3
Zoë zat in het team met een van de jongens, Dwaine; de oudere vrouw, Muriel; de gewezen acteur, Alan; en Cher. Bill, Shona, Shadrach, Becca en Daniel waren in een restaurant aan de andere kant van het dorp.
Gideon Irving had de leiding over de taakverdeling in Zoë’s team. Anna begeleidde het andere team en er stond een auto klaar om de jury tussen de beide teams heen en weer te rijden. Nadat Gideon de sleutels van de eigenaar had aangenomen (die nerveus had rondgehangen totdat Gideon hem had verzekerd dat zijn restaurant in goede handen was en dat hij er persoonlijk voor zou zorgen dat bij niemand de vlam in de pan sloeg), staarde hij hen gedurende enkele zenuwslopende seconden aan en zei toen: ‘Oké. Dwaine, jij bent de chef-kok. Muriel: souschef. Alan: commis. Zoë: keukenhulp, en Cher: bediening. Duidelijk wat jullie taak is?’
‘Ik breng mensen naar hun tafel en deel de menukaarten uit?’ zei Cher.
Gideon knikte. ‘En je houdt contact met de keuken, geeft leiding aan het bedienend personeel – de eigenaar is zo vriendelijk een paar van zijn vaste werknemers uit te lenen – en strijkt problemen glad.’
‘Fluitje van een cent,’ zei Cher met zoveel insinuatie in haar stem dat het Zoë verwarde.
‘Zoë? Duidelijk wat jou te doen staat als keukenhulp?’
Zoë wilde hem een boze blik toewerpen, maar durfde niet te ver te gaan. ‘Afwassen. Ik begrijp het.’
‘Je zult waarschijnlijk wel meer moeten doen dan dat. Het lijkt misschien een onderschikte taak, maar je krijgt genoeg gelegenheid om te schitteren.’ Hij pauzeerde even. ‘We observeren jullie regelmatig en bekijken de opnamen die gedurende de dag zijn gemaakt. Kortom, we zien dus alles, of het nu goed gaat of niet.’ Hij wierp Cher een blik toe, die ze met een verleidelijk giechellachje beantwoordde. Zoë ergerde zich groen en geel aan haar.
Zodra hij er zeker van was dat iedereen wist wat zijn taak was, draaide hij zich om om te vertrekken. Toen zijn blik in het voorbijgaan die van Zoë kruiste, knipoogde hij naar haar. Ze bloosde en hoopte dat niemand het had gezien.
Het restaurant lag zoals verwacht in de nabije omgeving van Somerby en serveerde kwalitatief goede, maar eenvoudige maaltijden in bistrostijl. De keuken werd geleid door een uitstekende chef-kok. Zoë zag op de menukaart onder andere asperges in parmaham staan, geserveerd met een gepocheerd ei. Ze wist dat dit gerecht voor niemand een probleem hoefde op te leveren, maar was blij dat zij het niet hoefde klaar te maken. Juist de gerechten die eenvoudig leken, waren vaak het moeilijkst te bereiden, en dat gold zeker voor een gepocheerd ei.
Dwaine was verrukt dat hij tot chef was gekozen, maar de blik die hij op de menukaart wierp was nogal geringschattend. Volgens hem – en hij deelde zijn mening graag met anderen – bood de kaart geen enkele uitdaging: er stond immers geen eiwitschuimgerecht, velouté of gefrituurde krab in tempurabeslag op.
‘O, verdomme. Ik moet gevulde kipfilets maken!’ Hij bleef forse krachttermen uiten en afgeven op de simpele pubsnacks, totdat hij besefte dat het aantal vloeken per minuut ruim boven het gemiddelde lag en dat zijn publiek er allesbehalve door geïmponeerd werd. Het was maar goed dat de camera’s nog niet draaiden. ‘Ik ben chef-kok,’ zei hij, bij wijze van verklaring. ‘Dan verwacht je niet dat je voorbewerkte producten moet serveren.’
‘In de buurt waar ik woon is een restaurant met een open keuken dat veel met voorbewerkte ingrediënten werkt,’ zei Alan. ‘Anders zou het verdomd lang duren voordat je wat te eten kreeg.’
Dwaine gromde. ‘En waar is al het kookgerei? Waar is de rotisseriegrill? De sous-vide? De au-bain-mariepan? Dit ben ik niet gewend!’
‘Het went vanzelf,’ zei Zoë. ‘Een chef van jouw kaliber redt zich vast wel.’ Ze was de vaatwasser aan het uitruimen, waar ze door haar baantje in het eetcafé gelukkig erg handig in was.
