijden. Toen ik in de rij voor de kassa stond te wachten, moest ik de neiging onderdrukken om de winkel uit te lopen. Het duurde allemaal te lang. Ik voelde me naakt en er sprongen tranen in mijn ogen. Toen ik eindelijk geholpen was, rende ik met de dvd in mijn hand geklemd het winkelcentrum uit, toen iemand me ineens bij de arm pakte. Het was een ex-collega. Ik barstte in snikken uit en ze trok me dicht tegen zich aan terwijl andere mensen zich langs ons heen werkten. ‘Kate, wat kijk je bang,’ zei ze. ‘Kin omhoog, meid, je hoeft je nérgens voor te schamen.’

Als mensen me zagen lachen of glimlachen, was ik bang dat ze dat ongepast zouden vinden. Ik vond het immers ook zelf ongepast Als ze me buiten zagen lopen, was ik bang dat ze zouden zeggen: ‘Hoe kan ze dat nou doen? Ik zou het niet gekund hebben.’ Ik maakte mezelf zorgen over zoiets idioots als de mogelijkheid dat winkelende mensen me gewone boodschappen zagen doen in Marks & Spencer of Sainsbury’s en zich dan verwijtend afvroegen waarom ik niet naar een goedkopere winkel zoals Aldi ging en het uitgespaarde geld in Madeleine’s Fund stortte. Maar mij leek dat toen allemaal niet idioot Ik zat er echt mee.

Het is meermalen voorgekomen dat ik met Sean en Amelie buiten was en dat een van de kinderen een driftbui kreeg. Ze waren peuters en deden wat elke peuter doet, maar ik was bang dat de mensen negatief zouden oordelen over mijn kinderen en de manier waarop ik op hun gedrag reageerde. Dachten ze dat de tweeling ongelukkig of getraumatiseerd was? Waren ze bang voor mij? Dachten ze dat er problemen waren in ons gezin? Wat gingen ze tegen hun vrienden zeggen? Ik werd daardoor onzeker over mijn reacties. In mijn oude leven zou ik waarschijnlijk even iets strengs hebben gezegd of had ik gedaan alsof ik het kind niet zag huilen, in de hoop dat hij of zij kalmeerde als ik er geen aandacht aan schonk. Maar nu iedereen toekeek, had ik het gevoel dat ik hen niet streng kon toespreken, laat staan dat ik mijn stem kon verheffen. Meestal deed ik mijn alleruiterste best om redelijk te blijven praten of vroeg ik buitengewoon vriendelijk om er alsjeblieft mee op te houden.

Sean en Amelie gingen een paar weken na onze terugkeer uit Portugal weer naar zwemles. Amelie was net als haar grote zusje een echte waterrat maar Sean moest er niets van hebben. Toen ik hem aanmoedigde om met de lerares en de andere kinderen het zwembad in te gaan, klemde hij zich brullend aan me vast. Wat moest ik doen? De gemakkelijkste weg bewandelen en hem mee naar buiten nemen? Hij zou heus wel een keer leren zwemmen, dat hoefde niet per se meteen. Of hem bij de zwemlerares achterlaten, ondanks zijn tranen en zijn hartverscheurende kreten als ‘Ik wil mijn mamma’? Het was vreselijk. Ik besefte dat alle andere ouders door het raam van het zwembad stonden mee te kijken. Zouden ze me veroordelen omdat ik mijn zoon het huilen? ‘Die Kate McCann is bikkelhard...' Uiteindelijk keek ik de lerares smekend aan en vroeg: ‘Wat vindt u ervan?’

‘Geef hem maar aan mij en ga maar weg. Het komt heus goed,’ zei ze zelfverzekerd. Ze had ongetwijfeld gelijk, maar het was bepaald niet leuk om mijn kleine Seany door het raam met een rood en vlekkerig gezicht te zien snikken. Na nog een paar uitdagende lessen was hij er echter overheen. Tegenwoordig is hij dol op zwemmen en hij doet het heel goed, dankzij het gezonde verstand van de zwemlerares.

