6.

Ayla drong tussen de mensen door en bereikte het kind dat al bewusteloos raakte. Ze pakte het meisje op, ging zitten en legde het op haar schoot. Toen stak ze haar vinger in de mond om te zien of ze iets kon vinden. Toen dat niets opleverde ging Ayla staan, draaide het meisje om en hield haar vast, met een arm om haar middel, zo dat haar hoofd en armen naar beneden hingen. Ze sloeg haar hard tussen de schouderbladen. Toen sloeg ze haar armen om de slappe peuter en gaf een ruk.

Iedereen hield de adem in en keek naar de vrouw die scheen te weten wat ze deed in de strijd op leven en dood om het obstakel uit de keel van het meisje te verwijderen. Het kind ademde niet meer, maar het hart werkte nog. Ayla legde haar neer en knielde naast haar. Ze zag een kledingstuk, de tuniek van het kind, en propte het onder de nek van het meisje om het hoofd achterover te houden en de mond open. Toen drukte de vrouw haar mond op die van het meisje en terwijl ze haar neusje dichtkneep, ademde ze zo krachtig in als ze kon, zodat ze een grote zuigkracht opwekte. Dat hield ze vol tot ze zelf bijna buiten adem raakte.

Toen voelde ze opeens, met een gedempt geluid, een voorwerp haar mond invliegen en bijna vastraken in haar eigen keel. Ayla hief haar hoofd op en spuwde een stuk kraakbeen met vlees eraan uit. Ze haalde diep adem, gooide haar haar achterover en terwijl ze de mond van het kind weer met haar eigen mond bedekte, blies ze haar levengevende adem in de stilliggende longen. Het borstkasje kwam omhoog. Ze deed het nog een paar keer.

Opeens begon het kind weer te hoesten en toen haalde het zelf diep adem.

Ayla hielp Nuvie weer overeind toen ze begon te ademen en zag toen Tronie pas, die snikte van opluchting toen ze zag dat haar dochtertje nog leefde.

Ayla trok haar tuniek over haar hoofd, gooide de capuchon naar beneden en keek langs de rij vuurplaatsen. Bij de laatste, de Oerosvuurplaats, zag ze Deegie staan, die haar volle, kastanjebruine haar borstelde en het opbond terwijl ze met iemand praatte die op een bed zat. Ze stak een glad gepolijste ivoren speld, uit de slagtand van een mammoet, in het haar, zwaaide naar Ayla en beduidde haar 'wacht even, ik ga met je mee. Tronie zat op een bed van de vuurplaats naast de Mammoetvuurplaats en gaf Hartal de borst. Ze glimlachte naar Ayla en wenkte haar. Ayla liep naar de Rendiervuurplaats, ging naast haar zitten en boog zich over de baby om hem te knuffelen en te kietelen. Hij hield even op met zuigen, kirde en trappelde met zijn voetjes. Toen zocht hij de borst van zijn moeder weer.

'Hij kent je al, Ayla,' zei Tronie.

'Hartal is tevreden, gezonde baby. Groeit snel. Waar is Nuvie?'

'Manuv heeft haar al mee naar buiten genomen. Hij helpt zo flink. Ik ben blij dat hij bij ons is komen wonen. Tomec heeft een zuster waar hij had kunnen blijven. De ouden en de jongen schijnen altijd goed te kunnen opschieten, maar Manuv besteedt bijna al zijn tijd aan die kleine en hij kan haar niets weigeren. Vooral nu het niet veel scheelde of we hadden haar moeten missen.' De jonge moeder hield de baby over haar schouder om hem op de rug te kloppen. Toen wendde ze zich weer tot Ayla. 'Ik heb echt nog niet de kans gehad om met je te praten en je te zeggen hoe dankbaar we allemaal zijn... ik was zo bang dat ze... Ik heb er nog nachtmerries van. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik had niet geweten wat te doen als jij er niet was geweest.' Ze zweeg even en ze kreeg tranen in haar ogen.

'Tronie niets zeggen. Ik ben medicijnvrouw, is niet nodig te danken. Is mijn... ik weet woord niet. Ik heb kennis... is nodig voor mij. Ik ben medicijnvrouw.'

Ayla zag Deegie door de Kraanvogelvuurplaats komen en het viel haar op dat Fralie naar haar keek. Ze had kringen onder de ogen en leek buitengewoon vermoeid. Ayla had haar goed opgenomen en vond dat haar zwangerschap wel zo ver was gevorderd dat ze geen last meer behoorde te hebben van ochtendmisselijkheid, maar Fralie braakte nog regelmatig en niet alleen in de ochtend. Ayla wilde haar wel beter onderzoeken, maar Frebec kreeg een woedeaanval als ze erover begon. Hij beweerde dat het feit dat ze iemand van de verstikkingsdood had gered nog niet betekende dat ze verstand van genezen had. Daar was hij niet van overtuigd, ook al zei ze dat en hij wou niet dat de een of andere vreemde vrouw Fralie verkeerde adviezen gaf. Dat gaf Crozie weer aanleiding om ruzie met hem te maken. Tenslotte zei Fralie maar, om een eind aan het gekibbel te maken, dat ze zich goed voelde en Ayla niet nodig had.

Ayla lachte de in het nauw gedreven vrouw bemoedigend toe, pakte een lege waterzak en liep met Deegie naar de ingang. Toen ze door de Mammoetvuurplaats liepen en de Vossevuurplaats binnenstapten, keek Ranec op en volgde hen met zijn ogen terwijl ze passeerden. Ayla had het stellige gevoel dat hij haar helemaal volgde, door de Leeuwevuurplaats en de kookruimte tot ze bij de binnenpoort was en ze moest een opwelling onderdrukken om om te kijken.

Toen ze het buitenste gordijn opzij duwden, knipperde Ayla met de ogen tegen het onverwacht scherpe licht van de stralende zon in een strakblauwe hemel. Het was een van die zachte, warme herfstdagen die als een zeldzaam geschenk de herinnering levend houden gedurende het volgende jaargetijde wanneer krachtige winden, razende stormen en bijtende kou dagelijkse kost zijn. Ayla glimlachte dankbaar en herinnerde zich opeens, hoewel ze er in geen jaren aan had gedacht, dat Oeba op zo'n dag als deze was geboren, de eerste herfst nadat de Stam van Brun haar had gevonden.

De behuizing en de vlakke ruimte ervoor waren ongeveer halverwege een helling, op het westen, uitgegraven. De uitgang bood een ruim uitzicht en Ayla bleef even staan. De snelstro- mende rivier schitterde en bruiste en gaf een ruisende ondertoon aan het samenspel van zonlicht en water. Aan de overkant zag Ayla, in een lichte nevel, een bijna net zo steile helling. De snelle, brede rivier had in de wijde open steppen een geul uitgeslepen die werd geflankeerd door afbrokkelende aarden wallen.

Van de afgeplatte ronding van het plateau liepen door de voortreffelijke lössbodem diepe geulen naar het rivierdal. Ze waren gevormd door regen, smeltende sneeuw en in de lente door het smeltwater van de grote gletsjers in het noorden. Er staken hier en daar een paar rechte, eenzame lariksen en dennen boven de scheefgegroeide kale struiken uit. Stroomafwaarts stonden langs de oever de pluimen van de kattestaart tussen het riet en cypergras. Stroomopwaarts werd het uitzicht belemmerd door een bocht in de rivier, maar ze zag Whinney en Renner grazen van het droge gras dat de rest van het kale, verlaten landschap bedekte.

Er vielen stukjes modder op Ayla's voeten. Ze keek geschrokken omhoog in de helderblauwe ogen van Jondalar. Talut stond naast hem en zijn gezicht vertoonde een brede grijns. Ze zag tot haar verbazing nog een aantal mensen boven op het huis.

'Kom boven, Ayla. Ik help je wel,' zei Jondalar.

'Nu niet. Straks. Ik kom net buiten. Waarom ben je daar boven?'

'We leggen de kano's over de rookgaten,' legde Talut uit.

'Wat?'

'Kom mee, dan zal ik het je uitleggen,' zei Deegie. 'Ik moet zo nodig plassen.'

De twee jonge vrouwen liepen samen naar de dichtstbijzijnde geul. In de steile wand waren ruwe treden gemaakt die naar een aantal platte schouderbladen van mammoets leidden. Daar waren gaten in gehakt, boven een dieper gedeelte van de geul. Ayla ging op een van de schouderbladen staan, maakte de riem van haar broek los, liet hem zakken en ging op haar hurken, naast Deegie, boven een gat zitten. Ze vroeg zich af waarom ze zelf die houding niet had bedacht toen ze zo'n moeite met haar kleren had. Het leek zo simpel en voor de hand liggend nadat ze het Deegie een keer had zien doen. De inhoud van de manden die 's nachts werden gebruikt, werd ook in de geul gegooid, bij het andere afval. In het voorjaar werd alles weer weggespoeld.

Ze daalden langs een brede geul af naar de rivier. In het midden kabbelde een stroompje waarvan de bron, verder naar het noorden, al was bevroren. In het voorjaar veranderde het beekje weer in een woeste stroom. De bovenste stukken van een paar mammoetschedels waren bij de oever ondersteboven op een stapel gelegd, bij wat ruwe lepels met lange steel die van botten waren gemaakt.

De twee vrouwen vulden de schedels met water dat ze uit de rivier schepten en met een zak die Ayla had meegenomen besprenkelden ze de verdorde bloembladen van de oorspronkelijk lichtblauwe ceanothus, die zo rijk zijn aan saponien. Ze wreven ze met hun natte handen tot een schuimend korrelig wasmiddel dat een lekkere geur achterliet op schone handen en gezichten. Ayla brak een takje af en gebruikte het voor haar tanden, een gewoonte die ze van Jondalar had overgenomen.

'Wat is een kano?' vroeg Ayla, toen ze terugliepen, met de maag van een bizon vol vers water tussen hen in.

'Die gebruiken we om de rivier over te steken als ze niet te ruw is. Je begint met een komvormig geraamte van botten en hout, waar misschien twee of drie mensen in kunnen en dan bekleed je het met een huid, meestal van een oeros, met het haar naar buiten en goed ingevet. Geweien van reuzenherten zijn na enige oefening goed te gebruiken als peddels... om vooruit te komen,' legde Deegie uit.

'Waarom kano's boven op huis?'

'Daar leggen we ze altijd als we ze niet gebruiken, maar in de winter leggen we ze over de rookgaten zodat er geen regen en sneeuw naar binnen komt. Ze waren bezig om ze vast te binden, dan waaien ze niet weg. Maar er moet wel ruimte blijven voor de rook om te ontsnappen en ze moeten van binnenuit bewogen kunnen worden om de sneeuw eraf te schudden.'

Onder het lopen bedacht Ayla hoe blij ze was dat ze Deegie kende. Oeba was een zuster geweest en ze hield veel van haar, maar Oeba was jonger en Iza's echte dochter; dat verschil was er altijd geweest. Ayla had nooit iemand van haar eigen leeftijd gehad die alles scheen te begrijpen wat ze zei en met wie ze zoveel gemeen had. Ze zetten de zware zak met water neer om even te rusten.

'Ayla, laat me eens zien hoe je met gebaren "ik houd van jou" kunt zeggen. Dan kan ik het tegen Branag zeggen als ik hem weer zie,' zei Deegie.

'Daar heeft de Stam geen gebaar voor,' zei Ayla.

'Houden ze dan niet van elkaar? Ik dacht dat ze het hadden omdat ze zo op mensen lijken wanneer jij over hen praat.'

'Ja, ze houden van elkaar, maar ze zijn rustig... nee dat is niet juiste woord.'

'Ik denk dat "fijngevoelig" het woord is dat je zoekt,' zei Deegie.

'Fijngevoelig... in het uiten van gevoelens. Een moeder kan tegen kind zeggen "je maakt me gelukkig", antwoordde Ayla en ze liet Deegie het juiste gebaar zien, 'maar vrouw zal niet zo open zijn... nee, duidelijk?' ze vroeg zich af of ze de juiste woorden had gekozen en wachtte tot Deegie knikte voor ze verder ging, 'duidelijk in gevoelens tegenover man.'

Het interesseerde Deegie in hoge mate. 'Wat moet ze dan doen? Toen ik merkte dat Branag op Zomerbijeenkomsten naar me keek zoals ik naar hem had gekeken, moest ik hem duidelijk maken wat ik voor hem voelde. Als ik het hem niet had kunnen zeggen, weet ik niet wat ik had moeten doen.'

'Een vrouw van de Stam zegt niet, ze laat zien. Vrouw doet dingen voor man die ze liefheeft, kookt eten wat hij lekker vindt, zet 's ochtends lekkere thee als hij wakker wordt. Maakt kleren op speciale manier—zachte huid met bontvoering of warme voetomhulsels met bont erin. Nog beter als vrouw weet wat hij wil voor hij vraagt. Veel aandacht toont voor gewoonte en stemming, hem kent en verzorgt.'

Deegie knikte. 'Dat is een goede manier om iemand duidelijk te maken dat je van hem houdt. Het is prettig om bijzondere dingen voor elkaar te doen. Maar hoe weet een vrouw dat hij van haar houdt? Wat doet een man voor een vrouw?'

'Een keer liep Goov groot gevaar om sneeuwluipaard te doden dieOvra bang maakte omdat hij om de grot sloop. Ze wist dat hij het voor haar deed, ook al gaf hij de huid aan Creb en maakte Iza een bontomslag voor mij,' legde Ayla uit.

'Dat is fijngevoelig! Ik weet niet of ik het had begrepen,' zei Deegie lachend. 'Hoe weet je dat hij het voor haar deed?'

'Ovra heeft het me later verteld. Ik wist het toen niet. Ik was jong. Leerde nog. Handgebaren niet hele taal van de Stam. Veel meer wordt gezegd met gezicht, ogen en lichaam. Manier van lopen, hoofd omdraaien, schouderspieren spannen. Als je betekenis weet, zegt het meer dan woorden. Kost veel tijd om taal van Stam te leren.'

'Ik sta verbaasd hoe snel je Mamutisch hebt geleerd! Ik merk het wel. Het gaat elke dag beter. Ik wou dat ik jouw aanleg voor talen had.'

'Het gaat nog niet goed. Veel woorden weet ik niet, maar ik denk in de taal van de Stam als ik woorden zeg. Ik luister naar woorden en kijk naar gezicht, voel hoe woorden klinken en zie hoe lichaam beweegt... en probeer te onthouden. Als ik Rydag en andere handgebaren laat zien, leer ik ook. Ik leer meer van jouw taal. Ik moet leren, Deegie,' voegde Ayla eraan toe met een heftigheid die getuigde van haar grote ijver.

'De handgebaren zijn voor jou niet zo maar een spelletje zoals voor ons. Het lijkt me leuk om naar de Zomerbijeenkomst te gaan en met elkaar te kunnen praten zonder dat de anderen het begrijpen.'

'Ik ben blij dat iedereen het leuk vindt en meer wil leren. Voor Rydag. Hij heeft nu plezier. Maar voor hem is het geen spel.'

'Nee, dat geloof ik ook niet.' Ze pakten de waterzak weer op en toen zei Deegie terwijl ze Ayla aankeek: 'Ik begreep eerst niet waarom Nezzie hem wilde houden. Maar toen begon ik aan hem te wennen en hem aardig te vinden. Nu is hij gewoon een van ons en ik zou hem missen als hij er niet was, maar het is nooit bij me opgekomen dat hij zou willen praten. Ik heb er nooit aan gedacht dat hij daar ooit over piekerde.'

Jondalar stond bij de ingang van het huis naar de twee naderende vrouwen te kijken die zo druk in gesprek waren en hij was blij dat Ayla het zo goed met iedereen kon vinden. Als hij erover nadacht, was het toch verbazingwekkend dat, van alle mensen die ze hadden kunnen ontmoeten, deze groep een kind van gemengde geesten had en dat ze haar daarom veel gemakkelijker accepteerden dan anders misschien het geval was geweest. Maar hij had het wel gedacht. Ayla had niet geaarzeld om iedereen over haar achtergrond te vertellen.

Enfin, ze had tenminste niets over haar zoon verteld, zo ver hij wist. Het was nog tot daaraan toe, voor iemand als Nezzie, om zich te ontfermen over een wees, maar het was heel wat anders om een vrouw gastvrijheid te verlenen wier geest zich had vermengd met die van een platkop, zodat ze een gruwel had gebaard. De vrees was altijd aanwezig dat het weer kon gebeuren en als ze de verkeerde geesten aantrok, konden die zich ook over andere vrouwen in de buurt verspreiden.

Opeens kreeg de grote knappe man een kleur. Ayla ziet haar zoon niet als een gruwel, bedacht hij en schaamte overviel hem. Hij was vol walging ineengekrompen toen ze hem de eerste keer over haar zoon had verteld en ze was woedend geworden. Hij had haar nog nooit zo kwaad gezien, maar haar zoon was haar zoon en ze schaamde zich beslist niet voor hem. Ze had gelijk. Dat heeft Doni me in een droom gezegd. Platkoppen... de Stam... het zijn ook kinderen van de Moeder. Kijk maar naar Rydag. Hij is veel intelligenter dan ik ooit van zo iemand had verwacht. Hij is een beetje anders, maar het is een mens en hij is heel aardig. Hij had wat tijd bij de jongen doorgebracht en ontdekt hoe intelligent en verstandig hij was. Hij had ook een zekere droge humor, vooral wanneer zijn zwakheid en anders zijn ter sprake kwamen.

Jondalar had de genegenheid in Rydags ogen gezien wanneer hij naar Ayla keek. Ze had hem verteld dat jongens van zijn leeftijd in de Stam al bijna volwassen waren, maar misschien was het ook wel zo dat zijn zwakheid hem ouder maakte dan hij was.

Ze heeft gelijk. Ik weet dat ze gelijk heeft als ze over hen praat. Alleen, als ze er niet over praatte, zou het zo'n stuk gemakkelijker zijn. Als ze het niet had verteld, had zelfs niemand het geweten...

Ze beschouwt hen als haar volk. Jondalar wees zichzelf terecht en hij voelde dat hij weer een kleur kreeg omdat hij zich kwaad maakte over zijn eigen gedachten. Hoe zou jij het vinden als iemand zei dat je niet moest praten over de mensen die je hebben grootgebracht en voor je hebben gezorgd? Als zij zich er niet voor schaamt, waarom jij dan wel? Het was heel behoorlijk gegaan. Frebec is nu eenmaal een ruziezoeker. Maar zij weet niet hoe de mensen zich tegen je kunnen keren en tegen iedereen die bij je hoort.

Misschien is het ook maar het beste dat ze het niet weet. Misschien gebeurt het niet. Ze heeft de mensen in het kamp al zo ver dat ze praten als platkoppen, mij ook.

Toen Jondalar zag hoe graag bijna iedereen wilde leren hoe de Stam communiceerde, was hij ook bij de lessen gaan zitten, die spontaan werden gegeven telkens wanneer iemand er meer van wilde weten. Hij merkte dat hij schik kreeg in het nieuwe spel, door bijvoorbeeld op afstand tekens over te seinen, stiekem grapjes te maken zoals iets tegen iemand zeggen en achter zijn rug met gebaren iets anders uitdrukken. Hij stond verbaasd over de rijkdom en de mogelijkheden van de taal zonder woorden.

'Jondalar, wat ben je rood. Waar stond je aan te denken?' vroeg Deegie plagend toen ze de poort hadden bereikt.

De vraag overviel hem, herinnerde hem aan zijn gevoel van schaamte en in zijn verlegenheid kreeg hij een hoogrode kleur. 'Ik heb zeker te dicht bij het vuur gezeten,' mompelde hij en hij wendde zijn gezicht af.

Waarom spreekt Jondalar onwaarheid? vroeg Ayla zich af toen ze zag dat hij rimpels in zijn voorhoofd had en zijn blauwe ogen zorgelijk stonden voor hij ze afwendde. Hij is niet rood van het vuur. Hij is rood door zijn gevoel. Net als ik denk dat ik hem begin te kennen, doet hij iets dat ik niet begrijp. Ik let op hem. probeer hem aandacht te geven. Alles lijkt heel goed en dan opeens is hij boos, zonder reden. Ik zie dat hij boos is, maar ik begrijp niet waarom. Het is net als met die spelletjes, wanneer ze met woorden heel iets anders zeggen dan met de gebaren. Precies zoals hij tegen Ranec vriendelijke woorden zegt, maar ik aan hem zie dat hij kwaad is. Waarom heeft hij zo'n hekel aan Ranec? Nu zegt hij weer dat hij het warm heeft gekregen van het vuur, maar er is iets anders dat hem dwarszit. Wat doe ik verkeerd? Waarom begrijp ik hem niet? Zal ik het ooit leren?

Ze gingen samen naar binnen en liepen bijna tegen Talut aan die naar buiten kwam.

'Ik ben je aan het zoeken, Jondalar,' zei het stamhoofd. 'Zo'n mooie dag wil ik niet onbenut voorbij laten gaan. Wymez heeft op weg naar huis een kudde bizons gezien. Na het eten gaan we op jacht. Zou je mee willen?'

'Ja, graag!' zei Jondalar met een brede grijns.

'Ik heb Mamut gevraagd of het goed weer blijft en waar de kudde nu ongeveer kan zijn. Hij zegt dat de voortekens goed zijn en dat de kudde niet ver weg is. Hij zei nog iets, maar dat begreep ik niet. Hij zei "de weg naar buiten is ook de weg naar binnen." Begrijp jij daar iets van?'

'Nee, maar dat is niets bijzonders. Degenen die de Moeder dienen zeggen vaak dingen die ik niet begrijp.' Jondalar glimlachte. 'Ze spreken met een schaduw op hun tong.'

'Soms vraag ik me af of ze zelf wel weten wat ze bedoelen,' zei Talut.

'Als we gaan jagen, wil ik je iets laten zien dat we misschien kunnen gebruiken.' Jondalar nam hen mee naar hun slaapplaats in de Mammoetvuurplaats. Hij pakte een handvol lichtgewicht speren en een apparaat dat Talut niet kende. 'Ik heb dat bedacht in de vallei van Ayla en sindsdien hebben we ermee gejaagd.'

Ayla stond erbij te kijken en voelde zich buitengewoon gespannen. Ze zou dolgraag mee willen, maar ze wist niet hoe deze mensen dachten over vrouwen die op jacht gaan. Het jagen had haar in het verleden veel verdriet bezorgd. De vrouwen van de Stam mochten niet jagen. Ze mochten ook geen wapens aanraken, maar ze had zichzelf geleerd om een slinger te gebruiken ondanks dat verbod en ze was zwaar gestraft toen ze het merkten. Toen ze dat had doorstaan, mocht ze af en toe wel eens jagen om de krachtige totem die haar had beschermd te bevredigen, maar voor Broud was het een reden te meer geweest om haar te haten en uiteindelijk had het bijgedragen tot haar verbanning.

Maar het jagen met de slinger had haar kansen vergroot toen ze alleen in de vallei woonde en het had haar de prikkel en aanmoediging gegeven om haar vaardigheid verder te ontwikkelen. Ayla had zich in leven kunnen houden dank zij de vaardigheden die ze als vrouw van de Stam had geleerd en haar intelligentie en moed gaven haar het vermogen om voor zichzelf te zorgen. Maar de jacht was voor haar meer gaan betekenen dan een mogelijkheid om staande te blijven, het had haar onafhankelijk en vrij gemaakt en dat wou ze niet zo maar opgeven.

'Ayla, waarom pak jij je speerwerper ook niet?' vroeg Jondalar en toen wendde hij zich weer tot Talut. 'Ik heb meer kracht, maar Ayla mikt beter dan ik. Zij kan je beter laten zien hoe het werkt, denk ik. Trouwens als je een demonstratie wilt zien in mikken, moet je haar met een slinger bezig zien. Ik denk dat ze daar voordeel van heeft bij dit apparaat, omdat ze zo goed is met de slinger.'

Ayla slaakte een zucht van verlichting nu de spanning was gebroken en ze haalde haar speerwerper met de speren terwijl Jondalar met Talut stond te praten. Het was nog altijd een raadsel hoe gemakkelijk deze man van de Anderen had geaccepteerd dat ze graag op jacht ging, dat ze het goed deed en hoe vanzelfsprekend hij het vond om haar te prijzen.

Hij scheen aan te nemen dat Talut en het Leeuwekamp het ook zouden accepteren dat ze op jacht ging. Ze keek tersluiks naar Deegie en vroeg zich af wat een vrouw ervan dacht.

'Je moet het moeder laten weten als je een nieuw wapen gaat proberen, Talut. Je weet dat ze het ook graag wil zien,' zei Deegie. 'Ik zal mijn speren ook maar gaan halen. En een tent, misschien moeten we wel overnachten.'

Na het ontbijt liep Talut naar Wymez en hurkte bij een hoekje losse grond bij een van de kleinere vuren in de kookplaats. Er viel voldoende licht door het rookgat. Er stond een stuk gereedschap in de grond, gemaakt van een bot van een hert. Het had de vorm van een mes of een taps toelopende dolk, met een vlakke stompe kant die van het kniegewricht tot de punt liep. Talut pakte het vast bij de gewrichtsknobbel en streek met de platte kant de grond vlak. Toen draaide hij het om en begon met de punt lijnen te trekken. Er kwamen verscheidene mensen omheen staan.

'Wymez zei dat hij de bizons niet ver van de drie grote rotsformaties in het noordoosten heeft gezien, bij het riviertje dat stroomopwaarts in de grote rivier uitkomt,' begon het stamhoofd terwijl hij met het mes een ruwe schets van het gebied tekende. De kaart die Talut tekende was meer schematisch dan een benadering van een visuele reproduktie. Het was niet nodig om de plaats nauwkeurig uit te beelden. De mensen van het Leeuwekamp kenden hun omgeving en zijn tekening was slechts bedoeld als geheugensteuntje om ze te herinneren aan een plaats die ze kenden. Hij bestond uit punten en lijnen die herkenningspunten of gedachten aanduidden die werden begrepen.

Op zijn kaart stond niet de loop van het water; ze kenden het land niet in vogelvlucht. Hij tekende zigzaglijnen in visgraatmotief om de rivier aan te geven en verbond ze aan beide zijden voor een zijrivier. Op de begane grond, in hun open vlakte, waren rivieren watermassa's die zich soms samenvoegden.

Ze wisten waar de rivieren vandaan kwamen en waar ze heen gingen en dat men rivieren kon volgen naar een zekere bestemming, maar dat gold ook voor andere herkenningspunten en een rotsformatie veranderde niet zo snel. Een gebied dat zo dicht bij een gletsjer lag, was onderhevig aan de veranderingen van de seizoenen door de lage breedtegraad. Het landschap onderging voortdurend ingrijpende veranderingen door het ijs en de altijd bevroren ondergrond. Met uitzondering van de grootste rivieren kon de loop van het water van het ene jaargetijde op het andere net zo gemakkelijk door de overstromingen worden gewijzigd als de winterse ijslagen bij invallende dooi in moerassen veranderden. Het beeld dat de mammoetjagers zich van hun omgeving vormden was dat van een samenhangend geheel waarin de rivieren slechts onderdelen waren. Talut had er ook geen idee van om de lijnen op schaal te tekenen en de lengte van een rivier aan te geven in mijlen of uren gaans. Zulke afstandsmaten hadden niet veel waarde. Ze gaven de afstanden niet aan door te zeggen hoe ver iets was, maar hoeveel tijd het kostte om er te komen en dat werd weer aangeduid met een aantal streepjes die de dagen aangaven of andere tekens voor de benodigde tijd. Dan nog kon een plaats voor de een verder weg liggen dan voor de ander, of een zelfde plaats kon in het ene jaargetijde verder weg zijn dan in het andere omdat het meer tijd kostte om er te komen. De afstand die door het hele kamp werd afgelegd werd gemeten naar de tijd die de langzaamsten nodig hadden. Voor de leden van het Leeuwekamp was Taluts kaart volkomen duidelijk, maar Ayla, die geboeid had toegekeken, begreep er niets van.

'Wymez, zeg eens waar ze waren,' zei Talut.

'Aan de zuidkant van de zijrivier,' antwoordde Wymez en hij trok er met het mes nog een paar lijnen bij. 'Het is daar rotsachtig, met steile wanden, maar het rivierdal is vrij breed.'

'Als ze stroomopwaarts blijven gaan, zijn er aan die kant niet veel ontsnappingsmogelijkheden,' zei Tulie.

'Mamut, wat denk je?' vroeg Talut. 'Je zei dat ze nog niet veel verder zijn getrokken.'

De oude medicijnman pakte het tekenmes en wachtte even met gesloten ogen. 'Tussen de tweede en de laatste heuvel komt er een zijrivier bij,' zei hij terwijl hij tekende. 'Die weg zullen ze wel volgen omdat ze denken dat ze er daar uit kunnen.'

'Die plaats ken ik,' zei Talut. 'Als je stroomopwaarts gaat, wordt het rivierdal nauwer en het loopt dood op een steile rotswand. Dat is een goede plaats om ze in te jagen. Hoeveel zijn er?'

Wymez pakte het mes en zette een aantal streepjes aan de kant, aarzelde even en deed er nog een bij. 'Zoveel heb ik er gezien, dat kan ik met zekerheid zeggen,' zei hij en hij stak het benen mes in de grond.

Tulie pakte het en deed er nog drie streepjes bij. 'Die zag ik erachteraan komen, los van de groep. Een leek nog heel jong, of misschien was hij zwak.'

Danug pakte het mes en zette er nog een streep bij. 'Ik denk dat het een tweeling was. Ik zag er nog een die achterbleef. Heb jij er ook twee gezien, Deegie?'

'Ik herinner het me niet.'

'Zij had alleen maar oog voor Branag,' zei Wymez vriendelijk lachend.

'Die plaats ligt ongeveer een halve dag hier vandaan, nietwaar?' vroeg Talut.

Wymez knikte. 'Een halve dag, als je flink doorstapt.'

'Dan moeten we meteen vertrekken.' Het stamhoofd dacht even na. 'Het is al een tijdje geleden dat ik daar ben geweest. Ik zou wel eens willen weten hoe het erbij ligt. Ik vraag me af...'

'Als er iemand is die snel voor ons uit gaat om het gebied te verkennen, dan kan die ons verslag uitbrengen,' zei Tulie, die vermoedde wat haar broer dacht.

'Het is een heel eind om hard te lopen...' zei Talut en hij keek naar Danug. De lange jongen wou iets zeggen, maar Ayla was hem voor.

'Het is voor paard niet ver. Paard loopt snel. Ik kan op Whinney gaan... maar ik weet de plaats niet,' zei ze.

Talut keek eerst even verbaasd, maar toen glimlachte hij. 'Ik zou je een kaart kunnen geven! Zo een als deze,' zei hij en wees naar de tekening op de grond. Hij keek om zich heen en zag bij de brandstofvoorraad een scherf ivoor liggen. Hij pakte zijn scherp vuurstenen mes. 'Kijk, je gaat naar het noorden tot je bij de grote rivier komt.' Hij kraste zigzaglijnen om water aan te geven. 'Je moet eerst over een kleinere. Daar moet je niet in de war raken.'

Ayla fronste haar wenkbrauwen. 'Ik begrijp kaart niet,' zei ze. 'Ik heb nog nooit kaart gezien.'

Talut keek teleurgesteld en gooide de scherf weer op de hoop.

'Zou er niet iemand met haar mee kunnen gaan?' stelde Jondalar voor. 'Het paard kan er twee dragen. Ik heb wel samen met haar gereden.'

Talut lachte weer. 'Dat is een goed idee! Wie wil er mee?'

'Ik ga wel! Ik weet de weg,' riep iemand en er volgde snel een tweede. 'Ik weet de weg. Ik kom er net vandaan.' Latie en Danug hadden allebei geroepen en verscheidene anderen leken ook wel bereid.

Talut keek van de een naar de ander, toen trok hij zijn schouders omhoog, stak beide handen uit en keek naar Ayla. 'Jij mag kiezen.'

Ayla keek naar de jongeman die bijna net zo groot was als Jondalar, met hetzelfde rode haar als Talut en een beginnende baardgroei. Toen keek ze naar het lange slanke meisje dat nog geen vrouw was, al scheelde het niet veel, met haar donkerblonde haar dat iets lichter was dan dat van Nezzie. In de ogen van beiden lag een uitdrukking van vurige hoop. Ze wist niet wie ze moest kiezen. Danug was bijna een man. Ze vond dat ze hem moest nemen, maar Latie had iets dat Ayla aan haarzelf herinnerde en ze wist nog hoe verlangend het meisje had gekeken toen ze de paarden voor het eerst zag.

'Ik denk Whinney gaat sneller met niet te veel gewicht. Danug is man,' zei Ayla en glimlachte vriendelijk naar hem. 'Ik denk deze keer Latie beter.'

Danug knikte. Hij keek verward, trok zich terug en probeerde de emoties de baas te worden die hem totaal onverwacht overvielen. Het was een grote teleurstelling voor hem dat Latie was gekozen, maar hij was helemaal ondersteboven van Ayla's glimlach toen ze hem een man noemde. Het bloed steeg naar zijn wangen en zijn hart klopte sneller. Hij kreeg ook een vreemd gevoel in zijn mannelijke organen.

Latie rende weg om de warme, lichtgewicht rendierhuiden aan te trekken die ze droeg als ze reisde en pakte haar proviandtas. Nezzie deed er eten in en vulde de waterzak zodat ze al buiten stond, gereed voor vertrek, voor Ayla zich had verkleed. Ze keek toe hoe Jondalar Ayla hielp bij het vastmaken van de manden aan Whinney's draagstel. Ayla deed in de ene mand het eten voor onderweg dat ze van Nezzie kreeg, samen met de waterzak op haar andere spullen en Laties proviandtas in de andere. Toen pakte ze Whinney bij de manen en met een sprong zat ze op haar rug. Jondalar hielp het meisje opstijgen. Latie zat voor Ayla en van de rug van het paard keek ze naar de mensen van haar kamp. Haar ogen straalden van blijdschap.

Danug kwam wat verlegen dichterbij en gaf Latie de scherf ivoor. 'Hier, ik heb de kaart afgemaakt waar Talut aan was begonnen. Dan kunnen jullie het gemakkelijker vinden,' zei hij.

'O, Danug. Dank je wel!' zei Latie en ze trok hem naar zich toe voor een omhelzing.

'Ja. Bedankt, Danug,' zei Ayla met een glimlach die zijn hart sneller deed kloppen.

Zijn gezicht werd bijna zo rood als zijn haar. Toen de vrouw en het meisje de helling opreden, wuifde hij hen na.

Jondalar had een arm om de nek van het jonge paard dat het hoofd omhoogstak en probeerde mee te gaan. Zijn andere arm legde hij om de schouder van de jongeman. 'Dat was heel aardig van je. Ik weet dat je graag mee wou. Maar ik weet zeker dat je een andere keer wel op het paard kunt rijden.' Danug knikte alleen maar. Hij dacht op dat moment niet direct aan paardrijden.

Toen ze op de steppen kwamen, liet Ayla het paard met een lichte druk en bewegingen van haar lichaam voelen dat ze sneller wou, in noordelijke richting. De grond vervaagde onder de snelle hoeven en Latie kon nauwelijks geloven dat ze op de rug van een paard over de steppen rende. Toen ze vertrokken, had ze opgetogen geglimlacht en dat was nog wel zo, maar af en toe sloot ze de ogen en boog voorover om de wind in haar gezicht te voelen. Ze was heel blij en had nooit gedroomd dat iets zo opwindend kon zijn.

De rest van de jagers volgde kort na hun vertrek, iedereen die ertoe in staat was en wilde, ging mee. Van de Leeuwevuurplaats gingen drie jagers mee. Latie was nog jong en mocht pas sinds kort met Talut en Danug mee. Ze wou altijd graag, net als haar moeder toen die jonger was, maar Nezzie ging niet zovaak meer mee op jacht. Ze bleef thuis om op Rugie, Rydag en andere kinderen te passen. Sinds ze Rydag had, was ze niet vaak meer gaan jagen.

De Vossevuurplaats had maar twee mannen, Wymez en Ranec, en ze jaagden beiden, maar van de Mammoetvuurplaats was er niemand, behalve de gasten, Ayla en Jondalar. Mamut was te oud. Hij jaagde niet.

Manuv bleef thuis hoewel hij graag mee zou gaan, maar hij kon niet snel genoeg meekomen. Tronie bleef bij Nuvie en Hartal. Een enkele keer, bij een drijfjacht, als zelfs de kinderen konden helpen, ging ze wel mee. Tornec was de enige jager van de Rendiervuurplaats, net als Frebec de enige was van de Kraanvogelvuurplaats. Fralie en Crozie bleven in het kamp, bij de twee jongens, Crisavec en Tasher.

Tulie vond bijna altijd wel een mogelijkheid om mee te gaan, ook toen ze kleine kinderen had en de Oerosvuurplaats was goed vertegenwoordigd. Behalve de leidster gingen Barzec, Deegie en Druwez mee. Brinan deed zijn best om toestemming van zijn moeder te krijgen, maar hij werd bij Nezzie achtergelaten, samen met zijn zusje Tusie en hij werd gesust met de mededeling dat hij spoedig groot genoeg was.

De jagers liepen gezamenlijk de helling op en Talut zette er flink de pas in toen ze op het vlakke grasland waren.

'Ik vind eigenlijk ook dat de dag te mooi is om hem niet te benutten,' zei Nezzie. Ze zette haar kom neer en praatte tegen de groep die om het buitenvuur was gaan zitten nadat de jagers waren vertrokken. Ze dronken thee en waren bijna klaar met het ontbijt. 'Het graan is rijp en droog en ik wou nog een dag aan het werk om zoveel mogelijk binnen te halen. Als we in de richting van dat dennenbos gaan, bij de kleine rivier, kunnen we meteen de rijpe denappels verzamelen als er tijd voor is. Wie gaat er mee?'

'Ik weet niet of Fralie wel zo ver kan lopen,' zei Crozie.

'O, moeder,' zei Fralie. 'Een wandeling zal me goed doen en als het weer straks omslaat, moeten we allemaal het grootste deel van de tijd binnen blijven. Dat komt gauw genoeg. Ik wil graag mee, Nezzie.'

'Dan kon ik beter meegaan. Al help ik je alleen maar met de kinderen,' zei Crozie, op een toon alsof ze zich opofferde, hoewel het idee er eens uit te zijn haar goed toeleek.

Tronie kwam er eerlijk voor uit. 'Wat een goed idee, Nezzie! Ik kan Hartal wel in de rugtas doen en dan kan ik Nuvie dragen als ze moe wordt. Een dag buiten vind ik het mooiste dat er is.'

'Ik draag Nuvie wel. Jij hoeft er geen twee te dragen,' zei Manuv. 'Maar ik denk dat ik denappels ga zoeken. Dan laat ik het graan aan jullie over.'

'Ik denk dat ik ook meega, Nezzie,' zei Mamut. 'Misschien vindt Rydag het niet erg om een oude man gezelschap te houden en mogelijk kan hij me nog wat van Ayla's gebaren leren, omdat hij er zo goed in is.'

'Jij bent heel goed in gebaren, Mamut,' seinde Rydag. 'Je leert de gebaren snel. Misschien kun je mij leren.'

'Misschien kunnen we van elkaar leren,' seinde Mamut terug.

Nezzie glimlachte. De oude man had het kind van gemengde geesten nooit anders behandeld dan de andere kinderen van het kamp, behalve dan dat hij extra rekening hield met zijn zwakheid en hij had haar vaak geholpen met Rydag. Er scheen een speciale band tussen hen te bestaan en ze vermoedde dat Mamut meeging om de jongen bezig te houden terwijl de anderen aan het werk waren. Ze wist dat hij er ook voor kon zorgen dat niemand onwillekeurig druk op Rydag uitoefende om sneller te lopen dan hij kon. Mamut kon wat langzamer aan doen en het op zijn leeftijd gooien als hij zag dat de jongen zich te veel inspande. Dat had hij al eens eerder gedaan.

Toen iedereen buiten klaarstond, met manden, waterdichte leren kleden, waterzakken en eten voor het middagmaal, stak Mamut voor de ingang een ivoren beeldje van een vrouw in de grond. Hij sprak een paar woorden die hij alleen zelf begreep en maakte suggestieve gebaren. Iedereen ging weg, het huis zou leeg zijn en hij riep de Geest van Mut, de Grote Moeder aan om de woning tijdens hun afwezigheid te bewaken en te beschermen.

Niemand zou het verbod overtreden om naar binnen te gaan. Dat bleek uit het beeld van de Moeder voor de ingang. Ook wanneer iemand in grote verlegenheid verkeerde, zou hij de gevolgen niet willen riskeren. In uiterste nood—wanneer iemand gewond was of in een sneeuwstorm terecht was gekomen en onderdak zocht—zou men onmiddellijk maatregelen nemen om een mogelijk boze en wraakzuchtige beschermer gunstig te stemmen. Er zou zo spoedig mogelijk een schadeloosstelling worden gegeven door de persoon, de familie of het kamp, met een grotere waarde dan alles wat was gebruikt. Er zouden geschenken wor den gegeven aan de leden van de Mammoetvuurplaats om de Geest van de Grote Moeder tevreden te stellen met smeekbeden en beloften voor de toekomst of activiteiten ter compensatie. Wat Mamut deed, was doeltreffender dan welke afsluiting ook.

Toen Mamut klaar was, hees Nezzie een draagmand op haar rug en trok de riem over haar hoofd. Ze tilde Rydag op en zette hem op haar brede heup om hem de helling op te dragen. Rugie, Tusie en Brinan stuurde ze vooruit, de steppen op. De anderen volgden haar en spoedig liep de andere helft van het kamp over de open grasvlakte op weg naar het graan dat gezaaid was en hun door de Grote Aardmoeder werd aangeboden. Dit werk, dat een bijdrage leverde aan hun levensonderhoud, werd niet minder gewaardeerd dan dat van de jagers, maar het was meer dan alleen werk. De gezelligheid van het samen zijn gaf plezier in het werk.

Ayla en Latie gingen spattend door een ondiepe rivier, maar Ayla hield het paard wat in toen ze door de volgende, wat bredere stroom moesten.

'Moeten we deze rivier volgen?' vroeg Ayla.

'Ik geloof het niet,' zei Latie en ze raadpleegde de figuren op het stuk ivoor. 'Nee, kijk maar. Dit was de kleine die we overstaken. Deze steken we ook over en dan moeten we de volgende stroomopwaarts volgen.'

'Lijkt hier niet diep. Is een goede plaats om over te steken?'

Latie keek de rivier langs. 'Een stukje verder is een betere plaats. Daar hoeven we alleen de laarzen uit te doen en de broekspijpen op te rollen.'

Ze gingen verder stroomopwaarts, maar toen ze de brede, ondiepe oversteekplaats bereikten, waar het water schuimend om de rotsen stroomde, stopte Ayla niet. Ze stuurde Whinney het water in en liet het paard zelf haar weg zoeken. Aan de overkant ging het paard weer over in galop en Latie glunderde.

'We zijn niet eens nat geworden!' riep het meisje. 'Maar een paar spatjes.'

Toen ze bij de volgende rivier kwamen en naar het oosten afsloegen, vertraagde Ayla het tempo een poosje om Whinney wat rust te gunnen. Ook de langzame gang van het paard was nog wel sneller dan een mens kon lopen, of lang kon volhouden, zodat ze snel opschoten. Het landschap veranderde toen ze ver der kwamen. Het werd ruiger en geleidelijk aan meer geaccidenteerd. Toen Ayla stilhield en op een rivier wees die van de andere kant kwam, was Latie verbaasd. Ze had niet verwacht de zijrivier zo gauw te zien, maar Ayla wel, want die zag het aan de stroming in het water. Van de plaats waar ze stonden waren drie grote granieten rotsformaties te zien, een getande barrière aan de overkant en nog twee aan hun kant, stroomopwaarts in een hoek.

Ze volgden hun tak van de rivier en zagen dat die afboog naar de rotsformaties. Toen ze bij de eerste kwamen, zagen ze dat de rivier ertussendoor stroomde. Na het passeren van de rotsen zagen ze op geringe afstand verscheidene ruigharige donkere bizons grazen van het nog groene gras en riet aan de waterkant. Ze wees ernaar en fluisterde in Laties oor: 'Niet luid praten. Kijk.'

'Daar zijn ze!' zei Latie met gedempte stem en ze probeerde haar opwinding te onderdrukken.

Ayla draaide het hoofd en stak een natte vinger omhoog om de windrichting te bepalen. 'De wind komt hierheen. Goed. Ik wil ze niet storen voor we klaar zijn voor de jacht. Bizons kennen paarden. Op Whinney komen we dichterbij, maar niet te veel.'

Ayla leidde het paard om verder stroomopwaarts te kijken, waarbij ze zorgvuldig de dieren ontweek en toen ze tevreden was, ging ze langs dezelfde weg terug. Een grote oude koe, die lag te herkauwen, stak de kop omhoog en keek naar hen. De punt van de linkerhoren was afgebroken. De vrouw liet Whinney zo langzaam lopen dat haar bewegingen natuurlijker werden en de ruiters hielden de adem in. De merrie bleef even staan en liet het hoofd zakken om wat grassprietjes te eten. Paarden graasden niet als ze nerveus waren en deze handeling scheen de bizon gerust te stellen. Ze begon ook weer te grazen. Ayla draaide zo snel mogelijk om de kleine kudde heen en liet Whinney toen stroomafwaarts galopperen. Bij de herkenningspunten die ze op de heenreis hadden gezien, bogen ze af naar het zuiden. Bij het oversteken van de volgende rivier stopten ze even om te drinken en gingen toen verder naar het zuiden.

De groep jagers was net over het eerste riviertje toen Jondalar voelde dat Renner aan zijn halster rukte, in de richting van een naderende stofwolk. Hij stootte Talut aan en wees. Het stamhoofd keek in die richting en zag Latie en Ayla op Whinney naderbij komen. De jagers hoefden niet lang te wachten voor het paard met de berijdsters steigerend tot stilstand kwam. Latie straalde. Haar ogen schitterden en ze had een blos van opwinding op de wangen toen Talut haar eraf hielp. Toen gooide Ayla haar been omhoog en liet zich van het paard glijden terwijl ze allemaal om haar heen kwamen staan.

'Konden jullie ze niet vinden?' vroeg Talut en hij drukte de bezorgdheid uit die iedereen voelde. Een ander uitte die bijna op hetzelfde moment maar op een duidelijk andere toon.

'Jullie hebben ze ook niet gevonden. Ik dacht al dat het vooruitdraven op een paard niets zou helpen,' zei Frebec spottend.

Latie werd boos en antwoordde hem verbaasd: 'Wat bedoel je met "jullie hebben ze ook niet gevonden"? We hebben de plaats gevonden en we hebben de bizons ook gezien!'

'Wou je beweren dat jullie daar al zijn geweest?' vroeg hij en hij schudde ongelovig zijn hoofd.

'Waar zijn de bizons nu?' vroeg Wymez aan de dochter van zijn zuster zonder verder aandacht te besteden aan Frebec en zijn hatelijke opmerking.

Latie stapte naar de draagmand aan Whinney's zijde en haalde het stuk ivoor met de tekening eruit. Toen trok ze het vuurstenen mes uit de schede aan haar zij, ging op de grond zitten en kraste er nog een paar tekens bij.

'De zuidelijke zijtak gaat hier tussen twee rotsformaties door,' zei ze. Wymez en Talut gingen naast haar zitten en knikten instemmend, terwijl Ayla en een paar anderen meekeken. 'De bizons liepen achter de rotsen, waar het dal breder wordt en langs de rivier nog wat voedsel groeit. Ik heb vier jongen gezien...' Ze trok onder het vertellen vier korte evenwijdige streepjes.

'Ik denk vijf,' verbeterde Ayla.

Latie keek Ayla aan en knikte. Ze zette er nog een streepje bij. 'Je had gelijk, Danug, over die tweelingen. Er zijn jongen en zeven koeien... ' Ze keek weer naar Ayla om te zien of zij het ermee eens was. De vrouw knikte bevestigend en Latie tekende er nog zeven evenwijdige lijnen bij, iets langer dan de eerste. 'Maar vier met jongen, geloof ik.' Ze dacht even na. 'Verderop waren er meer.'

'Vijf jonge stieren,' voegde Ayla eraan toe, 'en twee of drie andere. Niet zeker, misschien meer. Hebben we niet gezien.'

Latie trok vijf lijnen die iets groter waren, apart van de eerste en toen nog drie kleinere tussen de twee groepjes. Ze kraste een klein dwarsstreepje om aan te geven dat ze klaar was. