8.

'Het is vannacht koud geweest. Dit vlees is bijna bevroren,' zei Deegie, die een achterbout op een draagschild bond.

'Goed zo,' zei Tulie, 'maar er is meer dan we kunnen dragen. We zullen wat achter moeten laten.'

'Kunnen we het niet afdekken met stenen uit de omheining?' vroeg Latie.

'Dat kan en het zal ongetwijfeld moeten, Latie. Dat is een goed idee,' zei Tulie, die een vracht voor zichzelf klaarzette die zo groot was dat Ayla zich afvroeg hoe zelfs zij hem kon dragen, zo sterk als ze was. 'Maar misschien komen we voor de lente niet terug als het weer omslaat. Het was beter als het wat dichter bij huis was. Daar komen niet zoveel dieren en we konden het beter in de gaten houden. Maar hier, in de vrije natuur, zal een holeleeuw, maar een veelvraat ook, die het vlees beslist wil hebben, een middel vinden om erbij te komen.'

'Kunnen we er geen water overheen gooien, om het onder ijs te bewaren? Daar kunnen de dieren niet bij komen. Het is moeilijk om een bevroren steenhoop open te breken, zelfs met een pikhouweel,' zei Deegie.

'Dan blijven de dieren er wel af, ja. Maar wat denk je van de zon, Deegie?' vroeg Tornec. 'Je weet niet of het koud blijft. Het is nog te vroeg in de tijd.'

Ayla stond te luisteren en zag de stapel met stukken bizon kleiner worden terwijl ieder zoveel opbond als hij kon dragen. Ze was niet gewend aan zo'n overvloed, dat men kon kiezen en alleen het beste pakte. Er was bij de Stam altijd meer dan genoeg voedsel en voldoende huiden voor kleding, beddegoed en andere dingen, maar er ging weinig verloren. Ze wist niet hoeveel er achter moest blijven, maar er was al zoveel op de afvalhoop gegooid dat ze er niet aan moest denken nog meer achter te laten en het was duidelijk dat de anderen dat ook niet wilden.

Ze zag Danug de bijl van Tulie pakken en hij hanteerde hem net zo gemakkelijk als de vrouw terwijl hij een blok hout kloofde en het op het laatste vuur gooide dat nog brandde. Ze liep naar hem toe.

'Danug,' vroeg ze zachtjes, 'zou je me willen helpen?'

'Hm... eh... ja,' stamelde hij verlegen en hij voelde dat hij een kleur kreeg. Ze had zo'n zachte warme stem, met zo'n exotisch accent. De vraag overviel hem. Hij had haar niet zien komen en hij raakte helemaal in de war nu hij zo dicht bij de mooie vrouw stond.

'Ik heb... twee palen nodig,' zei Ayla en ze stak twee vingers op. 'Jonge bomen stroomafwaarts. Jij voor mij hakken?'

'O... zeker. Ik hak wel een paar bomen voor je om.'

Toen ze samen naar de bocht in het riviertje liepen, voelde Danug zich veel rustiger, maar hij bleef wel naar het blonde haar kijken van de vrouw die schuin voor hem liep. Ze zocht twee jonge rechte elzen uit, van ongeveer gelijke dikte en toen Danug ze had gekapt, liet ze hem meteen de takken en toppen eraf hakken zodat ze even lang waren. Inmiddels was de grootste verlegenheid van de jongeman wel verdwenen.

'Wat ga je ermee doen?' vroeg Danug.

'Dat zal ik je laten zien,' zei ze en ze riep Whinney met een luid, bevelend fluitje. De merrie galoppeerde naar haar toe. Ayla had haar het tuig al aangedaan en de manden opgebonden voor het vertrek. Hoewel Danug het maar een vreemd gezicht vond, een leren dekkleed over het paard en een paar manden die met riemen elk aan een kant hingen, merkte hij dat het het dier niets scheen te hinderen en dat het er niet langzamer om liep.

'Hoe heb je haar zo ver gekregen?' vroeg Danug.

'Wat?'

'Dat ze komt wanneer je fluit.'

Ayla dacht diep na. 'Dat weet ik niet, Danug. Tot Kleintje kwam, was ik met Whinney alleen in de vallei. Ze was de enige vriendin die ik had. Ze groeide bij me op en we hebben elkaar... geleerd.'

'Is het waar dat je met haar kunt praten?'

'We hebben elkaar geleerd, Danug. Whinney praat niet als jij. Ik heb haar tekens geleerd en zij leerde de mijne.'

'Je bedoelt zoals de gebaren van Rydag.'

'Zo ongeveer. Dieren, mensen hebben allemaal tekens. Jij ook, Danug. Jij zegt woorden. Tekens zeggen meer. Je praat terwijl je niet weet dat je praat.'

Danug fronste zijn wenkbrauwen. Hij betwijfelde of hij de loop van het gesprek wel zo leuk vond. 'Ik begrijp het niet,' zei hij en wendde zijn blik af.

'Nu praten we,' vervolgde Ayla. 'Woorden zeggen het niet, maar tekens zeggen... jij wilt paardrijden. Klopt?'

'O... ah... ja, dat zou ik wel willen.'

'Dan... jij paardrijden.'

'Meen je het? Kan ik echt op het paard rijden? Zoals Latie en Druwez?'

Ayla glimlachte. 'Kom hier. Heb grote steen nodig om eerste keer op te helpen.'

