35.

Ayla had de kleren uitgezocht die ze wou meenemen op de jacht—het kon 's nachts erg koud zijn, hadden ze haar gezegd. Ze zouden in de buurt van de reusachtige ijsmuur komen die de voorste begrenzing van de gletsjer vormde. Tot haar verbazing bracht Wymez haar een aantal knap gemaakte speren en hij legde haar de verdiensten uit van de speerpunten die hij voor de mammoetjacht had ontworpen. Het was een onverwacht geschenk en na alle pluimstrijkerij en ander vreemd gedrag van de Mamutiërs wist ze niet goed hoe ze moest reageren. Maar hij stelde haar gerust met zijn bijzonder warme glimlach en zei dat hij haar dit geschenk al had willen geven vanaf het moment dat ze de Belofte had gedaan een verbintenis aan te gaan met de zoon van zijn vuurplaats. Ze had hem net gevraagd hoe ze de speren moest aanpassen voor de speerwerper, toen Mamut de tent binnenkwam.

'De Mamuti willen met je praten. Ze willen dat je helpt om de mammoeten te Roepen, Ayla,' zei hij. 'Ze geloven dat, wanneer jij met de Geest van de Mammoet spreekt, ze bereid zal zijn ons er veel te geven.'

'Maar ik heb je al gezegd dat ik geen bijzondere macht heb,' zei Ayla. ik wil niet met hen praten.'

'Dat weet ik, Ayla. Ik heb uitgelegd dat je misschien wel een gave hebt om te Roepen, maar dat je die niet hebt ontwikkeld. Ze willen toch dat ik je vraag. Nadat ze hebben gezien dat je op de leeuw reed en hem wegstuurde, zijn ze ervan overtuigd dat je een sterke invloed op de Geest van de Mammoet hebt, ontwikkeld of niet.'

'Dat was Kleintje, Mamut. De leeuw die ik heb grootgebracht. Dat zou ik niet met zomaar een leeuw kunnen.'

'Waarom spreek je over die leeuw alsof je zijn moeder bent?' sprak een stem bij de ingang. Daar stond een grote gestalte. 'Ben je zijn moeder?' vroeg Lomie, die op een wenk van Mamut de tent inkwam.

in zeker opzicht wel, denk ik. Toen ik hem vond, was hij een welpje. Hij was gewond, onder de voet gelopen door een op hol geslagen kudde. Ik noem hem Kleintje, omdat hij nog zo klein was toen ik hem vond. Ik heb hem nooit een andere naam gegeven. Hij is altijd gewoon Kleintje gebleven, ook toen hij groot werd,' legde Ayla uit. ik weet niet hoe ik dieren moet Roepen, Lomie.'

'Waarom verscheen die leeuw dan op zo'n wonderbaarlijk moment als je hem niet hebt geroepen?' vroeg Lomie.

'Dat was gewoon toeval. Daar is niets geheimzinnigs bij. Hij heeft waarschijnlijk mijn geur, of die van Whinney, opgevangen en kwam me zoeken. Hij kwam soms wel eens even terug, ook nadat hij een gezellin en een eigen troep had. Vraag Jondalar maar.'

'Als hij niet onder een speciale invloed stond, waarom heeft hij dat meisje dan niets gedaan? Zij had geen enkele "moederrelatie" met hem. Ze zei dat hij haar op de grond wierp en ze dacht dat hij haar zou opeten, maar hij likte alleen haar gezicht.'

ik denk dat hij dat meisje alleen maar omverwierp omdat ze een beetje op me lijkt. Ze is groot en ze heeft blond haar. Hij is bij een mens opgegroeid en niet bij andere leeuwen, dus beschouwt hij de mensen als zijn familie. Als ik hem niet tegenhield, duwde hij me altijd tegen de grond wanneer hij me een tijdje niet had gezien. Dat is zijn manier van spelen. Dan wou hij dat ik de armen om hem heensloeg en hem krabde,' legde Ayla uit. Ze zag dat de tent inmiddels vol mamuti was.

Wymez trok zich terug met een spottend glimlachje. Ze wou niet naar hen, dus kwamen ze bij haar, dacht hij. Hij fronste de wenkbrauwen toen hij Vincavec voorzichtig dichterbij zag komen. Het zou voor Ranec hard zijn wanneer Ayla besloot hem te kiezen. Hij had de zoon van zijn vuurplaats nog nooit zo verslagen gezien als toen hij hoorde dat Vincavec een aanbod had gedaan. Wymez moest toegeven dat hij er ook van was geschrokken.

Vincavec had Ayla gadegeslagen terwijl ze de vragen beantwoordde. Hij raakte niet zo snel onder de indruk. Hij was per slot van rekening stamhoofd en Mamut en niet alleen bekend met het systeem van aardse machten, maar ook met de verschijningsvorm van de bovennatuurlijke macht. En net als de andere mamuti was hij tot de Mammoetvuurplaats geroepen omdat hij een drang voelde om kwaliteiten met een grotere diepgang te onderzoeken en de oorzaken achter verschijnselen te ontdekken en te verklaren en zo kon hij worden getroffen door een werkelijk onverklaarbaar mysterie of een duidelijke demonstratie van macht.

Al bij hun eerste ontmoeting had hij rondom Ayla iets myste rieus gevoeld dat hem intrigeerde, een stille kracht die al op de proef was gesteld. Zijn verklaring was dat de Moeder over haar waakte en dat daarom haar probleem zou worden opgelost. Maar hij had geen flauw idee van de manier waarop en hij was werkelijk verbaasd over het resultaat. Hij begreep dat nu niemand het meer in zijn hoofd zou halen om stelling te nemen tegen haar of tegen degenen die haar onderdak verleenden. Er zou ook niemand meer bezwaar maken tegen haar achtergrond of de zoon die ze had. Haar macht was te groot. Of ze die ten goede of ten kwade gebruikte, was een bijkomstigheid—het waren twee kanten van hetzelfde wezen, zoals zomer en winter, of dag en nacht—behalve dan dat niemand zich haar persoonlijke vijandschap op de hals wou halen. Wie wist wat ze allemaal kon als ze een holeleeuw in bedwang kon houden?

Zowel Vincavec als de oude Mamut en de andere mamuti waren in hetzelfde milieu opgegroeid en opgevoed in dezelfde cultuur. Ze hadden hun levenswijze aangepast aan een vaste overtuiging en dat was een deel van hun geestelijke en morele kracht.

Omdat ze er weinig invloed op hadden, beschouwden ze hun leven voor een groot deel als voorbestemd. Ziekten sloegen zomaar toe en als er een behandeling mogelijk was, konden sommigen sterven terwijl anderen bleven leven. Ongelukken waren evenmin te voorzien en als ze gebeurden wanneer je alleen was, waren ze vaak noodlottig. De nabijheid van de enorme gletsjers veroorzaakte een ruw klimaat met snelle weersomslagen. Droogte of overstromingen konden het gevolg zijn met een directe uitwerking op het natuurlijke milieu waarvan ze afhankelijk waren. Een te koude zomer of te veel regen kon de plantengroei belemmeren, het aantal dieren doen verminderen en hun migratiepatroon wijzigen wat weer kon leiden tot ontberingen voor de mammoetjagers.

De structuur van hun metafysische wereld liep parallel met de materiële en was bruikbaar om een oplossing te vinden voor moeilijk te beantwoorden vragen—vragen, die zonder redelijke verklaring, uitgaande van hun grondregels, grote angsten konden oproepen. Maar iedere structuur, hoe nuttig ook, had zijn beperkingen. In hun wereld zwierven de dieren in vrijheid en de planten groeiden op willekeurige plaatsen. De mensen waren daaraan gewend. Ze wisten waar bepaalde planten groeiden en ze kenden het gedrag van de dieren, maar het kwam nooit bij hen op dat die patronen konden veranderen; dat dieren, planten en mensen het natuurlijk vermogen in zich hadden om te veranderen en zich aan te passen. Dat ze niet konden overleven wanneer ze dat niet hadden.

