De geboorte van onze campagne

We bevonden ons in een informatievacuüm. Een groot deel van het probleem kwam voort uit het feit dat in Portugal alle criminele zaken vallen onder de gerechterlijke geheimhoudingsplicht, wat betekent dat als een onderzoek eenmaal is gestart, de politie noch iemand anders daar iets over mag onthullen, met inbegrip van bijzonderheden over mogelijke verdachten, omdat dat een rechtszaak in gevaar zou kunnen brengen. Zelfs de verklaringen en oproepen die we deden, wat in Groot-Brittannië heel normaal is, werden niet door de pj aangemoedigd.

Natuurlijk was dat een marteling voor ons. De Britse media waren er ook niet aan gewend. Voor in Groot-Brittannië opererende journalisten die vertrouwd zijn met verslaggeving over politie en rechterlijke macht is het Portugese systeem een ‘lachspiegeldoolhof, zoals een verslaggever het verwoordde. Omdat niets officieel kan worden bevestigd en de politie vaak geen moeite doet om valse verslagen tegen te spreken, verspreiden geruchten zich als een lopend vuurtje.

Hoewel wij dat destijds niet in de gaten hadden, omdat de pj de pers niet wijzer maakte, en zeker niet de internationale pers, was er geen agenda vastgesteld. Daardoor hadden de media vrij spel, wat er al snel toe leidde dat er op grote schaal werd gespeculeerd en dat in het belang van uitzendtijd en bladvulling onjuiste ‘feiten’ werden uitgezonden en afgedrukt. Erop terugkijkend is het ongelooflijk hoeveel er met zo weinig beschikbare informatie gezegd kon worden.

In de eerste paar dagen na Madeleines ontvoering waren de media over het algemeen heel respectvol en was hun verslaglegging voor het merendeel meelevend. Behalve wanneer we een voorgekookte verklaring aflegden, werden we betrekkelijk met rust gelaten. Maar hoewel er niet veel leek te gebeuren als het om het onderzoek ging, groeide de aanwezigheid van de media toch. Daar verbaasden we ons over en we hebben nooit begrepen waarom ons ‘verhaal’ zo ongekend veel aandacht kreeg. Het was duidelijk een uitzonderlijk zeldzame situatie: een Brits kind dat tijdens een vakantie wordt ontvoerd. De enige andere, vergelijkbare zaak was die van Ben Needham, die zestien jaar eerder als bijna tweejarige van een Grieks eiland was ontvoerd en nog steeds niet was teruggevonden. Sinds die tijd was de wereld dramatisch veranderd, vooral op het gebied van communicatie. In 1991 stonden internet en de mobiele telefoon nog in de kinderschoenen, en er waren nog geen nieuwszenders die vierentwintig uur per dag uitzonden. Het feit dat Gerry en ik beiden arts waren, leek het verhaal nog nieuwswaardiger te maken, en ongetwijfeld ook het feit dat Madeleine zo’n prachtig klein meisje is.

Er was natuurlijk ook kritiek op ons, omdat we de kinderen alleen in het appartement hadden gelaten terwijl wij uit eten gingen. Aanvankelijk waren er heel misleidende verslagen, die suggereerden dat we een paar honderd meter verderop hadden gezeten. Journalisten die feitelijk in Praia da Luz waren en zagen hoe dicht het tapasrestaurant in de buurt van het appartement was (hemelsbreed nog geen vijftig meter; iets verder dan een ommetje om de ‘rijweg’), waren duidelijk geschokt dat Madeleine op zo’n korte afstand was weggegrist en we kregen beslist de indruk dat ze wilden helpen. Dit gold ook voor hun bazen, de tv-bonzen en krantenredacteuren. Er heerste onmiskenbaar een gevoel van: ‘Voor hetzelfde geld was het mij overkomen.’ Ik beschouwde ze als bondgenoten in de zoektocht naar Madeleine. En hoewel ik er niet aan twijfel dat velen van hen oprecht wilden helpen, duurde het even voor ik me realiseerde dat het vinden van ons kind niet erg hoog op hun prioriteitenlijstje stond en leerde ik de harde les dat de media er niet op uit zijn om nieuws te verspreiden, maar om hun producten te verkopen. Wij waren niet hun belangrijkste zorg, of, helaas, Madeleine was dat niet; dat was degene die door de telefoon schreeuwde dat de redacteur om tien uur achthonderd woorden nodig had.

In de eerste paar dagen na de ontvoering van Madeleine zat het appartement vol mensen en stond het Engelstalige nieuws van Sky of de BBC meestal op de achtergrond aan. We hebben zelf behoorlijk wat van de verslaggeving gevolgd, maar toen de speculatie hand over hand toenam, werd het een marteling voor ons. Gerry zei tegen me: ‘We moeten hier niet meer naar kijken.’ We begonnen ook de Engelse kranten te mijden, die in Baptista overal op dezelfde dag te krijgen waren als waarop ze in Groot-Brittannië uitkwamen.

In het dorp moesten automobilisten sluiproutes en alternatieve parkeerplaatsen zoeken vanwege de wegversperring voor ons appartement en de satellietwagens die permanent in de buurt geparkeerd stonden. Verslaggevers hingen rond in Baptista en de Hugo Beaty-bar, of bevolkten de stranden terwijl ze de bewoners en vakantiegangers lastigvielen, voor quotes en soundbites.