Ayla streelde Whinney en praatte tegen haar in dat aparte taaltje dat tussen hen was ontstaan: een combinatie van gebaren van de Stam en woorden, klanken zonder betekenis die ze voor haar zoon had bedacht en voor hen wel iets gingen betekenen en diergeluiden die ze uitstekend nabootste. Ze zei tegen Whinney dat Danug wou rijden en dat ze het spannend moest maken maar niet gevaarlijk. De jongeman had een paar gebaren van de Stam geleerd, die Ayla aan Rydag en het kamp had geleerd en tot zijn verbazing begreep hij de betekenis van een paar gebaren die ze bij het paard gebruikte, maar dat boezemde hem nog meer ontzag in. Ze praatte echt tegen het paard, maar dan zoals Mamut, wanneer hij de geesten aanriep. Ze gebruikte een geheimzinnige taal die alleen door ingewijden werd begrepen, maar wel de gewenste uitwerking had.

Of het paard alles begreep of niet, ze begreep uit Ayla's handelingen dat er iets bijzonders van haar werd verwacht toen de vrouw de lange jongeman op haar rug hielp. Voor Whinney leek hij wel op de man die ze had leren kennen en vertrouwen. Zijn lange benen hingen slap naar beneden en ze voelde niets van richting aangeven of dwang.

'Houd de manen vast,' zei Ayla. 'Als je vooruit wilt, voorover hangen. Als je langzaam wilt, of stoppen, rechtop zitten.'

'Bedoel je dat je niet meegaat?' vroeg Danug, met enige angst in zijn stem.

'Mij niet nodig,' zei ze en ze gaf een tikje op Whinney's flank.

Whinney stoof meteen weg. Danug sloeg achterover, greep de manen om zich naar voren te trekken, sloeg zijn armen om haar hals en hield zich krampachtig vast. Maar als Ayla voorover hing, betekende het dat ze sneller moest. Het sterke paard ging met grote snelheid langs het rivierdal naar beneden. Ze begon de weg al te kennen, sprong over houtblokken en struiken en ontweek scherpe rotsen en een enkele boom.

Eerst was Danug zo verlamd van schrik dat hij zijn ogen stijf dichtkneep en bleef hangen. Maar toen het tot hem doordrong dat hij er niet af was gevallen, hoewel hij de krachtige spieren van de merrie voelde en hij bij elke stap opveerde, opende hij voorzichtig de ogen. Zijn hart bonsde van opwinding toen hij de wazige beelden van bomen, struiken en de grond zag voorbijflitsen. Hij bleef zich stevig vasthouden, maar hij hief zijn hoofd op en keek om zich heen.

Hij kon bijna niet geloven dat hij al zo ver was. De grote rotspartijen langs de rivier lagen vlak voor hem! Hij hoorde ver achter zich een schelle fluittoon en voelde meteen dat het paard van tempo veranderde. Whinney draafde om de rotsen heen, zonder veel snelheid te minderen, en ging in een grote boog terug. Hoewel Danug zich nog stevig vasthield, was hij niet zo bang meer. Hij wou zien waar ze heen gingen en hij ging iets meer rechtop zitten, wat Whinney opvatte als een teken om wat langzamer te gaan.

De grijns op Danugs gezicht, toen het paard naderde, deed Ayla aan Talut denken, vooral wanneer hij met zichzelf ingenomen was. Ze zag de man in de jongen. Whinney kwam steigerend tot stilstand en Ayla leidde haar naar de steen zodat Danug kon afstappen. Hij was zo verrukt dat hij bijna geen woord kon uitbrengen, maar hij bleef glimlachen. Hij had er nooit aan gedacht nog eens hard op een paard te rijden, dat lag buiten zijn voorstellingsvermogen en de ervaring had zijn stoutste verwachtingen overtroffen. Hij zou het nooit vergeten.

Zijn grijns deed Ayla glimlachen, telkens als ze naar hem keek. Ze bevestigde de palen aan Whinney's draagstel en toen ze bij de anderen kwamen, liep hij nog te grijnzen.

'Wat scheelt jou?' vroeg Latie. 'Waarom lachje zo?'

'Ik heb op het paard gereden,' antwoordde Danug. Latie knikte en lachte.

Bijna alles wat kon worden meegenomen was op draagschil- den gebonden of in huiden gepakt, om als hangmatten aan stevige palen, op de schouders van twee mensen te worden gedragen. Er bleven nog wat bouten en opgerolde huiden over, maar niet zoveel als Ayla had verwacht. Net als bij het jagen en het slachten kon nu ook weer meer worden meegenomen omdat iedereen samenwerkte.

Het was verscheidene mensen opgevallen dat Ayla geen vracht klaarmaakte om naar huis te dragen en ze vroegen zich af waar ze was, maar toen Jondalar haar zag terugkomen met Whinney die de palen sleepte, wist hij wat ze van plan was. Ze legde de palen zo dat de dikke einden gekruist over de draag manden lagen en aan het draagstel werden bevestigd. De dunne einden staken uit, achter het paard en rustten lichtjes op de grond. Vervolgens spande ze een stuk tentleer tussen de palen en gebruikte nog wat takken als steun. De mensen kwamen kijken, maar ze begrepen de bedoeling pas toen Ayla de rest van de stukken bizon naar de slee begon te brengen. Ze vulde de manden ook en deed het laatste op een schild om dat zelf te dragen. Toen ze klaar was, was er tot ieders verbazing niets meer over van de stapel.

Tulie keek naar Ayla en het paard met de slee en de manden en ze was duidelijk onder de indruk. 'Ik heb nog nooit aan een paard gedacht om een vracht te vervoeren,' zei ze. 'Eigenlijk is het tot nu toe nooit bij me opgekomen om een paard voor iets anders dan voedsel te gebruiken.'

