Actie op drie fronten
In oktober was de strijd om onze namen te zuiveren in volle gang en konden we ons echt concentreren op ons voornaamste doel: Madeleine vinden. Kort na haar vermissing hadden verschillende vrienden al geopperd dat we privédetectives moesten inhuren, maar tot nu toe hadden we alleen incidentele informatie van buiten Portugal laten natrekken en niemand ingehuurd. Niet alleen omdat zoiets juridische complicaties met zich meebracht en mogelijk het officiële onderzoek kon hinderen, maar ook omdat ons was verzekerd dat de politie na een wat onzekere start alles op alles zette. De trage reactie in de eerste vierentwintig uur was een enorme klap voor ons geweest, net als het aanvankelijke gebrek aan communicatie, maar toen het onderzoek eenmaal liep en er contacten waren gelegd met de Britse autoriteiten en politie, hadden we meer vertrouwen gekregen. De aandacht van de media zorgde er bovendien voor dat de autoriteiten in beide landen onder druk werden gezet om hun best te blijven doen.
Tot die zomer hadden we gedacht dat de politie de aangewezen instantie was om Madeleine te vinden. Dat moesten we wel geloven. Naarmate de maanden zich aaneenregen, verloren we echter steeds meer ons vertrouwen, en in augustus was er niets meer van over. Zodra we als arguidos waren aangewezen, werd akelig duidelijk dat ze niet langer naar Madeleine zochten. Ze streefden eerder naar een veroordeling, zo leek het. We vreesden nu nog meer dan op die eerste avond voor het lot van Madeleine en wisten dat we geen andere keuze hadden dan een eigen onderzoek te starten. Ik weet alleen niet of we dat ooit hadden kunnen doen, en hoe, als we geen hulp van Brian Kennedy hadden gekregen. Daar wil ik niet eens aan denken.
We wisten helemaal niets van privédetectives. Zoals ik al eerder schreef, reikte mijn kennis niet verder dan de vrijbuiters op tv die het mysterie altijd weer ontrafelden, en ik neem aan dat dat ook gold voor de vrienden die met het idee kwamen. We stelden ons een slimme speurder voor die in zijn eentje werkte en zijn instinct volgde, wars van het gezag, met oog voor aanknopingspunten die door anderen over het hoofd werden gezien. Iemand die de boef altijd te pakken kreeg.
Natuurlijk gaat het in het echte leven heel anders. Daarmee wil ik niet zeggen dat echte detectives niet slim zijn, maar de meesten die wij zijn tegengekomen werken bij een bedrijf, variërend van grote internationale firma’s tot kleinere teams, en het grootste deel van de tijd is hun werk lang niet zo simpel als op tv. Ze worden vaker ingehuurd door bedrijven dan door particulieren en brengen waarschijnlijk meer tijd door aan de telefoon of de computer dan met het schaduwen van verdachte personen of het daadwerkelijk speuren naar aanknopingspunten. Privédetectives zijn aan talloze regels gebonden. In tegenstelling tot de politie mogen ze niemand verhoren die niet met hen wil spreken, mogen ze zonder toestemming van de bewoner in kwestie geen huiszoekingen verrichten en kunnen ze, in tegenstelling tot de politie, niet zomaar natrekken wie een strafblad heeft of wie welk kenteken op zijn naam heeft staan.
Het is nooit gemakkelijk om je op onbekend terrein te begeven, maar de wereld van de privédetectives was een waar mijnenveld voor ons. We zijn benaderd door vele bedrijven en personen uit binnen- en buitenland die allemaal beweerden de nodige ervaring te hebben. Waar moet je beginnen? Voor wie kies je? Wie kun je vertrouwen?
In de loop van vier jaar hebben we verschillende onderzoeksteams ingehuurd die varieerden in grootte en samenstelling. Terwijl zij hun werk deden, hielden wij de voortgang bij en overwogen we nieuwe strategieën en opties. Wanneer we een nieuwe firma of persoon inhuurden, betekende dat niet automatisch dat we ontevreden waren over de vorige teams. Soms liep een spoor simpelweg dood, en het is voor detectives moeilijk maandenlang gemotiveerd te blijven als er geen enkel resultaat wordt geboekt. Iedereen heeft weer andere ideeën, en soms verschijnt er iemand die iets nieuws aan het onderzoek kan toevoegen. Dus telkens wanneer het leek alsof de voortgang stokte of er behoefte was aan een nieuwe stimulans, reageerden we door het team te wijzigen of aan te vullen. Ik moet hier wel bij vermelden dat het elke keer weer een hele klus is om een nieuw team van alles op de hoogte te brengen. Het is een vermoeiend en emotioneel aangrijpend proces.
Onze eerste detectives, het Spaanse bedrijf Método 3, gingen in oktober voor ons aan de slag. Omdat privédetectives in Portugal wettelijk niet zijn toegestaan, leek het ons verstandig om elders op het Iberisch schiereiland hulp te zoeken, zodat we in elk geval konden rekenen op mensen die de plaatselijke cultuur en omgeving het beste kenden en al een heel netwerk van contacten in de regio hadden. M3 had tevens contacten met de Spaanse politie, die op haar beurt weer goede connecties met de Portugese politie had.
Ten bate van het onderzoek verzamelden we al het materiaal dat we hadden: mijn gedetailleerde overzicht van alle gebeurtenissen, al het onderzoek dat we zelf hadden verricht, een bijna eindeloze lijst van potentiële getuigen - we wisten dat sommige door de politie waren gehoord, maar hadden het vermoeden dat dit voor het merendeel niet gold - en meldingen over meisjes die waren gesignaleerd en mogelijk Madeleine konden zijn. De zaak was zo uitgebreid in de media gekomen dat politie en pers vanaf het allereerste begin waren overspoeld met berichten van mensen die meenden haar te hebben gezien. Soms werd ‘Madeleine’ zelfs op dezelfde dag in meerdere landen tegelijk gezien, op duizenden kilometers van elkaar. Al die tips moesten worden nagetrokken op bruikbare informatie.