Toen ze zeker wist dat haar belangrijkste hulpmiddel aanwezig was en werkte, keek ze wat er nog meer was, of eigenlijk níét was. Er stonden twee enorme fornuizen, en verder was de keuken voorzien van een staafmixer, een broodrooster, een keukenbrander, een aparte spoelbak voor de handafwas, een bordje aan de muur voor de gecodeerde snijplanken en – heel zorgwekkend – een keukenkast met glazen deuren waarin een aantal gevaarlijk uitziende messen en hakmessen hingen. Ze vroeg zich af of de kast op slot zat. Gezien de stemming van hun chef zou dat geen overbodige luxe zijn.
Dwaine was ervan overtuigd dat hij gekozen was vanwege zijn ervaring als chef-kok. Wat de reden ook mocht zijn – zijn auditie kon briljant zijn geweest – de andere kandidaten waren daar niet van op de hoogte en er werd dan ook al snel gemopperd.
Iedereen had een koksjas en -muts gekregen, maar Dwaine had zijn eigen geruite koksbroek meegenomen en in plaats van een koksmuts bond hij een bandana om zijn hoofd, à la Marco Pierre White. Vervolgens haalde hij zijn eigen messenset tevoorschijn. Handig, zo’n gesloten kast, dacht Zoë, en ze wisselde een blik met Muriel.
Dwaine rolde de opbergtas open, waarin een aantal messen staken die groot genoeg waren om een kleine boom te villen. Hij trok er een uit zijn beschermhoes.
‘Kijk eens wat een gevaarlijke jongen,’ zei hij, en hij maakte een paar zwaaibewegingen. ‘Scherp als het zwaard van een samoerai. Hiermee snij je moeiteloos een zijden shawltje doormidden of…’
‘Berg dat ding eens héél gauw op,’ zei Muriel. ‘Straks verwond je er nog iemand mee, of jezelf, en dan kun je niet meer koken. Trouwens, je mag helemaal geen eigen messen gebruiken.’ Haar moederlijke reactie had het gewenste effect en Dwaine staakte zijn bravourige gedrag.
Er volgde een ongemakkelijke stilte. Totdat ze iemand ‘draaien maar’ hoorden roepen en de eerste uitdaging van de wedstrijd van start ging. Afgaande op het eerdere gevloek verwachtte Zoë dat er veel geknipt zou moeten worden in de opnamen, maar dat was haar probleem niet. Ze zocht uit waar de vuile borden naartoe moesten en waar ze kwamen te staan als ze schoon waren, en ging toen uien snijden. Het leek haar beter zichzelf aan het werk te houden totdat er afwas was.
Gideon Irving kwam de keuken binnen en keek rond als een leeuw op zoek naar een prooi. Zoë, die als de moderne versie van de dienstmeid niet zou moeten opvallen, was zijn eerste slachtoffer. Hij duwde haar opzij en tilde de snijplank op.
‘Waar is de doek? Zonder een doek onder je snijplank kan hij gaan schuiven. Leg er meteen een onder!’
‘Maar u bent toch geen chef-kok?’ zei Zoë. Ze pakte een doek, die ze onder haar snijplank legde. Ze voelde het alziende oog van de camera op haar gericht.
‘Nee, maar dat wil niet zeggen dat ik niet regelmatig in een professionele keuken kom,’ zei hij. ‘Oké, laat me je techniek eens zien.’
Zoë had met plezier uien staan snijden. Haar ogen traanden ervan, maar het ging haar goed af. Ze pakte haar mes weer op en begon aan een volgende ui.
‘Om te beginnen heb je een groter mes nodig,’ zei hij. Hij pakte er een uit het messenrek. ‘Kijk. Dit mes heeft meer gewicht.’ Hij testte het lemmet met zijn duim en pakte toen een aanzetstaal. Pas na een paar keer strijken was hij tevreden.
Ze pakte het mes aan en maakte aanstalten om de wortels van de ui af te snijden.
‘Laat de wortels eraan zitten, anders verliest hij extra sap en gaan je ogen nog meer tranen. Oké, snijd hem nu doormidden.’ Hij duwde haar met zijn elleboog opzij, pakte de ui en drukte hem op de snijplank. ‘Op deze manier snij je jezelf niet in je vingers als het mes ineens uitschiet. Gebruik de brug-’ – hij zette zijn vingers over de ui – ‘of de klauwtechniek.’ Hij verschoof zijn hand. ‘Zie je? Nu jij.’
Zoë voelde zich geïntimideerd en deed onder het oog van de camera een paar onzekere pogingen.
‘Dat is al beter,’ zei Gideon. Nu hij haar les gaf, klonk hij minder agressief. ‘Probeer het eens zo…’
Twee minuten later sneed Zoë uien als een prof. Gideon was nogal bruusk geweest, maar hij was een goede leraar.
Gideon en de camera waren doorgelopen naar Alan, die eieren stond te koken, maar Dwaine keek haar vol medelijden aan. ‘God, dat je meedoet aan een kookwedstrijd als je niet eens weet hoe je uien moet snijden.’