De positieve kant was dat al snel duidelijk werd dat Madeleines benarde toestand een snaar had geraakt bij een reusachtig groot Brits publiek. Betuigingen van steun, medeleven en empathie stroomden binnen. Kort nadat het nieuws bekend werd, werd Mark Warners e-mailbox gebombardeerd en dagelijks arriveerden er honderden brieven.

De eerste gruwelijke week was zo hectisch en duurde zo lang. Door de aanhoudende foltering leek elke minuut wel een uur, maar voor ons waren de dagen letterlijk lang, omdat we maar heel weinig sliepen. Halverwege de week lukte het ons van pure uitputting elke nacht een paar uur slaap te pakken. Hoewel, als ik per ongeluk wakker werd, kon ik vervolgens tot de ochtend niet meer slapen. Zodra ik mijn ogen opende, was Madeleine de eerste aan wie ik dacht en werd ik me onmiddellijk bewust van een pijnlijk gewicht op mijn borst en een verwarrende angst. Ik was altijd om zes uur ’s ochtends wakker en meestal stond ik dan op, ging naar de veranda om een paar telefoontjes te plegen, want thuis kon ook niemand goed slapen. Ik was ook weer wat gaan eten, hoewel bij lange na niet genoeg. (De verhalen over hoeveel ik was afgevallen, waren schromelijk overdreven: in de eerste week verloor ik ongeveer twee kilo, wat ik me amper kon veroorloven, en het kostte maanden om het er weer aan te krijgen, maar dat komt niet in de buurt van de zesenhalve kilo die ik volgens iemand van de pers kwijtraakte. Ik ben altijd dun geweest. Zo ben ik gebouwd.) Er waren dagen waarop ik tegen mezelf zei: ‘Hoe kan ik hier nu zitten ontbijten terwijl Madeleine vermist wordt?’ of ‘Hoe kan ik nu in hemelsnaam een douche nemen?’, maar op de een of andere manier deed ik het wel. Zoals Gerry me steeds weer in herinnering bracht: ‘Je krijgt Madeleine niét terug door tot een hoopje af te brokkelen en niets te doen.’ Hij had natuurlijk gelijk, maar onderweg zouden we nog heel wat brokstukken tegenkomen.

We brachten zo veel tijd door met verschillende adviseurs dat we onze vakantievrienden niet vaak zagen, behalve Fiona. Zij kende ons en onze kinderen zo goed: voor zover iemand het kon begrijpen, begreep zij het, en daardoor was haar steun zo belangrijk voor me. Op een dag kwam ik de anderen bij het tapasrestaurant tegen. Ze stonden er hulpeloos bij en Jane en Russ huilden. Algauw stonden we allemaal te huilen en elkaar te omhelzen. Het was gewoon zo verschrikkelijk.

Op dinsdag 8 mei was er een emotioneel afscheid van de familie en vrienden die zouden vertrekken, inclusief mijn ouders en Gerry’s moeder. Het was heel verdrietig, maar we wisten allemaal dat het zo het beste was. Later ging ik met Fiona een tijdje op het strand zitten. Ik was me nog steeds niet bewust van wat er om me heen gebeurde: niets deed ertoe, behalve Madeleine. We praatten en huilden en hielden elkaar vast. Het was als een griezelfilm waar maar geen einde aan wilde komen. Maar dit was nu mijn leven, tot Madeleine was gevonden.

Terwijl we om een uur of vijf van het strand terugliepen, kreeg ik een telefoontje van Cherie Blair, in haar laatste dagen als premiersvrouw (haar echtgenoot Tony zou twee dagen later zijn ontslag aankondigen en de maand daarop zijn functie neerleggen). Ze was vriendelijk en behulpzaam. Ze vertelde me dat het verbazingwekkend maar bemoedigend was dat Madeleine nog altijd elke avond het eerste item op het nieuws was. Dit was nog maar vijf dagen na de ontvoering: het bleek dat onze arme dochter nog lange tijd onderwerp zou zijn van de nieuwsbulletinkoppen. Cherie waarschuwde me ook: ‘Wat er ook gebeurt, je leven zal nooit meer hetzelfde zijn.’ Ze had het over een vriendin van haar, Catherine Meyer, oprichter van pact - Parents and Abducted Children Together -en zei dat ze namens mij contact met haar zou opnemen. Natuurlijk vroeg ik Cherie of de Britse regering de Portugezen iets te bieden had in de vorm van assistentie of het op touw zetten van een zoektocht naar Madeleine. Het was niet mijn bedoeling om haar met die vraag in verlegenheid te brengen en ik weet zeker dat ik dat ook niet heb gedaan. We waren alleen zo wanhopig dat ik de kans niet voorbij kon laten gaan.

We hadden een sleutel van de kerk gekregen, dus we konden daar wanneer we maar wilden gaan bidden. We koesterden deze kleine oases van relatieve rust en afzondering. Op een avond aan het begin van de week - ik geloof dat het dinsdagavond was - kreeg Gerry tijdens ons persoonlijk gebed in de Nossa Senhora da Luz een buitengewone, spirituele ervaring. Hij werd zich plotseling bewust van een lange tunnel met aan het uiteinde een licht. Hij voelde dat hij de tunnel binnenging en dat die, terwijl hij almaar doorliep, breder en breder en lichter en lichter werd. Hij had nog nooit zoiets meegemaakt en interpreteerde het onmiddellijk als een teken om ons aan te sporen absoluut alles te doen wat in onze macht lag om Madeleine zelf te vinden. Vanaf dat moment was hij ervan overtuigd dat we niet passief achterover moesten gaan hangen, verklaringen afleggen en wachten tot iemand anders haar thuisbracht. We moesten zelf het initiatief nemen. Hij vertelde zijn openbaring onmiddellijk aan mij en probeerde uit te leggen wat die voor hem betekende. We moesten meteen al onze beschikbare bronnen mobiliseren.

Zijn ‘visioen’ - ik weet niet hoe ik het anders moet noemen - in dat prachtige kerkje had een enorme indruk op Gerry gemaakt. Deze ervaring leidde tot de oprichting van onze georganiseerde campagne om onze dochter te vinden.

Vanaf de eerste minuut dat Gerry de volgende ochtend opstond, had hij een missie. De eerste met wie hij onder anderen ging praten was de ambassadeur, John Buck. De minister van Buitenlandse Zaken, Margaret Beckett, belde hem ook toevallig. Hij verzocht hun beiden dringend om een poging te doen de manier waarop het onderzoek en de zoektocht werden aangepakt te verbeteren. Dat moest veel beter dan nu het geval is, zei hij tegen hen. Zij wisten dat ook, daar ben ik zeker van. Veel vrienden en collega’s hoorden die dag iets van Gerry waarbij hij hun vroeg diep na te denken. Wét kon ons helpen Madeleine terug te vinden? Wié zou kunnen helpen? ‘Denk aan je contacten, en denk dan aan de contacten van je contacten. Kunnen zij helpen?’

Gerry’s mobieltje leek de hele dag permanent aan zijn oor geplakt. Ik herinner me dat ik zelfs licht geïrriteerd raakte omdat hij zo aan de slag kon gaan en het zo druk had. Waarom werd hij niet door zijn pijn om Madeleine verlamd, zoals dat bij mij wel het geval was? Hij reageerde eenvoudigweg op de uitdaging die hij zichzelf de avond tevoren had gesteld om de onderste steen boven te halen — een gezegde dat een strijdkreet werd nadat die in een persverklaring aan het einde van die week was gebruikt. Ik ben voor eeuwig ongelooflijk trots op hem en dankbaar dat hij daarna zo vastberaden, geconcentreerd en doortastend hard aan het werk is gegaan, terwijl we beiden nog altijd volkomen uit het lood geslagen waren. Hoewel het uiteindelijke doel van al dat werk tot nu toe nog niet is bereikt, is er geen enkele twijfel over dat als hij dat niet had gedaan, wij (en Madeleine) veel slechter af waren geweest, en wie weet welk resultaat het alsnog oplevert?

Er waren zo veel mensen, met name onze familie en vrienden, die wanhopig graag wilden helpen. Gerry’s wapenkreet zette ze tot actie aan en gaandeweg begonnen ze hun eigen wegen te zoeken. Nog de volgende avond stuurde Gerry’s zus Phil een kettingmail de wereld rond waarin ze elke ontvanger vroeg om te helpen ons kleine meisje te vinden. Hij ging vergezeld van een te downloaden poster met een foto van Madeleine, die waarop ze tennisballen vasthoudt en die twee dagen voor haar verdwijning was genomen. Dit leidde de volgende dag tot het eerste gesprek tussen Phil, een docent, en Calum Macrae, een vroegere leerling van haar en it-whizzkid, om een website voor Madeleine te maken. Jon Corner had een file transfer protocol (ftp) geopend dat hij op 4 mei op internet had gezet om Madeleines foto onder familie, vrienden en andere steunbetui-gers te laten circuleren. Nee, ik wist ook niet wat dat was: in wezen gaf het via een wachtwoord toegang tot een verzamelplek voor foto’s en ander materiaal, waardoor mensen hun hulpbronnen met elkaar konden delen. Helpers konden hun materiaal via het ftp naar een speciale server posten en die gebruiken om folders, posters, enzovoort te maken. De pers had het wachtwoord al, waardoor die toegang had tot foto’s en videomateriaal.

Er hadden zich al mensen en organisaties gemeld die een beloning uitloofden voor informatie die leidde tot de veilige terugkeer van Madeleine. We hoorden dat een van mijn huisartsencollega’s verbazingwekkend genoeg honderdduizend pond had toegezegd. Een goede vriend in Liverpool, een politieman, waarschuwde ons dat we heel wat meer nodig zouden hebben om iemand met criminele connecties ertoe te verleiden te vertellen waar Madeleine is. Ons leek het een enorm bedrag, maar als politieman had hij vaker met criminelen te maken gehad dan wij.

