22.

Het geluid van de hoeven klonk in hetzelfde ritme op de harde grond. Ayla lag voorovergebogen op de merrie en ze keek door haar wimpers omdat de koude wind haar in het gezicht sloeg. Het rijden kostte haar geen inspanning door het voortreffelijke samenspel tussen de druk van haar knieën en heupen en de sterke spieren van het galopperende paard. Ze merkte dat het ritme van de andere hoefslagen iets veranderde en ze keek even naar Renner. Hij liep eerst voor hen uit, maar het was duidelijk te zien dat hij moe werd en hij bleef achter. Ze hield Whinney in en liet haar stoppen en de jonge hengst bleef ook staan. De paarden lieten het hoofd hangen, in wolken damp. De dieren waren moe, maar ze hadden een flink eind gedraafd.

Ayla zat nu rechtop en bewoog gemakkelijk mee met het ritme van het paard. Ze ging in een rustig tempo terug naar de rivier en ze genoot ervan om buiten te zijn. Het was wel koud, maar erg mooi omdat de gloed van de zon nog werd versterkt door de schittering van het ijs en het wit van de vers gevallen sneeuw.

Meteen toen ze die morgen buiten kwam, had ze besloten een flink eind met de paarden te draven. Het was de lucht die haar naar buiten had gelokt. Hij leek lichter, alsof er een zware last was weggenomen. Ze vond de kou minder hevig, hoewel ze niet kon zien dat er iets was veranderd. Het ijs smolt nog niet en de hagelkorrels die haar in het gezicht sloegen waren nog net zo hard.

Ayla had geen absolute zekerheid dat de temperatuur begon te stijgen, of dat het minder hard waaide, maar ze had toch het gevoel dat er iets ging veranderen. Het kon misschien worden uitgelegd als intuïtie, maar ze had er een fijn gevoel voor. Mensen die in een buitengewoon koud klimaat leven, begroeten de kleinste verbetering in de weersomstandigheden vaak met grote blijdschap. Het was nog geen lente, maar de meedogenloze greep van de barre kou begon te verslappen en die lichte verbetering hield de belofte in dat het leven weer zou ontwaken.

Ze glimlachte toen de jonge hengst trots voor hen uit sprong, met gebogen hals en de staart rechtuit. Ze dacht nog steeds aan Renner als het veulen dat ze op de wereld had geholpen, maar het was geen veulentje meer. Hoewel hij nog niet volledig was uitgegroeid, was hij groter dan zijn moeder en hij was een renner. Hij vond het heerlijk om te draven en hij was snel, maar er was verschil tussen de beide paarden. Renner was op de korte afstand altijd sneller dan zijn moeder, dan lag hij in korte tijd een heel stuk voor, maar Whinney had meer uithoudingsvermogen. Ze kon langer draven en als ze wat verder weg gingen, haalde ze de achterstand altijd in en ging ze Renner voorbij.

Ayla steeg af, maar ze bleef even staan voor ze het kleed opzij duwde en naar binnen ging. Ze had de paarden vaak als excuus gebruikt om weg te komen en vooral die morgen voelde ze zich opgelucht toen het weer goed leek voor een lange rit. Hoe gelukkig ze ook was dat ze weer mensen had gevonden die haar accepteerden als een van hen en haar betrokken in hun activiteiten, ze had er af en toe behoefte aan om alleen te zijn. Dat was zeker het geval wanneer de twijfel en misverstanden, die niet werden opgelost, de spanning deden toenemen.

Frebec begon zich er steeds meer aan te ergeren dat Fralie zoveel tijd doorbracht bij de jonge mensen in de Mammoetvuurplaats. Ayla hoorde de woordenwisselingen in de Kraanvogelvuurplaats wel, of liever de heftige toon waarop Frebec klaagde over Fralies afwezigheid. Ze wist dat hij er een hekel aan had dat Fralie zich te veel met haar bemoeide en ze was er zeker van dat de zwangere vrouw minder vaak zou komen om de vrede te bewaren. Ayla maakte zich zorgen, vooral omdat Fralie haar net in vertrouwen had verteld dat ze bloed verloor. Ze had de vrouw gewaarschuwd dat ze een miskraam kon krijgen als ze geen rust nam en ze had haar wat medicijnen beloofd, maar onder de afkeurende blikken van Frebec werd het moeilijker om haar te behandelen.

Haar groeiende onzekerheid over Jondalar en Ranec kwam er nog bij. Jondalar was heel terughoudend geweest, maar de laatste dagen leek dat wat beter te worden. Mamut had hem een paar dagen geleden gevraagd te komen praten over een bijzonder stuk gereedschap dat hij in zijn hoofd had, maar de medicijnman had het de hele dag druk en hij had alleen 's avonds tijd om zijn plan te bespreken. Dan zaten de jonge mensen gewoonlijk bij elkaar in de Mammoetvuurplaats en hoewel zij een rustig plekje zochten was het gelach en de gebruikelijke scherts duidelijk te horen.

Ranec probeerde meer dan ooit haar aandacht te trekken en onder het mom van wat plagerij en een grapje had hij onlangs nog druk op Ayla uitgeoefend om weer met hem naar bed te gaan. Ze vond het nog altijd moeilijk om hem zonder meer af te wijzen; het toegeven aan de wensen van een man zat er zo ingebakken dat het moeilijk voor haar was om te weigeren. Ze lachte om zijn grappen—ze begon de humor steeds beter te begrijpen, ook de serieuze bedoeling die er soms achter zat—maar ze ontweek behendig zijn bedekte uitnodiging, onder een algemeen gelach ten koste van Ranec. Hij moest er ook om lachen en hij genoot van haar gevatheid. Ze vond hem aantrekkelijk door zijn vriendelijkheid en hij was prettig in de omgang.

Mamut zag dat Jondalar ook glimlachte en hij knikte goedkeurend. De steenklopper had de samenkomst van de jonge mensen ontweken. Hij had de grappen alleen van een afstand gevolgd en het gelach had zijn jaloezie alleen doen toenemen. Hij wist niet dat het vaak werd uitgelokt door Ayla's weigering om op Ranecs aanbod in te gaan, maar Mamut wel.

De volgende dag had Jondalar tegen haar geglimlacht, voor het eerst na een veel te lange tijd, vond Ayla. Maar haar adem stokte en haar hart bonsde. De volgende dagen kwam hij vroeger naar de vuurplaats en wachtte niet altijd tot zij sliep. Hoewel ze zich nog niet aan hem wilde opdringen en hij nog leek te aarzelen om toenadering te zoeken, kreeg ze hoop dat hij zijn probleem zou overwinnen. Toch was ze bang dat het ijdele hoop zou zijn.

Ayla zuchtte diep en trok het zware kleed opzij voor de paarden. Toen ze haar anorak had uitgeschud en aan een haak had gehangen, ging ze naar binnen. De Mammoetvuurplaats was bijna leeg, wat niet vaak gebeurde. Alleen Jondalar en Mamut zaten samen te praten. Ze was blij verrast hem te zien en dat herinnerde haar eraan hoe weinig ze hem zag, de laatste tijd. Ze glimlachte en liep vlug naar hen toe, maar Jondalars stuurse blik deed haar glimlach verstrakken. Hij leek niet blij haar te zien.

