Vermist

Op donderdag 3 mei werd ik wakker in de slaapkamer van de kinderen. Ik herinner me niet meer wie het eerst wakker was maar ik weet nog wel dat we allemaal rond half acht opstonden. Ik weet zelfs niet eens meer of Gerry wel in de gaten had gehad dat ik in de andere kamer had geslapen, en ik besloot er niets over te zeggen. Toen we aan het ontbijt zaten, stelde Madeleine ons een vraag. ‘Waarom kwamen jullie gisteravond niet toen Sean en ik huilden?’

We begrepen er niets van. Bedoelde ze soms toen ze in bad zaten, vroegen we haar. Of vlak nadat ze in bed lagen? Kinderen worden rond bedtijd vaak wat dwars, maar ik kon me niet herinneren dat Madeleine of Sean had gehuild voordat we ze in bed stopten. En het was zeker niet na middernacht geweest, want toen was ik bij hen in de kamer, dus dichterbij dan anders.

Madeleine gaf geen antwoord en legde niets uit. In plaats daarvan veranderde ze plotseling van onderwerp, schijnbaar was haar alweer iets anders te binnen geschoten en maakte ze zich er geen zorgen over. Madeleine is slim, kon goed uit haar woorden komen en aarzelde nooit om te zeggen waar ze mee zat. Als er iets was gebeurd waardoor ze had moeten huilen, was het vrij onwaarschijnlijk dat ze het ons niet zou vertellen, als ze het zich tenminste nog kon herinneren.

Gerry en ik waren verontrust. Waren Madeleine en Sean wakker geworden toen we aan het eten waren? Zo ja, dan maakte ik me er natuurlijk zorgen over, maar het leek me sterk. Zoals ik al zei, werden ze ’s nacht zelden wakker, en als het gebeurde, was dat nooit vóór middernacht. Als dat deze keer wel was gebeurd, zou dat betekenen dat ze wakker waren geworden, even hadden gehuild en daarna uit zichzelf weer waren gekalmeerd en in slaap gevallen; allemaal binnen een half uur. Of drie kwartier, als het na de laatste keer was geweest dat we waren gaan kijken. Kinderen moeten nadat ze wakker zijn geworden meestal even getroost worden om weer in slaap te kunnen vallen, zeker als twee van hen tegelijk wakker en van streek zijn. Het leek ons erg onwaarschijnlijk dat ze al die stadia doorlopen hadden zonder dat een daarvan tijdens een van onze bezoekjes was voorgevallen. Het was niet onmogelijk, maar het leek onaannemelijk.

Geen moment kwam het in ons op dat ze misschien door een onheilspellende oorzaak waren wakker geworden, als ze al wakker waren geworden. Kwam vooruitziendheid maar net zo gemakkelijk als wijsheid achteraf. Nog geen uren later zou de verklaring hiervoor van gigantisch belang zijn, en sindsdien word ik zo achtervolgd door Madeleines woorden van die ochtend dat ik het mezelf voortdurend kwalijk ben blijven nemen dat ik er niet alles aan heb gedaan om meer informatie uit haar los te krijgen.

Waarom gingen er toen geen alarmbellen bij me af? Hoe heb ik kunnen concluderen, onbewust of op een andere manier, dat als ze wakker was geworden dat slechts door een onschuldige reden kwam: een nachtmerrie, misschien? Als ik al tot een echte conclusie was gekomen. Maar haar vraag bleef eerder stilletjes en onbeantwoord tussen ons in hangen. Dit had mijn enige kans kunnen zijn om te voorkomen wat er zou gaan gebeuren, en die heb ik laten schieten. Op zeldzame momenten dat ik wat minder hard voor mezelf hen, kan ik accepteren, hoewel tijdelijk, dat ik absoluut geen enkele reden had om wantrouwig te zijn, en dat we het achteraf allemaal zo goed weten. Maar ik geloof dat iemand die nacht de kinderkamer wilde binnengaan, of al binnen was, en dat ze daarvan wakker zijn geschrokken.

Het andere onverklaarde detail van die ochtend was een grote, bruine vlek op Madeleines roze Iejoor-pyjama. Ik kon me niet herinneren dat ik die de avond tevoren had gezien en ik had geen idee hoe die daar was gekomen. Het leek op een theevlek. Gerry en ik drinken inderdaad veel thee, net als Madeleine, die altijd uit haar eigen bekertje dronk. Dus ik nam aan dat ze op een onbewaakt ogenblik had gemorst, en dat zou het nog steeds gewoon kunnen zijn geweest. Maar nu kunnen we natuurlijk niets meer zomaar aannemen.

De rest van de ochtend verliep als alle andere: de kinderen gingen naar de kinderopvang en wij naar tennisles. Na mijn les hing ik wat rond op het speelveldje, ik keek naar Gerry op het tennisveld en kletste wat met Russell, die daar ook was. Er kwam een andere gast aanlopen, met een videocamera om zijn driejarige dochtertje te filmen die minitennis speelde. Hij keek een beetje beschaamd en merkte lachend naar ons op dat hij zich met die camera net een vieze, oude man voelde. Daaruit vloeide een gesprek tussen ons drieën voort over pedofielen. Ik weet nog dat Russell sprak over hoe alles wat uit de hand is gelopen, dat mensen tegenwoordig zo wantrouwend waren dat je nauwelijks nog tegen een onbekend kind durfde te praten. Wat hij in feite bedoelde, was dat de wereld paranoïde was geworden; dat hij wilde dat zijn dochters zelfverzekerd opgroeiden met een gevoel van vrijheid. De andere vader en ik vielen hem in de rede met onze kijk erop — ik vertelde dat het in zwembaden niet meer was toegestaan om foto’s van je eigen kinderen te nemen - en we waren het erover eens dat het jammer was dat het zover heeft moeten komen, vooral voor de kinderen. Een paar dagen later werden Russell en ik ons bewust van de afschuwelijke ironie van dit gesprek.

Niet veel later was een aantal van onze groep, bij de ligstoelen aan de kant van het tapasrestaurant naast het zwembad, aan het bespreken of we onze reservering voor het restaurant die avond moesten annuleren, en in plaats daarvan met de kinderen naar het Millenniumrestaurant moesten gaan. We hadden gehoord dat een ander stel dat we daar hadden leren kennen geen tafeltje bij het tapasrestaurant had kunnen krijgen, en we betwijfelden of het wel zo eerlijk van ons was om het restaurant in bezit te nemen. Hoewel het restaurant ook andere reserveringen aannam, nam onze groep van negen de meeste ruimte in beslag en daar voelde ik me in elk geval wel wat schuldig over. Aan de andere kant, toen iemand opmerkte dat wij zaterdag alweer weggingen terwijl dit gezin nog een week bleef, leek het toch wat minder onredelijk van ons, dus besloten we ons aan ons oorspronkelijke plan te houden. Weer zo’n schijnbaar onbeduidende beslissing...

Ik ging terug naar ons appartement voordat Gerry’s tennisles was afgelopen en waste Madeleines pyjama, die ik daarna op de veranda te drogen hing. Nadat ik de lunch had klaargemaakt, haalden Fiona en ik Madeleine op, en Scarlett, die in de babygroep zat, en namen een kortere route over het terrein van de Ocean Club, die Fiona nog niet had ontdekt.

Fiona en Dave hadden die ochtend gesurft en Madeleines groep gezien, die naar het strand was gegaan om te ‘minizeilen’. Later hoorden we dat ze ook in een speedboot en een rubberboot hadden gevaren. Fiona vertelde dat ze Ella daarna wel had gezien, maar Madeleine niet.

Sommige beelden staan voor altijd op mijn netvlies gegrift. Het beeld van Madeleine die middag tijdens de lunch is daar een van. Ze droeg een outfit die ik speciaal voor haar voor de vakantie had gekocht: een perzik-kleurig schortje van The Gap en een broekje van Engels borduurwerk van Monsoon; een beetje buitensporig, misschien, maar ik had me voorgesteld hoe schattig ze eruit zou zien met die kleertjes aan en daar had ik gelijk in gehad. Ze liep voor Fiona en mij uit met haar blote armpjes te zwaaien. Het was een beetje fris buiten en ik dacht nog dat ik een vestje voor haar had moeten kopen, hoewel ze nergens last van leek te hebben en gewoon gelukkig en onbezorgd was. Ik keek haar bewonderend na.

Nu vraag ik me met een misselijkmakend gevoel af of iemand anders op dat moment niet precies hetzelfde deed.

Bij de kinderopvang vlak bij het tapasrestaurant haalde Fiona Lily op en liep terug naar hun appartement. Madeleine en ik gingen met Sean, Amelie en Gerry naar dat van ons terug voor de lunch. Omdat de kinderen binnen wat onrustig werden, besloten we om nog even met ze naar buiten te gaan voordat ze weer naar de opvang gingen. We gingen naar het speelveldje, dat nogal een succes bleek te zijn, want ons drietal raakte er geen moment op uitgekeken. We zaten een tijdje bij het pierenbadje te pootjebaden, en ik nam wat later mijn laatste foto tot nu toe van Madeleine zou blijken te zijn. Hoe hartverscheurend het ook voor me is om er nu naar te kijken, het vat in één beeld de essentie van Madeleine samen: zo prachtig en zo gelukkig.

Om tien over half drie brachten Gerry en ik Sean en Amelie terug naar de kinderopvang en tien minuten later Madeleine naar haar eigen groep. Ella was daar al. Gerry en ik hadden om half vier een tennisles van een uur geboekt met de tennisinstructeur, en aangezien de tennisbanen vrij waren, besloten we om alvast een half uurtje te gaan inslaan. Toen onze les bijna was afgelopen, en ik wanhopig mijn onderhandse backhand probeerde te verbeteren, kwam er een andere gast aan, en hij en Gerry besloten om samen een potje te spelen.

Omdat Gerry de kinderen op zou halen, koos ik ervoor om op het strand te gaan hardlopen, waar ik de rest van onze vakantiegroep aantrof. Ze zagen me en riepen wat aanmoedigende woorden. Althans, ik denk dat ze die riepen! Ik weet nog dat ik heel even teleurgesteld was dat we niet hadden geweten dat ze met z’n allen naar het strand gingen, omdat het leuk was geweest als we met ze waren meegegaan, zeker voor de kinderen. Ik vroeg me af of Madeleine het wel oké had gevonden om in de speelzaal achter te blijven toen Russ of Jane Ella op kwam halen. Op dat moment wist ik nog niet dat ze in feite net op het strand waren aangekomen toen ik langsrende. Moeder zijn is soms hard werken; je piekert over mogelijke effecten van de kleinste dingen die met je kinderen gebeuren. Ik weet zeker dat veel van die zorgen ongegrond zijn, maar het gebeurt toch, en dat zal waarschijnlijk de rest van ons leven zo blijven.

Om half zes kwam ik terug van hardlopen en ging naar het veldje bij het tapasrestaurant, waar ik Madeleine en de tweeling aantrof die al met Gerry wat aan het eten waren. De anderen hadden besloten om met hun kinderen iets te gaan eten in het restaurant bij het strand, de Paraiso. Ik zag Madeleine op het terras van het tapasrestaurant zitten. Ze zag er zo bleek en vermoeid uit dat ik meteen naar haar toe liep en vroeg of het wel goed met haar ging. Ja, zei ze, maar nu was ze heel moe en wilde ze terug maar het appartement. Tien minuten later liepen we alle vijf dan ook terug. Ik droeg Madeleine. Omdat ze zo uitgeput was, gingen we die avond niet meer naar het speelveldje.