De aandacht van onbekenden is natuurlijk niet alleen maar slecht. Mensen die de moeite nemen om te schrijven, verontschuldigen zich soms omdat ze zich indringers voelen: ‘We hebben gewoon het gevoel dat we u kennen.’ Zulke excuses zijn nergens voor nodig. Juist hun warmte en steun heeft ons op de been gehouden, ook al lijkt het een beetje vreemd dat ons volkomen onbekende mensen zo veel over ons weten. Het is hartverwarmend en troostrijk als klanten in de supermarkt naar ons toe komen en zeggen: ‘Hoe gaat het, Kate? We staan allemaal achter je.’

Er loopt een dunne lijn tussen belangstellend meeleven en opdringerigheid, en die is heel moeilijk te definiëren. Er komen vaak mensen langs die inlichtingen willen doorgeven. Die zijn niet zelden helderziend of een medium (tijdens Kerstmis 2010 stond er iemand op onze stoep die een visioen had gehad; wij zaten op dat moment aan de kerstmaaltijd, en ik vrees dat Gerry korte metten met hem heeft gemaakt!). Er belden ook wildvreemden aan die zeiden: ‘Hallo, we waren in de buurt en wilden even kijken hoe het met jullie gaat.’ Dat zijn vriendelijke mensen die het goed bedoelen, en hun gevoelens worden heel erg gewaardeerd, maar hun optreden is soms ietwat onthutsend. Zoals ik al zei, de lijn is moeilijk te definiëren, en het feit dat de mensen het zo goed bedoelen, maakt het moeilijker om kritiek te leveren als ze die lijn overschrijden.

Ik voel me veel kwetsbaarder dan vier jaar geleden, vooral als moeder. Ik weet nog hoe bezorgd ik was toen Madeleine nog klein was. Veel daarvan was irrationeel. Stel je voor dat een wesp in haar mond vliegt en haar steekt, zodat haar keel opzwelt! Stel je voor dat een passerende hond ineens aanvalt en haar bijt! Nooit heb ik stilgestaan bij de mogelijkheid dat een man mijn kind uit haar bed zou kunnen stelen. Sinds die avond is mijn bezorgdheid over Sean en Amelie alleen maar toegenomen, en ik maak me nu ook zorgen over ongelukken, ziekten en (uiteraard) over de mensen met wie ze in aanraking komen.

Ik maak me zorgen over de toekomst, over het moment dat de kinderen naar de universiteit gaan en misschien net zo graag willen reizen als ik. Ik wil niet dat ze gaan. Ik wil hen veilig bij me in de buurt hebben. Ik heb met Alan Pike over mijn rationele en irrationele angsten gepraat en spreek mezelf moed in: ‘Je moet sterk zijn. Je moet hen het leven laten ervaren. De meeste kinderen worden zonder grote tegenslagen en tragedies volwassen. Zolang jij er bent om hen te steunen, komt alles goed met ze.’ Zoals de deskundigen ons hebben aangeraden, proberen we naar Sean en Amelie altijd open te zijn en hun vragen naar waarheid te beantwoorden. Toen Amelie drieënhalf was en zich zorgen ging maken over de mogelijkheid dat Madeleine was weggelopen, legden we het ontvoeren van kinderen zo simpel uit dat ze zich niet bedreigd hoefden te voelen. Het was verkeerd om dingen van iemand anders mee te nemen, zeiden we, maar dat was precies wat er met Madeleine was gebeurd. Ze was niet weggelopen. Iemand wilde haar hebben en had haar van ons weggenomen. De tweeling begreep hoe verkeerd dat was en dat we er verdrietig om waren, maar ze gingen heel nuchter met dat nieuwe inzicht om: een stoute man had hun zusje gestolen, en nu moesten we haar terug zien te vinden. Ze worden steeds groter, en we blijven hun vragen zorgvuldig maar eerlijk beantwoorden.

Tot mijn grote opluchting kan ik met mijn hand op mijn hart zeggen dat Sean en Amelie ongelooflijk gelukkige kinderen zijn. Ze hebben zich opmerkelijk goed aangepast, zitten goed in hun vel en zijn emotioneel stabiel. We zijn heel trots op hen. Dat is ongetwijfeld voor een groot deel te danken aan de familieleden en vrienden die hen in Portugal met veel liefde en warmte hebben omringd en dat in Groot-Brittannië zijn blijven doen. In de toekomst zullen ze zeker enige troost putten uit het feit dat hun moeder en vader al het mogelijke hebben gedaan om hun grote zus te vinden. Maar natuurlijk blijven we hopen dat Madeleine veilig bij ons terugkomt, want een grotere troost is er niet.

Mensen vragen me vaak: ‘Is je geloof op de proef gesteld? Ben je wel eens kwaad op God?’ Ik heb vaak het gevoel gehad dat God me verlaten heeft of Madeleine in de steek heeft gelaten. Af en toe heb ik zelfs aan Zijn hele bestaan getwijfeld. En ja, ik ben kwaad op Hem geweest. Ik heb geschreeuwd en soms geslagen (zelfs de kerkbanken hebben wel eens een schop gehad, ben ik bang).

Ik geef God niet de schuld van Madeleines ontvoering. Die heeft de ontvoerder op zijn geweten. Ik worstel echter wel met het onverklaarbare feit dat we ondanks talloze gebeden, een bijna mondiale campagne en de enorme hoeveelheid hard werk die is verzet nog steeds geen antwoord hebben. Mijn tante citeert raak een gezegde: ‘Bid alsof alles van God afhangt. Werk alsof alles van jou afhangt.’ Ik geloof dat we dat inderdaad hebben gedaan.

Ik heb in mijn leven nog nooit zo veel en op zo veel verschillende manieren voor iets of iemand gebeden. Ook duizenden of misschien wel miljoenen anderen hebben dat gedaan. Als Madeleine nog leeft, waarom heeft God haar dan niet teruggebracht? En als ze is omgekomen, dan had Hij ons toch naar de waarheid kunnen leiden en een eind kunnen maken aan het vreselijke leed van de onzekerheid? Wat moeten we doen en hoe lang moeten we nog wachten voordat Hij ons iets vertelt? Wat dan ook?

We hebben ook andere afschuwelijke dingen meegemaakt, en die vond ik even moeilijk te begrijpen. Waarom krijgt één gezin zo veel leed en onrecht over zich heen? Men zegt dat God je last niet zwaarder maakt dan je dragen kunt. Nou, ik vrees dat déze last al veel te lang veel te zwaar is geweest.

Maar voorlopig lijkt mijn woede op God weggezakt te zijn. Ik geloof in Hem en voel Zijn aanwezigheid nog steeds. Er zijn veel zegeningen in ons leven geweest waarin ik Gods hand bespeur, en dat is zo gebleven. Ik kan ze op geen andere manier volledig verklaren. Ondanks mijn wetenschappelijke opleiding en tamelijk analytische geest vertellen Darwins theorieën en het toeval niet het hele verhaal. Ik begrijp nog steeds niet goed waarom bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, en spreek soms een hartig woordje met God over Zijn lakse optreden, maar meestal probeer ik te aanvaarden dat het niet mijn taak is om Zijn plan ter discussie te stellen. Ik kan misschien beter geduldig zijn en op Hem vertrouwen.

Eén ding weet ik zeker: God is bij Madeleine, waar ze ook is. En op minder hectische momenten denk ik dat ook wij daar zullen zijn zodra God het wil. Een paar jaar geleden bad ik een keer met de tweeling voor Madeleine, waarna ik opmerkte dat we haar al een hele tijd niet hadden gezien. Amelie zei: ‘Nee, mama, het is maar een piepklein tijdje geweest.’ Ze had natuurlijk gelijk. Vergeleken met een heel leven zijn een paar jaar een druppel in de oceaan.

Gerry heeft het laatste jaar wél met zijn geloof geworsteld. Hij gelooft nog steeds in God maar niet in de macht van het gebed. ‘Als gebeden iets uithalen, zouden we Madeleine allang terug hebben gehad.’ zei hij. Meer dan eens heeft hij tegen me gezegd dat nergens in Christus’ leer vermeld staat dat je je beloning op aarde krijgt Hij beeft altijd geloofd dat iedereen door God gegeven talenten bezit, die we zo goed mogelijk moeten gebruiken. Ook erkent hij de waarde van de kerkelijke gemeenschap en blijft rotsvast geloven dat uit deze hele ervaring iets goeds moet voortkomen.

In zekere zin is dat al gebeurd: de zaak-Madeleine heeft de aandacht voor vermiste, ontvoerde en misbruikte kinderen sterk doen toenemen. We hebben allerlei organisaties die voor deze kinderen opkomen proberen te steunen, waaronder Missing People, pact, Missing Children Europe en het NPIA. Op woensdag 27 januari 2010 herdachten we de duizendste dag van Madeleines afwezigheid met Still Missing, Still Missed. Die gebeurtenis noemden we ‘An Evening for Madeleine’, een galadiner waarvan de opbrengst - £ 45.000 - voor de helft naar Madeleine’s Fund ging en voor de andere helft naar Missing People en Missing Children Europe. Het is van doorslaggevend belang dat dit enorme, wereldwijde probleem wordt aangepakt en dat andere kinderen en ouders het leed bespaard wordt dat ons gezin heeft getroffen.

In de nasleep van onze campagne van 2008, waarin we opriepen tot een gecoördineerd, Europees systeem dat in werking treedt als een kind wordt vermist, reserveerde het Europese Parlement een miljoen euro voor projecten, gericht op de ontwikkeling van onderling samenhangende alarmsystemen op dit gebied. Twee van de subsidies werden toegekend aan projecten ter verbetering van de grensoverschrijdende compatibiliteit en coördinatie. Ik ben blij te kunnen zeggen dat er sindsdien veel vooruitgang is geboekt. Volgens de Europese Commissie hebben acht EU-lidstaten (België, Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittannië, Nederland, Luxemburg, Portugal en Duitsland) zulke systemen gelanceerd. Het nieuwe, nationale alarmsysteem van Groot-Brittannië werd opgestart op 25 mei 2010, de Internationale Dag van de Vermiste Kinderen. Nog eens drie landen (Italië, Roemenië en Cyprus) voeren binnenkort zulke systemen in.

Er is natuurlijk nog een lange weg te gaan. Vanwege de economische neergang zal het nog wel jaren duren voordat alle zevenentwintig lidstaten een goed werkend systeem met de juiste internationale coördinatiemogelijkheden hebben. Maar als de nationale overheden de wil tonen om onze kinderen te beschermen en hun morele plicht daartoe erkennen, is dit doel met de blijvende steun van de Europese Commissie wel degelijk haalbaar.

De zoektocht naar Madeleine gaat intussen door. Sean en Amelie hebben het er vaak over dat Madeleine misschien ontsnapt, waarna wij haar komen redden. Ook praten ze over wat ze gaan doen met de ‘stoute man’ die haar gestolen heeft Een keer stelden ze voor: "Zullen we tegen de politie zeggen dat Madeleine weg is, en vragen of ze ons helpen?’ Goed idee.

Sinds de herfst van 2007 is ons contact met de politie van Leicestershire sterk verwaterd, en dat is jammer. Die mensen hebben hard voor Madeleine gewerkt, en we weten dat ze zullen juichen als en wanneer we haar vinden. Het korps van Leicestershire heeft nog steeds als beleid dat alle relevante informatie wordt doorgegeven aan de Portugese autoriteiten. Daartoe is het wettelijk verplicht, maar wij hadden op veel meer gehoopt. We erkennen dat het zich in een lastig parket bevindt, maar we hebben nooit genoegen genomen met het feit dat ze het afdeden met de gemeenplaats dat het werk in Portimăo doorgaat, terwijl we weten dat dat niet zo is. Alle korpsen in Groot-Brittannië en vele daarbuiten hebben natuurlijk aan de zoektocht naar Madeleine meegewerkt, en daarvoor zijn we heel dankbaar. Dat geldt met name voor Jim Gamble en zijn CEOP-team, die samen met ons initiatieven hebben ontwikkeld om te zorgen dat Madeleines ontvoering onder de aandacht van het publiek blijft.

Maar één grimmig feit blijft. Sinds juli 2008 onderzoekt geen enkel politiekorps, waar dan ook, wat er met Madeleine is gebeurd. Wij zijn de enige mensen die haar zoeken.