'Je bent de hele morgen alleen weg geweest!' barstte hij uit. 'Weet je niet dat het gevaarlijk is om alleen weg te gaan? Je maakt de mensen ongerust. Het had niet lang geduurd en dan moest er een naar je gaan zoeken.' Hij zei niet dat hij degene was geweest die zich ongerust had gemaakt en dat hij had overwogen om haar te gaan zoeken.

Ayla deinsde terug onder zijn felle aanval. 'Ik was niet alleen. Ik was met Whinney en Renner. Ik heb ze meegenomen voor een rit. Daar hadden ze behoefte aan.'

'Je had niet zo lang weg moeten gaan als het zo koud is. Het is gevaarlijk om er alleen op uit te gaan,' zei hij, wat ongeloofwaardig, en hij wierp een blik op Mamut in de hoop dat die hem zou steunen.

ik zei dat ik niet alleen was. Ik was samen met Whinney en Renner en het is lekker buiten, zonnig en niet zo koud.' Ze wond zich op over zijn boosheid en ze besefte niet dat hij probeerde te verbergen dat hij ontzettend over haar in angst had gezeten, ik ben vaker alleen buiten geweest in de winter, Jondalar. Wie dacht je dat er met me mee ging toen ik in de vallei woonde?'

Ze heeft gelijk, dacht hij. Ze kan wel op zichzelf passen. Welk recht heb ik om haar te vertellen wanneer ze kan gaan en waarheen? Mamut scheen zich niet overdreven bezorgd te maken toen hij vroeg waar Ayla was, en ze is de dochter van zijn vuurplaats. Hij had beter moeten opletten hoe de oude medicijnman reageerde, dacht hij, en hij kreeg de indruk dat hij zich belachelijk had gemaakt door zo'n drukte om niets te maken.

'Eh... nou... misschien kan ik beter de paarden gaan verzorgen,' mompelde hij. Hij droop af en haastte zich naar het nieuwe gedeelte.

Ayla keek hem na en vroeg zich af of hij misschien dacht dat zij niet goed voor ze zorgde. Ze was helemaal verslagen en in de war. Het leek absoluut onmogelijk om hem te begrijpen.

Mamut nam haar scherp op. Het was duidelijk te zien dat ze zich beledigd en verdrietig voelde. Waarom hadden de mensen er toch zo'n moeite mee om hun eigen problemen te begrijpen? Hij kreeg de neiging om hen ermee te confronteren en hen te dwingen om te zien wat iedereen toch duidelijk was, maar hij deed het niet. Hij vond dat hij alles al had gedaan wat hij behoorde te doen. Hij had vanaf het begin een zekere spanning bij de Zelandoniër gevoeld en hij was ervan overtuigd dat het probleem niet zo gemakkelijk was als het leek. Het was het beste dat ze het zelf oplosten. Ze zouden er meer van leren wanneer ze zelf de oplossing vonden. Maar hij kon Ayla wel aanmoedigen er met hem over te praten, of tenminste haar te helpen haar keuze te maken en haar capaciteiten en verlangens te leren kennen.

'Zei je dat het buiten niet zo koud is, Ayla?' vroeg Mamut.

Omdat haar geest zo in beslag werd genomen door andere dingen die haar dwars zaten, duurde het even voor de vraag tot haar doordrong. 'Wat? O... ja. Ik denk het. Het is niet zo dat het echt warmer is, maar het lijkt niet meer zo koud.'

ik vroeg me al af wanneer Ze de rug van de winter zou bre ken,' zei Mamut. ik dacht dat het dichterbij kwam.'

'De rug breken? Dat begrijp ik niet.'

'Het is maar een gezegde, Ayla. Ga zitten, dan zal ik je een verhaal vertellen over de Grote Gulle Aardmoeder die al het leven schiep,' zei de oude man met een glimlach. Ayla ging naast hem op een mat bij het vuur zitten.

in een zware worsteling nam de Aardmoeder een levenskracht van Chaos, die een koude, onbeweeglijke leegte is, als de dood, en daar schiep Ze leven en warmte uit, maar ze moet altijd vechten voor het leven dat Ze schiep. Als de koude tijd nadert, weten we dat de worsteling is begonnen tussen de Gulle Aardmoeder die warmte en leven wil brengen, en de koude dood van Chaos, maar eerst moet Ze voor Haar kinderen zorgen.'

Het verhaal begon Ayla te interesseren. 'Wat doet Ze om voor Haar kinderen te zorgen?'

'Sommigen laat ze inslapen, sommigen kleedt ze warm, om de kou te weerstaan en anderen geeft ze opdracht om voedsel en onderdak te zoeken. Omdat het kouder en kouder wordt, schijnt de dood te winnen. De Moeder wordt steeds verder teruggedrongen. Midden in de winter, wanneer de Moeder verwikkeld is in de strijd op leven en dood, beweegt er niets, er verandert niets en alles lijkt dood. Wanneer wij geen voedselvoorraad hadden en geen warm plekje om te wonen, zou de dood het van ons winnen; soms, als de slag langer duurt dan normaal, gebeurt dat ook. Niemand gaat dan veel naar buiten. De mensen maken allerlei dingen, ze vertellen verhalen of praten met elkaar, maar ze krijgen niet veel beweging en slapen veel. Daarom wordt de winter de kleine dood genoemd.

Eindelijk, als Ze niet verder meer wil, gaat Ze tegenstand bieden tegen de kou. Ze duwt en duwt tot Ze de rug van de winter breekt. Dat betekent dat de lente terug zal komen, maar dan is het nog geen lente. Ze heeft een lange strijd gevoerd en Ze moet rusten voor Ze weer leven kan brengen. Maar je weet dat Ze heeft gewonnen. Je kunt het ruiken, je kunt het aan de lucht voelen.'

'Dat is zo! Ik heb het gevoeld, Mamut! Daarom moest ik de paarden meenemen voor een rit. De Moeder heeft de rug van de winter gebroken!' riep Ayla uit. Het verhaal scheen precies haar gevoelens uit te drukken.

ik denk dat het tijd voor een feest wordt, vind je niet?'

'O, ja. Dat denk ik ook!'

'Misschien wil je me helpen om het te organiseren?' Ayla kreeg nauwelijks tijd om te knikken. 'Nog niet iedereen voelt Haar overwinning, maar dat zal niet lang meer duren. We kunnen het samen in de gaten houden en dan beslissen wanneer het de beste tijd is.'

'Hoe zien we dat?'

'Als het leven terugkomt, voelt iedereen dat op zijn eigen manier. Sommigen zijn blij en willen naar buiten, maar het is nog te koud om veel buiten te zijn, dus worden ze prikkelbaar en geïrriteerd. Ze willen toegeven aan hun gevoelens van nieuw leven, maar er komen nog veel zware buien. De winter weet dat hij het heeft verloren en is om deze tijd het meest geprikkeld. De mensen voelen dat en raken ook geprikkeld. Ik ben blij dat je me er attent op hebt gemaakt. Tussen nu en de lente worden de mensen rustelozer. Dat zul je wel merken, denk ik. Dat is de tijd voor een feest. Dat geeft de mensen een reden om hun blijdschap te uiten in plaats van hun ergernis.'