Gerry had met Dave, Matt en Russell afgesproken om te gaan tennissen. We besloten om de kinderen vroeg in bad te doen, vooral omdat ze allemaal zo moe waren, en als ze dan nog niet naar bed wilden, kon ik ze altijd nog in hun pyjama’s even naar het speelveldje meenemen. Gerry vertrok iets voor zessen, toen ik de kinderen aan het afdrogen was en de tweeling hun luiers omdeed. Toen ze allemaal hun pyjama’s aanhadden, dronken we in de woonkamer nog wat melk en aten wat biscuits. (Eigenlijk kregen ze als speciale traktatie ook een beetje chips.) Ze speelden nog een tijdje terwijl ik snel een douche nam. Normaal gesproken wachtte ik met douchen tot de kinderen in bed lagen, maar omdat we vroeger waren dan normaal, en ik me wilde opfrissen na het hardlopen, profiteerde ik van die paar rustige minuten. Rond half zeven, toen ik me aan het afdrogen was, werd er op de verandadeur geklopt en hoorde ik dat David me riep. Snel wikkelde ik mijn handdoek om me heen en liep de woonkamer binnen.

David had zijn hoofd om het hoekje van de deur gestoken en keek waar ik was. De anderen waren al met Gerry bij de tennisvelden en omdat Gerry tegen hen had gezegd dat ik misschien nog met de kinderen naar het speelveldje ging, was David even langsgekomen om te kijken of hij me daarbij kon helpen. Aangezien de kinderen allemaal klaar leken om naar bed te gaan en tevreden aan het spelen waren, besloot ik dat het wel genoeg was geweest voor vandaag. David ging daarom weer terug naar het tennisveld terwijl ik me snel aankleedde en op de bank bij de kinderen ging zitten.

Dat is weer zo’n levendige, en nu zeer gekoesterde herinnering: Madeleine, in haar Iejoor-pyjama, die op mijn schoot zat en dicht tegen me aan kroop; iets wat ze graag deed als ze moe was. We zaten op een van de blauwe banken, die tegenover de verandadeuren stonden, en Sean en Amelie zaten rechts van ons. Ik las ze een verhaaltje voor uit een boek van Judith Kerr. Tante Ail - mijn nicht Aileen - en oom Andy hadden dat voor Madeleines derde verjaardag gekocht en het was een van haar lievelingsboeken. Ze vroeg me of ze mijn verlovingsring om mocht doen, wat ze vaak wilde. Ik deed hem af en ze droeg hem een paar minuten om haar middelvinger. Gerry kwam om zeven uur alweer terug, ging op de andere bank zitten en we kletsten nog wat. Daarna loodsten we onze drie vermoeide kleintjes naar de badkamer om hun tanden te poetsen en om Madeleine nog een laatste plasje te laten doen.

Ik bracht ze naar hun slaapkamer. Madeleine klom haar bed in en Amelie, Sean en ik kwamen bij haar zitten, met onze rug tegen de muur, voor ons laatste verhaaltje, If you're happy and you know it!, dat ook een cadeautje voor Madeleine was geweest, van oudtante Janet en oudoom Brian. If you're happy and you know it, clap your hands! zegt de aap. Stamp your feet! zegt de olifant.

If you're happy and you know it... Op dat moment leek het nog zo toepasselijk Madeleine was overduidelijk moe en haar hoofd zakte af en toe op haar kussen, hoewel ze wel meebabbelde met haar broertje en zusje. Vreemd, welke dingen je bijblijven. Twee pagina’s achter in het boek zijn in vierkanten opgedeeld, en in bijna allemaal stond een dier dat eerder in het verhaal was voorgekomen. Madeleine begon ze te tellen. Ze telde ook de lege vierkanten mee en ik wilde haar daar net op wijzen toen ik me inhield, ik realiseerde me dat ze alle vierkanten aan het tellen was, of er nou wel of geen dier in het vierkant stond. Wat deed dat er immers toe? Ik een golf van trots door me heen gaan. Een saai en overbodig detail, zul je denken, maar nu koester ik élke herinnering aan mijn meisje, tot nu toe zeker een van de laatste waaraan ik me kan vastklampen.

Gerry kwam binnen om ze welterusten te wensen. Sean en Amelie gaven hun grote zus een nachtzoentje en we legden ze in hun ledikantjes. Daarna gaven we de tweeling een nachtzoen, en als laatste Madeleine, die al onder haar prinsessendeken was gekropen met knuffelkat, die ze vlak na haar geboorte had gekregen en die altijd mee naar bed ging. We twijfelden er niet aan dat ze onmiddellijk in slaap zouden vallen. Zoals altijd lieten we de deur op een kier zodat er nog wat licht in de kamer viel.

Tussen kwart over zeven en half acht nam Gerry een douche. Ik föhnde mijn weerbarstige haar en deed wat make-up op. Vervolgens za-ten we nog zo’n drie kwartier ontspannen met een drankje in de woonkamer. We praatten over de vakantie en of we het anders zouden aanpakken als we hier weer naartoe zouden gaan, wat we hadden overwogen. Als we ooit nog eens terug zouden komen, zouden we het allebei prettig vinden om ook een paar avonden met z’n tweetjes te zijn (waarschijnlijk dachten de andere stellen daar ook zo over), ontspannen samen te eten in de woonkamer of op de veranda, en te genieten van onze beroemde korte avonden. We dachten er zelfs over om dat die avond nog te doen, maar omdat het zo’n korte vakantie was die toch al bijna voorbij was, leek het ons ongezellig om niet met de rest te gaan eten. Weer zo’n beslissing die beide kanten op had kunnen gaan.

Vlak na half negen keek Gerry nog even bij de kinderen en gingen we naar het tapasrestaurant. We liepen via de verandadeuren aan de achterkant naar buiten, met zicht op het restaurant en het zwembad, zoals we ook de voorafgaande drie avonden hadden gedaan. We hadden in de woonkamer een lamp aan gelaten. De lange gordijnen aan de binnenkant van de glazen deuren waren dichtgetrokken en de deuren zelf waren dicht maar niet op slot. Het kinderhek boven aan het trappetje bij de veranda en onder aan de trap deden we wel op slot, zoals altijd. We liepen rechtstreeks naar het restaurant, zonder dat we iemand tegenkwamen, Toen we er aankwamen, waren we de eersten van onze groep. Omdat we aan een tafeltje vlak naast dat van ons Steve en Carolyn Carpenter zagen zitten, een stel dat in Gerry’s tennisgroep zat, bleven we nog een minuut of vijf bij hen staan praten. Ondertussen kwamen onze vrienden ook in het restaurant aan. Eerst Jane, rond tien over half negen, een paar minuten later gevolgd door Rachael en Matt. Vervolgens kwam Russell, en als laatsten kwamen Fiona, David en Dianne. Jane vertelde dat Evie zich nog steeds niet helemaal lekker voelde, ondanks het feit dat ze wel opgewekt was. Om negen uur zaten we allemaal aan tafel en bestelden we onze drankjes en ons voor- en hoofdgerecht.