We twijfelden er niet aan dat M3 een flinke vooruitgang boekte, maar helaas deed een van hun belangrijkste onderzoekers medio december tijdens een interview veel te positieve uitspraken. Hij gaf aan dat het niet lang meer zou duren voordat ze Madeleine hadden gevonden en dat ze wellicht met Kerstmis thuis kon zijn. Gerry en ik schonken niet veel aandacht aan dergelijke overtrokken uitspraken. We waren er zeker van dat ze hadden geprobeerd het onderzoek op een positieve manier onder de aandacht te brengen, maar we wisten ook dat dergelijke berichten de geloofwaardigheid geen goed deden. Afgezien van die uitglijer heeft M3 verder uitstekend werk verricht, tegen een, zo wil ik graag benadrukken, uiterst redelijke prijs: het grootste deel van wat we hun hebben betaald, was ter vergoeding van gemaakte en bewezen onkosten. Hoewel we sindsdien nieuwe teams hebben ingehuurd, is onze relatie met M3 ook nu nog goed. We hadden het gevoel dat dit team zich het lot van Madeleine echt aantrok, en dat konden we helaas niet van iedereen zeggen.
Een van onze slechtste ervaringen hadden we met een man die Kevin Halligen heette (en die wij kenden als Richard). Halligen was directeur van Oakley International, een detectivebureau dat aan het einde van maart 2008 voor een half jaar door Madeleine s Fund werd ingehuurd. Oakley liep qua strategie mijlenver voor op andere bureaus die we hadden overwogen en was ons van diverse kanten aangeraden. Aangezien het om pittige bedragen ging, besloten we de overeenkomst in kortere termijnen te verdelen, met de voorwaarde dat ontbinding aan het einde van elke termijn mogelijk was. Dat stelde ons in staat zonder financiële consequenties de samenwerking te beëindigen. Ook stelde het fonds een onafhankelijke consultant aan die de contacten met Oakley moest onderhouden en de resultaten in kaart moest brengen.
De eerste en tweede termijn verliepen tamelijk probleemloos. Oakley bedacht een opzet waarmee alle informatie die was binnengekomen naar aanleiding van de oproep, die we precies een jaar na Madeleines verdwijning hadden gedaan, kon worden verzameld, geanalyseerd, gecategoriseerd en nagetrokken. Het leed geen twijfel dat er in die fase vooruitgang werd geboekt.
Tijdens de derde termijn begonnen we ons echter zorgen te maken. We kregen steeds minder feedback en hoorden van sommige medewerkers van Oakley zelfs niets meer. Aanvankelijk vroegen we ons af of dit simpelweg een gevolg was van de tanende motivatie die ik al eerder noemde, of dat er meer aan de hand was. Door geruchten die over Halligen de ronde deden, voelden we ons genoodzaakt nader onderzoek te plegen voordat we de overeenkomst eventueel zouden verlengen. Om een lang verhaal kort te maken: die hebben we niet verlengd. In september 2008 werd het contract in een tamelijk vijandige sfeer ontbonden, en helaas was de kous daarmee nog niet af.
Een paar maanden later vroeg een van de detectives die door Oakley was ingehuurd of we zijn rekeningen wilden betalen. We hadden Oakley al maanden eerder voor deze werkzaamheden betaald, maar blijkbaar had deze man zijn geld nooit gekregen. Hij was niet de enige. In de loop der tijd bleek dat er veel meer mensen niet waren betaald. Het greep ons erg aan dat al diegenen die zich zo voor Madeleine hadden ingezet nooit een cent hadden gezien van het geld dat door het fonds beschikbaar was gesteld.
In november 2009 hoorden we dat Halligen was aangehouden op verdenking van fraude nadat er onvolkomenheden in een hotelrekening waren vastgesteld. Hij zit momenteel in voorarrest in Belmarsh en verzet zich tegen uitlevering aan de Verenigde Staten, waar hij wordt verdacht van witwassen en fraude met bankoverschrijvingen. Hij ontkent alle aantijgingen.
Voor het overgrote deel zijn onze ervaringen met onafhankelijke onderzoekers echter goed te noemen. Ons huidige team is, op een paar kleine aanpassingen na, al sinds oktober 2008 naar tevredenheid voor ons aan het werk. Het wordt geleid door een voormalig politieman en kan rekenen op de ondersteuning van adviseurs en specialisten op verschillende gebieden. Hierdoor zijn we in staat de best gekwalificeerde mensen voor specifieke taken in te huren, en dankzij deze werkwijze hebben we bemoedigende resultaten geboekt.
Zodra we in de herfst van 2007 ons eerste team aan het werk hadden gezet, keerde Gerry vanaf november weer parttime terug in zijn oude baan in Glenfield Hospital (vanaf januari 2008 fulltime). Ik bleef thuis bij de kinderen. Gerry ging niet alleen aan de slag omdat we het al vier maanden zonder inkomen hadden moeten stellen, maar ook om te voorkomen dat hij stapelgek zou worden. Zijn leidende rol in onze campagne werd ernstig belemmerd door de obstakels die onze status als arguidos met zich meebracht. Gerry, die zijn werk vol overtuiging doet, moest bezig blijven en had baat bij een veelvoud aan werkzaamheden. Er wordt vaak gezegd dat mannen gedeelten van hun leven in verschillende hokjes stoppen, en voor Gerry gaat dat zeker op. Bijna elke avond gaat hij, zodra de kinderen in bed liggen, achter zijn computer zitten of pleegt hij telefoontjes vanwege zijn andere baan: het zoeken naar Madeleine.