Ayla's macht over de dieren die ze had grootgebracht werd niet als normaal beschouwd; niemand had ooit eerder geprobeerd om een dier mak te krijgen of aan zich te onderwerpen. De mamuti, die wel zagen aankomen dat er behoefte zou bestaan aan hun uitleg om de angsten weg te nemen die dit nieuwe verschijnsel opriep, hadden in hun metafysische wereld gezocht naar bevredigende verklaringen. Wat zij had gedaan was iets anders dan het simpele temmen van dieren. Ayla had een bovennatuurlijke kracht gedemonstreerd die hun fantasie ver te boven ging. Het leek duidelijk dat haar macht over dieren alleen kon worden verklaard door haar toegang tot het oorspronkelijke wezen van de Geest en daarom tot de Moeder Zelf.

Vincavec was er nu, net als de oude Mamut en de rest van de mamuti, van overtuigd dat Ayla niet alleen Mamut was—Een Die de Moeder Diende—maar ze moest nog iets meer zijn. Misschien belichaamde ze een bovennatuurlijke geest; misschien was ze wel een incarnatie van Mut zelf. Dit was des te geloofwaardiger omdat ze er niet mee pronkte. Maar wat haar macht ook was, Vincavec was ervan overtuigd dat ze een belangrijke bestemming had. Er was een reden voor haar bestaan en hij wenste vurig er deel van uit te maken. Ze was uitverkoren door de Grote Aardmoeder.

'Al je verklaringen hebben hun waarde,' zei Lomie overredend, nadat ze alle tegenwerpingen van Ayla had gehoord, 'maar zou je willen deelnemen aan de ceremonie van het Roepen, ook al ben je van mening dat je er geen Gave voor hebt? Veel mensen hier zijn ervan overtuigd dat je de mammoetjacht geluk zult brengen wanneer je deelneemt aan de Roep en het brengen van geluk kan je toch geen kwaad doen? Je zou de Mamutiërs er heel blij mee maken.'

Ayla zag geen mogelijkheid om te weigeren, maar ze vond het niet prettig dat ze haar zo ophemelden. Ze had er nu bijna een hekel aan om door het kamp te lopen en ze keek met spanning uit naar de mammoetjacht die de volgende dag zou beginnen. Dan kreeg ze eindelijk de kans om een poosje bij iedereen uit de buurt te blijven.

Ayla werd wakker en keek naar buiten door de open driehoek aan het eind van de tent die ze tijdens het reizen gebruikten. Aan de oostelijke horizon begon het al licht te worden. Ze stond voorzichtig op. Ze deed haar best om Ranec of de anderen niet wakker te maken en sloop naar buiten. Er hing nog een koude ochtendnevel, maar er waren geen zwermen insekten en daar was ze blij om. De vorige avond was het verschrikkelijk geweest.

Ze liep naar de rand van een donkere poel met stilstaand water, vol slik en stuifmeel; broedplaats voor de zwermen muggen, vliegen en muskieten die als een gonzende zwarte rookwolk op hen af waren gekomen. De insekten kropen onder hun kleren. Ze lieten een spoor van rode bulten achter en zwermden om de ogen en de monden van de jagers en de paarden.

De vijftig mannen en vrouwen die waren uitgekozen voor de eerste mammoetjacht van het seizoen waren in moerassig gebied aangekomen; niemand vond het prettig, maar het was onvermijdelijk. De bovenlaag van de grond werd zacht door het smeltwater van de lente en de zomer en de permanent bevroren onderlaag maakte een behoorlijke afwatering onmogelijk. Op plaatsen waar zich meer smeltwater verzamelde dan door verdamping kon verdwijnen, vormden zich poelen. In het warme jaargetijde was de kans groot dat ze bij elke langere tocht voor uitgestrekte gebieden met drassige grond kwamen te staan, variërend van grote ondiepe meren met smeltwater tot poelen waarin de hemel werd weerspiegeld.

Het was al te laat in de middag geweest om nog te beslissen of ze een poging zouden doen het moeras over te steken of eromheen te trekken. Het kamp werd snel opgezet en toen werden vuren ontstoken om de zwermen insekten af te schrikken. De eerste avond lieten degenen die Ayla's vuurstenen nog niet eerder hadden gezien, de gebruikelijke verbaasde uitroepen horen, maar nu vond men het al vanzelfsprekend dat zij de vuren ontstak. De tenten die ze gebruikten waren heel eenvoudige onderkomens, gemaakt van een aantal huiden die aan elkaar waren genaaid om een groot dekkleed te maken. De vorm hing af van het materiaal dat ze vonden of hadden meegenomen. Een mammoetschedel met grote slagtanden die nog heel waren kon worden gebruikt om het kleed omhoog te houden. Een buigzame dwergwilg kon ook wel dienst doen. Zelfs de speren konden, zo nodig, dienst doen als stokken voor de tent. Soms werd het kleed alleen gebruikt als extra grondzeil. Deze keer was het kleed dat onderdak bood aan de jagers van het Leeuwekamp en een paar anderen, over een schuine nokbalk gegooid die aan een kant in de grond was vastgezet en met het andere eind aan een boomtak was gebonden.

Nadat het kamp was opgeslagen, ging Ayla op zoek tussen de dichte begroeiing aan de rand van het moeras en tot haar vreugde vond ze bepaalde plantjes met handvormige, donkergroene bladeren. Ze groef verscheidene geelgroene wortels en wortelstokken uit en kookte ze om een vloeistof te maken die de pijn in de ogen en kelen van de paarden zou verzachten en die de insek- ten op een afstand hield. Toen ze het ook voor haar eigen muggebeten gebruikte, vroegen ook verscheidene anderen erom en tenslotte behandelde ze de insektebeten van het hele jachtgezelschap. Ze mengde nog wat van de fijngemaakte wortel met vet om zalf te maken voor de volgende dag. Toen vond ze nog een stukje grond begroeid met vlooienkruid en ze nam verscheidene planten mee om op het vuur te gooien. Samen met de normale rook zou de geur de directe omgeving van het vuur betrekkelijk vrij van insekten houden.

In de koele ochtendnevel hield de vliegende plaag zich echter rustig. Ayla huiverde en wreef haar armen, maar ze maakte geen aanstalten om terug te keren naar het warme onderdak. Ze staarde naar het donkere water en merkte nauwelijks dat vanuit het oosten het licht de hele lucht deed opklaren. De wirwar van struiken stak er scherp tegen af. Ze voelde dat er een warme vacht over haar schouders werd gelegd. Ze trok die dankbaar om zich heen en voelde dat iemand de armen om haar middel legde.

'Je bent koud, Ayla. Je staat hier al een hele tijd,' zei Ranec.

'Ik kon niet slapen,' antwoordde ze.

'Is er iets?'

'Ik weet het niet. Alleen een onrustig gevoel. Ik kan het niet uitleggen.'

'Na de ceremonie van het Roepen heb je je niet meer op je gemak gevoeld, of wel?' vroeg Ranec.

ik heb er niet over nagedacht. Misschien heb je wel gelijk.'

'Maar je hebt niet meegedaan. Je hebt alleen gekeken.'

ik wou er niet aan meedoen, maar ik weet het niet. Misschien is er toch iets gebeurd,' zei Ayla.

Onmiddellijk na het ontbijt pakten de jagers alles in en gingen ze weer verder. Eerst deden ze een poging om het moerassige gebied te ontwijken, maar dat bleek niet mogelijk zonder een grote omweg te maken. Talut onderzocht met een aantal jagers het dichte kreupelhout en de drassige grond waar de koude nevel boven hing. Hij overlegde met een paar anderen en besloot tenslotte een weg te kiezen die de gemakkelijkste doorgang leek te bieden. De doordrenkte grond veranderde spoedig in een moeras en veel jagers trokken hun schoeisel uit en gingen blootsvoets door het koude, modderige water. Ayla en Jondalar waren wat voorzichtiger met het leiden van de onrustige paarden. Slingerplanten die goed tegen de kou konden en lange, grijsgroene baarden van korstmos hingen aan berken, wilgen en elzen, die zo dicht bij elkaar stonden dat ze een klein arctisch oerwoud vormden. Het was moeilijk om een betrouwbare steun voor de voeten te vinden. Bij gebrek aan een stevige grond voor de wortels groeiden de bomen onder de vreemdste hoeken en lagen soms op de grond. De jagers hadden de grootste moeite om hun weg te vinden over boomstammen en gedeeltelijk onder water liggende wortels en takken waar de voeten achter bleven haken. Stukjes riet en zegge leken ogenschijnlijk betrouwbaarder dan ze waren en stinkende poelen lagen verborgen onder mos en varens.