We vertelden aan de anderen wat Madeleine die ochtend had gezegd. Natuurlijk wilden we niet dat een van onze kinderen wakker werd en zich af zou vragen waar we waren, al was het maar voor een paar minuten, en hoewel de kans daarop erg klein was, was het voor ons voldoende reden om stipt elk half uur bij ze te gaan kijken. Dat is de reden waarom Gerry en ik nadien zo precies konden zijn over de tijdstippen.

Nadat hij zijn eten had besteld, ging Gerry volgens zijn horloge om iets voor vijf over negen als eerste bij de kinderen kijken. Hij liep het appartement binnen via de verandadeuren en zag vrijwel meteen dat de slaapkamerdeur iets verder openstond dan toen we waren weggegaan. Hij wierp een blik in onze kamer om er zeker van te zijn dat Madeleine daar niet naartoe was gedwaald, iets wat ze geneigd was te doen als ze in de kleine uurtjes wakker werd. Omdat hij geen klein meisje in ons bed zag liggen, liep hij naar de kinderkamer.

Madeleine lag in haar bed, op haar linkerzij, haar benen onder de dekens, in precies dezelfde houding als waarin we haar hadden achtergelaten. Voor Gerry werd dit een van die beelden die ik eerder beschreef, zo’n beeld dat zich onuitwisbaar, bijna fotografisch, in het geheugen verankert. Hij bleef even staan om naar Madeleine te kijken en dacht bij zichzelf hoe mooi ze was. Nadat hij de slaapkamerdeur weer op een kleiner kiertje had gedaan, ging hij eerst naar het toilet voordat hij het appartement weer uit liep.

Toen hij het hek naar de straat achter zich dichtdeed, zag Gerry Jes - Jeremy Wilkins, iemand van zijn tennisgroep - aan de overkant van de Rua Dr. Francisco Gentil Martins zijn kant op lopen, terwijl hij zijn jongste kind in een buggy voortduwde. Omdat hij zijn eten al had besteld, aarzelde Gerry om Jes aan te spreken en hij deed een paar passen voordat hij zich bedacht en de straat overstak om Jes gedag te zeggen. Jes vertelde dat hij met zijn baby rondliep in een poging hem in slaap te krijgen, en Gerry vertelde hem over onze avondregeling met de kinderen. Waarschijnlijk stonden ze daar maar een paar minuten te praten, maar dat was lang genoeg om me af te vragen waar Gerry bleef. Toen hij terugkwam, vertelde hij dat hij Jes was tegengekomen. Ondertussen was Jane bij haar eigen dochters gaan kijken. Onderweg naar haar appartement, kwamen me later te weten, had ze Gerry en Jes op straat zien staan.

Er was achteraf onduidelijkheid over aan welke kant van de straat Gerry en Jes hadden gestaan. Jane en Jes herinneren zich dat het aan de kant van het tapasrestaurant was, terwijl Gerry zeker weet dat hij de straat was overgestoken. Hoe dan ook, waar ze precies stonden is niet van cruciaal belang. Wat er wel toe doet, is dat ze toen alle drie op ongeveer dezelfde piek waren.

Om half tien stond ik op voor onze tweede controle. Vrijwel gelijktijdig stond Matt op om naar Grace te gaan kijken. Omdat zijn appartement naast dat van ons lag, bood hij aan om ook bij onze drie kinderen te gaan kijken. Ik twijfelde. Ik vond het prima om zelf te gaan, maar het leek een beetje mal om erop te staan terwijl Matt toch die kant op ging. 'O, oké. Dan ga ik de volgende keer.’ Toen Matt terugkwam stelde hij ons gerust: ‘Alles in orde!’

Om tien uur ging ik zelf naar het appartement. Ik liep de woonkamer binnen via de verandadeuren, net als Gerry en Matt hadden gedaan, en bleef daar een paar seconden staan luisteren. Ik hoorde niets. Toen zag ik dat de slaapkamerdeur van de kinderen veel wijder openstond dan hoe we die hadden achtergelaten. In eerste instantie ging ik ervan uit dat Matt dat waarschijnlijk had gedaan. Ik liep erheen en wilde hem voor-zichtig opentrekken. Plotseling sloeg de deur met een klap dicht, als door een tochtvlaag.

Een beetje verbaasd draaide ik me om om te zien of ik de veranda-deuren soms open had laten staan en of de wind daarvandaan was gekomen. Ik liep ernaartoe maar zag dat ze dicht waren. Ik ging terug naar de kinderkamer, deed de deur een beetje open en wierp een blik op Madeleines bed. Ik kon haar niet goed zien in het donker. Ik herinner me dat ik bleef kijken, waarschijnlijk slechts een paar seconden, hoewel het veel langer voelde. Het lijkt nu zo krankzinnig, maar ik deed niet meteen het licht aan. Macht der gewoonte, neem ik aan: koste wat kost voorkomen dat de kinderen wakker worden.

Toen ik besefte dat Madeleine niet in haar bed lag, liep ik naar onze slaapkamer om te kijken of ze in ons bed lag. Dat zou verklaren waarom de deur openstond. Bij het zien van nog een leeg bed, sloeg de eerste paniek toe. Toen ik terugrende naar de kinderkamer waaiden de gordijnen in een windvlaag op. Mijn hart sloeg over toen ik zag dat het raam erachter wijd openstond en de vensterluiken aan de buitenkant helemaal omhoog waren. Misselijkheid, paniek, ongeloof, angst. Doodsangst. Mijn god, nee! Alsjeblieft, nee!