Wij hebben nooit te maken gehad met grensoverschrijdende onderzoeken, en het is voor ons moeilijk te begrijpen waarom het met name in Europa onmogelijk is om de zaak van vermiste kinderen gecoördineerd en op basis van de best mogelijke expertise aan te pakken. We hebben te horen gekregen dat dit wél gebeurt bij misdaden in verband met drugs, witwassen en terrorisme, waar de leidinggevende rol van het land waar de misdaad gepleegd is minder zwaar blijkt te wegen. De verdwijning van een kind verdient toch zeker dezelfde aandacht van overheden?

Het is eenvoudigweg onaanvaardbaar dat de autoriteiten kunnen besluiten dat niets meer kan worden gedaan om Madeleine te vinden, terwijl er geen allesomvattende evaluatie van de zaak heeft plaatsgevonden. Onze dochter verdient beter. Alle vermiste kinderen en hun gezinnen verdienen beter. Nog steeds moeten vele onderste stenen bovengehaald worden en er valt nog heel wat te evalueren.

Een onafhankelijke onderzoeksevaluatie is standaardprocedure bij de meeste grote zaken die onopgelost blijven. Dat zou ook moeten gelden voor de allerbekendste vermissingzaak in Europa. Een dergelijk proces zou goed zijn om nieuwe benaderingen vast te stellen en nieuwe terreinen te bepalen die nog onderzocht kunnen worden. Zaken kunnen onopgelost blijven omdat simpelweg twee puzzelstukjes niet aan elkaar zijn gelegd. Het is soms moeilijk om door de bomen het bos te zien, en een frisse blik ontdekt vaak doorslaggevende details, over het hoofd gezien door onderzoekers die dag in, dag uit met de zaak bezig zijn geweest. Wie weet wat er dan nog boven water komt.

Jane Tanner zag een man die een kind droeg en bij ons appartement vandaan liep. Dat kind was waarschijnlijk Madeleine. Maar wie was die man? En wie was de man die, aldus getuigen, in de dagen daarvoor het appartement heeft geobserveerd? Vier jaar later is hij of zij nog steeds niet geïdentificeerd. ‘Maai eerst het gras onder je voeten’ is een stelling die de politie graag citeert. Is dat gebeurd? Is iedereen in de buurt van de Ocean Club, en dan met name de mensen die van onze activiteiten op de hoogte waren, op goede gronden van de lijst geschrapt? Uit wat wij in de politiedossiers hebben gelezen, blijkt iets anders. Om te beginnen zijn er nog steeds mensen nooit ondervraagd. Ook is niet van iedereen een verklaring opgenomen en is niet ieders alibi nagetrokken.

Sommige mensen denken misschien dat we de personen en organisaties die bij het onderzoek betrokken waren, alleen maar bekritiseren omdat we een schuldige zoeken nu Madeleine niet gevonden is. Dat is niet waar. Als we ons door verbittering hadden laten verteren, zouden we dit niet hebben overleefd. Gedane zaken nemen geen keer. We zijn niet op zoek naar zondebokken, alleen naar onderzoeksterreinen die nog steeds iets op kunnen leveren en de zoektocht naar onze dochter kunnen bevorderen. Voor de toekomst zijn er lessen te leren, zowel wat betreft de aanpak van misdaden tegen kinderen als wat betreft de manier waarop de autoriteiten en de media ons behandeld hebben. Als uit onze ervaringen iets goeds kan voortkomen, dan is dat wel dat gemaakte fouten niet herhaald worden.

Van groot belang is ook dat we één ding niet vergeten: de dader van deze monsterlijke misdaad loopt nog steeds vrij rond. Deze man, die een klein meisje uit haar bed heeft gestolen en bij haar ouders heeft weggehaald, is veel te lang onbekend gebleven. Als er niets meer aan gedaan wordt, blijft hij in de schaduw verborgen, ontloopt hij het recht en is hij vrij om opnieuw toe te slaan.

We zetten de Britse en Portugese overheid nog steeds onder druk om meer te doen, of in elk geval iéts te doen. Een jaar na ons verzoek om een evaluatie van de zaak-Madeleine gaf Alan Johnson, de onderminister van Binnenlandse Zaken die we eerder hebben ontmoet, het ceop opdracht tot een verkennend onderzoek. Het ging in wezen om de vraag of ze dachten dat een evaluatie nuttig kon zijn. Dat rapport ligt sinds maart 2010 op het ministerie. We hebben het niet gezien, maar alom is gemeld dat het tekortkomingen in het onderzoek signaleert en dus terreinen die meer aandacht verdienen.