Alex Woolfall vertelde ons dat het News of the World een groep andere weldoeners aanvoert - onder wie Bill Kenwright, de theaterimpresario en voorzitter van voetbalclub Everton, zakenman sir Richard Branson en sir Philip Green en Harry Potter-auteur J.K. Rowling - die bereid waren om een ‘beloningspakketje’ van in totaal anderhalf miljoen pond op tafel te leggen. Daar zijn ook bedrijven bij betrokken als British Airways en Vodafone om te helpen bij de publiciteit en initiatieven om het publiek te bereiken. Ze moesten de volgende dag weten of we wilden dat ze ermee doorgingen. Dit klinkt alsof je daar geen moment over hoeft na te denken, maar we moesten voorzichtig zijn. We hadden geen flauw benul hoe zulke beloningen in z’n werk gingen. Zou de politie erbij betrokken worden? Wie zou de losgeldonderhandelingen coördineren? Hoe zouden we daadwerkelijk de beschikking over het geld krijgen als dat nodig mocht zijn? En, het belangrijkste nog, wat waren de mogelijke valkuilen? Het kon absoluut uitmonden in frauduleuze claims, waarmee waardevolle tijd en hulpbronnen konden worden verspild. We hadden ook geen idee welke implicaties dit voor Madeleines veiligheid zou kunnen hebben.

Onder druk gezet om een beslissing te nemen, zochten we advies bij verschillende partijen, die bevestigden dat bij dit soort dingen het mes inderdaad aan twee kanten snijdt. Per saldo hadden we het gevoel dat de voordelen opwogen tegen de nadelen, we bedankten de deelnemers en aanvaardden het aanbod, ook omdat we geen hulp uit het bedrijfsleven wilden weigeren. Met de honderdduizend pond van mijn collega-huis-arts en een onthutsende miljoen pond die daar nog door Stephen Win-yard aan werd toegevoegd - de eigenaar van de spa in Stobo Castle in de Schotse Hooglanden, die ons bovendien nog nooit had ontmoet - beloofde de beloning nu in totaal op 2,6 miljoen pond uit te komen.

Ik ging met Nicky naar een anglicaanse dienst in de Nossa Senhora da Luz, die de katholieke en anglicaanse gemeenten delen voor hun diensten en vieringen. Ik herinner me dat er een filmploeg in de kerk aanwezig was. Hoe ze hier toestemming voor hadden gekregen wist ik niet - ik heb een kerk altijd als een toevluchtsoord beschouwd, een functie die vooral van belang is in tijden van persoonlijke nood - maar iedereen probeerde het goed te doen en ik weet zeker dat het met de beste bedoelingen gebeurde. Helaas kwam het bij mij niet goed aan en doordat ik zelfs hier een reusachtige cameralens op me gericht kreeg, raakte ik nog eens extra geagiteerd. Rondom de eerste gedenkdag van Madeleines verdwijning zag ik wat filmmateriaal waarop ik de kerk na die dienst verliet en ik herkende mezelf amper. Nic moest me praktisch dragen, en zij is slechts een meter achtenvijftig lang!

Daarnaast werd ik in de weken en maanden daarna afgeschilderd als ‘kil’ en iemand met een ‘pokerface’. Hadden deze critici de televisiebeelden dan niet gezien? Of is het omdat mensen een kort en selectief geheugen hebben? Toen ik weer wat aansterkte, was het inderdaad zo dat ik mijn verdriet beter in het openbaar in bedwang kon houden. Ik was bovendien doodsbenauwd om mijn emoties te tonen na de waarschuwingen die ik had gekregen dat dat wellicht Madeleines ontvoerder kon beïnvloeden. Is het dan een wonder dat ik een pokerface opzet? Maar eigenlijk ging het daar niet om. Wie waren deze mensen om de moeder van een vermist kind de wet voor te schrijven over hoe ze moest overkomen? Kennelijk is anderen veroordelen, en die mening ook nog eens ventileren, onderdeel van de menselijke natuur, maar het is verbijsterend dat sommige figuren denken het recht te hebben dat te doen, en ook nog zo bijtend, terwijl ze geen flauw benul hebben waar ze het over hebben.

Er was nu een week verstreken sinds Madeleines ontvoering. Later die dag, op donderdag 10 mei, hield de Portugese politie een persconferentie, waarop ze een foto vrijgaf van eenzelfde Marks & Spencer-pyjama die Madeleine had gedragen, en ze bevestigde dat ze het grondonderzoek zouden terugschroeven.

Intussen werden Gerry en ik, samen met een aantal van onze vrienden, naar het politiebureau in Portimăo teruggeroepen. De politie was deze keer heel wat aardiger en de jongere agenten gaven tenminste de indruk dat ze heel hard werkten. Gerry werd meegenomen voor verhoor terwijl ik beneden bleef. Ik maakte gebruik van de te verwachten lange wachttijd door mijn aantekenboek, pen en camera tevoorschijn te halen, waarop vakantiefoto’s stonden met de datum erop, en ik probeerde een gedetailleerd verslag op te schijven van alles wat er in de week daarvoor was gebeurd.

Het ondervragingssysteem waar we tijdens ons vorige bezoek mee te maken kregen - in het Portugees gestelde vragen die woord voor woord in het Engels werden vertaald; Engels gesproken antwoorden die in het Portugees werden vertaald en door de ondervragende agent werden uitgetypt - was voor iedereen uitputtend. Aan het eind van het gesprek werd de door de agent opgestelde verklaring in het Portugees uitgeprint, ter plekke hardop, woord voor woord in het Engels vertaald en daarna ondertekend door degene die was verhoord. Het mag duidelijk zijn dat er in elk stadium van het proces grote kans op vertaalfouten en misverstanden bestaat.