Talut wierp grond op het vuur en porde er nog even in om zich te overtuigen dat het uit was. Toen hees hij zijn zware draagschild omhoog, trok zijn proviandtas over de linkerschouder, pakte zijn speer en ging op weg. De rest van de jagers volgde hem. Toen Jondalar de Mamutiërs voor het eerst zag, had hij zich afgevraagd waarom ze hun tassen zo maakten dat ze maar over een schouder konden worden gedragen. Toen hij zijn draagstel vastmaakte zodat het prettig op zijn rug zat en zijn proviandtas omhing, begreep hij het opeens. Het stelde hen in staat om draagschilden op hun rug te dragen. Ze moeten vaak grote hoeveelheden dragen, dacht hij.

Whinney stapte achter Ayla aan met haar hoofd dicht bij de schouder van de vrouw. Jondalar liep naast haar en hield Renner bij de halster. Talut hield even in en kwam vlak voor hen lopen. Ze wisselden af en toe een paar woorden onder het lopen. Terwijl men voortsjokte onder de zware vracht, zag Ayla wel dat ze nu en dan naar haar en het paard keken.

Na enige tijd begon Talut een ritmisch wijsje te neuriën. Spoedig begon hij op de maat van hun stappen te zingen.

Hus-na, dus-na, tiesh-na, kiesh-na.

Pec-na, sec-na, ha-na-nya.

Hus-na, dus-na, tiesh-na, kiesh-na.

Pec-na, sec-na, ha-na-nya!

De rest van de groep viel in en herhaalde de lettergrepen op dezelfde melodie. Toen keek Talut met een ondeugende grijns naar Deegie en zong op hetzelfde wijsje en in hetzelfde ritme, andere woorden.

Wat verlangt de knappe Deegie?

Branag, Branag in mijn bed.

Waar gaat knappe Deegie heen?

Naar het lege bed, alleen.

Deegie bloosde, maar ze glimlachte terwijl iedereen veelbete- kenend grinnikte. Toen Talut de eerste vraag herhaalde, vielen de anderen in met het antwoord en na de tweede zongen ze het antwoord weer. Vervolgens zongen ze samen met Talut het re- frein.

Hus-na, dus-na, tiesh-na, kiesh-na,

Pec-na, sec-na, ha-na-nya!

Ze herhaalden het verscheidene keren en toen verzon Talut een andere tekst.

Hoe komt Wymez door de winter?

Maakt gereedschap en plezier.

Hoe komt Wymez door de zomer?

Haalt zijn schade in met vier!

Iedereen lachte, behalve Ranec. Die brulde. Toen de tekst door de groep werd herhaald kreeg Wymez, die zich niet zo gemakkelijk gaf, een kleur van het plagerijtje. Het was alge-

meen bekend dat de gereedschapmaker de gewoonte had om op de Zomerbijeenkomsten compensatie te zoeken voor zijn vrijge- zellenbestaan in de winter.

Jondalar genoot net zoveel van de grappen en plagerijen als de anderen. Bij zijn eigen volk ging het net zo. Maar in het begin begreep Ayla de situatie, of de humor, niet zo goed, te meer niet omdat ze Deegies verlegenheid zag. Later zag ze dat er vrolijk werd gelachen en de spotliedjes gemoedelijk werden ontvangen. Ze begon de humor ervan in te zien en het lachen werkte aanste- kelijk. Ze moest zelf ook lachen om het versje over Wymez.

Toen het rustig werd, begon Talut weer aan het refrein met de ritmische lettergrepen. Iedereen deed weer mee, maar het ging wel sneller.

Hus-na, dus-na, tiesh-na, kiesh-na,

Pec-na, sec-na, ha-na-nya!

Talut keek naar Ayla en begon met een zelfvoldane grijns:

Wie wil Ayla's warme aandacht?

Ze willen beiden op haar vacht.

Zwart of wit, wat zal het worden?

Zo wordt er op haar keus gewacht.

Ayla vond het leuk dat ze ook grappen over haar maakten en hoewel ze de betekenis niet helemaal begreep, bloosde ze omdat het over haar ging. Ze dacht aan het gesprek van de vorige avond en begreep dat het zwart en wit op Ranec en Jondalar sloeg. Ranecs uitgelaten gelach bevestigde haar vermoeden, maar Jon- dalars geforceerde glimlach gaf haar zorgen. Hij kon de grappen niet meer waarderen.

Barzec pikte het refrein weer op en zelfs Ayla's ongeoefende oor hoorde duidelijk de zuivere toon en het timbre van zijn stem. Hij glimlachte ook naar Ayla en liet merken wie het onderwerp van zijn spotliedje zou zijn.

Hoe zal Ayla kunnen kiezen?

Zwart is zeldzaam, net als wit.

Welke minnaar moet ze kiezen?

Nu ze tussen twee vuren zit?

Barzec keek naar Tulie toen iedereen zijn liedje herhaalde en ze beloonde hem met een blik vol tederheid en liefde. Jondalar keek echter met gefronste wenkbrauwen en kon zelfs de schijn niet meer ophouden dat hij plezier had nu hij het onderwerp van de plagerij was geworden. Hij vond het geen leuk idee om Ayla met iemand te moeten delen en zeker niet met de charmante beeldhouwer.

Vervolgens zette Ranec het refrein in en de rest zong spoedigmee.

Hus-na, dus-na, tiesh-na, kiesh-na.

Pec-na, sec-na, ha-na-nya!

Hij keek eerst niemand aan om de spanning erin te houden. Toen lachte hij zijn tanden bloot en keek snel naar Talut, die met het plaagliedje was begonnen. Iedereen lachte bij voorbaat en wachtte tot Ranec iets had bedacht op degene die de anderen in verlegenheid had gebracht.

Wie is zo wijs en groot en sterk?

En leidt het Leeuwekamp met moed?

Wie heeft de grootste bijl bij het werk?

De vriend van elke vrouw, Talut!