Ze vorderden maar langzaam en het was zo vermoeiend dat ze halverwege de ochtend stopten om te rusten. Iedereen was bezweet en ze vonden het zelfs in de schaduw warm. Toen ze weer verder gingen, stootte Talut op een bijzonder hardnekkige elzetak en in een van zijn zeldzame woedeuitbarstingen zette hij zijn enorme bijl in de boom. Er sijpelde een helder oranje vloeistof uit de diepe wonden van de boom die de ergernis had opgewekt. Het deed Ayla aan bloed denken en dat gaf haar een onaangenaam voorgevoel.

Niets was zo welkom als de vaste grond aan het eind van het moeras. Op de open ruimte groeiden hoge varens en meer dan manshoog gras. Ze gingen in oostelijke richting om de vochtige gebieden die zich naar het westen uitstrekten te vermijden. Ze beklommen een heuveltje dat boven de laagten met hun moerassen uitstak, en zagen de samenvloeiing van een brede rivier en een zijrivier. Talut, Vincavec en de leiders van enkele andere kampen bleven staan om de kaarten te raadplegen die op ivoor waren getekend en ze krasten met hun messen nog een paar tekens op de grond.

Op weg naar de rivier trokken ze dwars door een berkenbos.

Het was geen bos met hoge, flinke bomen, zoals in gebieden met een warmer klimaat. Deze berken waren klein gebleven onder de ruwe klimatologische omstandigheden in de buurt van de gletsjers, maar ze hadden toch een zekere schoonheid. Met hun gedrongen vorm hadden ze zich aangepast, maar de afzonderlijke vormen van iedere boom waren eindeloos boeiend en gracieus. De dunne, hangende takken waren echter misleidend. Toen Ayla probeerde er een af te breken, bleek hij zo taai als haar te zijn en als het waaide, sloegen ze de planten die hen bedreigden stuk.

'Ze worden de "Oude Moeders" genoemd.'

Ayla draaide zich om en zag Vincavec.

'Een toepasselijke naam, denk ik. Ze herinneren ons eraan dat we ons nooit moeten vergissen in de kracht van een oude vrouw. Dit is een heilig bosje en het zijn de bewakers van de somuti,' zei hij terwijl hij naar de grond wees.

De trillende, lichtgroene berkeblaadjes keerden het zonlicht niet helemaal en op de dikke laag bladaarde dansten de schaduwvlekjes. Toen zag Ayla op het mos onder bepaalde bomen de grote, vuurrode paddestoelen met witte stippen.

'Noemen jullie die paddestoelen somuti? Ze zijn giftig. Ze kunnen dodelijk zijn,' zei Ayla.

'Ja, natuurlijk. Tenzij je het geheim kent hoe je ze moet klaarmaken. Alleen degenen die zijn gekozen, mogen de wereld van de somuti onderzoeken.'

'Hebben ze geneeskrachtige eigenschappen? Ik ken er niet een,' zei ze.

'Ik weet het niet. Ik ben geen Genezer. Dat zou je Lomie moeten vragen,' zei Vincavec en voor ze het wist had hij haar handen vastgepakt. Hij keek haar doordringend aan. 'Waarom heb je je tegen me verzet op de ceremonie van het Roepen, Ayla? Ik had de weg voor je vrijgemaakt naar de wereld van de geesten, maar je wou niet.'

Ayla kreeg een vreemd tegenstrijdig gevoel. Vincavec had een vriendelijke, innemende stem en ze voelde een sterk verlangen zich te laten gaan in de zwarte diepte van zijn ogen, die koele donkere poelen, en alles te doen wat hij wou. Maar ze voelde ook een overweldigende behoefte zich los te rukken, zelfstandig te blijven en haar eigen identiteit te bewaren. Met een uiterste wils- inspanning maakte ze haar blik los van de zijne en ze zag een glimp van Ranec die naar hen keek. Hij wendde zijn blik snel af.

'Jij had misschien wel een weg vrijgemaakt, maar ik was er niet op voorbereid,' zei Ayla die Vincavecs blik ontweek. Ze keek op toen hij lachte. Zijn ogen waren niet zwart, maar grijs.

'Je bent geweldig! Je bent sterk, Ayla. Ik heb nog nooit zo iemand ontmoet. Je bent zo geschikt voor de Mammoetvuurplaats, voor het Mammoetkamp. Zeg maar dat je mijn vuurplaats wilt delen,' zei Vincavec en hij legde al zijn overredingskracht en gevoel in zijn stem.

ik heb Ranec de Belofte gedaan,' zei ze. 'Dat hindert niet, Ayla. Breng hem mee als je dat wilt. Ik zou geen bezwaar hebben tegen zo'n bekwame beeldhouwer in mijn vuurplaats. Neem ons allebei! Of ik neem jullie allebei.' Hij lachte weer. 'Dat zou niet de eerste keer zijn. Een man heeft ook een bepaalde aantrekkingskracht!'

ik... ik weet het niet,' zei ze en ze keek op omdat ze het gedempte geluid van paardehoeven hoorde.

'Ayla, ik neem Renner mee naar de rivier om zijn benen schoon te boenen. Er zit een laag modder op en die droogt op. Zal ik Whinney ook meenemen?' vroeg Jondalar.

'Dat doe ik zelf wel,' zei Ayla die blij was met dit excuus om weg te kunnen gaan. Ze vond Vincavec wel boeiend, maar ook een beetje beangstigend.

'Ze loopt daar, bij Ranec,' zei Jondalar en hij liep in de richting van de rivier.

Vincavec volgde met zijn ogen de grote blonde man. Ik vraag me af welke rol hij hierin speelt, dacht het Mamut-stamhoofd. Ze zijn samen aangekomen en hij kan bijna net zo goed met haar dieren omgaan als zij, maar ze schijnen niets met elkaar te hebben en dat is niet omdat hij moeite met vrouwen zou hebben. Avarie zegt dat ze hem graag mogen, maar hij raakt Ayla nooit aan, hij slaapt nooit bij haar. Men zegt dat hij de Eerste Riten voor een vrouw afwees omdat zijn gevoelens meer die van een broer waren. Zou hij ook zo tegenover Ayla staan? Als een broer? Zou hij ons daarom hebben onderbroken en haar weer naar de beeldhouwer hebben gestuurd? Vincavec fronste de wenkbrauwen en toen plukte hij voorzichtig een aantal van de grote paddestoelen. Hij bond ze ondersteboven aan de takken van de 'Oude Moeders' om ze te drogen. Het was zijn bedoeling ze op de terugweg mee te nemen.

Toen ze de zijrivier waren overgestoken, kwamen ze in een dro ger gebied, waar de kale boomloze moerassen verder uit elkaar lagen. Het gesnater, geklepper en gekrijs van de watervogels maakte hen opmerkzaam op het grote meer dat voor hen lag. Daar in de buurt zetten ze het kamp op en verscheidenen liepen naar de waterkant om te proberen iets te vangen voor het avondeten. Omdat het maar tijdelijke meren waren met smeltwater, werd er geen vis gevonden, tenzij ze toevallig in verbinding stonden met een grote rivier. Maar tussen de rietwortels, de lisdodden en kattestaarten zwommen de dikkopjes van eetbare kikkers en vuurpadden. Op een of ander mysterieus teken kwam ieder jaar een grote verzameling vogels, voornamelijk watervogels, naar het noorden om zich te voegen bij de sneeuwhoender, de goudarend en de sneeuwuil. De dooi in de lente, die weer nieuwe plantengroei bracht, en de grote moerassen met riet trokken ontelbare trekvogels aan om te nestelen en te broeden. Veel vogels voedden zich met de amfibieën die nog niet volgroeid waren, maar ook wel met watersalamanders en slangen, zaden, bollen, de onvermijdelijke insekten en zelfs met kleine zoogdieren.