Ik had acht uur in de ruimte zitten wachten voordat mij werd verteld dat het nu te laat was om nog verhoord te worden, dat ik naar huis kon gaan en de volgende dag terug moest komen. Gerry heeft er dertien uur gezeten. Toen hij ten slotte naar het appartement terugkeerde, vertelde hij dat Matt tijdens het gesprek bijna hysterisch was geworden. Gerry had hem horen schreeuwen en huilen. Kennelijk had iemand tegen Matt gezegd dat hij Madeleine aan een derde partij door het raam had aangegeven. Het was iets uit Leven op Mars.

Alan Pike was ongerust over mijn welzijn en vroeg of mijn uitgestelde gesprek een paar dagen vooruitgeschoven kon worden. De pj vond het kennelijk allemaal niet zo belangrijk, want dat gesprek vond pas op 6 september plaats.

We ontvingen onder andere ook een hulpaanbod van een assistent-advocaat uit Leicester, via een collega van Gerry. Hij werkte voor een in familierecht gespecialiseerde firma, de International Family Law Group (iflg). We wisten niet goed wat dit bedrijf kon doen maar we besloten dat het de moeite waard was om de mogelijkheden met ze te bespreken. Dus op de middag van vrijdag 11 mei vloog de assistent-advocaat in gezelschap van een jurist naar Portugal. We hadden ze gewaarschuwd dat ze geen ruchtbaarheid aan hun komst naar het appartement mochten geven, zodat ze geen ongewilde aandacht zouden trekken van de media die buiten op de loer lagen. En daar kwamen ze, met strikje en bretels, en de jurist droeg zelfs een panamahoed. Ik slaakte een zucht. Ze hadden net zo goed grote pijlen naar hun hoofd kunnen richten met daarop: advocaat. Geen zorg: hun aanwezigheid en input, daar ging het om.

Na die eerste ontmoeting hadden we tijdens dat weekend nog twee andere ontmoetingen met de juristen om te onderzoeken hoe ze ons zouden kunnen helpen. Er was in de pers al het een en ander over gespeculeerd, gebaseerd op de onjuiste verslagen over het feit dat wij ‘honderden meters ver weg’ zaten te dineren toen Madeleine werd meegenomen, en dat we konden worden vervolgd wegens nalatigheid. Nadat hij de ligging van het tapasrestaurant ten opzichte van appartement 5A had onderzocht, verzekerde de jurist ons er om te beginnen van dat ons gedrag niet als nalatig kon worden betiteld en dat het inderdaad ‘volkomen binnen de grenzen van redelijk ouderschap’ viel. Dit was niet bepaald onze grootste zorg geweest, maar het was toch geruststellend om te horen. De juristen hadden het er vervolgens over om een verzoek te doen om Madeleine onder de hoede van het gerechtshof te brengen.

Wanneer het hof de voogdij krijgt, krijgt het de beschikking over een bepaalde wettelijke macht om in gerechtelijke disputen namens het kind op te treden en een paar privacywetten te omzeilen betreffende bepaalde informatie (hotelgastgegevens, bijvoorbeeld, en passagierslijsten van vliegtuigmaatschappijen), wanneer men het in het belang van het kind in kwestie acht om toegang tot die informatie te krijgen. Zo’n bevel kan nuttig zijn om gegevens te bemachtigen die anders voor ons niet beschikbaar zouden zijn en wel relevant waren voor onze zaak. We besloten om dat verzoek in te dienen, dat op korte termijn werd gehonoreerd.

We bespraken bovendien de hulpaanbiedingen die nu binnenstroomden, waar ook veel financiële toezeggingen tussen zaten. Gerry en ik hadden geen idee hoe we daarmee om moesten gaan. Een van Gerry’s collega’s had bijvoorbeeld gebeld om te zeggen dat het personeel van zijn afdeling iets wilde doneren om de zoektocht naar Madeleine verder te helpen, maar wist niet hoe en waar ze dat kwijt konden, iflg vertelde ons dat we een ‘strijdfonds’ moesten instellen. Ze zouden de doelen van het fonds opstellen en een vooraanstaand advocatenkantoor, Bates Wells en Braithwaite (BWB) vragen om de samenwerkingsvoorwaarden op papier te zetten.

Tijdens de laatste twee bijeenkomsten werden de jurist en assistent-advocaat vergezeld van een consultant die Hugh heette en wiens beroep niet meteen werd uitgelegd (‘Noem me maar gewoon Hugh,’ zei hij raadselachtig). Het bleek dat hij vroeger bij de geheime dienst had gewerkt en nu onderhandelaar bij ontvoeringen en adviseur was. Ons werd verteld dat een anonieme (maar duidelijk uitermate genereuze) donor een aanzienlijk bedrag voor ons opzij had gezet om de kosten te dekken voor een particulier onderzoek als we dat wilden. Hugh was erbij gehaald door een firma die Control Risks heette, om ons te helpen. Dit bedrijf is een onafhankelijk adviesbureau, dat gespecialiseerd is in risicobewaking met op vijf verschillende continenten filialen en onderzoekers, en hun werk bestaat hoofdzakelijk uit bedrijfsveiligheid. Het was een groots gebaar, waar we immens dankbaar voor waren en het was fijn te weten dat die optie ons ter beschikking stond.