‘Hou op,’ zei Zoë kalm. ‘Ik ben net als jij door de voorronden gekomen.’
‘Ja, maar toch…’
‘Laat haar met rust,’ zei Muriel. ‘Ze doet het uitstekend. En jij? Ben jij er klaar voor?’
Gideon, die als probleemoplosser was binnengekomen en bijna iedereen van advies had gediend, liet hen alleen om hun werk voort te zetten. De kandidaten bleven achter met een cameraploeg.
‘Oké.’ Cher kwam binnen met een briefje in haar hand. ‘Er zitten binnen een paar mensen die graag snel een hapje willen eten.’
‘Laat ze de menukaart maar bekijken,’ bromde Dwaine, vastbesloten de chagrijnige chef-kok te spelen.
‘Ja, maar wat is snel klaar?’ drong Cher aan.
In de stilte die volgde keek iedereen op de menukaart. Geen enkel gerecht leek echt snel geserveerd te kunnen worden. Zelfs de cassoulet, die alleen maar opgewarmd hoefde te worden, zou wel even tijd nodig hebben voordat hij kon worden opgediend.
‘Wat dacht je van een sandwich?’ opperde Muriel.
‘Ze willen iets warms,’ zei Cher.
‘Een tosti?’ deed Zoë een duit in het zakje. ‘Ik heb er een paar in plastic zakjes zien liggen.’
‘Goed idee,’ zei Muriel. ‘Zet de broodrooster maar aan, Alan.’
‘Zeg, wie heeft hier eigenlijk de leiding?’ brulde Dwaine. ‘Een tosti staat verdomme niet eens op de kaart!’
‘Wat is dan het snelste gerecht?’ vroeg Cher ongeduldig.
‘Geen idee, maar ik serveer géén tosti’s!’ mopperde Dwaine.
‘Ze zijn zo klaar, en als ze tevreden vertrekken, zullen ze eerder nog eens terugkomen,’ hield Muriel vol.
‘Maar tosti’s staan niet op de menukaart!’ zei Dwaine weer. ‘Ze kunnen niet iets krijgen wat niet op de menukaart staat, alleen omdat het snel klaar moet zijn!’
‘Hoe lang duurt het om een tosti te maken?’ vroeg Zoë, die het gevoel had dat de kaas op de tosti al gesmolten had kunnen zijn.
‘Ongeveer tien seconden als er geen tijd wordt verspild met ruziemaken,’ antwoordde Muriel.
‘Ik ben het met Dwaine eens,’ zei Cher. ‘Ik vind niet dat we van het menu kunnen afwijken. Hoe lang duurt het voor risotto klaar is?’
Zoë wisselde een blik uit met Muriel. ‘Ik ga wel even vragen waar ze zin in hebben,’ zei Zoë. ‘Risotto duurt eeuwen.’
Muriel knikte. ‘Vergeet niet dat dit een wedstrijd is. De klant is koning. Wat zal de jury ervan vinden als we klanten laten vertrekken zonder dat ze iets gegeten hebben? Wij moeten ervoor zorgen dat ze krijgen wat ze willen.’
‘Ik ben hier verdomme niet om tosti’s te maken!’ Dwaine, die voelde dat Cher hem steunde, gooide alle remmen los. Zijn stem echode door de keuken.
‘Dan doen wij het wel,’ zei Zoë. ‘Muriel heeft gelijk. Mensen komen hier voor een warme snack, wij hebben een keuken, dus we geven hun wat ze vragen. Ga het ze maar vertellen, Cher.’
Cher sloeg haar armen over elkaar en schudde haar goudblonde hoofd.
De zaak begon uit de hand te lopen. Dit was nog maar hun eerste opdracht en ze vlogen elkaar nu al in de haren. Lekker teamwork. Zoë zuchtte, trok haar koksmuts af, die ze toch liever kwijt dan rijk was, en liep het restaurant in.
Het gezin – ouders met twee tieners – stond met sombere gezichten te wachten. Ze liep stralend op hen toe.
‘Hallo! Het spijt me dat we u hebben laten wachten. We kunnen heel snel een paar tosti’s voor u klaarmaken. Gaat u maar vast zitten. Kan ik iets te drinken voor u inschenken? Koffie? Thee? Warme chocolademelk?’
Het gezin ontspande en nam plaats aan een tafel. Zoë verdween achter de bar om het koffieapparaat te bestuderen en vond tot haar opluchting alles wat ze nodig had. Vervolgens trok ze snel een paar zakjes chips open, die ze leegschudde in een schaal en bij hen op tafel zette. Toen liep ze terug naar de keuken.
‘Oké, mensen. Aan de slag!’