'Wolf zou het hier heerlijk vinden,' zei Ayla tegen Brecie, terwijl ze met de slinger in de hand naar enkele rondcirkelende vogels keek. Ze hoopte dat ze wat dichter bij de oever kwamen zodat ze niet zo ver het water in hoefde om ze te halen. 'Daar is hij heel goed in om ze voor me te halen.'

Brecie had Ayla beloofd te laten zien hoe de werpstok werkte en ze wou de hooggeprezen vaardigheid van de jonge vrouw met de slinger wel eens zien. Ze waren beiden onder de indruk. Het wapen van Brecie leek wel iets op een langwerpige ruit met een kruis van botjes. De knobbels aan de uiteinden waren verwijderd en de randen waren scherp gemaakt. Het maakte een boog door de lucht en wanneer het in een vlucht vogels terechtkwam, konden in een keer verscheidene vogels worden gedood. Ayla vond de werpstok voor de jacht op vogels veel beter dan haar slinger, maar die had weer meer mogelijkheden. Ze kon hem ook gebruiken bij de jacht op andere dieren.

'Je hebt de paarden meegenomen. Waarom heb je de wolf achtergelaten?' vroeg Brecie.

'Wolf is nog zo jong. Ik wist niet hoe hij zich zou gedragen bij. een mammoetjacht en ik wou niet het risico lopen dat er iets verkeerd gaat. De paarden kunnen echter helpen om op de terugweg het vlees te dragen. Bovendien denk ik dat Rydag het erg eenzaam zou hebben gevonden zonder Wolf,' zei Ayla. ik mis hen allebei.'

Voor Brecie was de verleiding groot om Ayla te vragen of ze echt een zoon had als Rydag, maar ze zag ervan af. Het was gewoon een te gevoelig onderwerp.

Terwijl ze de volgende paar dagen verder naar het noorden trokken, kreeg het landschap duidelijk een ander karakter. De moerassen verdwenen en toen ze eenmaal de drukke vogels achter zich hadden gelaten vulde het angstaanjagend, klagende gehuil van de wind de boomloze, open vlakte met een gevoel van verlatenheid. De zon verdween achter een somber, egaalgrijs wolkendek dat 's nachts de sterren aan het gezicht onttrok, maar het regende zelden. De lucht werd droger en kouder en de scherpe wind leek zelfs het vocht uit de uitgeademde lucht te trekken. Een enkele keer brak 's avonds de bewolking en dan won een schitterende zonsondergang het van de sombere eentonigheid. De reizigers hadden geen woorden voor de schoonheid van de weerkaatsing van het zonlicht tegen de wolken.

Het was een land met een wijde horizon. In het zacht golvende landschap ontbraken bergtoppen, die nuttig kunnen zijn voor het perspectief en het schatten van afstanden. Er waren ook geen groene, met riet begroeide moerassen meer, die het eindeloze grijsbruin konden opvrolijken. Er leek geen einde aan de vlakten te komen, in welke richting men ook keek, behalve in het noorden. Daar verdween de lange golflijn in een dichte nevel die de wereld erachter verborg en het moeilijk maakte om de afstand te schatten.

Het landschap bestond uit een combinatie van steppen en bevroren toendra's. De tere paarse bloempjes van de alpiene heide werden overheerst door grassen en kruiden die minder gevoelig waren voor vorst en droogte, houtachtige alsemstruik- jes, arctische witte dopheide, dwergrododendron en de roze bloemen van de kraaiheide. De bosbesstruikjes waren slechts tien centimeter hoog, maar ze beloofden een overvloed aan grote bessen. De berken kropen over de grond alsof het klimplanten waren.

Maar zelfs die kleine boompjes waren schaars omdat twee factoren het groeiproces belemmerden. Op de noordelijke toendra is de zomertemperatuur te laag voor het kiemen van boomzaden. Over de steppe raast een huilende wind die alle vocht absorbeert en de boomgroei ook onmogelijk maakt. Deze beide factoren houden het land bevroren en droog.

Het landschap werd nog kaler terwijl de groep jagers in de richting van de dikke, witte mist trok. Kale rotsen kwamen aan de oppervlakte, maar er groeide nog korstmos op, met plekjes geel, grijs, bruin en helder oranje, die meer op stukjes steen dan op plantjes leken. Een paar bloeiende kruiden en struikjes hadden het volgehouden en de taaie grassen en zegge bedekten nog flinke stukken grond. Zelfs in deze woeste, sombere omgeving was nog leven, ondanks de koude, droge wind die niet bij machte leek het leven te dragen.

Maar ze kregen aanwijzingen dat er in de mist een geheim verborgen lag. In de rotsen waren diepe groeven uitgesleten, er lagen lange zandruggen, met stenen en grint en grote keien die van hun plaats waren geraakt, alsof ze door een onzichtbare reu- zenhand uit de lucht waren neergesmeten. Over de rotsachtige bodem stroomde het water in kleine beekjes, maar ook in een gutsende stortvloed, zonder duidelijk waarneembaar patroon. Toen ze dichterbij kwamen voelden ze eindelijk de koude, vochtige lucht. In beschaduwde hoeken lag nog vuile sneeuw en in een kuil naast een groot rotsblok lag sneeuw om een kleine plas. Op enige diepte lagen ijsrichels met een mooie, helderblauwe tint.

In de loop van de middag draaide de wind en tegen de tijd dat de reizigers hun kamp hadden opgeslagen, sneeuwde het. Het was een droge sneeuwjacht. Talut overlegde met de anderen. Ze waren verontrust. Vincavec had de Geest van de Mammoet al verscheidene keren aangeroepen, echter zonder resultaat. Ze hadden al eerder verwacht de grote beesten te vinden.

In de nacht, terwijl ze rustig in haar bed lag, werd Ayla zich bewust van mysterieuze geluiden die uit het binnenste van de aarde leken te komen: ze meende geknars en geknal te horen, gegrinnik en gemurmel. Ze kon de geluiden niet goed thuisbrengen. Ze had geen idee waar ze vandaan kwamen en ze werd er nerveus van. Ze probeerde te slapen, maar ze bleef wakker liggen. Eindelijk, tegen de morgen, viel ze uitgeput in een lichte slaap.

Ayla wist dat het al laat was toen ze wakker werd. Het leek een ongewoon heldere lucht en iedereen was al buiten de tent. Ze pakte haar anorak, maar ze ging niet verder dan de ingang. Toen ze naar buiten keek, bleef ze staan met de mond open van verbazing. Omdat de wind gedraaid was, was de zomernevel, die van het verdampende ijs kwam, tijdelijk opgetrokken. Ze keek naar de ijsmuur, die zo hoog en zo ongelooflijk groot was dat het bovenste deel in de wolken verdween.

Door de enorm steile hoogte leek hij dichterbij dan in werkelijkheid het geval was, maar op zo'n driehonderd meter afstand lagen een paar reusachtige brokken die eens langs de steile gekartelde wand naar beneden waren getuimeld. Er stonden verscheidene mensen omheen. Ze besefte dat zij de schaal waren die haar een juist beeld gaven van de ware grootte van de immense ijsbarrière. De gletsjer bood een ongelooflijk mooi schouwspel. In de zon—Ayla merkte opeens dat de zon scheen—schitterde hij met miljoenen ijskristallen die glinsterden in de tinten van de regenboog, maar de diep onderliggende kleur had dezelfde sprekende tinten blauw die ze in de plas had gezien. Woorden schoten te kort om dit te beschrijven; bij deze pracht, deze grootsheid en macht had het woord overweldigend geen enkele betekenis.