Ik twijfel er niet aan dat Gerry’s benadering gezonder is, maar ik reageerde heel anders. Ik bleef aan één stuk door aan Madeleine denken, en als ik de draad van mijn oude leven zou oppakken, zou ik het idee hebben dat ik haar naar een tweede plan verwees, en dat kon ik gewoon niet. Madeleine en de rest van mijn gezin kwamen voor mij op de eerste plaats, en als ik weer als huisarts aan de slag zou gaan, zou ik veel minder aandacht aan Sean en Amelie kunnen besteden dan ik wilde. Ik vraag me nu ook af of ik het werk wel had aangekund. Alle huisartsen hebben een beperkt aantal patiënten met klachten die relatief gezien niet ernstig zijn. In het licht van wat ik had meegemaakt en nog steeds meemaak zou ik wellicht niet in staat zijn om even meelevend te reageren als vroeger. En ik weet zeker dat sommige patiënten zich ook tegenover mij minder op hun gemak zouden voelen.
Praktisch gezien heb ik het, zeker de laatste tijd, ook veel te druk gehad. Hoewel ik gelukkig op heel veel hulp kan rekenen, is alleen al het beantwoorden van de e-mail een bijna volledige baan, en sommige andere taken, zoals het bestuderen van de dossiers van de pj toen die eenmaal werden vrijgegeven, kostten letterlijk maanden.
We zagen als een berg op tegen onze eerste Kerstmis zonder Madeleine. Toen de winter naderde, maakte het vooruitzicht van een gewoonlijk zo feestelijke gebeurtenis ons gevoel van verlies alleen maar sterker. Op een ochtend in november bleef Amelie op weg naar het kinderdagverblijf onophoudelijk over haar zus praten. ‘Madeleine krijgt een grote beer voor kerst,’ zei ze toen we aankwamen. Ik was ondertussen bijna in tranen. Ik vind het altijd hartverwarmend wanneer Sean en Amelie over Madeleine praten, maar het noemen van Kerstmis werd me gewoon te veel. Een paar van de leidsters vingen me op, en na wat praten en de nodige knuffels kon ik de rest van de dag weer aan.
Die avond ging ik tamelijk vroeg naar bed. Het was emotioneel gezien een zware dag geweest en ik was erg moe. Ik was zo dom om de tv aan te zetten, waar ik flitsen van het nieuws zag. Een paar tellen later werd ik met de krantenkoppen van de volgende dag geconfronteerd. Madeleines gezicht op de voorpagina van een tabloid, onder de schreeuwende kop: ze is DOOD.
Daarna sliep ik niet bepaald goed. Ik dacht dat ik nooit meer zou ophouden met huilen en de pijn was ondraaglijk.
Begin december zei Amelie tegen me: ‘Mama, Madeleine komt.’
‘Wanneer?’ vroeg ik.
‘De Kerstman geeft haar een hele dikke knuffel en brengt haar dan naar mama.’
We hadden Kerstmis met alleen ons vieren nooit aangekund. We brachten de feestdagen in alle rust door bij Anne en Michael in Yorkshire, samen met mijn ouders, en gingen daarna een paar dagen naar Schot-
land voor een bezoek aan Gerry’s familie. In Glasgow sliep ik op een luchtbed met Amelie omdat Sean per se in ‘het echte bed’ wilde liggen -niet bepaald een comfortabele oplossing! ‘Meisjes samen,’ zei Amelie. ‘Mama, Amelie en Madeleine. Madeleine mag hier liggen.’
We hadden gehoopt dat het verbod op het vrijgeven van informatie begin 2008 zou worden opgeheven, zodat we inzage konden krijgen in de dossiers van de politie en vrijuit over de zaak konden spreken. Dat gebeurde niet. De politie verzocht om een verlenging van drie maanden omdat de zaak ‘ongewoon complex’ was. De voorzitter van de Portugese orde van advocaten, António Marinho Pinto, dacht daar blijkbaar anders over. Hij werd later als volgt geciteerd: ‘We hebben redenen te vrezen dat de geheimhouding wordt gebruikt om te verhullen dat de politie op een dood spoor zit en geen oplossing ziet.’
Op dinsdag 8 januari - 250 dagen na de ontvoering van Madeleine -volgden er nog meer weerzinwekkende koppen, haar bloed in huurauto ouders. Zo werd een volslagen onjuiste veronderstelling als een onomstotelijk feit gepresenteerd. We deden ons uiterste best om het publiek duidelijk te maken dat ze moesten blijven zoeken, maar blijkbaar waren bepaalde kranten erop gebrand de hele wereld te laten geloven dat het geen zin had omdat ze toch dood was. Ze hadden het over onze dochter. Hoe konden ze zo harteloos zijn?
Gelukkig nieuwjaar.
Die vreselijke koppen wisten ons altijd weer heel erg van ons stuk te brengen. Het ergste was de Daily Express en, in iets mindere mate, de Londense Evening Standard. Een jaar eerder, na een van die bespottelijke verhalen waarin werd beweerd dat we onze kinderen hadden gedrogeerd, hadden we contact opgenomen met Adam Tudor van CarterRuck met de vraag of er juridische stappen konden worden ondernomen. Dat hadden we liever niet gedaan omdat we de grootste kranten niet tegen ons in het harnas wilden jagen. We hadden de pers in het verleden nodig gehad om onze boodschap naar buiten te brengen en wisten dat we die hulp ook in de toekomst maar al te goed konden gebruiken. Nu leek het er echter op dat we geen andere keus hadden.
In januari wist de Express binnen een tijdsbestek van een paar weken drie verhalen te publiceren waar helemaal niets van klopte. Het waren in feite geherkauwde versies van berichten uit september 2007, toen we als arguidos waren aangewezen. Dat was de druppel. We hadden van alles geprobeerd en vreesden nu dat deze verzinsels ons voor altijd zouden achtervolgen en de zoektocht naar onze dochter ernstig zouden belemmeren. We bespraken het probleem met Adam Tudor, die bijzonder behulpzaam was en alle voors en tegens van juridische stappen tot in detail met ons doornam. Adam en zijn partners besloten de zaak op basis van no cure, no pay aan te nemen, wat het voor ons gemakkelijker maakte. We zouden zeker zijn afgeschrikt door het idee dat we een fortuin moesten besteden om ons gelijk te krijgen.