Op Madeleines bed waren de bovenste rechterhoeken van de lakens nog opengeslagen, en vormden een driehoek. Knuffelkat en haar roze prinsessendeken lagen nog precies waar ze hadden gelegen toen we haar welterusten hadden gewenst. Ik spurtte naar het tweede bed aan de andere kant van de ledikantjes waarin de tweeling onverstoorbaar lag te slapen, en keek door het raam. Ik heb geen idee wat ik daar verwachtte te zien.

Ik weigerde toe te geven wat ik al wist, en begon, misschien omdat ik automatisch in de mij welbekende eerstehulpmodus schoot, snel het appartement te doorzoeken om alle andere mogelijkheden uit te sluiten. In mijn hoofd vinkte ik vakjes af die, zoals ik diep vanbinnen wist, al waren afgevinkt. Ik keek in de kast in de kinderkamer. Ik rende naar de keuken, trok alle kastjes open, doorzocht de kasten in onze slaapkamer, liep de badkamer in en uit, allemaal binnen vijftien seconden, voordat ik door onze verandadeuren naar buiten denderde, naar Gerry en onze vrienden. Zodra onze tafel in zicht was begon ik te schreeuwen. ‘Madeleine is weg! Iemand heeft haar meegenomen!’ Iedereen bleef een seconde als verlamd zitten, misschien evenmin als ik in staat om die informatie te verwerken. Toen sprongen ze allemaal op en renden naar me toe. Ik weet nog dat Gerry riep: ‘Ze moet hier ergens zijn!’ Inmiddels was ik hysterisch. ‘Dat is ze niet! Ze is wég!’

Iedereen sprintte terug naar ons appartement, behalve Dianne, die in het restaurant bleef, en Jane, die naar haar eigen kinderen was gaan kijken. Ik herinner me hoe gefrustreerd ik me voelde toen David zei: ‘Laten we het appartement gaan doorzoeken.’ Dat had ik al gedaan, en ik wist, ik wist, dat Madeleine was ontvoerd. Ik rende naar het parkeerterrein en begon wanhopig te roepen: ‘Madeleine! Madeleine!’ Het was zo koud en winderig buiten. Ik bleef haar voor me zien in haar Iejoor-pyjama van & Spencer en voelde hoe koud ze het zou hebben. Bizar genoeg dacht ik eraan dat het beter zou zijn geweest als ze haar Barbie-pyjama met Lange mouwen had aangehad. De angst gierde door mijn lijf.

In de kinderkamer deed Gerry de luiken bij het open raam dicht. Hij rende naar buiten en kwam tot de misselijkmakende ontdekking dat die ook aan de buitenkant opengemaakt konden worden, niet alleen aan de binnenkant, zoals we hadden gedacht. Gerry, David, Russell en Matt stormden naar buiten om in tweetallen bij de nabijgelegen appartementengebouwen te gaan kijken, en waren na een paar minuten in ons appartement terug. Iets na tien over tien vroeg Gerry of Matt naar de 24 uurs-receptie van de Ocean Club wilde rennen om het personeel de politie te laten bellen. Alle commotie en het geschreeuw hadden inmiddels andere gasten en het personeel gewaarschuwd dat er iets ergs aan de hand was en een aantal mensen verscheen aan de voor- en achterkant van het appartement . Ik kan me nog levendig herinneren dat ik snikte: ‘Niet Madeleine, niet Madeleine.’ Ik deed vreselijk mijn best om het negatieve stemmetje in mijn hoofd te onderdrukken dat me kwelde met de woorden: Ze is weg. Ze is weg. Zelfs nu, wanneer de donkere wolken zich om me heen samenpakken, begin ik manisch met mijn hoofd te schudden en blijf ik maar herhalen: ‘Niet Madeleine, niet Madeleine. Alsjeblieft, God, niet mijn Madeleine.’

Gerry en ik stonden in de woonkamer en hielden elkaar krampachtig vast, radeloos van angst. Ik kon niets doen, laat staan Gerry troosten, die zich zo gekweld voelde dat ik het niet aankon, terwijl hij om zijn dierbare kleine meisje huilde. Ik bleef mezelf de schuld geven - ‘We hebben haar in de steek gelaten! We hebben haar aan haar lot overgelaten!’ - waardoor Fiona nog angstiger werd: ‘Niet waar, Kate. Dat is niet waar,’ volhardde ze.

Inmiddels had het personeel van Mark Warner zo veel mogelijk collega’s opgetrommeld, zowel mensen die geen dienst hadden als degenen die net klaar waren, en sommigen zelfs uit bed gebeld. Tegen half elf hadden ze het ‘kind vermist’-protocol in werking gesteld en mensen gemobiliseerd om het terrein uit te kammen. Om vijf over half elf was de politie er nog steeds niet, dus vroeg Gerry aan Matt of hij weer naar de 24 uursreceptie wilde gaan om uit te zoeken wat er aan de hand was. John Hill, de Mark Wamer-resortmanager, liep de veranda achter ons appartement op. Ik weet nog dat ik tegen hem schreeuwde dat hij iets moest doen. Waar is de politie? riep ik tegen hem. Hij probeerde me gerust te stellen dat ze er elk moment konden zijn, maar ik zag aan hem dat hij het wachten ook moeilijk vond. Minuten leken wel uren.

Ik was zo overweldigd door angst, machteloosheid en frustratie dat ik naar van alles uithaalde, met mijn vuisten tegen de metalen railing van de veranda sloeg in een poging de ondraaglijke pijn binnen in me te verdrijven. Gerry was naar de Miniclub gegaan bij de 24 uursreceptie, met het idee dat als Madeleine ergens zou zijn achtergelaten, ze mogelijk zou proberen haar weg terug te vinden naar een haar vertrouwde plek. Onze vrienden renden naar het tapasrestaurant en smeekten mensen daar de politie nog een keer te bellen.