Ayla kleedde zich snel verder aan omdat ze het gevoel had dat ze iets miste wanneer ze niet naar buiten ging. Ze schonk zich een kop in van wat haar overgebleven thee leek. Er vormde zich al een laagje ijs op en toen zag ze dat het vleesbouillon was. Ze vond het toch wel lekker en dronk het op. Vervolgens schepte ze een lepel gekookt graan uit een bakje, legde het tussen twee dikke plakken gebraden vlees en haastte zich naar de andere jagers.

ik vroeg me af of je ooit nog wakker zou worden,' zei Talut toen hij haar zag aankomen.

'Waarom heb je me niet gewekt?' vroeg Ayla en nam haar laatste hap.

'Het is niet verstandig iemand wakker te maken die zo rustig slaapt, behalve in noodgevallen,' antwoordde Talut.

'De geest heeft tijd nodig om 's nachts te reizen, dan kan hij weer opgefrist terugkomen,' voegde Vincavec eraan toe, die haar kwam begroeten. Hij deed een poging haar beide handen te pakken, maar ze ontweek hem. Ze streek snel haar wang langs de zijne en was al weg om het ijs te bekijken.

De enorme brokken waren kennelijk met grote kracht neergekomen. Ze waren een eind in de grond gezakt. Het was ook wel duidelijk dat ze daar al verscheidene jaren hadden gelegen. Het gruis dat om het ijs lag was door de wind verzameld en meegevoerd. Er lag een dikke, grauwe laag op de brokken, hier en daar onderbroken door een dikke laag compacte sneeuw. Het opper vlak was ruw door het ontdooien en opnieuw bevriezen in de loop der jaren en er waren waarachtig een paar volhardende plantjes die op het ijs hadden geworteld.

'Kom maar boven, Ayla,' riep Ranec. Ze keek omhoog en zag hem boven op een blok staan dat een beetje scheef was gezakt. Ze zag tot haar verbazing dat Jondalar naast hem stond. 'Het is niet moeilijk als je eromheen loopt.'

Ayla liep om de rommelige hoop ijsblokken heen en klauterde omhoog over een reeks brokken. Het oppervlak was minder glad dan normaal, dank zij het steengruis, zodat ze redelijk veilige steunpunten voor de voeten kon vinden. Met wat zorg was het niet zo moeilijk om te klimmen en vooruit te komen. Toen ze het hoogste punt had bereikt, ging Ayla staan en sloot de ogen. De wind beukte haar lichaam alsof hij haar weerstand tegen zijn kracht wou testen en ze hoorde heel dichtbij het gerommel, gekreun en gekraak van de grote ijsmuur. Ze draaide haar hoofd in de richting van het helle licht boven haar, dat ze zelfs met gesloten oogleden kon zien en ze voelde op haar gelaat de kosmische worsteling tussen de hitte van de vuurbol aan de hemel en de koude van de indrukwekkende ijswal. De lucht zelf trilde van besluiteloosheid.

Toen opende ze de ogen. Het ijs beheerste haar hele uitzicht, het vulde het hele beeld. De enorm machtige, formidabele uitgestrektheid aan ijs die tot aan de hemel reikte, liep over de volledige breedte van het land, zover ze kon zien. Bergen vielen erbij in het niet. De aanblik gaf haar een gevoel van nederigheid en diep respect. Haar glimlach werd door Jondalar en Ranec beantwoord.

'Ik heb het al eens eerder gezien,' zei Ranec, 'maar ik krijg er nooit genoeg van, al zou ik het zoveel keren zien als er sterren aan de hemel staan.' Ayla en Jondalar knikten beiden instemmend.

'Maar het kan gevaarlijk zijn,' voegde Jondalar eraan toe.

'Hoe is dat ijs hier gekomen?' vroeg Ayla.

'Het ijs verplaatst zich,' zei Ranec. 'Soms breidt het zich uit en dan wijkt het weer terug. Dit stuk is losgeraakt toen de muur hier lag. Het was toen veel groter, maar het is kleiner geworden, net als de wand.' Ranec keek naar de gletsjer. 'Ik geloof dat hij de vorige keer verder weg lag. Misschien breidt het ijs zich weer uit.'

Ayla liet haar blik over het open landschap dwalen en ze merkte hoeveel verder ze kon kijken vanaf haar hoge waarnemingspost. 'O, kijk eens!' riep ze, terwijl ze naar het zuidoosten wees. 'Mammoeten! Ik zie een kudde mammoeten!'

'Waar?' vroeg Ranec, die meteen opgewonden raakte.

Het nieuws verspreidde zich onder de jagers als een lopend vuurtje. Toen Talut het woord 'mammoeten' hoorde, was hij al om de brokken ijs heen gelopen en hij was nu op de helft van de weg omhoog. Met een paar grote stappen was hij boven. Hij hield zijn hand boven de ogen en keek in de richting waarin Ayla had gewezen.

'Ze heeft gelijk! Daar zijn ze! Mammoeten!' brulde hij. Hij was niet in staat zijn opwinding of het volume van zijn stem te beheersen.

Er kwamen verscheidene anderen naar boven die allemaal een plaatsje zochten om de grote dieren met de slagtanden te zien. Ayla ging opzij zodat Brecie op haar plaats kon staan.

Het gaf niet alleen een zekere opluchting dat ze de mammoeten zagen, maar ook opwinding. Ze lieten zich eindelijk zien. Waar de Geest van de Mammoet ook op had gewacht, ze had haar schepsels van deze wereld eindelijk toegestaan zich te vertonen aan degenen die door Mut waren uitverkoren om op mammoeten te jagen.

Een van de vrouwen van Brecies kamp zei tegen een van de mannen dat ze Ayla met gesloten ogen op de top van de ijsberg had zien staan. Ze draaide haar hoofd alsof ze iets Zocht of misschien Riep en toen ze de ogen opende, waren de mammoeten er. De man knikte begrijpend.

Ayla keek naar beneden, naar de vorm van de ijsberg. Ze stond op het punt af te dalen toen Talut naast haar kwam staan met een grijns, breder dan ze ooit had gezien.

'Ayla, je hebt van dit stamhoofd een heel gelukkig mens gemaakt,' zei de reus met de rode baard.

ik heb niets gedaan,' zei Ayla. ik zag ze toevallig.'

'Dat is genoeg. Iedereen die ze toevallig het eerst zag zou me heel gelukkig hebben gemaakt. Maar ik ben blij dat jij het was,' zei Talut.

Ayla glimlachte naar hem. Ze hield echt van het grote stamhoofd. Ze beschouwde hem als een oom, of een broer, of een vriend en ze voelde dat hij ook veel om haar gaf.

'Waar keek je naar, Ayla?' vroeg Talut die haar volgde naar beneden.

'Niets bijzonders. Ik zag dat je de vorm van deze berg hier vandaan kunt zien. Kijk maar hoe hij een inham heeft aan de kant waar we naar boven klimmen en dan komt er weer een bocht naar buiten.'

Talut wierp er een vluchtige blik op en toen bekeek hij het wat nauwkeuriger.

'Ayla! Het is je weer gelukt!'

'Wat dan?'

'Je hebt dit stamhoofd weer gelukkig gemaakt!'

Zijn glimlach werkte aanstekelijk. Ze lachte terug. 'Wat maakt je nu weer gelukkig, Talut,' vroeg ze.

'Jij hebt me opmerkzaam gemaakt op de vorm van deze ijsberg. Het is net een doodlopend ravijn. Niet helemaal, maar dat kunnen we ervan maken. Nu weet ik hoe we die mammoeten moeten vangen!'

Ze lieten geen tijd verloren gaan. De mammoeten konden wegtrekken of het weer kon veranderen. De jagers moesten de kans meteen benutten. De leiders overlegden met elkaar en stuurden snel een aantal verkenners om het terrein te onderzoeken en te zien hoe groot de kudde was. Terwijl ze weg waren, werd er een muur van ijs en keien gebouwd om de open ruimte aan een kant van het koude ravijn af te sluiten. Zo maakten ze voor de ijsberg een omheining met slechts één opening. Toen de verkenners terug waren, kwamen de jagers bijeen voor het ontwerpen van een plan hoe ze de reusachtige, wollige dieren in de val konden drijven.