Na een paar maanden van juridisch gesteggel gaf de Express Group uiteindelijk toe dat hun verhalen uit de lucht waren gegrepen. Ze stemden ermee in dit voor de rechtbank te verklaren en een rectificatie op de voorpagina’s van de Express en de Daily Star te plaatsen, waarin ze tevens vermeldden dat ze £ 550.000 in Madeleine’s Fund zouden storten.
Hoewel dit bedrag veel hoger was dan we hadden verwacht en we bereid waren geweest te accepteren, werd ons verteld dat het nog veel hoger kon uitvallen als we de zaak voor de rechter zouden brengen. De schadevergoeding zou in dat geval namelijk ook deels uit een boete bestaan, en niet alleen zijn bedoeld als schadeloosstelling voor de slachtoffers. Met andere woorden, de Express Group zou niet alleen worden gestraft omdat ze ons schade had berokkend, maar ook omdat puur financieel gewin hiervoor het motief was geweest.
Voor Gerry en mij kwam het geld echter op de tweede plaats (al zou een dergelijke aderlating voor de Express Group duidelijk maken dat dit een ernstige misstap was en andere media er hopelijk van weerhouden soortgelijke artikelen te plaatsen). Het enige wat we wilden, was dat er een einde aan al die verhalen zou komen en dat de Express Group zijn fouten zou toegeven. We konden onmogelijk vaststellen hoe schadelijk hun aanhoudende leugens (in onze aanklacht werden meer dan honderd artikelen aangehaald) zowel voor ons als voor de zoektocht naar Madeleine waren geweest, en we hadden liever gezien dat ze nooit in druk waren verschenen.
Persvrijheid brengt een morele plicht tot integer gedrag met zich mee. Wie beschuldigingen verspreidt die niet waar zijn, berokkent anderen schade. Soms is die schade onherstelbaar en helpen rectificaties of schadevergoedingen niet meer. Als gezin slaagden we er maar net in te overleven, en ik weet zeker dat ons dat niet zou zijn gelukt als we geen hulp hadden gekregen van het grote publiek, vrienden, familie en mensen als Brian Kennedy, Edward Smethurst, Richard Branson en Stephen Win-yard, die bereid waren voor ons op te komen toen alles uitzichtloos leek.
Nadat de kwestie met de Express Group was afgehandeld, dienden we ook nog een officiële klacht in tegen Associated Newspapers en met name tegen de Evening Standard, die toen tot dat bedrijf behoorde. Na eindeloos onderhandelen wisten we een overeenkomst te bereiken die een schadevergoeding en een rectificatie op de voorpagina van de Standard inhield. We hadden waarschijnlijk met succes ook alle andere landelijke kranten kunnen aanklagen, maar we hadden geen zin om al onze tijd en energie in zo’n lange, uitputtende strijd te steken. Bovendien hadden we ons doel bereikt. De pers besefte nu heel goed dat we in actie zouden komen als ze nog langer leugens over ons en Madeleine zouden publiceren, en het gevolg was dat de verslaggeving in elke geval in Groot-Brittannië verbeterde. Achteraf gezien hadden we waarschijnlijk al veel eerder stappen moeten ondernemen, en toen we dat uiteindelijk toch deden, waren we ook bereid tot het bittere einde door te gaan. Het is zo jammer dat het überhaupt nodig was, en als de media naar ons of naar Angus, Justine, Clarence en de hoofdcommissaris van het korps in Leicestershire hadden geluisterd, had het nooit zover hoeven komen.
In de nasleep van onze juridische stappen tegen de Express Group dienden ook de zeven vrienden met wie we in Portugal waren geweest een aanklacht tegen het bedrijf in. Het kwam tot een schikking en een schadevergoeding van £ 375.000, een bedrag dat eveneens rechtstreeks in Madeleine’s Fund werd gestort.
Ook Robert Murat had problemen met de media. Vanwege de talloze onjuiste berichten die over hem waren verschenen, ontving hij een schadevergoeding van £ 600.000 en excuses van vier mediabedrijven, alsmede een aanzienlijke schadevergoeding en verdere excuses van Sky Television.
Adam Tudor en zijn collega Isabel Hudson verzetten nog steeds bergen werk voor ons, onbetaald en grotendeels achter de schermen. Ze hebben ons bijvoorbeeld waardevol advies gegeven over hoe we het beste kunnen omgaan met alle laster die op internet de ronde doet. We hebben actie ondernomen tegen een of twee websites, maar het is ondoenlijk gebleken om materiaal te laten verwijderen, zeker als de sites in de Verenigde Staten worden gehost. Vrienden wijzen ons doorgaans op de allerergste beledigingen, maar uiteindelijk moet je goed weten waar je wel of niet tegenin gaat. Je zou een heel leven kunnen besteden aan het bevechten van websites vol onzin, zonder al te veel succes.
In januari van dat jaar begonnen we ook aan een campagne om een Europees waarschuwingssysteem voor vermiste kinderen van de grond te krijgen. We hadden helaas zelf ervaren dat er niet altijd even grondig en systematisch op een melding van kinderontvoering wordt gereageerd en hadden tijdens onze bezoeken aan Europese landen kunnen zien dat de procedures overal anders waren. Gezien het gemak waarmee iedereen, met inbegrip van ontvoerders en kinderhandelaren, nu dankzij de open grenzen vrijelijk van het ene naar het andere land kan reizen, was er niet alleen behoefte aan systemen op landelijk niveau, maar ook aan internationale samenwerking, zodat er indien nodig aan de grenzen extra kon worden opgelet. Er was door de Europese Commissie in samenwerking met Missing Children Europe en verschillende ngo’s al veel voorbereidend werk verricht, maar we hoopten dat onze bijdrage, en de daarmee gepaard gaande publiciteit, de inzet van een dergelijk systeem kon versnellen.