Het grote stamhoofd brulde om de insinuatie terwijl de anderen de tekst nog een keer zongen en toen begon hij weer met het refrein. Het ritmische gezang gaf het tempo aan bij de terugreis naar het Leeuwekamp en het verlichtte de last bij het dragen van de jachtbuit.

Nezzie kwam naar buiten en liet het kleed achter zich vallen.

Haar blik dwaalde over de rivier. De zon stond laag in het westen en zou spoedig achter een grote wolkenbank aan de horizon ver- dwijnen. Ze zocht de helling af al wist ze zelf niet waarom. Ze verwachtte de jagers nog niet terug; ze waren de vorige dag pas vertrokken en zouden tenminste twee nachten wegblijven. Ze meende toch iets te zien. Bewoog daar iets, aan het eind van het pad dat naar de steppen liep?

'Dat is Talut!' schreeuwde ze toen ze de bekende gestalte in de verte zag. Ze stak haar hoofd weer naar binnen en riep, 'Ze zijn terug! Talut en de anderen zijn terug!' Toen rende ze de heuvel op om ze tegemoet te gaan.

Iedereen kwam vlug naar buiten om de jagers te begroeten. Ze hielpen door de zware vracht van de mensen over te nemen die niet alleen hadden gejaagd, maar ook de buit naar huis moesten dragen. Wat het meest de aandacht trok was het paard dat een vracht sleepte die veel groter was dan de mensen konden dragen. Ze kwamen verbaasd om Ayla heen staan toen ze nog meer uit de manden tilde. Het vlees en de andere stukken van de bizonswerden meteen naar binnen gebracht, naar de bergruimte.

Toen iedereen binnen was, verzorgde Ayla de paarden en ze maakte Whinney's draagstel en Renners halster los. De vrouw vond het toch vervelend om ze iedere avond alleen te laten en naar binnen te gaan, al schenen ze er niet onder te lijden dat ze de nachten buiten doorbrachten. Zolang het weer redelijk goed bleef, was het niet zo erg. Een beetje kou hinderde niet, maar in deze tijd van het jaar kon het plotseling omslaan. Hoe moest het als het noodweer werd? Waar moesten de paarden dan heen?

Ze keek bezorgd naar de lucht. Er trokken wolkenflarden in schitterende kleuren over haar heen. De zon was nog niet zo lang onder en had een prachtige palet felle kleuren achtergelaten. Ze bleef staan kijken tot de tinten vervaagden en het heldere blauw grijs werd.

Toen ze naar binnen ging, hoorde Ayla dat ze het over haar en het paard hadden. Ze stond nog voor het binnengordijn dat toe- gang gaf tot de kookruimte. De mensen zaten bij elkaar te eten en te praten en ze rustten uit, maar het gesprek stokte toen zij binnenkwam. Nezzie gaf haar een bord en ze praatten weer door. Ayla zou wat pakken, maar toen keek ze om zich heen. Waar was het bizonvlees dat ze hadden meegebracht? Ze zag het nergens. Ze begreep dat het was opgeborgen, maar waar?

Ayla duwde de zware mammoethuid opzij en keek eerst of ze de paarden zag. Toen ze zich had overtuigd dat ze er waren, zocht ze Deegie. Het was nog vroeg, maar Deegie had beloofd dat ze haar met de nieuwe bizonhuiden zou laten zien hoe de Mamutiërs huiden looiden en bewerkten. Ayla was bijzonder geïnteresseerd in de manier waarop ze het leer rood kleurden, zoals Deegies tuniek. Jondalar had gezegd dat voor hem wit heilig was, maar voor Ayla was rood de heilige kleur omdat het bij de Stam zo was. Bij de ceremonie van het naamgeven werd een kleurpasta van rode oker met vet gebruikt, bij voorkeur vet van de holebeer; het eerste dat in een amuletzakje ging was een stukje rode oker en dat werd gegeven als de totem van die persoon werd bekendgemaakt. Van de geboorte tot de dood werd rode oker bij veel rituelen gebruikt, ook bij de begrafenis. Het kleine tasje met de wortels van de heilige drank was het enige rode voorwerp dat Ayla bezat en na haar amulet was het haar grootste schat.

Nezzie kwam naar buiten en had een groot stuk leer bij zich dat door het vele gebruik onder de vlekken zat. Ze zag Ayla en Deegie staan. 'O, Deegie, ik was op zoek naar iemand die me kan helpen,' zei ze. 'Ik dacht kom, laat ik eens een grote pan stoofpot maken voor ons allemaal. De jacht op de bizons was zo'n succes dat Talut zei dat we het moeten vieren met een feestmaal. Wil je dit vuur aanleggen voor het koken? Ik heb gloeiende kolen bij de grote vuurplaats gebracht en het draag- stel erop gezet. Er staat buiten een zak gedroogde mammoet- mest om bij de kolen te doen en ik zal Danug en Latie om water sturen.'

'Als jij stoofpot maakt, help ik je altijd, Nezzie.'

'Kan ik helpen?' vroeg Ayla.

'En ik?' vroeg Jondalar. Hij was juist op weg naar Ayla om met haar te praten en hoorde wat er ging gebeuren.

'Jullie kunnen me helpen om eten te halen,' zei Nezzie, terwijl ze zich omdraaide en weer naar binnen ging.

Ze volgden haar naar een van de poorten van mammoetslagtanden die langs de wanden in het huis stonden. Ze trok een vrij zwaar kleed van mammoethuid opzij, dat niet was kaalgesne- den. Aan de buitenkant zat de dubbele laag rossig haar met een donsachtige onderlaag en een langharige bovenlaag. Er hing een tweede kleed achter en toen dat opzij werd getrokken, voelden ze een koude luchtstroom. In de halfduistere ruimte zagen ze een grote kuil, ter grootte van een kamertje. Deze lag ongeveer een meter beneden de begane grond, met aarden wanden, uitgegraven uit de heuvel. Hij lag bijna vol met bevroren schijven vlees, hompen en kleinere karkassen.

'De bergplaats!' zei Jondalar, die de zware kleden ophield terwijl Nezzie naar beneden ging. 'We bewaren ook bevroren vlees voor de winter, maar dat ligt niet zo mooi dichtbij. Onze andere bergplaatsen liggen onder de overhangende rotsen of voor in een paar grotten. Maar het valt niet mee om het vlees daar bevroren te houden.'

'In de koude tijd houdt de Stam het vlees bevroren in bergplaats onder berg stenen,' zei Ayla, die nu ook begreep wat er met het bizonvlees was gebeurd dat ze had meegebracht.

Nezzie en Jondalar keken verbaasd. Ze hadden nooit gedacht dat de mensen van de Stam een vleesvoorraad aanlegden voor de winter en ze verwonderden zich er telkens over als Ayla handelingen noemde die zo modern en menselijk leken. Maar Jondalars opmerkingen over zijn woonomgeving hadden Ayla weer verbaasd. Zij hadden aangenomen dat de Anderen allemaal dezelfde soort woningen hadden en het was niet tot haar doorgedrongen dat dit soort onderkomen voor hem net zo vreemd was als voor haar.

'Wij hebben hier niet veel stenen bij de hand om er bergplaatsen van te maken,' zei Talut met zijn dreunende stem. Ze zagen de reus met zijn rode baard naar hen toe komen. Hij nam een van de zware kleden over van Jondalar. 'Deegie zei dat je hebt besloten stoofpot te maken, Nezzie,' zei hij met een waarderende grijns. 'Ik dacht dat ik je maar eens moest helpen.'

Jondalar had grote belangstelling voor de bergruimten. 'Hoe blijft het vlees zo goed bevroren? In huis is het warm,' zei Jondalar.

"s Winters is de grond keihard bevroren, maar 's zomers ontdooit hij wel zo ver dat je erin kunt graven. Bij het maken van een woning graven we diep genoeg om tot de grond te komen die altijd bevroren blijft. Dat worden de bergplaatsen. Daar blijft het voedsel ook 's zomers koud, hoewel het niet altijd bevroren blijft. In de herfst, zodra het buiten koud wordt, bevriest de grond weer. Dan bevriest het vlees in de kuilen en gaan we de wintervoorraad aanleggen. De mammoethuid houdt de warmte binnen en de kou buiten,' legde Talut uit, 'net als voor de mam moet,' voegde hij er grijnzend aan toe.

'Hier, Talut, pak aan,' zei Nezzie en ze hield een hardbevro- ren roodbruine homp vlees met een gelig laagje vet omhoog.

'Ik pak het wel,' bood Ayla aan en ze reikte naar het vlees.

Talut pakte Nezzies handen vast en hoewel ze beslist geen klein vrouwtje was, tilde de sterke man haar uit de kuil alsof ze een kind was. 'Je bent koud. Ik zal je moeten opwarmen,' zei hij. Hij sloeg zijn armen om haar heen, tilde haar op en wreef zijn neus tegen haar hals.

'Houd op, Talut. Zet me neer!' mopperde ze, hoewel ze een kleur kreeg van plezier. 'Ik moet aan het werk, dit is geen geschikt moment...'

'Zeg maar wanneer het wel het geschikte moment is, dan zet ik je neer.'

'We hebben gasten,' protesteerde ze, maar ze sloeg haar armen om zijn hals en fluisterde hem iets in het oor.

'Dat is beloofd!' brulde de reusachtige man. Hij zette haar voorzichtig op de grond en gaf haar een klapje op haar brede achterste, terwijl de vrouw die wat van de wijs was gebracht, haar kleren rechttrok en probeerde haar waardigheid terug te vinden.

Jondalar grijnsde naar Ayla en legde zijn arm om haar middel.

Ayla dacht weer even dat ze een spelletje speelden door het ene te zeggen en iets anders te doen. Maar deze keer begreep ze de humor en de grote liefde die tussen Talut en Nezzie bestond. Opeens besefte ze dat ze ook liefde toonden zonder al te duidelijk te zijn, zoals de Stam deed, door iets te zeggen dat een andere betekenis had. Met dat nieuwe inzicht begon ze het beter te begrijpen en werden veel problemen die haar hadden beziggehouden opgelost. Daardoor begreep ze de humor ook beter.

'Die Talut!' zei Nezzie en ze probeerde haar stem streng te doen klinken, maar haar tevreden glimlach was daarmee in strijd.

'Als je niets anders te doen hebt, kun je helpen om de wortels te halen, Talut.' Tegen de jonge vrouw zei ze: 'Ik zal je laten zien waar we die bewaren, Ayla. De Moeder is dit jaar erg gul geweest. Het was een goede zomer en we hebben er veel opgegraven.'

Ze liepen om een slaapplaats heen naar een andere poort met een kleed ervoor. 'Wortels en vruchten bewaren we wat hoger,'

zei Talut en hij trok weer een kleed open en liet hun manden vol knobbelige, bruine, zetmeelrijke grondnoten zien; lichtgele wilde worteltjes; de sappige onderste stukjes van kattestaart en lisdodde en andere produkten die hoger stonden opgeslagen, aan de rand van een kuil. 'Ze blijven langer goed als ze koel bewaard worden, maar als ze bevriezen worden ze zacht. We bewaren ook huiden in de bergplaatsen tot iemand eraan toe is om ze te bewerken en wat botten om gereedschap te maken en een beetje ivoor voor Ranec. Hij zegt dat het beter te bewerken is als het bevroren is. Extra ivoor en botten voor de vuren worden in de hal bewaard en in de putten buiten.'

'Dat doet me eraan denken dat ik een knieschijf van een mammoet nodig heb voor de stoofpot. Dat maakt het krachtiger en geuriger,' zei Nezzie terwijl ze een grote mand met groenten vulde. 'Waar heb ik nou die gedroogde uien gelaten?'

'Ik heb altijd gemeend dat stenen wanden noodzakelijk waren om een winter te overleven, als bescherming tegen de wind en de buien,' zei Jondalar bewonderend. 'Wij maken onderkomens in grotten, tegen de wanden. Maar jullie hebben geen grotten. Jullie hebben ook geen bomen, voor hout om na te bouwen. Jullie hebben alles gedaan met mammoeten!'

'Daarom is de verblijfplaats van de mammoet heilig. We jagen ook op andere dieren, maar ons leven hangt af van de mammoet,' zei Talut.

'Toen ik bij Brecie en het Wilgekamp in het zuiden was, heb ik zo'n behuizing als hier niet gezien.'

'Ken je Brecie ook?' onderbrak Talut.

'Brecie heeft, samen met een paar mensen uit haar kamp, mijn broer en mij uit het drijfzand getrokken.'

'Zij en mijn zuster zijn oude vriendinnen,' zei Talut, 'en verwant door Tulies eerste man. We zijn samen opgegroeid. Ze noemen de plaats waar ze 's zomers wonen hun Wilgekamp. Zomerverblijven zijn lichter gebouwd, niet zoals dit. Het Leeuwekamp is een plaats om te overwinteren. De mensen van het Wilgekamp gaan vaak naar de Zwarte Zee, voor vis en schaaldieren. En zout voor de ruilhandel. Wat deden jullie daar?'

'Thonolan en ik staken de delta van de Grote Moederrivier over. Ze redde ons het leven...'

'Dat moet je later eens vertellen. Iedereen zal graag iets over Brecie willen horen,' zei Talut.

Het viel Jondalar op dat de meeste van zijn verhalen ook over Thonolan gingen. Hij moest over zijn broer praten, of hij het wilde of niet. Het viel niet mee, maar hij zou eraan moeten wennen, als hij tenminste wou praten.

Ze liepen door de Mammoetvuurplaats die, met uitzondering van de doorgang in het midden, zoals alle vuurplaatsen, werd afgebakend door mammoet botten en leren kleden. Talut zag Jondalars speerwerper.

'Dat was een goede demonstratie die jullie gaven,' zei het stamhoofd. 'Die bizon kon geen stap meer doen.'

'Je kunt er veel meer mee doen dan jullie hebben gezien,' zei Jondalar en hij pakte het toestel op. 'Je kunt er een speer harder en verder mee werpen.'

'Is dat zo? Misschien kun je het ons nog eens laten zien,' zei Talut.

'Dat is een goed idee, maar dan moeten we naar de steppen gaan. Daar kun je beter zien hoe ver we kunnen werpen. Ik denk dat je verbaasd zult staan,' zei Jondalar en tegen Ayla zei hij: 'Waarom neem jij de jouwe ook niet mee?'

Buiten zag Talut zijn zuster naar de rivier lopen en hij riep dat ze Jondalars nieuwe manier om een speer te werpen gingen bekijken. Ze gingen de helling op en tegen de tijd dat ze op de open vlakte kwamen, hadden de meeste kampbewoners zich bij hen gevoegd.

'Hoe ver kan jij een speer werpen, Talut?' vroeg Jondalar toen ze een geschikte plek voor de demonstratie hadden bereikt. 'Kun je dat laten zien?'

'Natuurlijk, maar waarom?'

'Omdat ik je wil laten zien dat ik verder kan gooien,' zei Jondalar.

Zijn bewering werd gevolgd door algemeen gelach. 'Je had beter iemand anders uit kunnen zoeken als tegenstander. Ik weet wel dat je groot bent en ongetwijfeld ook sterk, maar niemand kan een speer verder gooien dan Talut,' zei Barzec. 'Waarom laatje het hem niet even zien, Talut? Geef hem een eerlijke kans om te zien waar hij aan begint. Dan kan hij daarna wedijveren met iemand die ongeveer even ver komt. Ik kan hem wel partij geven. Danug misschien ook wel.'

'Nee,' zei Jondalar, met een schittering in zijn ogen. Dit ging een wedstrijd worden. 'Als Talut van jullie de beste is, dan is alleen Talut goed genoeg. Ik zou best een weddenschap aan willen gaan dat ik de speer verder kan werpen... alleen, ik heb niets om mee te wedden. Eigenlijk zou ik om dit,' en hij hield het platte, smalle houten voorwerp omhoog, 'willen wedden dat Ayla een speer verder, sneller en nauwkeuriger kan werpen dan Talut.'

Er ging een verbaasd geroezemoes door de verzamelde kamp- bewoners als reactie op Jondalars bewering. Tulie keek naar Ayla en Jondalar. Ze waren te ontspannen, te zelfbewust. Ze moesten toch inzien dat ze geen partij waren voor haar broer. Ze betwijfelde zelfs of ze wel tegen haar opkonden. Ze was bijna net zo groot als de blonde man en misschien sterker, hoewel zijn langere armen mogelijk in zijn voordeel waren. Wat wisten zij meer dan de anderen? Ze stapte naar voren. 'Ik zal je iets geven om om te wedden,' zei ze. 'Als je wint, geef ik je het recht van mij iets redelijks te eisen en als het binnen mijnmogelijkheden ligt, zal ik het inwilligen.'

'En als ik verlies?'

'Dan geldt voor jou hetzelfde.'

'Tulie, weet je zeker dat je onder die voorwaarden wilt wed- den?' vroeg Barzec zijn gezellin met een bezorgde blik. Met zul- ke onzekere afspraken zette je veel op het spel en werd er altijd meer gevraagd dan een gebruikelijke beloning. Niet zozeer omdat de winnaar ongewoon hoge eisen stelde, hoewel dat soms gebeurde, maar omdat de verliezer de zekerheid moest hebben dat de winnaar tevreden was en geen verdere eisen zou stellen. Wie wist wat die vreemdeling zou vragen?

'Om een vrije inzet? Ja,' antwoordde ze. Maar ze zei niet dat ze zich niet kon voorstellen dat ze verloor, omdat ze dan de beschikking zouden krijgen over een waardevol nieuw wapen, als het tenminste werkelijk deed wat hij zei. Als hij verloor, kon ze van hem iets eisen. 'Wat zeg je ervan, Jondalar?' Tulie was sluw, maar Jondalar glimlachte. Hij had al vaker onder zulke voor- waarden gewed; ze brachten altijd spanning in het spel en grote belangstelling van de toeschouwers. Hij wou hen deelgenoot maken van het geheim van zijn ontdekking. Hij wou wel eens zien hoe ze het accepteerden en hoe het werkte bij een gezamen- lijke jachtpartij. Dat werd de volgende stap bij het testen van zijn nieuwe jachtwapen. Na een beetje experimenteren en oefe- ning kon iedereen ermee omgaan. Dat was het mooie ervan. Maar er was tijd en oefening voor nodig om de nieuwe techniek te leren die groot enthousiasme eiste. De weddenschap zou dat oproepen... en hij zou ook nog een inzet van Tulie te goed heb-

ben. Daar was geen twijfel aan.

'Aangenomen!' zei Jondalar.

Ayla had de onderhandelingen gevolgd. Ze begreep dat wedden niet helemaal, behalve dat het te maken had met een wedstrijd. Maar ze begreep wel dat er meer aan de hand was dan op het eerste gezicht leek.

'Laten we hier een paar doelen zetten om op te mikken, met een paar waarnemers,' zei Barzec, die de leiding van de wedstrijd op zich nam. 'Druwez, haal even met Danug een paar lange botten voor palen,' zei hij tegen de middelste zoon van de Oerosvuurplaats. Hij glimlachte toen hij de twee jongens de helling zag afrennen. Danug stak, net als Talut, een eind boven de andere jongen uit, hoewel ze maar een jaar verschilden, maar Druwez was dertien en begon Barzecs postuur te krijgen, wat gedrongen maar wel gespierd.

Barzec was ervan overtuigd dat die jongen en de kleine Tusie kinderen van zijn geest waren, net zoals Deegie en Tarneg ongetwijfeld van Darnevs geest waren. Van Brinan was hij niet zeker. Hij was acht jaar, maar het bleef moeilijk te zeggen. Mut kan een andere geest hebben gekozen, niet een van de twee mannen van de Oerosvuurplaats. Hij leek op Tulie en had het rode haar van haar broer, maar Brinan was toch anders. Zo had Darnev het ook gevoeld. Barzec kreeg een brok in de keel nu hij zich weer zo duidelijk bewust werd dat zijn makker er niet meer was. Het was niet meer hetzelfde, zonder Darnev, dacht Barzec. Na twee jaar had hij er nog net zo veel verdriet van als Tulie.

Tegen de tijd dat de palen van mammoetbot waren uitgezet om de lijn aan te geven waarlangs zou worden geworpen, begon de dag een feestelijk tintje te krijgen. Er waren rode vossestaar- ten aan de palen gebonden en over de toppen hingen manden in frisse kleuren, die waren gevlochten van grassen. Van paal tot paal werden bossen lang gras gebonden om een breed pad te markeren. De kinderen renden op en neer over de baan en trapten het gras plat, zodat de baan nog duidelijker werd aangegeven. Anderen haalden hun speren op en toen kwam iemand op het idee om een oude matras vol te proppen met gras en droge mammoetmest. Met houtskool werden er figuren op getekend en zo werd het een verplaatsbaar doelwit.

Tijdens de voorbereidingen, die steeds uitgebreider werden, ging Ayla een ontbijt klaarmaken voor Jondalar, Mamut en zichzelf. Weldra was de hele Leeuwevuurplaats bezig zodat Nezzie aan de stoofpot kon beginnen. Talut bood voor het feestmaal wat van zijn sterke drank aan en dat gaf iedereen het gevoel dat het een bijzondere gelegenheid was, omdat hij zijn drank alleen voor de dag haalde voor gasten en feestelijke gele- genheden. En Ranec kondigde aan dat hij een speciale schotel zou klaarmaken, wat Ayla verbaasde omdat ze niet wist dat hij kookte, en dat alle anderen wel aanstond. Tornec en Deegie zeiden dat als er een feest kwam zij ook iets zouden doen. Ayla begreep het woord niet goed, maar het werd met nog groter en- thousiasme begroet dan Ranecs aanbod.

Tegen de tijd dat het ontbijt was afgelopen en alles was opge- ruimd, was het huis leeg. Ayla was de laatste die wegging. Ze liet het kleed van de buitenste poort achter zich dichtvallen en zag dat er al een deel van de morgen om was. De paarden wa- ren al wat dichterbij gekomen en Whinney stak briesend hethoofd omhoog, bij wijze van begroeting. De speren waren nog op de steppe, maar ze had haar slinger meegenomen en hield hem in de hand, met een zakje ronde stenen die ze in een grind- bed bij de bocht van de rivier had gevonden. Ze had geen riem om haar zware tuniek om de slinger tussen te stoppen en ook geen gemakkelijke plooi in een omslag om de projectielen in mee te nemen. De tuniek die ze droeg zat heel ruim.

Het hele kamp voelde zich betrokken bij de wedstrijd en stond al op de helling te wachten. Ze zou er ook heen gaan toen ze Rydag geduldig zag wachten tot iemand hem zou opmerken en naar boven zou dragen, maar degenen die dat meestal de- den — Talut, Danug of Jondalar — waren al op de steppen.

Ayla glimlachte tegen het kind en ging hem halen. Toen kreeg ze een idee. Ze draaide zich om en floot Whinney. De merrie en de jonge hengst galoppeerden samen naar haar toe en leken blij haar te zien. Ayla besefte dat ze de laatste tijd niet veel aandacht aan ze besteedde. Er waren zoveel mensen die haar in beslag namen. Ze nam het besluit iedere morgen even te gaan rijden tenminste zolang het weer goed bleef. Toen tilde ze Rydag op en zette hem op de rug van de merrie opdat Whinney hem de steile helling op kon dragen.

'Houd je aan haar manen vast zodat je niet achterover kunt vallen,' waarschuwde ze.

Hij knikte, greep het dikke haar op de nek van het hooikleu- rige paard vast en slaakte een zucht van geluk.

De spanning was voelbaar toen Ayla bij de baan voor het speerwerpen kwam. Ze begreep dat, ondanks het feestelijke gebeuren, de wedstrijd een serieuze zaak was geworden. Door de weddenschap was het meer geworden dan een demonstratie. Ze liet Rydag op Whinney's rug zitten zodat hij alles goed kon zien en ging rustig naast de beide paarden staan om ze kalm te houden. Ze voelden zich al beter thuis bij deze mensen, maar de merrie voelde de spanning, dat wist Ayla, en Renner voelde altijd de stemming van zijn moeder aan.

De mensen liepen vol verwachting rond en sommigen gooiden zo maar een speer langs de platgetrapte baan. Er was geen tijd afgesproken voor de wedstrijd, maar het leek wel of iemand een teken had gegeven en iedereen het juiste moment wist om ruim baan te maken en rustig aan de kant te gaan staan. Talut en Jondalar stonden tussen de twee palen en keken de baan af. Tulie stond naast hen. Hoewel Jondalar oorspronkelijk had gezegd dat hij wilde wedden dat ook Ayla verder kon werpen dan Talut, leek dat zo onwaarschijnlijk dat die opmerking duidelijk was genegeerd en ze ging met grote belangstelling aan de zijlijn staan kijken.

De speren van Talut waren dikker en langer dan die van de anderen alsof zijn sterke spieren iets met gewicht en massa moesten hebben om goed te kunnen slingeren, maar Ayla herinnerde zich dat de speren van de mannen van de Stam nog zwaarder en dikker waren, al waren ze niet zo lang. Ayla zag nog meer verschillen. Anders dan de speren van de Stam, die werden gemaakt om te stoten waren deze speren, evenals die van haar en van Jondalar, gemaakt om door de lucht te gooien en er zaten veren aan. Het Leeuwekamp scheen de voorkeur te geven aan drie veren aan het eind van de schacht terwijl Jondalar er twee had gebruikt. De speren die ze voor zichzelf had gemaakt, toen ze alleen in de vallei woonde, hadden scherpe, in het vuur geharde punten, zoals ze ze in de Stam had gezien. Jondalar had van een puntig geslepen bot speerpunten gemaakt en ze aan de schachten bevestigd. De mammoetjagers schenen de voorkeur te geven aan een speer met een vuurstenen punt.

Ze was zo verdiept in het bekijken van de speren die de verschillende mensen vasthielden, dat ze bijna de eerste worp van Talut miste. Hij was een paar stappen achteruit gegaan en toen liet hij hem in een vliegende start met een krachtige worp los. De speer snorde langs de toeschouwers en landde met een flinke schok. De bewonderaars lieten er geen twijfel over bestaan wat ze van de prestatie van hun stamhoofd vonden. Ook Jondalar was verrast. Hij had gedacht dat Talut ver zou werpen, maar de grote man had zijn verwachtingen ver overtroffen. Geen wonder dat de mensen aan zijn bewering twijfelden.

Jondalar mat de afstand in stappen om enig idee te hebben hoe ver hij moest werpen en ging terug naar de streep. Hij hield de speerwerper horizontaal, legde het achtereind van de schacht in de groef, die over de volle lengte van de werper liep en zette het gat in de speer tegen de kleine, uitstekende haak aan het eind van de werper. Hij stak twee vingers in de leren riemen aan de voor- kant zodat hij de speer kon vasthouden en de speerwerper goed in balans lag. Hij keek naar Taluts speer die in de grond stond, spande de riem en hief het toestel omhoog. Omdat er nog meer dan een halve meter bij zijn armlengte kwam, werd de kracht van de worp door de hefboomwerking extra vergroot. Zijn speerfloot langs de toeschouwers en tot hun grote verbazing kwam hij een heel eind verder dan die van hun stamhoofd. Hij kwam vlak neer en gleed een eindje door over de grond. Jondalar wierp met de werper wel twee keer zo ver dan zonder en hoewel hij Taluts afstand zeker niet had verdubbeld, was hij toch een flink stuk verder gekomen.

Voor de kampbewoners van de schrik waren bekomen en het verschil tussen de beide worpen was gemeten, snorde er opeens nog een speer langs de baan. Tulie keek geschrokken achterom en zag Ayla op de streep staan, met de speerwerper nog in de hand. Ze keek nog net op tijd om de speer te zien landen. Hoewel Ayla niet helemaal zo ver kwam als Jondalar, had de jonge vrouw Taluts worp ook overtroffen en aan Tulies gezicht was te zien dat ze het absoluut niet kon geloven.