Talut vertelde hoe Ayla en Whinney hadden geholpen om bizons in een val te drijven. Velen hadden wel belangstelling, maar ze kwamen tot de conclusie dat een enkele ruiter met paard niet in staat zou zijn de enorme kolossen op te drijven. Misschien zou het wel helpen. Er zou nog een ander middel gevonden moeten worden om ze naar de val te jagen.

De oplossing was vuur. Zelfs de reusachtige mammoeten, die niet gauw bang waren, hadden er een diep respect voor omdat er vaak brand ontstond op de droge velden, bij onweersbuien in de nazomer. Maar in deze tijd van het jaar zou het wel eens moeilijk kunnen worden het gras in brand te steken. De drijvers zouden het vuur in de hand moeten hebben, in de vorm van brandende fakkels.

'Wat zullen we voor de fakkels gebruiken?' vroeg iemand.

'Als we droog gras en mammoetmest bij elkaar binden en in vet dopen, branden ze goed,' zei Brecie.

'En we kunnen Ayla's vuursteen gebruiken om ze vlug aan te steken,' voegde Talut eraan toe. Er werd instemmend geknikt.

'We zullen op meer dan een plaats vuur nodig hebben en in de juiste volgorde,' zei Brecie.

'Ayla heeft alle vuurplaatsen van het Leeuwekamp een vuursteen gegeven. We hebben er verscheidene bij ons. Ik heb er een en Ranec. Jondalar heeft er ook een,' zei Talut, die zich wel bewust was van het extra aanzien dat ze door zijn mededeling kregen. Jammer dat Tulie er niet is, dacht hij. Zij zou dit moment naar waarde hebben weten te schatten. Ayla's vuurstenen waren onbetaalbaar, vooral nu er blijkbaar niet zoveel waren.

'Als we de mammoeten eenmaal in beweging hebben, hoe krijgen we ze dan in de richting van de omheining?' vroeg de vrouw van Brecies kamp. 'Het is hier open veld.'

Ze werkten een goed en eenvoudig plan uit. Vanaf de opening in de omheining bouwden ze twee hagen van brokken ijs en keien, in trechtervorm. Talut sloeg met zijn enorme bijl de grote brokken ijs snel in stukken die klein genoeg waren om te kunnen dragen. Achter iedere stapel werd een aantal fakkels klaargezet. Van de vijftig jagers kozen enkelen een plaats achter beschermende brokken ijs binnen de omheining, voor de eerste aanval. Anderen verspreidden zich achter de steenhopen. De rest, dat waren voornamelijk de snelste en sterkste lopers—ondanks hun enorme omvang konden mammoeten over een korte afstand een flinke snelheid ontwikkelen—zou in twee groepen worden gesplitst om de kudde aan twee kanten te omsingelen.

Brecie begon de jongere jagers, die nog nooit op de grote, ruige beesten hadden gejaagd, enige trekjes en zwakke punten uit te leggen en te vertellen hoe erop moest worden gejaagd. Ayla luisterde aandachtig en ze liep mee binnen de omheining. De leidster van het Elandekamp zou de frontale aanval van binnen uit leiden en ze wou de val inspecteren en haar plaats uitkiezen.

Zodra ze tussen de ijswanden kwamen, voelde Ayla hoe koud het er was. Bij het vuur dat ze hadden aangelegd om het vet te smelten en door de inspanning bij het gras snijden en het dragen van de brokken ijs was de kou haar niet opgevallen. Toch waren ze zo dicht bij de grote gletsjer dat er, zelfs in de zomer, 's morgens een laagje ijs op het water lag wanneer ze het 's nachts buiten lieten staan en overdag konden ze niet zonder anorak. Het was binnen de bevroren ruimte doordringend koud, maar toen Ayla in de ijsberg om zich heen keek, had ze het gevoel dat ze in een andere wereld was, in wit en blauw, van een beklemmende schoonheid.

Net als in de rotsachtige ravijnen bij haar vallei lagen er grote brokken verspreid over de grond. Ze waren niet lang geleden losgeraakt van de wanden en in stukken uiteengevallen. Scherpe pieken en hoge, schitterend witte spitsen staken boven hen uit. In de spleten en hoeken die in de schaduw lagen hadden ze een helderblauwe glans die haar opeens aan de ogen van Jondalar deed denken. De zachtere, ronde randen van de oude brokken, die in stukken op de grond lagen en in de loop van de tijd kleiner waren geworden, door de wind met een laagje gruis bedekt, nodigden uit om erop te klimmen en alles beter te zien.

Dat deed Ayla ook, uit pure nieuwsgierigheid, terwijl de anderen een goede positie zochten voor de jacht. Zij zou hier niet op de mammoeten wachten. Ze zou met Whinney helpen de wolha- rige dieren op te jagen evenals Jondalar en Renner. Zij en Jondalar zouden elke groep drijvers een vuursteen brengen en daarbij kon de snelheid van de paarden nuttig zijn. Ayla zag dat zich meer mensen bij de ingang verzamelden en ze haastte zich naar buiten. Whinney volgde Jondalar en Renner die uit het kamp kwamen. Ayla floot en de merrie galoppeerde al voor hen uit.

De twee groepen drijvers gingen op pad in de richting van de kudde mammoeten. Ze maakten een wijde omtrekkende beweging om de dieren niet te storen. Ranec en Talut stonden elk achter een van de rijen steenhopen die naar het ravijn liepen. Ze stonden gereed om snel voor vuur te zorgen wanneer dat nodig was. Ayla wuifde naar Talut en glimlachte tegen Ranec terwijl ze passeerde. Ze zag dat Vincavec aan dezelfde kant stond als Ranec. Ze beantwoordde zijn glimlach ook.

Ayla liep voor Whinney uit. Haar speren en de speerwerper zaten goed vast in de houders van de draagmanden, bij de fakkels van de groep. Er liepen verscheidene jagers in de buurt, maar er werd niet veel gesproken. Iedereen concentreerde zich op de mammoeten en hoopte vurig dat de jacht een succes zou worden. Ayla keek over de schouder naar Whinney en toen naar de kudde. Ze graasden nog in hetzelfde grasveld waar ze ze voor het eerst had gezien. Ze besefte dat het niet zo erg lang geleden was. Alles was zo snel gegaan dat ze nauwelijks tijd had gehad om na te denken. Ze hadden in een korte tijd heel wat gedaan.

Ze had altijd al op mammoeten willen jagen en ze kreeg een koude rilling bij het vooruitzicht dat ze nu echt ging deelnemen aan de eerste mammoetjacht van haar leven. Hoewel het iets volkomen belachelijks had, als ze er even over nadacht. Hoe konden zulke kleine, zwakke wezens de reusachtige, ruige beesten met slagtanden uitdagen en dan ook nog hopen dat ze succes zouden hebben? Toch was ze hier, bereid het op te nemen tegen het grootste dier dat op aarde rondliep, met niets anders dan een paar mammoetsperen. Nee, dat was niet helemaal waar. Ze had ook de schranderheid, de ervaring en medewerking van de andere jagers. En Jondalars speerwerper.

Zou de nieuwe speerwerper die hij had ontwikkeld voor de grotere speren het goed doen? Ze hadden ze geprobeerd, maar ze was er nog niet helemaal mee vertrouwd.

Ayla zag Renner en de andere groep door het droge gras naar hen toe komen en er scheen meer beweging in de kudde mammoeten te komen. Begonnen ze onrustig te worden door de mensen die voorzichtig om hen heen probeerden te trekken? Het tempo van haar groep werd versneld; de anderen maakten zich ook zorgen. Er werd een teken doorgegeven om de fakkels te pakken. Ayla pakte ze snel uit Whinney's draagmanden en deelde ze uit. Ze wachtten ongeduldig en zagen de andere groep de fakkels pakken. Toen gaf de leider van de jacht het teken.

Ayla trok haar wanten uit en hurkte boven een hoopje pluis van het wilgeroosje met verpulverde mest. De anderen stonden er vlak bij te wachten. Ze sloeg haar vuursteen tegen het grijze pyriet. De vonk doofde. Ze sloeg nog een keer. Het scheen te lukken. Ze sloeg weer om meer vonken op het smeulende materiaal te laten vallen en ze probeerde een vlammetje aan te blazen. Toen kwam een onverwachte windvlaag haar te hulp en de vlam sloeg eruit. Ze deed er wat talg bij om het vuur feller te laten branden en toen hielden de eerste jagers hun fakkels bij de vlammen. Ze staken eikaars fakkels aan en begonnen zich te verspreiden.

Er was geen teken afgesproken om met de drijfjacht te beginnen. Het begon langzaam met uitvallen van afzonderlijke jagers in de richting van de reusachtige beesten. Ze schreeuwden en zwaaiden met hun rokerige, bewegende vuren. Maar de meeste Mamutiërs waren ervaren mammoetjagers en ze waren gewend samen te jagen. Weldra kwam er meer onderlinge samenwer king toen de groepen drijvers aansluiting vonden en de ruige olifanten in de richting van de steenhopen begonnen te lopen.

Een grote wijfjesmammoet, de leidster van de kudde, scheen de bedoeling achter de verwarring te zien en draaide zich om. Ayla rende schreeuwend en zwaaiend met de fakkel op haar af. Ze herinnerde zich plotseling dat ze eens, in haar eentje, had geprobeerd een kudde paarden op te jagen met alleen wat rokende fakkels. Alle paarden waren ontsnapt behalve een—nee, twee, dacht ze. De zogende merrie kwam in haar valkuil terecht, maar het veulentje niet. Ze keek achterom naar Whinney.

Het krijsende getrompetter van de wijfjesmammoet overviel haar. Ze draaide zich nog op tijd om en zag dat de oude leidster naar de zwakke, onbeduidende wezens keek die de geur van het gevaar droegen. Toen begon ze in Ayla's richting te rennen. Maar deze keer was de jonge vrouw niet alleen. Ze zag dat Jondalar naast haar stond, met verscheidene anderen, meer dan het enorme dier met de slagtanden durfde aanvallen. Ze hief haar slurf omhoog en trompetterde waarschuwend tegen het vuur, ging op de achterpoten staan en brulde nog een keer en toen trok ze zich terug.

Het stuk grond met het droge gras lag wat hoger en werd niet bereikt door het dooiwater van de gletsjer. Er hing soms mist, maar er was in geen dagen regen gevallen. Men had verder geen aandacht besteed aan de vuren die waren gebruikt om de fakkels aan te steken en, aangewakkerd door de krachtige wind verspreidde het vuur zich snel door het rus en het gras. De mammoeten hadden de brand het eerst opgemerkt. Niet alleen de lucht van brandend gras maar ook van verschroeide aarde en smeulend hout—de bekende lucht van een steppebrand die nog bedreigender was. De oude leidster van de kudde trompetterde weer en het geluid werd versterkt door het gebrul van alle roodbruine, ruige beesten die in paniek wegvluchtten in de richting van een onbekend, maar veel groter, gevaar.

Een draaiwind dreef een deken van rook in de richting van de jagers die zich haastten om de kudde bij te houden. Ayla stond op het punt om Whinney te bestijgen. Ze keek achterom en toen ze de vuurzee zag, begreep ze de oorzaak van de paniek onder de kolossen. Ze zag nog even hoe de gretige vlammen zich knetterend een weg baanden door het veld, met spattende vonken en dichte rookwolken. Maar ze wist dat het vuur geen echte bedreiging was. Zelfs als de brand over de stukken kale rotsgrond heen kon komen, zou het worden gekeerd door de ijsmassa. Ze zag dat Jondalar op Renner al dicht achter de vluchtende mammoeten reed en ze haastte zich om hem in te halen.

Ayla passeerde de jonge vrouw uit het kamp van Brecie en hoorde haar snelle ademhaling. Ze had het hele eind achter de grote beesten aan gerend. Het werd moeilijker voor ze om te ontkomen wanneer ze eenmaal in de val gedreven waren en de beide vrouwen glimlachten naar elkaar toen de kudde de doorgang tussen de steenhopen koos. Ayla reed door; het was nu haar beurt om ze op te jagen.

Ze zag dat er achter de steenhopen vuren begonnen te branden, opzij van en iets voor de logge reuzen. Ze wilden de fakkels niet te ver voor hen uit ontsteken, want dan liepen ze het risico dat de kudde zou uitwijken. Opeens zag ze de opening in het ijs voor zich. Ze dwong Whinney te stoppen, greep haar speren en sprong op de grond. Ze voelde de grond trillen toen de laatste mammoet de omheining binnenstormde. Ze voegde zich bij de drijvers, vlak op de hielen van een oude stier met slagtanden die over elkaar heen waren gegroeid. Bij de opening werden nog meer vuurtjes van brandbaar materiaal gestookt in een poging de angstige dieren binnen te houden. Ayla liep rustig om een vuur heen en ging de koude ruimte weer in. Het was nu geen plaats meer van zuivere schoonheid en rust. Het schelle lawaai van de mammoeten werd weerkaatst door de harde ijswanden. Het deed pijn aan de oren en werkte op de zenuwen. De spanning werd voor Ayla bijna ondraaglijk. Ze was opgewonden, maar ook een beetje bang. Ze onderdrukte haar angst en legde haar eerste speer in de groef van de speerwerper.

De wijfjesmammoet was naar het eind gelopen en zocht een uitweg voor de kudde, maar daar stond Brecie te wachten, op een blok ijs. De oude leidster van de kudde hief de slurf omhoog en trompetterde teleurgesteld terwijl de leidster van het Elandekamp haar een speer in de open keel slingerde. De schreeuw werd gesmoord in een golf warm rood bloed die uit de bek spoot en op het koude ijs spatte.

De jonge man van Brecies kamp wierp een tweede speer. De lange scherpe punt drong door de taaie huid en bleef diep in de onderbuik steken. Er volgde nog een speer in de zachte onderbuik, die door het gewicht van de schacht een grote gapende wond veroorzaakte. De mammoet stootte nog een gerochel van pijn uit terwijl het bloed uit de wond stroomde en de glanzende witte darmen naar buiten kwamen. Ze raakte met haar achterpoten verstrikt in haar eigen ingewanden. Toch werd er nog een speer gegooid naar het dier dat ten dode was opgeschreven, maar die raakte een rib en stootte af. De volgende vond voor de lange, dunne punt de ruimte tussen twee ribben.

De oude wijfjesmammoet zakte op de knieën, probeerde nog een keer op te staan en viel toen op haar zij. De slurf ging nog een keer omhoog in een poging om te waarschuwen en zakte vervolgens langzaam, bijna gracieus, naar de grond. Brecie tikte de dappere oude mammoet met een speer op de kop, uit respect voor haar moedige strijd en als dank aan de Grote Moeder voor het offer dat de Aardkinderen in staat stelde te overleven.

Brecie was niet de enige die bij een dappere mammoet stond en de Moeder dankte. Er hadden zich willekeurige groepjes jagers gevormd voor een gezamenlijke aanval op elk dier. Omdat de speren werden geworpen, waren ze in staat buiten bereik van de slagtanden, de slurf en de zware poten te blijven van de mammoet die ze hadden uitgekozen, maar ze moesten in de beperkte ruimte ook oppassen voor de dieren die door de andere jagers werden aangevallen. Het bloed dat uit de gewonde en stervende beesten stroomde maakte het ijs op de gedeeltelijk bevroren grond zacht. Omdat het weer bevroor, ontstonden er gladde rode plekken die het moeilijk maakten om op de been te blijven. De ruimte tussen het ijs werd gevuld met het geschreeuw van de jagers en het gebrul van de mammoeten dat door de glimmende wanden versterkt werd teruggekaatst.