Ik weet dat ze het zal merken, dacht Mamut, toen hij haar zag nadenken. Ik heb het verschil nog maar nauwelijks gevoeld en zij heeft het al herkend. Ik wist dat ze gaven had, maar haar capaciteiten verbazen me nog steeds en ik ben er zeker van dat ik nog niet alles van haar weet. Misschien gebeurt dat wel nooit; haar capaciteiten kunnen wel veel groter zijn dan de mijne. Wat zei ze over die wortel en de ceremonie met de mog-urs? Ik wou dat ze er op voorbereid was... de jachtceremonie bij de Stam! Die heeft me veranderd. De gevolgen waren moeilijk te doorgronden. Het leeft nog altijd in me. Zij had ook een ervaring... zou die haar ook hebben veranderd? Haar natuurlijke talenten hebben versterkt? Ik vraag me af... of het Lentefeest ook te vroeg is om die wortel weer ter sprake te brengen? Misschien kan ik beter wachten tot ze met me aan het feest voor het breken van de kracht van de winter heeft gewerkt... of het volgende... er komen nog zoveel feesten tussen nu en de lente...

Deegie kwam door het pad naar de Mammoetvuurplaats en ze droeg de dikke kleding voor buiten.

ik hoopte dat ik je zou vinden, Ayla. Ik wil de strikken controleren die ik heb gezet, om te kijken of ik ook witte vossen heb gevangen voor het afwerken van Branags anorak. Wil je mee?'

Ayla, die net wakker werd, keek naar het gedeeltelijk bedekte rookgat. 'Het ziet er goed uit. Ik zal me aankleden.'

Ze trok de vachten weg, ging zitten, rekte zich uit en gaapte. Toen ging ze naar het afgesloten gedeelte bij de paarden. Onderweg liep ze langs een bed waar wel een half dozijn kinderen lagen te slapen. Ze lagen op een hoop als een nest jonge wolven. Ze zag dat Rydag zijn grote bruine ogen open had en ze glimlachte naar hem. Hij deed ze weer dicht en kroop tussen de twee jongsten, Nuvie, die bijna vier was en Rugie van bijna acht jaar. Crisavec, Brinan en Tusie lagen er ook en laatst had ze wel gezien dat Tasher, de jongste van Fralie, die nog geen drie was, ook al belangstelling voor de jongelui kreeg. Latie, die al bijna een vrouw was, speelde steeds minder vaak met hen.

De kinderen werden grondig verwend. Ze konden eten en slapen waar en wanneer ze maar wilden. Ze hielden zelden rekening met de grenzen die hun ouders aanhielden, het hele huis was van hen. Ze eisten de aandacht van de volwassenen in het kamp en ze merkten vaak dat het werd ervaren als een welkom verzetje; niemand had haast om ergens heen te gaan. Waar de belangstelling van de kinderen ook naar uitging, er was altijd een ouder lid van de groep bereid om hen te helpen of iets uit te leggen. Als ze huiden aan elkaar wilden naaien, kregen ze gereedschap, stukken leer en draad. Als ze stenen gereedschap wilden maken, kregen ze stukken vuursteen en stenen of benen hamers.

Ze worstelden en stoeiden en bedachten spelletjes die vaak te maken hadden met activiteiten van de volwassenen. Ze maakten hun eigen stookplaatsjes en leerden met vuur omgaan. Ze deden alsof ze op jacht gingen, spietsten stukken vlees uit de koude voorraadruimte aan hun speren en kookten het. Als ze 'vuur- plaatsje' speelden, deden ze zelfs het vrijen van hun ouders na. De volwassenen reageerden met een toegeeflijk lachje. Niets uit het normale leven werd verborgen gehouden of onderdrukt; het hoorde allemaal bij de groei naar volwassenheid. Het enige taboe was het gebruiken van geweld, zeker als het onnodig was.

Omdat ze zo dicht op elkaar woonden, hadden ze geleerd dat niets zo erg was voor een kamp, of een groep mensen, als gewelddadigheid, vooral wanneer ze gedurende de lange, koude winter in huis moesten blijven. Of het nu toeval was of opzet, maar alle gebruiken, handelingen en regels waren erop gericht geweld tot een minimum te beperken. Allerlei individuele handelingen waren toegestaan, ook al omdat daarmee soms hevige emoties werden afgereageerd, maar ze mochten geen aanleiding geven tot gewelddadigheden. Individuele vaardigheden werden aangemoedigd evenals onderlinge tolerantie; jaloezie en afgunst probeerde men te voorkomen, al had men er wel begrip voor. Als alternatief werden vaak wedstrijden gehouden, maar de spelregels werden strikt gehandhaafd en wanneer er onenigheid ontstond, bleef dat binnen de perken. De kinderen leerden de grondregels snel. Schreeuwen was toegestaan; slaan niet.

Ayla moest glimlachen om de slapende kinderen, terwijl ze de grote waterzak controleerde. Ze waren de vorige avond laat naar bed gegaan. Ze vond het heerlijk om kinderen om zich heen te hebben, ik moest eigenlijk sneeuw halen voor we weggaan. We hebben niet veel water meer en het heeft al een tijdje niet gesneeuwd. Het is moeilijk om dichtbij nog schone sneeuw te vinden.'

'Laten we die tijd er niet afnemen,' zei Deegie. 'Wij hebben water in onze vuurplaats en Nezzie ook. We kunnen wel wat halen als we terugkomen.' Ze trok haar warme winterkleren aan terwijl Ayla zich aankleedde, ik heb een waterzak en wat eten om mee te nemen, dus als je geen honger hebt, kunnen we zo weg.'

'Dat eten kan wel wachten, maar ik wil graag wat warme thee,' zei Ayla. Ze wou al net zo graag weg als Deegie. Ze begonnen zich net weer wat buiten te bewegen en het leek haar leuk toe om een poosje met Deegie alleen te zijn.

ik denk dat Nezzie nog wel wat warme thee heeft en ik geloof niet dat ze het erg vindt als wij een kopje nemen.'

'Ze heeft 's morgens mintthee en ik haal even iets om erbij te doen... iets dat ik 's morgens lekker vind. Ik denk dat ik meteen mijn slinger pak.'

Nezzie wou beslist dat de twee jonge vrouwen ook wat warm gekookt graan aten en ze gaf hun een paar plakken vlees van de vorige avond om mee te nemen. Talut wou weten waar ze langsgingen en waar de strikken van Deegie ongeveer stonden. Toen ze door de hoofdingang naar buiten gingen, was de dag aangebroken. De zon kwam boven een wolkenbank aan de horizon uit en begon aan haar reis langs een heldere hemel. Ayla zag dat de paarden al buiten waren. Ze kon ze geen ongelijk geven.

Deegie liet Ayla de vlugge draai van de voet zien waardoor de leren lus, die aan een ovaal frame van stevige gevlochten wilgetenen was bevestigd, veranderde in een handige sneeuwschoen.

Na enig oefenen liep Ayla boven op de sneeuw naast Deegie.

Jondalar stond hen bij de nieuwe uitgang na te kijken. Hij keek bezorgd naar de lucht en dacht er even aan om hen te volgen, maar die gedachte zette hij uit zijn hoofd. Hij zag wel een paar wolken, maar er was niets dat op gevaar wees. Waarom was hij altijd zo bezorgd om Ayla wanneer ze het huis verliet? Het was belachelijk om haar overal na te lopen. Ze was nu niet alleen, Deegie was bij haar en de twee jonge vrouwen waren heel goed in staat om op zichzelf te passen... ook als het zou gaan sneeuwen... of erger. Na korte tijd zouden ze merken dat hij hen volgde en dan zou hij hen alleen maar tot last zijn wanneer ze samen weg wilden. Hij liet het kleed vallen en ging weer naar binnen, maar hij kon de gedachte niet van zich afzetten dat Ayla misschien gevaar liep.

'O, kijk, Ayla!' schreeuwde Deegie, die op haar knieën het harde, bevroren karkas met het witte bont bekeek dat aan een strop bungelde die strak om de nek zat. 'Ik heb nog meer strikken gezet. Laten we die ook vlug gaan bekijken.'

Ayla wou wel blijven om de strik te onderzoeken, maar ze volgde Deegie. 'Wat ga je ermee doen?' vroeg ze toen ze haar had ingehaald.

'Dat hangt ervan af hoeveel ik er krijg. Ik wou een bontrand maken aan een anorak voor Branag, maar ik ben ook bezig met een tuniek voor hem, een rode—niet zo licht als de jouwe. Deze krijgt lange mouwen en daar zijn twee huiden voor nodig. Ik probeer de tweede huid dezelfde kleur te geven als de eerste. Ik geloof dat ik haar ga versieren met de wintervacht en de tanden van een vos. Wat vind jij ervan?'

'Dat lijkt me prachtig.' Ze liepen een poosje zwijgend door de sneeuw en toen zei Ayla: 'Wat vind jij het beste voor een witte tuniek?'

'Dat hangt ervan af. Wil je andere kleuren erbij of wil je alleen wit?'

ik denk dat ik haar wit houd, maar ik weet het niet zeker.'

'Wit vossebont zou mooi staan.'

'Daar heb ik aan gedacht, maar... het lijkt me niet zo goed,' zei Ayla. Het was niet zo zeer de kleur waar ze zich zorgen over maakte. Ze herinnerde zich dat ze voor Ranec wit vossebont had gekozen bij de adoptieceremonie en ze had er geen behoefte aan om daaraan te worden herinnerd.

De tweede strik had wel gewerkt, maar hij was leeg. De strop was doorgebeten en er waren sporen van wolven. In de derde had ook een vos gezeten en hij was blijkbaar bevroren in de strik, maar er was aan geknaagd en het grootste deel was opgegeten. Het bont was niet te gebruiken. Ayla zag weer sporen van wolven.

'Het lijkt wel of ik vossen vang voor de wolven,' zei Deegie.

'Het ziet ernaar uit dat je er maar een krijgt, Deegie,' zei Ayla.

Deegie begon te vrezen dat ze geen goede vacht meer kreeg, ook niet als er in haar vierde strik een zat. Ze haastte zich naar de plaats waar ze hem had gezet.

'Hij moet daar staan, bij die struiken,' zei ze terwijl ze een bosje naderden, 'maar ik zie geen...'

'Daar is hij, Deegie!' riep Ayla, die snel vooruitliep. 'En het lijkt ook goed. Kijk eens, wat een staart!'

'Prachtig!' Deegie slaakte een zucht van verlichting, ik had er tenminste twee nodig.' Ze maakte de bevroren vos los uit de strik, bond hem vast aan de eerste en slingerde ze over de tak van een boom. De spanning was gebroken nu ze haar twee vossen had gevangen, ik heb honger. Waarom blijven we hier niet om wat te eten?'

ik heb ook honger, nu je het zegt.'

Ze bevonden zich in een dun begroeide vallei met meer kreupelhout dan bomen. Het dal was gevormd door een stroompje dat zich een weg had gebaand door dikke losslagen. De kleine vallei maakte in de laatste dagen van de lange strenge winter een sombere, vermoeide indruk. Het was een kleurloos oord in zwart en wit met somber grijs. Het sneeuwdek lag er al lang en werd onderbroken door kreupelhout. Er liepen veel sporen doorheen en het had een gore tint. Gebroken takken wezen op de schade die was aangericht door de wind, de sneeuw en hongerige dieren. Onder de last van het klimaat en het jaargetijde bleven de wilgen en elzen klein en het leek wel kreupelhout. Er stonden een paar armzalige berken. Hun kale takken schuurden in de wind tegen elkaar en het leek wel of ze met dat geluid wilden aandringen op de terugkeer van het vleugje groen. Zelfs de naaldbomen hadden hun kleur verloren. De kromme dennen, met plekken grijze korstmos op de stam, stierven af en de hoge, donkere lariksen bogen ver door onder de zware last van de sneeuw.

Op een flauwe helling staken lange, dikke stengels met scher pe doorns boven de sneeuw uit. Het waren de droge, houtachtige stengels van uitlopers, die de afgelopen zomer hun weg hadden gezocht naar een nieuw terrein. Ayla nam de omgeving goed in zich op. Ze zag het niet als een ondoordringbaar bosje dorenstruiken, maar als een plaats om in het geschikte jaargetijde bessen en geneeskrachtige bladeren te zoeken. Achter de naargeestige, saaie omgeving zag ze de hoop op betere tijden en na de lange, gedwongen rust kon zelfs een eentonig winterlandschap er veelbelovend uitzien, vooral wanneer de zon scheen.

De twee jonge vrouwen schoven wat sneeuw bij elkaar voor een zitplaats op de plek waar de oever van een riviertje zou zijn als het zomer was. Deegie maakte haar rugzak open en haalde het eten eruit dat ze had meegenomen en, wat nog belangrijker was, het water. Ze opende een pakje van berkebast en gaf Ayla het eten voor onderweg dat bestond uit een stevige koek—het voedzame mengsel van gedroogde vruchten, vlees en het belangrijke vet dat kracht gaf. Het had de vorm van een ronde pastei.

'Moeder heeft gisteravond wat broodjes met dennezaad gestoomd en ze heeft me er een meegegeven,' zei Deegie, die nog een pakje openmaakte en er een stuk afbrak voor Ayla. Ze was ze lekker gaan vinden.

ik moet Tulie maar eens vragen hoe ze die maakt,' zei Ayla, die er een hap van nam voor ze de plakken vlees van Nezzie uitpakte en voor ieder wat neerlegde, ik vind dat we hier een feestmaal hebben. Er ontbreekt alleen nog wat verse groente aan.'

'Dan was het volmaakt. Ik kan bijna niet langer op de lente wachten. Als we eenmaal het feest voor het einde van de winter hebben, lijkt wel of het wachten steeds langer duurt,' antwoordde Deegie.

Ayla genoot van het uitstapje met Deegie en omdat ze uit de wind zaten, voelde ze de warmte in het ondiepe dal. Ze maakte de riem om haar keel los en schoof de capuchon naar achteren. Ze wikkelde de slinger om haar hoofd. Ze sloot de ogen en draaide haar gezicht naar de zon. Ze zag het beeld van de ronde schijf op de binnenkant van haar oogleden en ze genoot van de heerlijke warmte. Toen ze haar ogen weer opende, leek het wel of ze alles veel duidelijker zag.

'Worstelen de mensen altijd bij dat feest?' vroeg Ayla. ik heb nog nooit iemand zien worstelen zonder zijn voeten te bewegen.'

'Ja, dat is ter ere...'

'Kijk, Deegie! Het is lente!' onderbrak Ayla. Ze sprong overeind en rende naar een wilgestruik die dichtbij stond. Toen de andere vrouw bij haar stond, wees ze op de zwellende knoppen aan een dun twijgje. Een was al opengesprongen en toonde het eerste frisse groen van de lente, maar dat was nog te vroeg om te overleven. De vrouwen glimlachten verbaasd tegen elkaar door hun ontdekking, alsof ze zelf de lente tot leven hadden geroepen.

De lus van de strik hing niet ver van de wilg te bungelen. Ayla hield hem omhoog, ik vind het een heel goede manier om te jagen. Je hoeft niet naar dieren te zoeken. Je zet een strik en je komt later terug om ze te halen, maar hoe maak je ze en hoe weet je dat je een vos zult vangen?'

'Ze zijn niet zo moeilijk te maken. Je weet toch hoe een pees hard wordt wanneer je hem nat maakt en laat drogen, net als leer dat niet behandeld is?'

Ayla knikte.

'Je maakt een kleine lus aan het eind,' vervolgde Deegie en ze liet haar de lus zien. 'Dan neem je het andere eind en steekt het erdoor om weer een lus te maken, die net groot genoeg is voor een vossekop. Dan maak je hem nat en je laat hem drogen, met de lus open zodat hij open blijft. Dan ga je naar een plaats waar vossen zijn en dat is meestal een plaats waar je ze al eens hebt gezien of waar je ze hebt gevangen. Mijn moeder heeft me deze plek gewezen. Gewoonlijk zijn hier ieder jaar vossen, dat kun je aan de sporen zien. Ze volgen vaak dezelfde paden wanneer ze in de buurt van hun hol zijn. Om de strik te zetten zoek je zo'n paadje van een vos. Je zet hem in de buurt van struiken of bomen, met de lus ter hoogte van de kop en je zet hem stevig vast, hier en hier, net als deze.' Deegie deed het voor terwijl ze het uitlegde en Ayla keek toe met gespannen aandacht.

'Als de vos over het pad loopt, gaat de kop door de lus en omdat hij hard loopt, gaat de lus strak om zijn hals zitten. De strik gaat steeds strakker zitten, hoe meer de vos worstelt. Het duurt maar even. Het enige probleem is te zorgen dat je de eerste bent die de vos vindt. Danug heeft me verteld hoe de mensen in het noorden nu de strikken zetten. Hij zegt dat ze een jong boompje zo ombuigen dat ze de lus eraan kunnen binden. Zodra het dier is gevangen, wordt hij omhooggeslingerd omdat het boompje weer rechtop gaat staan. Zo blijft de vos boven de grond hangen tot je terugkomt.'

'Dat lijkt me een goed idee,' zei Ayla die weer naar de plaats liep waar ze zaten. Ze keek en trok, tot Deegies verbazing, opeens de slinger van haar hoofd. Ze zocht de grond af. 'Zie jij een steen?' fluisterde ze. 'Daar!'

Deegie kon het nauwelijks volgen, zo snel pakte Ayla de steen, legde hem in de slinger, draaide hem rond en liet hem schieten. Deegie hoorde de steen neerkomen, maar ze zag het doel van Ayla's projectiel pas toen ze weer bij hun plekje kwamen. Het was een witte hermelijn, met een totale lengte van ruim dertig centimeter, maar daar ging wel tien centimeter af voor de witte bontstaart met een zwart puntje. In de zomer had het dier een mooie, bruine pels van zacht bont, met een witte onderbuik, maar in de winter werd het lenige hermelijntje zuiver wit met een zijdeglans, behalve de zwarte neus, de felle oogjes en het uiterste puntje van de staart.

'Hij zou ons vlees pakken!' zei Ayla.

ik zag hem niet eens bij die sneeuw. Je hebt goede ogen,' zei Deegie. 'En je bent zo vlug met die slinger dat ik niet begrijp waarom je aan strikken zou denken, Ayla.'

'Een slinger is goed voor de jacht wanneer je ziet waar je op wilt jagen, maar met een strik kun je ook jagen als je er niet bij bent. Het is nuttig om ze allebei te kunnen gebruiken,' antwoordde Ayla, die het serieus opvatte.

Ze gingen zitten om verder te eten. Onder het eten streek Ayla met de hand over het zachte, dikke bont van het hermelijntje. 'Hermelijnen hebben het mooiste bont,' zei ze.

'Dat hebben de meeste van die rovers,' zei Deegie. 'Nertsen, sabeldieren en veelvraten hebben goed bont. Niet zo zacht, maar best te gebruiken voor capuchons als je geen rijp op je gezicht wilt hebben. Maar met strikken zijn ze moeilijk te vangen en met een speer kun je er eigenlijk ook niet op jagen. Ze zijn vlug en gevaarlijk, maar met je slinger schijnt het te lukken al weet ik nog steeds niet hoe je het deed.'

ik heb de slinger leren gebruiken toen ik op dat soort dieren jaagde. In het begin jaagde ik alleen op vleeseters en ik heb eerst hun manier van doen bestudeerd.'

'Waarom?' vroeg Deegie.

'Er werd van mij helemaal niet verwacht dat ik jaagde, dus deed ik het niet voor voedsel, maar alleen op dieren die ons eten wegpakten.' Ze snoof verachtelijk toen ze erover nadacht, ik dacht dat het dan wel goed zou zijn.'

'Waarom mocht je niet jagen?'

'Vrouwen van de Stam mogen niet jagen... maar tenslotte stonden ze me toe om mijn slinger te gebruiken.' Ayla zweeg even bij die herinnering. 'Weet je wel dat ik een veeïvreet had gedood lang voor ik een konijn doodde?' Ze moest lachen om het idee.

Deegie schudde verbaasd het hoofd. Wat moet Ayla een vreemde jeugd hebben gehad, dacht ze.

Ze stonden op om weg te gaan en terwijl Deegie haar vossen ging halen, pakte Ayla het zachte, witte hermelijntje. Ze streek met haar hand over het hele lijfje, tot het puntje van de staart.

'Dat wil ik hebben!' zei Ayla opeens. 'Hermelijn!'

'Maar dat heb je toch,' zei Deegie.

'Nee. Ik bedoel voor de witte tuniek. Die wil ik afzetten met wit hermelijnbont en met de staarten. Ik vind die staarten zo leuk met de zwarte puntjes.'

'Waar haal je genoeg hermelijn vandaan om een tuniek te versieren?' vroeg Deegie. 'Het wordt straks lente en dan veranderen ze weer van kleur.'

ik heb er niet zoveel nodig en als er een is zitten er meestal meer in de buurt. Ik wil ze nu vangen,' zei Ayla. ik moet een paar goede stenen zoeken.' Ze begon de sneeuw opzij te schuiven, op zoek naar stenen aan de oever van de bevroren rivier.

'Nu?' vroeg Deegie.

Ayla hield even op en keek haar aan. In haar opwinding had ze bijna vergeten dat Deegie er ook nog was. Daar kon het speuren en besluipen wel moeilijker door worden. 'Je hoeft niet op me te wachten, Deegie. Ga maar terug. Ik vind de weg wel.'

'Terug? Ik zou dit niet graag willen missen.'

'Kun je heel stil zijn?'

Deegie glimlachte, ik heb vaker gejaagd, Ayla.'

Ayla kreeg een kleur en ze voelde wel aan dat ze iets verkeerds had gezegd, ik bedoelde niet...'

'Dat weet ik wel,' zei Deegie en ze begon te glimlachen, ik denk dat ik nog wel wat kan leren van iemand die eerst een veelvraat heeft gedood voor ze een konijn doodde. Veelvraten zijn gevaarlijker, valser, brutaler en wraakzuchtiger dan alle andere dieren, hyena's inbegrepen. Ik heb gezien hoe ze panters van hun prooi verjaagden, ze gaan zelfs niet opzij voor een holeleeuw. Ik zal proberen om je niet voor de voeten te lopen. Als je denkt dat ik de hermelijnen afschrik, moet je het zeggen. Dan blijf ik hier op je wachten. Maar je moet me niet vragen om terug te gaan.'

Ayla glimlachte opgelucht. Ze vond het heerlijk dat ze een vriendin had die haar zo goed begreep. 'Hermelijnen zijn net zo erg als veelvraten. Ze zijn alleen kleiner, Deegie.'

'Kan ik je ergens mee helpen?'

'We hebben nog vlees over. Dat zouden we kunnen gebruiken, maar eerst moeten we sporen vinden... als ik een voorraadje stenen heb.'

Toen Ayla een stapel geschikte projectielen had verzameld en ze in een zakje had gedaan dat aan haar riem hing, pakte ze haar rugzak en slingerde hem over haar linkerschouder. Toen bleef ze even staan en ze liet haar blik over het landschap dwalen om te zien waar ze het best kon beginnen. Deegie kwam iets achter haar staan en ze wachtte tot Ayla op pad ging. Ayla begon rustig tegen haar te praten, alsof ze hardop dacht.

'Hermelijnen maken geen holen. Ze gebruiken alles wat ze vinden, ook het hol van een konijn—nadat ze de konijnen hebben gedood. Soms denk ik dat ze geen hol nodig zouden hebben wanneer ze geen jongen kregen. Ze zijn altijd in beweging: jagen, rennen, klimmen, rechtop staan en rondkijken, en ze doden dag en nacht, ook als ze net hebben gegeten, terwijl het dan niet nodig is. Ze eten alles, eekhoorns, konijnen, vogels, eieren, insekten, zelfs rottend vlees, maar meestal eten ze vers vlees van een prooi. Als ze in het nauw gedreven worden, verspreiden ze een vieze muskusgeur. Ze spuiten niet als een stinkdier, maar het stinkt net zo erg en ze maken zo'n geluid...' Ayla maakte een knorrend, wat verstikt geluid, in de paartijd fluiten ze.'

Deegie was stomverbaasd. Ze had nu meer geleerd over wezels en hermelijnen dan in haar hele leven. Ze wist niet eens dat ze geluiden maakten.

'Het zijn goede moeders, hebben veel kleintjes, twee handen...' Ayla dacht even na over het telwoord. 'Tien, soms meer. Andere keren maar weinig. Jongen blijven bij moeder tot bijna volwassen.' Ze wachtte weer om de omgeving goed te bekijken. 'Om deze tijd van het jaar kunnen de jongen nog bij de moeder zijn. We zoeken naar sporen... ik denk bij het rietveld.' Ze liep naar de berg sneeuw die de verwarde massa stengels en uitlopers min of meer bedekte. Het riet stond daar al vele jaren.

Deegie volgde haar en ze vroeg zich af hoe Ayla al zoveel had kunnen leren terwijl ze niet veel ouder was dan zij. Deegie had wel gemerkt dat Ayla even de taal wat minder goed gebruikte en alleen daaraan was te horen dat ze opgewonden was, maar ze besefte daardoor wel hoe goed Ayla al sprak. Ze sprak meestal niet vlug, maar haar Mamutisch was bijna perfect, behalve de manier waarop ze sommige klanken uitsprak. Deegie dacht dat ze dat nooit zou kwijtraken en dat hoopte ze eigenlijk ook. Ze onderscheidde zich daarmee van de anderen... en het gaf haar een menselijk trekje.

'Let op kleine sporen met vijf tenen, soms zie je er maar vier, ze maken de kleinste sporen van alle vleeseters en de achterpoten stappen in de sporen van de voorpoten.'

Deegie bleef achter, want ze wou niet op de kleine sporen trappen. Ze zag hoe Ayla langzaam en voorzichtig ieder stukje om zich heen afzocht, bij elke stap die ze deed. Ze bekeek de met sneeuw bedekte grond en elke omgevallen boomstam, ieder twijgje aan elke struik, de dunne stammen van kale berken en de gebogen takken van de dennen met hun donkere naalden. Opeens hield ze de blik op een punt gericht en ze hield de adem in. Ze zette haar voet langzaam neer, zocht in de rugzak naar een stuk halfrauw bizonvlees en legde het voor zich op de grond. Toen ging ze voorzichtig achteruit en zocht in het zakje met stenen.

Deegie keek, zonder zich te bewegen, om Ayla heen en probeerde te zien wat zij zag. Eindelijk zag ze iets bewegen en even later zag ze verscheidene witte figuurtjes in golvende bewegingen naderbij komen. Ze renden verbazend snel hoewel ze over dode takken en bomen klommen, door het kreupelhout, over gaten en spleten en ze verslonden alles wat hun pad kruiste. Deegie had nooit de tijd genomen om de kleine vraatzuchtige vleeseters op te nemen en ze keek geboeid toe. Af en toe gingen ze rechtop zitten, keken met hun glimmende zwarte oogjes om zich heen, spitsten de oortjes voor ieder geluid, maar ze gingen feilloos op de geur van hun ongelukkige prooi af.

Ze kronkelden door muizenesten, onder boomwortels, op zoek naar salamanders en kikkers in de winterslaap, achter vogeltjes aan die te verkleumd en te hongerig waren om te vluchten en werden ingesloten door een horde van acht of tien niets ontziende jonge witte hermelijnen. Ze bewogen de kopjes met de begerige zwarte kraaloogjes heen en weer en sloegen met een dodelijke nauwkeurigheid de scherpe klauwtjes in de hersenen, de nek of de halsslagader. Ze sloegen zonder scrupules toe en waren de meest efficiënte bloeddorstige rovers uit de dierenwereld en Deegie was opeens blij dat ze zo klein waren. Moordlust leek de enige reden voor zo'n wrede vernietiging—behalve dan het behouden van een voortdurend actief lichaam dat zich voedde op de manier zoals de natuur het blijkbaar had beschikt.

De hermelijnen werden aangetrokken door het stuk halfrauw vlees en maakten meteen korte metten. Opeens ontstond er verwarring. De met grote kracht weggeslingerde stenen kwamen tussen de etende hermelijnen terecht. Er werden er een paar tegen de grond geslagen en de onmiskenbare muskusgeur verstikte de lucht. Deegie had al haar aandacht op de dieren gericht zodat ze Ayla's nauwkeurige voorbereidingen en snelle worpen had gemist.

Toen sprong er, uit het niets, een groot zwart dier tussen de hermelijnen en Ayla stond perplex toen ze een dreigend gegrom hoorde. De wolf wou het stuk bizonvlees pakken, maar hij werd op een afstand gehouden door twee brutale, onverschrokken hermelijnen. Het zwarte roofdier, dat maar iets terugweek, zag een hermelijn liggen die nog maar net onschadelijk was gemaakt, en pakte die.

Maar Ayla was niet van plan om haar hermelijn door de zwarte wolf te laten pakken; ze had er te veel moeite voor gedaan. Het was haar buit en ze had ze nodig voor de witte tuniek. Toen de wolf met het witte hermelijntje in zijn bek wegliep, ging Ayla erachteraan. Wolven waren ook vleeseters. Toen ze nog met de slinger oefende, had ze ze net zo goed bestudeerd als de wezels. Ze kende ze ook heel goed. Ze pakte een tak die op de grond lag en rende achter het dier aan. Een enkele wolf ging een rechtstreekse aanval meestal uit de weg en misschien liet hij de hermelijn wel vallen.

Bij een troep wolven, of zelfs maar twee, had ze niet zo'n roekeloze aanval durven te doen, maar toen de zwarte wolf even bleef staan om de hermelijn beter in zijn bek te nemen, liep Ayla erheen met de tak. Ze haalde uit om hem een flinke slag toe te brengen. Ze zag de tak niet zozeer als een wapen, maar het was alleen haar bedoeling om de wolf af te schrikken zodat hij het kleine pelsdier zou laten vallen. Maar Ayla was degene die schrok. De wolf liet de hermelijn vallen en sprong met een valse, nijdige grauw naar haar toe.

Haar eerste reactie was dat ze de tak naar de aanvallende wolf moest gooien om hem op een afstand te houden en dan snel weglopen. Maar ze raakte een boom van het bosje en de bevroren tak brak af zodat ze met een verrot stompje hout in de handen bleef staan. De wolf kreeg het andere stuk tegen de kop. Dat was genoeg om hem tegen te houden. De wolf had ook gebluft en had niet veel zin om aan te vallen. Hij pakte de dode hermelijn en liep het bosje uit.

Ayla was wel geschrokken, maar ze was ook boos. Ze wou zomaar geen afstand doen van de hermelijn. Ze ging weer achter de wolf aan.

'Laat hem gaan!' riep Deegie. 'Je hebt genoeg! Laat de wolf hem maar houden.'

Maar Ayla hoorde het niet; ze schonk er geen aandacht aan. De wolf zocht de open ruimte en ze was vlak achter hem. Terwijl Ayla achter hem aan rende, pakte ze nog een steen en merkte dat er nog maar twee over waren. Hoewel ze verwachtte dat de afstand tot het grote roofdier weldra te groot zou zijn, wou ze het nog een keer proberen. Ze legde een steen in haar slinger en gooide hem achter de vluchtende wolf aan. De tweede steen, die er snel achteraan kwam, maakte het werk af. Ze waren allebei raak.

Ze kreeg een tevreden gevoel toen ze de wolf zag vallen. Dat was er weer een die niets meer van haar zou afpakken. Terwijl ze erheen draafde om de hermelijn te halen, kwam ze tot de conclusie dat ze de wolvevacht ook wel kon meenemen, maar toen Deegie bij haar kwam zat Ayla nog naast de dode zwarte wolf en de witte hermelijn. Deegie schrok van de uitdrukking op haar gezicht.

'Wat is er, Ayla?'

ik had hem haar moeten laten houden. Ik had moeten weten dat ze een goede reden had om naar dat vlees te gaan terwijl de hermelijnen ermee bezig waren. Wolven weten hoe gevaarlijk hermelijnen zijn en gewoonlijk valt een eenzame wolf niet aan in een vreemde omgeving en trekt hij zich terug. Ik had haar die hermelijn moeten laten houden.'

ik begrijp het niet. Je hebt je hermelijn terug en bovendien een vacht van een zwarte wolf. Wat bedoel je dat je hem haar had moeten laten houden?'

'Kijk,' zei Ayla, en ze wees op de buik van de zwarte wolf. 'Ze heeft jongen.'

is het niet wat vroeg voor wolven om jongen te werpen?' vroeg Deegie.

'Ja. Het is de goede tijd niet. En ze is alleen. Daarom had ze zo'n moeite om genoeg voedsel te vinden. En daarom kwam ze op het vlees af en wou ze de hermelijn zo graag hebben. Moet je haar ribben zien. De jongen hebben veel van haar gevergd. Ze is bijna vel over been. Als ze in een troep had geleefd, hadden ze haar geholpen om die jongen te voeden, maar als ze in een troep had geleefd had ze geen jongen gehad. Gewoonlijk heeft alleen de leidster van een groep jongen en deze heeft de verkeerde kleur. Wolven zijn gewend aan bepaalde kleuren en kenmerken. Het is met haar net als met de witte wolf die ik in de gaten hield toen ik ze bestudeerde. Die mochten ze ook niet. Ze probeerde altijd weer in de gunst te komen bij de leidster en de leider, maar ze verdroegen haar niet om zich heen. Toen de troep te groot werd, ging ze weg. Misschien kreeg ze er genoeg van dat niemand haar mocht.'

Ayla keek naar de zwarte wolf. 'Dat heeft deze ook gedaan. Misschien wou ze daarom wel jongen hebben, omdat ze alleen was. Maar ze had ze niet zo vroeg moeten krijgen. Ik denk dat dit dezelfde zwarte wolf is die ik heb gezien toen we op de bizonjacht waren, Deegie. Ze moet de troep hebben verlaten om een eenzaam mannetje te zoeken en een eigen troep te stichten. Zo ontstaan nieuwe troepen. Maar de eenzame hebben het altijd moeilijk. Wolven jagen graag samen en ze zorgen voor elkaar. De leider helpt altijd de leidster met haar jongen. Je zou ze eens moeten zien. Soms spelen ze met de kleintjes. Maar waar is haar mannetje? Heeft ze er ooit een gevonden? Is hij dood?'

Deegie was verbaasd toen ze zag hoe Ayla tegen haar tranen vocht, om een dode wolf. 'Ze gaan allemaal een keer dood, Ayla. We gaan allemaal terug naar de Moeder.'

'Dat weet ik, Deegie, maar eerst was ze anders en toen was ze alleen. Ze had toch iets moeten hebben zolang ze leefde, een levensgezel, een troep waar ze bij hoorde, of tenminste een paar kleintjes.'

Deegie dacht dat ze begon te begrijpen waarom Ayla zo'n medelijden had met een magere, oude zwarte wolf. Ze vergeleek de omstandigheden waaronder de wolf had geleefd, met haar eigen situatie. 'Maar ze had toch jongen, Ayla.'

'En nu gaan die ook dood. Ze hebben geen troep. Zelfs geen leider. Zonder moeder gaan ze dood.' Opeens sprong Ayla overeind. ik ben niet van plan om ze te laten sterven!'

'Wat bedoel je? Waar wou je heen?'

ik ga ze zoeken. Ik ga het spoor van de zwarte wolf volgen, naar haar hol.'

'Dat kon wel eens gevaarlijk zijn. Misschien zijn er andere wolven in de buurt. Je kunt nooit weten.'

'Dat kan niet, Deegie. Ik hoef maar naar haar te kijken.'

'Nou, als ik je niet op andere gedachten kan brengen, heb ik maar een ding te zeggen, Ayla.'

'Wat dan?'

'Als je van me verwacht dat ik met jou de hele omgeving afzoek om wolvesporen, dan kun jij je eigen hermelijnen dragen,' zei Deegie en ze gooide vijf karkassen van witte hermelijnen uit haar rugzak, ik heb genoeg aan mijn vossen!' Deegie grijnsde heel tevreden.

'O, Deegie,' zei Ayla, en haar glimlach toonde haar warme genegenheid. 'Jij hebt ze meegenomen!' De twee jonge vrouwen sloegen uit vriendschap en liefde de armen om elkaar heen.

'Een ding is zeker, Ayla. Je hoeft je bij jou nooit te vervelen!' Deegie hielp Ayla de hermelijnen in de rugzak te doen. 'Wat ga je met de wolf doen? Als wij haar niet pakken, vinden de dieren haar, en een zwarte wolvevacht is toch wel iets bijzonders.'

ik zou haar wel mee willen nemen, maar ik wil de jongen eerst vinden.'

'Goed, ik draag haar wel,' zei Deegie en ze hees het slappe karkas over haar schouder. 'Als we straks tijd hebben, vil ik haar wel. Ze wou nog iets vragen, maar ze deed het niet. Ze zou gauw genoeg zien wat Ayla zou doen als ze nog levende jongen vond. Ze moesten terug door het dal om de goede sporen te vinden. De wolvin had haar best gedaan om haar sporen zo goed mogelijk verborgen te houden omdat ze wel wist welke gevaren het jonge leven liep dat ze onbewaakt achterliet. Verschillende keren was Deegie ervan overtuigd dat ze het kwijt waren en ze was toch een goede spoorzoeker, maar Ayla wou beslist doorzetten tot ze het weer vonden. Tegen de tijd dat ze, volgens Ayla, het hol hadden gevonden was het al laat in de middag.

'Jij zegt dat dit het hol is, Ayla, maar om eerlijk te zijn, ik zie geen enkel teken van leven.'

'Zo hoort het ook wanneer ze alleen zijn. Als er een teken van leven was, zou dat wel eens moeilijkheden kunnen geven.'

'Misschien heb je gelijk, maar als daar jongen in zitten hoe krijg je ze dan zo ver dat ze eruit komen?'

ik denk dat er maar een manier is. Ik zal erin moeten om ze te pakken.'

'Dat kun je niet doen, Ayla! Het is tot daaraan toe om wolven van een afstand te bestuderen, maar je kunt hun hol niet inkruipen. Als er nu eens niet alleen jongen zijn? Er kan nog wel een volwassen wolf in de buurt zijn.'

'Heb je nog meer sporen van volwassen wolven gezien?'

'Nee, maar toch vind ik het geen leuk idee dat jij een wolvehol ingaat.'

'Nu ik zover ben, wil ik ook weten of er jongen zijn. Ik moet erin, Deegie.'

Ayla zette haar rugzak neer en liep naar het kleine zwarte gat in de grond. Het was een uitgegraven oud hol dat lang geleden was verlaten, omdat het niet zo'n gunstige plaats had, maar het was het beste wat de zwarte wolf kon vinden toen haar mannetje, een eenzame wolf die was aangetrokken door haar vroege loopsheid, in een gevecht was gestorven. Ayla ging op haar buik liggen en begon zich naar binnen te werken.

'Ayla, wacht even!' riep Deegie. 'Hier, neem mijn mes mee.' Ayla knikte. Ze stak het mes tussen de tanden en kroop het donkere gat in. Het liep eerst schuin af en het was een nauwe gang. Opeens merkte ze dat ze vast raakte en ze moest terug.

'We kunnen beter gaan, Ayla. Het wordt al laat en als je er niet in kunt, dan kun je er niet in.'

'Nee,' zei ze, en ze trok de anorak over haar hoofd, ik zal erin komen.'

Ze huiverde van de kou tot ze weer in het hol was, maar het bleef moeilijk om door het eerste, schuin aflopende stuk te komen. Bij de bodem was meer ruimte, maar het hol leek verlaten. Omdat haar eigen lichaam het licht tegenhield, duurde het even voor haar ogen aan de duisternis gewend waren. Pas toen ze terug zou gaan, meende ze iets te horen.

'Wolf, kleine wolf, waar zit je?' riep ze, maar toen herinnerde ze zich de vele keren dat ze naar wolven had gekeken en geluisterd en ze liet een geruststellend gejank horen. Vervolgens luisterde ze. Er kwam een zacht jankend geluid uit de donkerste hoek van het hol en Ayla kon wel juichen.

Ze kroop in de richting van het geluid en jankte nog een keer. Het klonk nu dichterbij en toen zag ze twee glimmende ogen, maar toen ze haar hand uitstak naar het jong week hij terug en siste kwaadaardig. Ze voelde de scherpe tandjes in haar hand.

'Au! Jij hebt nog strijdlust,' zei Ayla glimlachend. 'Er zit nog leven in. Kom, kleine wolf. Alles komt goed. Kom maar.' Ze stak haar hand weer uit naar het jong, jankte weer zachtjes en voelde een donzige bol. Toen ze hem goed vast had, trok ze het jong, dat bleef blazen en tegenspartelen, naar zich toe. Toen kroop ze het hol uit.

'Kijk eens wat ik heb gevonden, Deegie!' zei Ayla met een triomfantelijke grijns, terwijl ze een donzig grijs wolvejong omhooghield.