Rond de eerste sessie waar Hugh bij was, die ’s avonds plaatsvond, hing een soort James Bond-atmosfeer, en niet in positieve zin. Ik had het gevoel dat ik een heel nieuwe wereld had betreden, die buitengewoon raadselachtig en angstaanjagend was. Misschien was het ergste nog wel een opmerking die Hugh maakte over de aangeboden beloning. Hij zei emotieloos tegen ons dat door zo’n stimulans ‘een prijs op Madeleines hoofd werd gezet’. Ik was verschrikkelijk van streek. De gedachte dat we iets hadden gedaan waardoor Madeleines leven in gevaar kwam, was onverdraaglijk.

Zondagavond gaven we opnieuw verklaringen af, deze keer aan een paar onderzoekers van Control Risks. We maakten ons zorgen dat delen van onze verklaringen die we bij de Portugese politie hadden afgelegd, vooral die op de eerste dag, wellicht in de vertaling verloren waren gegaan. We hadden bovendien het gevoel dat die verslagen niet grondig genoeg waren en we wilden dat elk detail dat we ons konden herinneren goed werd geregistreerd. In onze haast om de nieuwe verklaringen aan de pj door te geven, maakten we helaas de fout aan te nemen dat de vertalingen correct zouden zijn en we ontdekten pas vele maanden later dat ook deze onjuistheden bevatten. En ze waren nog wel in het Engels afgelegd en opgenomen! Als ik iets mag aanraden: mocht je ooit de pech hebben om in een crimineel onderzoek verzeild te raken, in wélk land dan ook: zorg ervoor dat je je verklaring leest, in je eigen taal, nadat je die hebt afgelegd.

Na een van de bijeenkomsten met de iflg vroeg Hugh me of ik een dagboek bijhield. Los van het feit dat ik een emotioneel wrak was en ik in de afgelopen week nog niet eens tijd had gehad om met mijn ogen te knipperen, was het idee nooit bij me opgekomen. Ik had sinds mijn vroege tienerjaren geen dagboek meer bijgehouden en destijds was het verslag van mijn leven geestdodend saai: hoe laat ik opstond, wat ik bij elke maaltijd at en welke lessen ik die dag het leukst had gevonden.

‘Dat zou je moeten doen,’ zei hij. Hij legde niet uit waarom. De jurist gaf me een A4-blocnote die hij overhad en toevallig bij zich had.

Toen ik erover nadacht, besefte ik dat het een goede manier was om deze donkere en verwarrende dagen te onthouden; om voor Madeleine de hiaten op te vullen als ze terugkwam. Het zou ook een verslag van ons verhaal zijn, dat alle drie de kinderen zou kunnen helpen begrijpen wat er was gebeurd wanneer ze ouder waren. Ik liet een paar blanco bladzijden in de blocnote open voor de dagen die al waren verstreken, en schreef in de week daarop af en toe een paar alinea’s, hoewel ik er pas op 23 mei in alle ernst mee begon, twintig dagen na de verdwijning van Madeleine. Vanaf dat moment hield ik mijn verslag consequent bij en wanneer ik even een momentje had, ging ik terug in de tijd en vulde de blanco bladzijden met aantekeningen in over onze activiteiten en mijn herinneringen van elke dag sinds 3 mei 2007.

Hoewel ik het verslag over wat er was gebeurd bovenal voor de kinderen wilde vastleggen, merkte ik dat het opschrijven ervan heel therapeutisch werkte. Het bood me een uitlaatklep voor mijn gedachten en emoties en een manier om met Madeleine te communiceren. Ik kon met haar praten! Ik kon ook met God praten, zelfs met de ontvoerder, als ik dat wilde. Wat Hughs bedoeling ook was, ik ben hem heel dankbaar dat hij het heeft geopperd. Misschien heeft het zelfs mijn leven gered.

Veel mensen hebben ons dus op zo veel verschillende manieren gesteund, van de opvallende donaties van de beloningsgroep tot aan degenen die in stilte baden en de onvolprezen praktische hulp van zowel vrienden als vreemden. Op de dag van onze eerste bijeenkomst met het iflg, had ik in het tapasrestaurant afgesproken met Paddy, de man van Bridget, een goede vriendin van me uit Leicester. Paddy is, zoals Bridget het uitdrukt, ‘een man Gods’. Hij is ook bijna een meter negentig, een grote kerel met heel donker haar en donkere ogen, niet iemand die je in een menigte over het hoofd ziet. Ik was zo ontroerd dat hij, ook al kenden we elkaar toen eigenlijk niet zo goed, volkomen op eigen initiatief had besloten naar Praia da Luz te komen om aan de zoektochten deel te nemen die plaatselijk werden georganiseerd. Hij sms’te me het bericht: ‘Als je me wilt bellen en met me wilt afspreken tijdens mijn aanwezigheid hier, dan kom ik. Anders ga ik gewoon doorzoeken.’

Ik had Paddy gevraagd of ik een bijbel van hem kon lenen. Hij nam er een voor me mee, een kerstcadeau van Bridget van een paar jaar geleden. Die bijbel ligt nog steeds naast m’n bed. Ik moet hem een keer terug gaan brengen!

Zaterdag 12 mei 2007. Madeleines vierde verjaardag. Tot die tijd hadden we er niet aan kunnen denken: we konden eenvoudigweg het idee niet aan dat als het zover was, ze niet bij ons terug was om het te vieren. Het was ondraaglijk om vandaag niet bij haar te zijn, van haar te houden, het haar naar de zin te maken, van haar opgetogenheid te genieten. We hadden thuis moeten zijn, waar we een verjaarsfeestje in Leicester voor Madeleine zouden organiseren, samen met twee klasgenootjes van de opvang: haar beste vriendinnetje Sofia, die op dezelfde dag geboren was, en een jongetje dat Sam heette en een paar dagen later jarig was. Ze zouden hun eerste disco hebben beleefd. Ik had een paar weken eerder wat cd’s van een paar meisjesgroepen gekocht en we hadden in de auto als opwarmertje meegezongen. Bij de herinnering aan Madeleine, dat ze achter in de auto luidkeels met de Pussycat Dolls meezong, moet ik nog steeds lachen. En huilen.

John Hill had geregeld dat we met z’n allen - Gerry, Sean, Amelie en ik, Trish en Sandy, Fiona, David, Dianne, Jane, Russell, Matt en Rachael en hun kinderen - de dag in een privévilla zouden doorbrengen. (Nicky vertrok dat weekend en Michael was voor een paar dagen naar huis overgevlogen.) We wisten eigenlijk niet wat we moesten doen. We konden de gelegenheid niet ongemerkt voorbij laten gaan en wilden Madeleines verjaardag vieren, of ze er nu wel of niet was, maar niéts wat we deden voelde goed. Het was prima dat we bij de Ocean Club en het mediacircus vandaan waren, en de kinderen vermaakten zich wel, speelden in en om het zwembad met vlotten en speelgoed. Maar Madeleines afwezigheid hing zwaar over de rest van ons.

Het personeel van Mark Warner had voor een enorme hoeveelheid voedsel gezorgd. De mannen organiseerden een barbecue en er was wijn en bier. We aten overwegend in stilte en concentreerden ons op de kinderen. Ik kreeg niet veel naar binnen en aan alcohol moest ik al helemaal niet denken. Fiona weet nog dat Gerry en ik die dag compleet afgesloten waren, nauwelijks iets konden zeggen, en hoewel onze vrienden hun best deden opgewekt te blijven en zich normaal te gedragen om ons erdoorheen te slepen, vonden ze het maar vreemd dat ze in deze omstandigheden in die prachtige villa in de zon zaten. Er was geen taart. Gerry deed een poging om te proosten, maar hij was zichtbaar aangedaan en wist niet veel meer uit te brengen dan: ‘Ik kan mijn dochter niet eens een fijne verjaardag wensen..' voor hij stokte. Het fysieke verlies was intenser dan ooit. Ik verlangde zo naar Madeleine.

Nadat we vroeg in de avond naar een speciale mis waren geweest, kregen we in het appartement bezoek van Cat, Madeleines kinderjuf in de Miniclub. Ze had nieuws voor ons: zij en een paar collega’s van haar werden naar een ander Mark Wamer-resort in Griekenland gestuurd. Geen van hen wilde weg en tot op de dag van vandaag begrijpen we die beslissing nog steeds niet helemaal. We denken dat er een logistieke reden achter zit: na Madeleines ontvoering was aan gasten die in de weken daarna in de Ocean Club hadden geboekt, een alternatieve bestemming aangeboden en misschien moest het bedrijf zijn personeel daarop aanpassen. Maar vanuit ons gezichtspunt betekende het dat een aantal belangrijke getuigen uit Praia da Luz weggingen.

Nadat we het grootste deel van de voorgaande vier dagen opgesloten waren geweest, eerst met de politie en daarna met de juristen, kregen Gerry en ik op zondagmiddag het gevoel dat we naar buiten moesten ontsnappen. We besloten een strandwandeling te gaan maken. Misschien is ‘ontsnappen’ niet het juiste woord, aangezien we algauw werden achtervolgd door een horde journalisten en we konden in geen geval ontsnappen aan de hel die ons overspoelde. Gelukkig werden we met rust gelaten toen we bij de kust waren en konden we in relatieve afzondering over het strand lopen.

Ik herinner me die wandeling nog goed. De voorgaande tien dagen waren chaotisch en verwarrend geweest, doortrokken van onafgebroken kille angst en duistere gedachten die moeilijk weg te duwen waren omdat we er niets anders voor in de plaats hadden. Dat is de smart van het ‘niet weten’.

Ik vroeg bezorgd aan Gerry of hij echt afgrijselijke gedachten of visioenen van Madeleine had gehad. Hij knikte. Hortend en stotend vertelde ik hem over de verschrikkelijke beelden die door mijn hoofd spookten, van haar lichaam, en dat haar volmaakte kleine geslachtsdelen uiteengerukt waren. Hoewel ik wist dat ik deze last met iemand moest delen, was alleen al het hardop uitspreken ervan, zelfs tegen Gerry, een foltering. Door het bestaan van die beelden toe te geven, bevestigde ik op de een of andere manier dat de mogelijkheid reëel was, en met die bevestiging sloegen er nieuwe angstgolven over me heen.

Veel van de emoties en fysieke gewaarwordingen die ik in de afgelopen paar jaar heb ervaren gaan het begrip van de meeste mensen te boven, goddank. Ik had het gevoel alsof ik op weg was naar een langzame, pijnlijke dood. Stel je je kind maar eens zo voor, welk kind ook, het is kwellend, en tenzij aan dat soort gedachten enige realiteit ten grondslag ligt, is het normaal en begrijpelijk om ze uit je hoofd te verbannen. Iedereen heeft zijn eigen zelfbeschermingsmechanismen en een van de vele is om jezelf slechts door ‘mooie gedachten’ te omringen. Ik wilde dat ik dat kon. De beelden die ik van Madeleine zag zou geen enkel weldenkend mens in zijn hoofd willen hebben, maar bij mij zaten ze er wel. In die eerste dagen en weken kon ik mezelf simpelweg niet van die duivelse taferelen ontdoen.

Maar die wandeling met Gerry was een klein keerpunt. Het feit dat we wederzijds zulke moeilijke en hartgrondig verwarrende reacties erkenden, bracht ons nog dichter bij elkaar.

Het zou nog een tijd duren voordat we zo ver voorbij die afschuwelijke, in onze geest gegrifte taferelen waren dat we logisch over die avond konden nadenken. Toen we eenmaal begonnen te functioneren in iets wat aanvoelde als een eindeloze nachtmerrie, kamden we onze herinneringen uit op zoek naar iets significants.

Was Madeleine echt het doelwit geweest, om haarzelf of omdat iemand wist dat appartement 5A gemakkelijk te beroven viel? Niet alleen was het heel toegankelijk omdat het op een hoek lag, maar het had, in tegenstelling tot veel andere onderkomens, ook geen beschermende tralies voor de ramen of veiligheidslichten.

Kon Madeleines opvallende, overdreven vermoeidheid op die laatste donderdagmiddag veroorzaakt zijn door een of andere tranquillizer die haar eerder die dag was toegediend of zelfs de avond ervoor? Dat zouden we gemerkt moeten hebben, maar aan de andere kant was onze vakantie bijna afgelopen en de kinderen waren allemaal een week lang extreem druk in de weer geweest. Het kon ook eenvoudigweg zo zijn dat de vakantie haar inhaalde, zoals we destijds dachten. Maar omdat we het niet helemaal zeker wisten, bleef de twijfel onmiskenbaar knagen.

We hadden heel lang aangenomen dat de ontvoerder door het raam van de kinderkamer naar binnen en buiten was gegaan, maar het kon net zo goed zo zijn dat hij de verandadeuren had genomen of zelfs een sleutel van de voordeur had. Misschien was hij alleen maar het raam in of uit gegaan, en niet allebei. Misschien was hij er helemaal niet doorheen gegaan, maar had hij het geopend om een ontsnappingsroute voor te bereiden als hij die nodig had, of alleen maar om de onderzoekers op een dwaalspoor te brengen. Hij had tussen onze bezoeken door meer dan eens in ons appartement kunnen zijn geweest.

Dat zou verklaren waarom de deur naar de slaapkamer verder openstond. Om vijf over negen ’s avonds, toen Gerry hem op een grotere kier zag staan dan zou moeten, had hij hem weer in de oorspronkelijke positie teruggezet. Toen Matt er een half uur later was, was hij niet de kamer binnengegaan maar had hij alleen aan de deur geluisterd, waar hij niet aan geweest was. Maar toen ik om tien uur ’s avonds terugkeerde, stond de deur opnieuw op een grotere kier. Hoe kon dat? Was er iemand in de kamer geweest toen Gerry was gaan kijken, die gewoon wachtte tot hij weer wegging? Gerry vindt dat onwaarschijnlijk, maar nogmaals, zeker weten doen we het niet Wat we nu wel geloven is dat de ontvoerder heel waarschijnlijk in de kamer was geweest voordat Gerry ging kijken.

Hoe dan ook, het had misschien iets uitgemaakt als ik om half tien was gaan kijken in plaats van Matt. Ik zou het hebben gezien als de deur niet zo stond als we hem hadden achtergelaten — iets wat niemand van Matt had kunnen verwachten - en eerder alarm hebben kunnen slaan. Natuurlijk zal ik me er altijd vreselijk over voelen dat ik dat niet heb gedaan. Ook al is het niemands schuld. Ik weet dat niemand ook maar met een mogelijkheid had kunnen voorzien dat dat er iets toe deed. Ik weet dat het hoe dan ook wellicht geen enkel verschil had kunnen uitmaken. Maar misschien toch wel.

Zo veel kleine dingen kwamen aan het licht, en dat ging maar door, zo veel toevalligheden en in alle onschuld genomen kleine beslissingen die op zichzelf de gebeurtenissen niet tot zo’n rampzalige uitkomst hadden doen leiden. Maar allemaal samen leken ze zich te hebben opgestapeld tot een monsterlijke hoop ongeluk.