We hadden wat dat betreft met de Find Madeleine-campagne altijd een duidelijk doel voor ogen gehad: we wilden het geld en de aandacht die ons ten deel vielen ook gebruiken om andere kinderen en hun families voor deze nachtmerrie te behoeden. Door de ongekende media-aandacht voor onze zaak was Madeleine symbool geworden voor alle vermiste kinderen. Dankzij haar kwam dit thema in het middelpunt van de belangstelling te staan en werd het grote publiek zich ervan bewust. Dat was in elk geval iets positiefs. We begrepen heel goed dat iedereen snakte naar nieuws over haar en dat dit een uitgelezen kans was om ook andere vermiste of misbruikte kinderen onder de aandacht te brengen.
Voordat Madeleine werd ontvoerd, had ik niet vaak iets gehoord over vermiste of vermoorde kinderen. Zulke gruwelijke misdrijven leken gelukkig zeldzaam, en natuurlijk denk je altijd dat zoiets jou nooit zal overkomen. Pas toen we ons in deze kwestie verdiepten, ontdekten we tot onze ontzetting dat het probleem veel groter was dan we hadden vermoed. Ik was geschokt en verbijsterd dat ik hier zo weinig van had geweten en besefte al snel dat ik niet de enige was. Doorgaans wordt er over dergelijke zaken zo weinig geschreven - waarschijnlijk omdat ze in de meeste landen heel laag op de politieke agenda staan - dat het probleem bij het grote publiek tamelijk onbekend is.
Het is moeilijk te zeggen hoeveel kinderen er jaarlijks als vermist worden opgegeven, vooral omdat er geen Europese en zelfs geen Britse standaard is voor het verzamelen en vastleggen van gegevens. Sommige landen hebben helemaal geen register van vermissingen. Voor elke zaak die grootschalige aandacht trekt, zoals de onze, zijn er vele andere die de kranten helemaal niet halen.
Alleen al in het Verenigd Koninkrijk werden er in de periode 2009-2010 meer dan tweehonderdduizend kinderen en tieners als vermist opgegeven. Elk geval is natuurlijk anders, en een groot deel van de vermissingen betreft jongeren die uit een instelling zijn weggelopen en kinderen die door ouders of andere familieleden zijn ontvoerd. De ergste vorm, ontvoering door een volslagen vreemde (‘stereotiepe ontvoeringen’, zoals ze in de Verenigde Staten worden genoemd), komt gelukkig veel minder vaak voor.
Sinds 2004-2005 zijn er in Engeland en Wales jaarlijks gemiddeld meer dan zeshonderd gevallen van kinderontvoering gemeld. Het werkelijke aantal ligt waarschijnlijk veel hoger. Een groot aantal ontvoeringen door familieleden (wat volgens verschillende officiële bronnen steeds vaker voorkomt) wordt niet gemeld, en andere gevallen worden mogelijk niet in de statistiek opgenomen, bijvoorbeeld wanneer het voorval niet voldoet aan de wettelijke definitie van kinderontvoering. Er mag niet worden vergeten dat ontvoering soms de opmaat is tot ernstiger delicten, zoals seksueel misbruik of moord, en in dat geval ook als dusdanig wordt geregistreerd. Pogingen tot ontvoering worden ook niet altijd vastgelegd; dit hangt af van de procedures die door het betreffende politiekorps worden gevolgd. Ook hierdoor kan het beeld dus vertekenen.
Waar geen twijfel over mogelijk is, is dat de omvang van het probleem veel groter is dan uit de beschikbare cijfers blijkt. Kinderontvoeringen of pogingen daartoe zijn geen op zichzelf staande incidenten en komen in elk land voor. Autoriteiten of regeringen die het tegendeel beweren, proberen waarschijnlijk de waarheid te verdoezelen.
Ontvoering van je kind is een van de ergste dingen die je je als ouders kunt voorstellen, en mocht het je overkomen, dan hoor je de zekerheid te hebben dat men alles in het werkt stelt, en wel zo snel en grondig mogelijk. Het grote voorbeeld op het gebied van waarschuwingssystemen is het van oorsprong Amerikaanse amber (America’s Missing: Broadcast Emergency Response) Alert, genoemd naar Amber Hagerman, een negenjarig meisje dat in 1996 in Texas werd ontvoerd, verkracht en vermoord.
Gerry was diep onder de indruk van wat hij een jaar eerder tijdens zijn bezoek aan de Verenigde Staten over dit systeem had gehoord, justitie, omroepen, telefoonbedrijven, wegbeheerders en media werken hierbij op vrijwillige basis samen. Indien een kind als vermist wordt opgegeven, kan men met één druk op de knop een zo groot mogelijk aantal personen van de vermissing op de hoogte stellen. Dit systeem wordt alleen in de allerernstigste gevallen gebruikt (hiervoor zijn criteria vastgelegd), zodat vals alarm, dat van invloed zou kunnen zijn op de bereidheid tot medewerking van het grote publiek, kan worden voorkomen. Een amber Alert heeft als doel de vermissing meteen onder de aandacht te brengen, en de reden hiervoor is simpel: bij het zoeken van een ontvoerd kind is tijd de grote vijand. Het was voor Gerry en mij duidelijk dat Madeleine wellicht binnen de kortste keren gevonden had kunnen worden als er een dergelijk waarschuwingssysteem was gebruikt. Die gedachte is hartverscheurend.
In 2001 startte het NCMEC een campagne om het amber Alert, dat aanvankelijk alleen in Texas werd gebruikt, in de VS landelijk onder de aandacht te brengen. Door het hele land werden informatiepakketten met een handboek en videobanden onder politie, justitie en media verspreid. Rond die tijd bestonden er nog maar zevenentwintig van dergelijke systemen, maar inmiddels is het aantal gegroeid tot 210, en het einde is nog niet in zicht. Er zijn dankzij dit systeem niet alleen veel meer kinderen binnen korte tijd teruggevonden - tot nu toe 532 als direct gevolg van een amber Alert - maar ook is gebleken dat sommige ontvoerders geneigd zijn het kind eerder te laten gaan zodra ze merken dat het amber Alert in werking is gesteld.