We hebben ook Theresa May, de huidige minister van Binnenlandse Zaken, gesproken en diverse malen geschreven. Op dit moment weten we niet of we iets verder zijn gekomen, en evenmin of de Britse regering de suggestie van een evaluatie bij de Portugese autoriteiten heeft aangekaart. In november 2010 zijn we een petitie gestart om de twee overheden tot een onafhankelijke evaluatie te bewegen. We begrijpen werkelijk niet waarom zo’n frequent gebruikte procedure geen voor de hand liggende optie is, en waarom ons verzoek daartoe nooit is beantwoord.

Terwijl we op een reactie wachten, zullen we al het mogelijke blijven doen om Madeleine te vinden. Ons eigen onderzoek stuit echter op grote beperkingen. Heel belangrijk is dat we geen toegang hebben tot alle informatie die bij de politie bekend is. De Portugese autoriteiten bezitten veel gegevens die niet zijn opgenomen in de gepubliceerde dossiers. Ook de Britse politie bezit informatie die wij niet hebben. Hoe meer gegevens we te pakken kunnen krijgen, des te completer het beeld wordt en des te groter de kans is dat wij onze dochter vinden. Als een evaluatie wordt afgewezen of als er gewoon nooit een beslissing over wordt genomen, hebben we geen andere keus dan een verzoek om openbaarmaking van alle informatie over Madeleines verdwijning die de autoriteiten hebben. Nu er geen enkel ander actief onderzoek plaatsvindt, is het in Madeleines belang dat wij en ons team toegang krijgen tot dossiers die anders in een la blijven liggen.

Mensen vragen ons waarom we doorgaan. Ons antwoord is dat we nog steeds hopen, oprecht hopen. Madeleine leeft totdat iemand het tegendeel bewijst. En zoals we weten, is er geen enkel bewijs dat haar iets anders is overkomen dan dat ze van haar ouders is gescheiden.

Er zijn veel voorbeelden van ontvoerde kinderen die jaren later werden teruggevonden. Het meest recente geval haalde in januari 2011 de pers en betrof Carlina White, die in 1987 als baby uit een ziekenhuis in Harlem (New York) ontvoerd werd en door haar vrouwelijke kidnapper werd grootgebracht. Carlina, die haar verhaal wantrouwde, zocht zelf de hulp van het NCMEC en werd als gevolg daarvan na drieëntwintig jaar met haar familie herenigd. De tienjarige Shawn Hornbeck werd ontvoerd en zeven jaar later teruggevonden. Crystal Anzaldi werd weggehaald toen ze veertien maanden was; zeven jaar later werd ze gevonden. Steven Stayner, die als zevenjarige gekidnapt was, ontsnapte zeven jaar later. Jaycee Lee Dugard bracht achttien jaar bij haar ontvoerders door. Hoeveel andere kinderen wachten nog totdat iemand hen vindt?

Gesterkt door deze hoop, zijn we blijven doorgaan. We zijn weerbaarder geworden en hebben ons geschikt in ons nieuwe leven. Maar onze dochter wordt nog steeds vermist en ons gezin zal nooit compleet zijn zonder haar. Woorden schieten tekort om uit te drukken hoeveel we van haar houden. We zullen haar nóóit opgeven en zullen niet toestaan dat het verhaal hier eindigt.

Mocht u informatie hebben, welke dan ook, die met Madeleines verdwijning te maken kan hebben, vertel het ons dan, alstublieft. We hebben u nodig.

Op de dag dat dit boek verschijnt, is Madeleine acht jaar oud. Als u weet wat er met haar is gebeurd, of waar ze nu verblijft, open dan uw hart en laat het ons weten, ter wille van haar en ter wille van ons. Het is nooit te laat om het goede te doen.

Neem alstublieft contact op met: [email protected], 0044 (0)845 838 4699 of PO Box 9880, Leicester, LE7 7UJ, Groot-Brittannië. Of praat met een geestelijke bij u in de buurt.

Dank u wel dat u Madeleine niet in de steek laat.