Nadat ze even om zich heen had gekeken, ging Ayla achter een jonge stier aan die zijn zware, gebogen slagtanden nog als wapen kon gebruiken. Ze zette de zware speer vast in de nieuwe werper en probeerde het juiste evenwicht te vinden. Ze herinnerde zich dat Brecie had gezegd dat de buik een van de kwetsbare plaatsen van een mammoet was en Ayla was er nog van onder de indruk hoe ze de buik van de leidster van de kudde hadden opengereten. Ze mikte en met een krachtige worp vloog het dodelijke wapen door de ijskoude ruimte. Het drong snel en zuiver de buikholte binnen. Maar zonder de onmiddellijke hulp van anderen had ze met haar machtige wapen op een dodelijker plaats moeten mikken. Een speer in de buik was niet meteen fataal. De wond was dodelijk en de stier bloedde hevig, maar de pijn maakte hem woedend en dat gaf hem de kracht zich tegen zijn aanvaller te keren. De stier trompetterde uitdagend, boog de kop en stormde op de jonge vrouw af.

Het enige voordeel voor Ayla was het verre bereik van de speerwerper. Ze liet haar speren vallen en rende naar een blok ijs. Maar haar voet gleed uit toen ze probeerde erop te klimmen. Ze kroop erachter op het moment dat de enorme mammoet zich er met al zijn kracht op wierp. Zijn enorme slagtanden braken het reusachtige brok ijs in twee stukken en duwden het achteruit zodat Ayla klem kwam te zitten. Hij prikte gillend van pijn in het stuk ijs en probeerde het te verplaatsen om het levende wezen te pakken dat erachter zat. Opeens vlogen er twee speren snel achter elkaar door de lucht en ze troffen de dolle stier. De ene kwam in zijn hals terecht en de andere brak een rib, met zo'n enorme kracht dat hij doordrong tot het hart.

De mammoet zakte in elkaar naast de brokken ijs. Zijn bloed vormde donkerrode plassen waar de wasem afkwam. Het koelde af en stolde op het koude ijs. Ayla beefde nog toen ze achter het blok vandaan kroop.

'Alles goed?' vroeg Talut, die op tijd kwam om haar overeind te helpen.

'Ja, ik geloof het wel,' zei ze, maar ze had nog wat moeite met ademhalen.

Talut pakte de speer die uit de borst van de mammoet stak, rukte hem met kracht omhoog en trok hem eruit. Er kwam nog een stroom bloed terwijl Jondalar hen naderde.

'Ayla, ik was ervan overtuigd dat hij je te pakken had!' zei Jondalar. Hij keek buitengewoon bezorgd. 'Je had moeten wachten tot ik kwam... of een ander om je te helpen. Weet je zeker dat je niets mankeert?'

'Ja, maar ik ben erg blij dat jullie samen in de buurt waren,' zei ze. Toen zei ze glimlachend: 'De mammoetjacht kan heel spannend zijn.'

Talut wierp een onderzoekende blik op haar. Het was op het nippertje. Die mammoet had haar bijna gepakt, maar ze leek niet bijzonder geschokt. Wat buiten adem en opgewonden, maar dat was normaal. Hij grijnsde en knikte. Toen bekeek hij de punt en de schacht van zijn speer. 'Ha! Die is nog goed!' zei hij. 'Met deze prikker kan ik er nog wel een pakken!' Hij mengde zich weer in de strijd.

Ayla volgde met haar ogen het grote stamhoofd, maar Jondalar bleef naar haar kijken. Zijn hart bonsde nog van angst. Hij had haar bijna verloren! Die mammoet had haar bijna gedood!

Haar capuchon was van haar hoofd gegleden en het haar zat in de war. Haar ogen schitterden van opwinding. Ze had een kleur en ze ademde snel. Ze was mooi in haar opwinding en dat had onmiddellijk een overweldigende uitwerking op hem.

Zijn mooie vrouw, dacht hij. Zijn bewonderenswaardige, opwindende Ayla, de enige vrouw die hij ooit had liefgehad. Wat had hij moeten doen wanneer hij haar had verloren? Hij voelde dat hij een erectie kreeg. Zijn angst bij de gedachte dat hij haar kon verliezen en zijn liefde wekten zijn behoefte op en hij voelde een sterk verlangen om haar vast te houden. Hij wou haar hebben. Hij verlangde sterker naar haar dan ooit tevoren. Hij had haar meteen kunnen nemen, hier op de koude, bloederige vloer van de ijskoude ruimte.

Ze keek hem aan en zag zijn blik. Ze voelde de onweerstaanbare aantrekkingskracht van zijn ogen die zo blauw waren als het ijs in de berg, maar veel warmer. Hij wou haar hebben. Ze wist dat hij haar wou hebben en zij verlangde naar hem met een vuur dat haar verteerde en niet geblust kon worden. Ze hield meer van hem dan ze ooit voor mogelijk had gehouden. Ze stak haar armen uit, verlangend naar zijn kus, zijn aanraking en zijn liefde.

'Talut heeft het me net verteld!' zei Ranec die snel naar hen toe kwam. Er klonk angst in zijn stem. is dat de stier?' Hij stond versteld. 'Weetje zeker dat je niets mankeert, Ayla?'

Ayla keek Ranec even niet-begrijpend aan en toen zag ze Jondalars blik verduisteren terwijl hij zich terugtrok. Toen drong de betekenis van Ranecs vraag tot haar door.

'Nee, ik mankeer niets, Ranec. Alles is goed,' zei Ayla, maar ze wist niet of ze dat wel meende. Allerlei gedachten schoten door haar heen terwijl ze zag hoe Jondalar zijn speer uit de hals van de mammoet rukte en wegliep. Ze bleef hem nakijken.

Ze is mijn Ayla niet meer en dat is mijn eigen schuld, dacht Jondalar. Opeens herinnerde hij zich wat er op de steppe was gebeurd toen hij de eerste keer op Renner reed, en de wroeging en schaamte die erna waren gekomen. Hij wist hoe erg dat was geweest en toch had hij het weer kunnen doen. Ranec was een betere man voor haar. Hij had haar de rug toegekeerd en toen had hij haar verkracht. Hij verdiende haar niet. Hij had gehoopt dat hij het onvermijdelijke begon te accepteren en dat hij Ayla misschien eens zou vergeten wanneer hij naar zijn volk terugkeerde. Hij was zelfs in staat om tot op zekere hoogte vriend schappelijk met Ranec om te gaan. Maar nu wist hij dat de pijn nooit zou verdwijnen wanneer hij Ayla zou verliezen, hij zou er nooit overheen komen.

Hij zag een laatste mammoet staan, een jonge die op de een of andere manier aan de slachting was ontkomen. Jondalar gooide zijn speer met zo'n enorme kracht naar het dier dat het op de knieën zakte. Toen verliet hij stilletjes de ijskoude ruimte. Hij moest weg, hij wou alleen zijn. Hij liep door tot hij wist dat hij buiten het gezicht van de overige jagers was. Toen sloeg hij de handen voor zijn gezicht. Hij knarsetandde en probeerde zich te beheersen. Hij liet zich op de grond vallen en sloeg met zijn vuisten op de aarde.

'O Doni,' schreeuwde hij en hij probeerde zijn pijn en verdriet kwijt te raken. 'Ik weet dat het mijn schuld is. Ik heb haar de rug toegekeerd en haar afgestoten. Het was niet alleen jaloezie, ik schaamde me voor mijn liefde. Ik was bang dat ze niet goed genoeg zou zijn voor mijn volk, bang dat ze niet zou worden geaccepteerd en dat ik door haar zou worden uitgestoten. Maar dat kan me nu niet meer schelen. Ik ben degene die niet goed genoeg is voor haar, maar ik houd van haar. O Grote Moeder, ik houd van haar en ik wil haar hebben. Doni, wat verlang ik naar haar! Andere vrouwen betekenen niets voor mij. Ik kom er met lege handen vandaan. Doni, ik wil haar terug. Ik weet dat het nu te laat is, maar ik wil mijn Ayla terug.'