In 2003 werd het systeem in de Verenigde Staten landelijk ingevoerd, onder coördinatie van het ministerie van Justitie. De sleutel tot het succes van dit systeem is dat het door de overheid wordt uitgevoerd. Dat moet in Europese landen ook gebeuren.
Ik denk dat het niet onjuist is om te stellen dat Europa in dit opzicht zeker twintig jaar achterloopt op de Verenigde Staten. Ten tijde van Madeleines ontvoering hadden slechts twee van de zevenentwintig landen van de Europese Unie een dergelijk landelijk waarschuwingssysteem: Frankrijk en België. Kort daarna werd het ook in Griekenland ingevoerd. In Groot-Brittannië was het politiekorps van Sussex in 2002 het eerste, gevolgd door Surrey en Hampshire. In 2005 kende elk korps in Engeland en Wales een dergelijk systeem, maar ze werden zelden gebruikt en niet landelijk ‘gekoppeld’. Dat laatste is juist van groot belang, en daarom is het noodzakelijk dat de landelijke overheid de coördinatie van dergelijke systemen op zich neemt.
In februari 2008 gingen Gerry en ik naar Brussel voor een bespreking met een team van Missing Children Europe (MCE), een koepelorganisatie van eenentwintig ngo’s uit vijftien lidstaten die elk in hun eigen land tegen kinderontvoering en seksuele uitbuiting strijden. ‘Team’ is wellicht wat te veel gezegd: we waren enigszins van ons stuk gebracht toen we merkten dat mce uit slechts twee medewerkers en een parttimer bestond. Ik vroeg Delphine Moralis, de adjunct-secretaris-generaal, waarom Europese landen zo laks waren waar het waarschuwingssystemen betrof. Volgens haar kwam dat door de onbekendheid met dergelijke systemen. Om duidelijk te maken hoe belangrijk internationale samenwerking was, haalde ze een recent geval van kinderontvoering in het noorden van Frankrijk aan. Het Franse systeem, Alerte Enlèvement, werd meteen in werking gesteld, maar het wrange was dat Fransen die honderden kilometers verder naar het zuiden woonden daardoor wel op de hoogte waren, terwijl de Belgen aan de andere kant van de grens, op nog geen honderd kilometer van de plek van de ontvoering, van niets wisten.
Het was een leerzame dag, maar we vertrokken enigszins verslagen. Het was duidelijk dat Europa niet veel deed om kinderen tegen ontvoering en misbruik te beschermen, en als er wel iets werd gedaan, gebeurde dat door alle bureaucratie vaak uitermate traag. Er leek ook sprake te zijn van een zekere berusting: ‘Ja, het is frustrerend, maar wat moeten we dan?’ Ik ergerde me er kapot aan.
Waarom staan niet alle lidstaten te trappelen om zo’n systeem in te voeren? vroeg ik me af. Waarom steken overheden hier geen geld in? Kinderontvoering en seksueel misbruik van kinderen leken bijzonder laag op de agenda te staan. Dachten ze soms dat zwijgen de beste optie was, om te voorkomen dat de bevolking in paniek zou raken? Wilden ze hun burgers laten geloven dat we in een moderne maatschappij geen gevaar lopen? Kwam het omdat kinderen niet kunnen stemmen? Of omdat de strijd tegen terrorisme of criminele bendes op meer instemming kan rekenen? Was het een gebrek aan financiën? Of kwam het gewoon omdat vermiste kinderen precies dat waren: vermist Uit het oog, uit het hart.
Na ons bezoek aan Brussel riepen we de hulp in van Geoffrey Robert -son, een van de meest vooraanstaande mensenrechtenadvocaten van Groot-Brittannië. Hij was zo vriendelijk een verklaring op te stellen die we aan het Europese Parlement konden overhandigen, in de hoop dat ze daardoor een eenduidig waarschuwingssysteem voor heel Europa boven aan de politieke agenda zouden zetten.
In maart zagen Gerry en ik een documentaire over Caroline Dickinson, een dertienjarig Brits meisje dat in 1996 tijdens een schoolreisje in Frankrijk in haar bed in een jeugdherberg was misbruikt en vermoord. De dader van dit gruwelijke misdrijf, Francisco Javier Arce Montes, kon jaren later eindelijk worden opgepakt dankzij de oplettendheid van een douanebeambte in de Verenigde Staten. Voordat Montes Caroline vermoordde, had hij al twintig jaar lang in verschillende Europese landen jonge meisjes belaagd, en hoewel hij al diverse keren tot een gevangenisstraf was veroordeeld, kon hij na zijn vrijlating elke keer opnieuw over de schreef gaan, simpelweg door naar een andere regio of een ander land te verhuizen, waardoor de pakkans minimaal was. Een beter argument voor het instellen van een centraal Europees register van daders van zedendelicten is bijna niet te bedenken, maar in sommige landen is er niet eens een nationaal register.
1 maart
Niet te geloven! Ik ben zo kwaad op Europa en die zogenaamde Europese ‘Unie’! We moeten eisen gaan stellen. We moeten informatie hebben, om te beginnen over iedereen die in Praia da Luz was. Al het dna, zeker het dna dat nog niet is geïdentificeerd, moet met dat van iedereen uit de omgeving worden vergeleken. Wé moeten informatie hebben over soortgelijke delicten. Ik heb geen idee hoe we dat gaan aanpakken, maar het wordt tijd om weer te gaan brainstormen.
Tot mijn schrik ontdekte ik dat het bij zulke vergrijpen helemaal niet ongewoon is dat daders zich er keer op keer aan schuldig maken. Als de ontvoerder van Madeleine inderdaad een zedendelinquent of een kinder-handelaar was, dan was de kans groot dat dit al vaker was gebeurd. Ik dacht aan wat de Britse consul me op die eerste dag op het politiebureau in Portimăo had verteld, over indringers die kinderen in hun bedjes belaagden. Daar moest ik meer van weten.