Ondanks de gruwelijke situatie, werden onze vrienden zich bewust van de noodzaak om de crisis kalm en methodisch te benaderen, in een poging de chaos nog een beetje onder controle te houden. Wat konden ze doen? Wat moest er gebeuren? We beseften dat we op slechts een uur en een kwartier rijden van Zuid-Spanje waren, en daarachter lag het grenzeloze vasteland van Europa - om het nog niet te hebben over hoe kort de afstand was via de Straat van Gibraltar naar Noord-Afrika - en David zei: ‘Er moeten wegversperringen worden neergezet. De grensposten van Spanje, Marokko en Algiers moeten worden gewaarschuwd. Russell vroeg ons later om digitale foto’s van Madeleine en nam onze camera ergens mee naartoe.

Gerry rende ondertussen als een kip zonder kop rond, en drong erop aan dat ik met de tweeling in het appartement bleef zodat ik er zou zijn als Madeleine zou worden gevonden en teruggebracht. Hij zou Fiona vragen om bij me te blijven. Ik was in onze slaapkamer, op mijn knieën naast het bed, en zat te bidden en te bidden en te bidden, smeekte God en Onze-Lieve-Vrouwe om Madeleine te beschermen en ons te helpen haar terug te vinden. Ze hadden al veel smeekbedes van me aangehoord in het verleden maar nog nooit zo’n intense of zo’n belangrijke als deze.

Op een gegeven moment kwam Emma Knights - de manager klantenservice van Mark Warner - binnen en ging naast me op bed zitten. Ze was aardig en deed haar best me te troosten, maar mijn verdriet was zo hartverscheurend en zo persoonlijk dat ik niet zeker wist of ik haar wel bij me in de buurt wilde hebben. Ik wilde eigenlijk alleen maar mensen om me heen die ik goed kende. Op een gegeven moment verscheen er een andere Britse vrouw, achter in de veertig of begin vijftig, op onze veranda, die telkens een arm om me heen wilde slaan. Ze was behoorlijk dronken en rook naar sigaretten, en ik weet nog dat ik wilde dat ze wegging.

Toen verscheen er een vrouw op een balkon - ik weet vrij zeker dat dit rood elf uur was, voordat de politie arriveerde — die met bekakte stem vroeg: ‘Kan iemand me alsjeblieft vertellen waar al die herrie voor nodig is? Ik legde zo duidelijk mogelijk uit, gezien de staat waarin ik verkeerde, dat mijn kleine meid uit haar bed was meegenomen, waarop ze laconiek antwoordde: ‘O, vandaar,’ bijna alsof iemand haar vertelde dat er een blik bonen van de keukenplank was gevallen. Ik weet nog dat ik zowel geschokt als kwaad was om die ellendig asociale en schijnbaar onverschillige reactie, Ik weet nog dat Fiona en ik woedend iets kernachtigs terugschreeuwden.

Ik dwaalde een aantal keer naar de kinderkamer om bij Sean en Amelie te kijken. Ze lagen allebei op hun buik in een soort hurklig, met hun hoofd zijwaarts gedraaid en hun knieën opgevouwen onder hun buik. Ondanks het lawaai, de lichten en de algemene chaos, hadden ze zich niet bewogen. Ze waren altijd al vaste slapers geweest, maar dit leek onnatuurlijk. Ongerust legde ik mijn handpalmen op hun rug om te voelen of ze nog ademden. Had Madeleine misschien een soort slaapmiddel toege-diend gekregen om haar stil te houden? En de tweeling ook?

Pas om tien over elf arriveerde de politie uit de dichtstbijzijnde stad, Lagos, ongeveer acht kilometer verderop. Op mij kwamen ze verward over en ze leken er niets van te begrijpen; het beeld van Tweedledum en Tweedledee kon ik niet van me afschudden. Ik besef hoe oneerlijk dit misschien klinkt, maar omdat er met horten en stoten werd gecommuniceerd vanwege de taalbarrière en door de tijd die al verstreken was, had ik geen enkel vertrouwen in hen.

Pas later begrepen we dat deze twee agenten van de Guarda National Republicana (GNR) waren, in feite de militaire politie, zoals de Gendarmes in Frankrijk of de Guardia Civil in Spanje, en onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Zij houden zich bezig met zaken als verkeerspatrouilles en ‘crowd control', en zijn ook verantwoordelijk voor de ordehandhaving in landelijker gebieden als de Algarve, maar ze houden zich niet bezig met misdaadonderzoek. Op dat moment waren we natuurlijk niet bekend met de verschillende afdelingen binnen het Portugese politiesysteem. Wat ons betrof waren ze ‘de politie’.

We probeerden uit te leggen wat er was gebeurd. David herhaalde zijn zorgen over wegversperringen en het alarmeren van grensposten, en ik meldde dat ik bang was dat alle drie de kinderen een slaapmiddel toegediend hadden gekregen. Een vrouw, die Silvia heette en voor de Ocean Club werkte, was ook gekomen om te helpen met tolken. Later kwamen we erachter dat ze de onderhouds- en servicemanager was. Ik weet nog dat ze me vertelde dat ze zelf twee volwassen dochters had. Ze was erg vriendelijk en ik was blij met haar hulp en steun.

Ik wist toen nog niet dat Jane rond kwart over negen een man had zien lopen in de Rua Dr. Agostinho da Silva met een kennelijk slapend kind in zijn armen. Op het moment dat ik ontdekte dat Madeleine vermist was, was Jane in haar appartement drie deuren verderop. Toen ze de commotie hoorde was ze naar buiten gekomen en kwam ze erachter wat er aan de hand was. Ze had Fiona apart genomen en haar verteld dat ze - nadat ze het restaurant uit was gelopen om naar haar kinderen te gaan kijken, en na Gerry en Jes te hebben gezien in de Rua Dr. Gentil Martins - die man op het kruispunt met Rua Dr. Agostinho da Silva de straat had zien oversteken, vier of vijl meter vóór haar, en dat hij van links naar rechts liep. Op dat moment had ze er natuurlijk niet echt acht op geslagen: voor zover wij wisten lag Madeleine in bed te slapen en aangezien Jane Gerry kort daarvoor had zien staan, wist Jane dat Gerry nog geen paar minuten eerder in het appartement was geweest Logischerwijs was ze ervan uitgegaan dat de man een vader was met zijn kind, misschien op weg naar huis van de kinderopvang. Zodra ze van Madeleines verdwijning hoorde, vielen de puzzelstukjes met een misselijkmakend gevoel op hun plek. Ze meldde het onmiddellijk aan de politieagenten. Gerry was er ook van op de hoogte, maar gezien de staat waarin ik verkeerde, vertelde hij het me pas de volgende ochtend.

Terwijl de politieagenten overal rondkeken, belde Gerry zijn zus Trisha. Hoe moeilijk het ook was om het onze familie te vertellen, we wisten dat we hun hulp goed konden gebruiken, en snel ook. Trisha, die verpleegster is, en haar echtgenoot Sandy zijn Madeleines peetouders en kenden het klappen van de zweep. Gerry was een wrak - ‘hij brulde als een stier’, zoals Trish het uitdrukte — en huilde door de telefoon. Ze kon hem nauwelijks verstaan. Het was pijnlijk voor me om te zien hoe mijn sterke, assertieve man zo instortte, en ik vond het vreselijk voor haar dat ze haar jongere broer zo moest meemaken. Hij bleef maar jammeren. Ze is weg, 'Trisha. Ze is weg.’

Nadat Gerry had opgehangen, belden Trisha en Sandy het ministerie van Buitenlandse Zaken in Londen, het Britse consulaat in de Algarve en de Britse ambassade in Lissabon, met het verzoek om hulp. Het was ook aan hen om het aan de rest van Gerry’s familie te vertellen. Trish reed naar hun moeders huis. Dit was geen nieuws dat haar door de telefoon verteld kon worden.

Om acht minuten voor twaalf belde Gerry op mijn verzoek met mijn oom Brian en tante Janet in Rothley. Janet is een vrouw met een sterk geloof en ik wilde dat ze zo snel mogelijk voor Madeleine ging bidden. Brian kwam in contact met de dienstdoende ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Londen.

Het telefoontje dat ik steeds aan het uitstellen was geweest, moest nu worden gepleegd. Mijn ouders lopen met Madeleine weg en ik kon mezelf er niet toe zetten hun wereld aan gruzelementen te slaan. Ik moest er niet aan denken wat dit met ze zou doen. Dus, net na middernacht, was het Gerry die het hun moest vertellen. Radeloos van verdriet belden ze vrienden en familie op, die onmiddellijk hulp aanboden.

Ik ben er vrij zeker van dat de GNR-agenten er in eerste instantie van uit-gingen dat Madeleine simpelweg in haar eentje was gaan ronddwalen. Tegen middernacht werden ze echter zo ongerust dat ze de Policia Judiciaria (pj) informeerden, de recherche die ook daadwerkelijk misdaden onderzoekt, onder het toeziend oog van het ministerie van Justitie. De pj was gevestigd in de middelgrote plaats Portimăo, ongeveer dertig kilometer bij Praia da Luz vandaan, en het duurde een uur voordat ze er waren. Voor Gerry en mij voelde het als een dag. Uiteindelijk, iets na één uur ’s nachts, kwamen er twee agenten binnen. Weer werden alle gebeurtenissen van de avond uit de doeken gedaan en moesten we een korte verklaring afleggen. Dave vroeg of we de media erbij moesten halen om aandacht en hulp voor de zaak te vragen. Het antwoord kwam snel en ondubbelzinnig: ‘No media! Nó media!'

De voorgaande drie uur waren er allerlei mensen in en uit gelopen, en totdat een van de pj-agenten een stuk politielint voor de deur van de kinderkamer spande, was Gerry degene die ervoor had gezorgd dat iedereen erbuiten bleef. Een van de pj-mannen (ik kan me hem nog helder voor de geest halen: hij was behoorlijk jong en, naar ik aanneem, waarschijnlijk nog niet lang in dienst) kwam binnen, waar de tweeling nog steeds lag te slapen, met een borsteltje en rubber handschoenen. Hij probeerde ook vingerafdrukken van Gerry en mij te krijgen. Zonder resultaat, zo bleek: die moesten we de volgende dag op het politiebureau af laten nemen. Vervolgens vroegen ze naar ons paspoort, inclusief dat van Madeleine.

Terwijl ik wanhopig op Gods tussenkomst wachtte, voor onszelf en voor Madeleine, vroeg ik ondertussen aan het personeel van het resort of ze misschien een priester konden vinden die langs kon komen om met ons te bidden en ons te steunen. Ik denk dat ze het hebben geprobeerd, maar óf ze konden er geen bereiken, óf er was geen priester beschikbaar, dus bleef ik in mijn eentje bidden. De pijn, de doodsangst en de verstikkende machteloosheid die ik voelde zijn onbeschrijflijk. Er zijn gewoon geen woorden voor om die kwelling uit te kunnen drukken. Iets na twee uur belde ik met mijn vriend Paul Seddon, de dominee die Gerry en mij had getrouwd en Madeleine had gedoopt. Hij sprak troostende woorden en bad voor onze kleine meid.

Daarna belde ik mijn beste vriendin, Michelle. Ik had haar nodig om ervoor te zorgen dat haar grote katholieke familie ook ging bidden. De telefoon werd niet opgenomen, wellicht niet verbazingwekkend, gezien het tijdstip. Uiteindelijk, zo rond drie uur, kreeg ik Michelles vriend te pakken, Jon Corner, op zijn mobieltje. Toen ik hem vertelde wat er was gebeurd, geloofde hij me volgens mij niet. Hij zei zelfs: ‘Je maakt een grapje, toch?’ Hij moest diep in slaap zijn geweest, bovendien was mijn verhaal niet bepaald samenhangend en wat ik hem probeerde te vertellen, is voor de meeste mensen zo’n ver-van-m’n-bedshow dat het nauwelijks te bevatten is. Arme Jon, ik denk dat hij zijn hersens de eerste seconden niet op gang kon krijgen. Hij zei dat Michelle sliep, daarmee suggererend dat dit niet het goede moment was, alsof ik belde voor een gezellig onderonsje op een ongelegen tijdstip. Ik smeekte hem haar wakker te maken. ‘Niemand luistert!’ jammerde ik. ‘Er gebeurt niets!’

Voordat ik het wist hepen de pj-agenten naar de voordeur. Ik voelde paniek in me opkomen. Toen ik hun angstig vroeg waar ze naartoe gingen, zeiden ze dat ze klaar waren voor vanavond. Ze zeiden dat we alles wat we nodig hadden voor de tweeling uit de kinderkamer mochten pakken. Nog paniekeriger probeerde ik erachter te komen wat de volgende stap was en wat er de rest van de nacht ging gebeuren. Het enige antwoord dat de agenten gaven was dat ze de volgende ochtend weer terug zouden komen. Toen ik vroeg hoe laat, zeiden ze dat dat na negenen zou zijn. En daarmee verdwenen ze, en lieten ons aan ons lot over. Het was onbegrijpelijk. Dat kon toch niet alles zijn? Het gevoel van machteloosheid en verwarring werd alleen maar versterkt.

Dave, die Gerry’s gekweldheid en frustratie zag over hoe weinig er werd gedaan, wist dat Madeleine meer hulp nodig had dan ze kreeg. Voordat de pj-agenten waren vertrokken, leende een gepensioneerd, Brits stel van een nabijgelegen appartement hem hun computer en hij schreef een e-mail naar Sky News, waarbij hij hen attent maakte op de ontvoering van onze dochter, en stuurde dat naar een e-mailadres dat op hun website stond.

Dit was duidelijk niet de beste manier om contact met Sky op te nemen, want, zo bleek, Daves e-mail belandde ergens in een inbox die niemand leek te lezen. Ondanks de uit de duim gezogen verhalen die later in bepaalde kringen de ronde deden en die suggereerden dat we de media hadden geïnformeerd nog voordat de politie was gebeld, hoorde Sky kennelijk voor het eerst van Madeleines verdwijning van de Press Asso-ciation, en van een van onze vrienden op GMTV, later die ochtend. Hoewel we weinig weten van wat er op dat moment allemaal gaande was, klopt het dat het nieuws zich in één nacht als een lopend vuurtje verspreidde. Rachael had contact opgenomen met een vriend bij de BBC, om hulp en advies te vragen, en iets na zevenen informeerde een aantal vrienden in Groot-Brittannië de pers.

We hadden waarschijnlijk in ons appartement kunnen blijven, maar wie zou zoiets willen? Achteraf gezien is het natuurlijk onbegrijpelijk dat we achter werden gelaten op wat nu een plaats delict was. Ze hadden ons niet eens mogen toestaan om spullen uit de kinderkamer te pakken. Mark Warner had een ander appartement voor ons geregeld, op de eerste verdieping van het aangrenzende gebouw, maar Gerry en ik konden het niet aan om alleen te zijn. We konden niet voor onszelf zorgen, laat staan voor de tweeling. Dus het personeel zette twee extra kinderbedjes neer in het appartement van Fiona en David en we droegen de slaperige Sean en Amelie naar hun woonkamer. Maar ik moest ze dicht bij me houden. Ik liet me naast Fiona op de bank zakken. Zij pakte een van de twee baby’s van me over en met mijn kinderen stevig tegen ons aan gedrukt bleven we zo zitten. Het vasthouden van een van mijn kindjes bood me wat broodnodige troost, maar niet voor lang.

Op mijn aandringen gingen Gerry en Dave weer naar buiten om te kijken of ze een spoor van Madeleine konden vinden. Ze gingen in het donker naar het strand, renden, riepen, wanhopig om iets te vinden; alsjeblieft, God, om Madeleine zelf te vinden. Pas veel later vertelde Gerry me dat hij zich toen andere gevallen van vermiste kinderen begon te herinneren en er al rekening mee hield dat Madeleine nooit meer gevonden zou worden. Dat was een mogelijkheid waar ik absoluut niet aan kon denken.

Ik weet niet of het personeel van Mark Warner nog aan het zoeken was. Ik zag rond die tijd helemaal niemand meer, behalve een paar gnr-politieauto’S op straat en een handvol agenten die rondhingen. Geen van hen leek erg veel te doen. Ik kon de gedachte niet verdragen dat er niets gebeurde terwijl de klok onverbiddelijk doortikte. Madeleine kon al kilometers ver weg zijn. Op een gegeven moment ging ik naar buiten om met de politie te praten; ik moest op de een of andere manier gerustgesteld worden. Het was moeilijk en ergerlijk omdat de communicatie zo stroef verliep, en van enige geruststelling was geen sprake. Ik begon snel heen en weer te lopen door de Rua Dr. Agostinho da Silva, soms zelfs op een drafje, klampte me vast aan de hoop dat ik in het donker iets zou vinden. Ik werd overvallen door de angst dat Madeleine ergens was achtergelaten en aan onderkoeling lag te sterven.

Terug in het appartement sloot de koude, donkere nacht ons in voor wat wel een eeuw leek. Dianne en ik zaten elkaar maar aan te staren, zo onbeweeglijk als standbeelden. ‘Het is zo donker,’ zei ze telkens. ‘Ik wilde dat het licht werd.’ Ik voelde precies hetzelfde. Gerry lag op een kampeer-bed met een slapende Amelie op zijn borst. Hij bleef maar zeggen: ‘Kate, we moeten uitrusten.’ Het lukte hem om even in te dutten, maar dat was slechts van korte duur, zeker nog geen uur. Ik probeerde het niet eens. Ik had het mezelf niet toe kunnen staan om te slapen. Ik voelde Madeleines doodsangst, en ik moest met haar waken. Ik moest iéts doen, maar ik wist niet wat. Ik liep rusteloos de kamer in en uit en het balkon op.

En eindelijk brak de dag aan.