Ik nam contact op met de voormalige Britse consul in de Algarve. Hij vertelde me dat hij elke maand in Albufeira besprekingen had gevoerd met Britse reisorganisaties die in die regio actief waren. Criminaliteit was een van die onderwerpen die keer op keer waren aangekaart. Tijdens een van die besprekingen, in augustus 2006, had een van de reisorganisaties hem verteld over de incidenten waarover ik op de dag na Madeleines verdwijning had gehoord: een man was ’s nachts vakantiewoningen binnengedrongen, was bij de kinderen in bed gaan liggen en had zich op verschillende manieren aan hen vergrepen. Het bleek dat de indringer doorgaans eerst de deur van de ouderslaapkamer op slot deed voordat hij het kind misbruikte. In een van de gevallen had de pedofiel zelfs de aftershave van de vader opgedaan om het kind gerust te stellen of voor de gek te houden.
Men nam aan dat de dader (of daders) vooraf keken of de gezinnen zich aan een bepaalde dagelijkse routine hielden, wat de zwakke plekken van de bewuste appartementen waren, en waar de ouders en de kinderen precies sliepen. De koude rillingen liepen me over de rug toen ik besefte dat ons dit misschien ook was overkomen. De Britse reisorganisatoren hielden deze verhalen maar al te graag onder de pet (en je kunt je wel voorstellen waarom). Ik drong aan op meer informatie. Was er een onderzoek geweest? Was er iemand veroordeeld? Hij wist het niet zeker, maar hij meende zich te kunnen herinneren dat een als bouwvakker werkzame immigrant was gearresteerd, maar later weer op vrije voeten was gesteld in afwachting van het proces, dat pas over een paar jaar zou plaatsvinden. Niet te geloven.
Naarmate ik me meer verdiepte in de gruwelijke verhalen en cijfers over vermiste en misbruikte kinderen, kwam ik gelukkig niet alleen maar nare dingen tegen. Stukje bij beetje werd ik iets positiever en was ik er niet meer zo zeker van dat Madeleine door een pedofiel was ontvoerd en vermoord, zoals ik aanvankelijk had gedacht. Er kon ook iets anders zijn gebeurd. Dankzij een ontmoeting met Ernie Allen en de medewerkers van het NCMEC stond ik hier steeds meer voor open.
Tegen het einde van maart vlogen Gerry en ik naar Washington dc voor een bezoek aan het NCMEC. Sinds zijn eerste bezoek had Gerry dolgraag gewild dat ik met eigen ogen zou zien wat ze daar deden. Het duurde niet lang voordat ik begreep waarom hij zo enthousiast was. De steun van Ernie was niet alleen bemoedigend, maar ook nog eens gebaseerd op harde feiten en cijfers. Uit onderzoek in de Verenigde Staten blijkt dat ongeveer 56 procent van de kinderen die door vreemden zijn ontvoerd levend wordt teruggevonden. ‘Laat je niet beïnvloeden door al die mensen die zeggen dat het hopeloos is,’ zei hij. ‘Er kan van alles zijn gebeurd, en jullie kind kan nog in leven zijn. Jullie moeten voor haar blijven vechten.’ Nu waren we er nog meer van overtuigd dat Madeleine ergens rondliep en onze vastberadenheid om haar te vinden werd zo mogelijk nog groter.
De medewerkers van het centrum waren geweldig: hartelijk, behulpzaam en positief. Door de typisch Amerikaanse benadering (‘We kijken naar oplossingen, niet naar problemen’) lijkt alles mogelijk, of in elk geval de moeite van het proberen waard. Zo’n geestdrift en energie zijn een enorme motivatie, en het motiveerde Gerry en mij zeker. De obstakels die we in onze strijd voor de invoering van een amber Alert in heel Europa waren tegengekomen, leken nu veel minder hoog dan in de weken daarvoor, en de toekomst leek rooskleuriger.
De volgende dag hadden we een ontmoeting met Jeff Sedgwick, de toenmalige rechterhand van de minister van Justitie en nationaal coördinator van het amber Alert. In Washington hadden we ook het geluk te kunnen spreken met Ed Smart, de vader van Elizabeth Smart, het meisje dat als veertienjarige in de kleine uurtjes van 5 juni 2002 uit haar eigen slaapkamer in Salt Lake City was ontvoerd. Ze werd vijf maanden later levend aangetroffen in handen van haar ontvoerders, op nog geen veertig kilometer afstand van haar huis. Ed was heel aardig. We spraken over het belang en het succes van het amber Alert en over de noodzaak dat er een vergelijkbaar systeem in Europa moest komen. Hij benadrukte dat het heel belangrijk was om het gezicht van Madeleine onder de aandacht van het grote publiek te houden. Later spraken we over Elizabeth en de problemen die het gezin ondanks de vreugde van de hereniging had ondervonden. Het was een erg emotionele ochtend.
Nog geen jaar nadat we haar vader hadden gesproken, kregen we de kans om Elizabeth zelf te ontmoeten. Ze was in Londen en kwam op een zaterdagmiddag naar Rothley om ons vieren te bezoeken. Ik was opgetogen en zenuwachtig tegelijk toen ik haar van het station ging halen. Wat voor meisje zou het zijn, waar zouden we het over hebben? Ik wist niet eens of ik haar wel zou herkennen: de foto’s die ik van haar had gezien, toonden een veel jongere Elizabeth. Ik had me geen zorgen hoeven maken. Ik herkende haar meteen en ontdekte dat ze een vriendelijke, lieve en intelligente jonge vrouw met gevoel voor humor was. Tijdens de lunch spraken we over van alles, ook over haar leven nu en de aanstaande rechtszaak tegen haar ontvoerders. Sean en Amelie wisten haar zelfs over te halen om samen met hen te schilderen. Wat ons misschien nog wel het meeste trof, was dat Elizabeth zo evenwichtig is. Een echte overlever, geestelijk en lichamelijk. Ik hoop met heel mijn hart dat voor Madeleine hetzelfde geldt.
Op 10 april 2008 gingen we weer naar Brussel, deze keer voor een bezoek aan het Europees Parlement. We wilden onze verklaring aan de Europarlementariërs overhandigen en hun vragen ons te helpen bij het in het leven roepen van een internationaal waarschuwingssysteem. Om ervoor te zorgen dat het voorstel in behandeling zou worden genomen, moest minstens de helft van de 785 parlementariërs hun handtekening zetten. De opkomst bij de persconferentie was indrukwekkend, en we kregen te horen dat alleen de bezoeken van prins Charles en de Dalai Lama eerder zo veel belangstelling hadden getrokken. Het leek ons een goed teken voor de toekomst van alle kinderen in Europa.
Onze dag eindigde echter op een vervelende manier. Zoals eerder gezegd, hadden we de Portugese officier van justitie in oktober van het jaar ervoor een lijst gegeven met namen van personen die beslist moesten worden gehoord. Bij wijze van antwoord had de Portugese politie besloten af te reizen naar Leicester, waar de Britse politie de verklaringen wilde opnemen van Fiona, Dave, Russ, Jane, Matt, Rachael, Dianne en vele anderen die nog niet eerder waren gehoord. De vragen die onder andere zouden worden gesteld, waren de vragen van Gerry en mij (vragen waarvan overduidelijk was dat ze hoognodig moesten worden gesteld, mag ik wel zeggen), met een paar aanvullingen van de pj.
Toevallig viel het bezoek van de pj aan Engeland samen met ons bezoek aan Brussel. We waren net klaar met de lunch toen Clarence een telefoontje kreeg van een Spaanse journalist die hem vertelde dat hij de getuigenverklaringen had gezien die Gerry en ik tegenover de Portugese politie hadden afgelegd. Hij was vooral geïnteresseerd in een deel van mijn verklaring, over een opmerking die Madeleine op de ochtend van de dag van haar verdwijning had gemaakt ‘Waarom kwamen jullie niet toen Sean en ik gisteravond moesten huilen?’ Ik denk niet dat ik iemand hoef te vertellen hoezeer die vraag me sinds haar verdwijning heeft gekweld. De reden waarom ik de politie erover had verteld, leek me overduidelijk: dit kon van groot belang zijn voor het onderzoek.
Toen Clarence ons over zijn gesprek met de journalist vertelde, voelde ik woede en frustratie in me opwellen. Niet weer! Hoeveel lekken zouden er nog volgen voordat deze nachtmerrie voorbij zou zijn? Het duurde natuurlijk niet lang voordat Clarence aan één stuk door werd gebeld door journalisten die allemaal zijn commentaar op dit breaking news wilden horen. We zagen de bui alweer hangen: nieuws over ons bezoek aan Brussel en wat we daar wilden bereiken zou plaats gaan maken voor koppen als Madeleine huilend alleen gelaten, of wat voor ander sappigs de redacteuren ook zouden bedenken.
Ik ben niet vaak zo kwaad geweest als op die dag. De Portugese politie - zowel het toenmalige team van rechercheurs als het team dat al eerder aan het onderzoek had gewerkt - beschikte al elfenhalve maand over onze verklaringen. Hoe was het mogelijk dat deze informatie juist vandaag, nu Gerry en ik ons in Brussel sterk wilden maken voor de bescherming van kinderen, naar buiten had kunnen komen? Volstrekt tegen de regels, moet ik eraan toevoegen, al loop ik daarmee het risico in herhaling te vervallen. Het was wel duidelijk wat de gevolgen zouden zijn: Gerry en ik zouden in een kwaad daglicht worden gesteld en de aandacht zou van ons doel worden afgeleid. Onze verslagenheid was enorm.
Wie nu denkt dat ik paranoïde ben, mag even over het volgende nadenken: tijdens een bespreking die we zeven weken na de ontvoering van Madeleine met de Portugese politie hadden, benadrukte Guilhermino Encarnaçāo dat de pj ons niet negatief wilde afschilderen. ‘Als we dat echt zouden willen,’ had hij gezegd, ‘zouden we wel bekendmaken wat Madeleine op die ochtend tegen jullie heeft gezegd.’ Bingo.
Zoals we al hadden gevreesd, stonden de kranten niet bol van verslagen over ons bezoek aan Brussel, maar berichtten ze wel allemaal over onze gelekte verklaringen.
We waren vastbesloten ons niet uit het veld te laten slaan door frustratie over dit onrecht. Eenmaal terug uit Brussel schreven we alle 785 Europarlementariërs aan om te vragen of ze wilden tekenen. Het lijkt zo simpel, gewoon je handtekening op een stukje papier zetten, maar het kost tijd en moeite omdat de ondertekenaars persoonlijk bij de officiële ondertekening aanwezig moeten zijn. We worden allemaal wel eens geplaagd door apathie, en dat is voor politici niet anders - misschien overkomt het hun zelfs wel vaker. En dus zetten we, samen met vrienden, familie, steunbetuigers, Missing People, Missing Children Europe, Catherine Meyer en de vijf Europarlementariërs die onze verklaring steunden, alles op alles om steun te vergaren en gingen we in juni naar Straatsburg om de campagne, en de parlementariërs, dat laatste duwtje in de rug te geven. In september was ons doel bereikt. We hadden de handtekeningen van 418 Europarlementariërs verzameld en ons voorstel werd officieel als resolutie aangenomen door het Europese Parlement.
We waren opgelucht en blij. We wisten dat we nog een lange weg te gaan hadden, maar het betekende een stap voorwaarts in het trage bureaucratische proces en het had kinderontvoering onder de aandacht gebracht van degenen die er ook echt iets aan konden doen. Laten we hopen dat die aandacht niet verslapt.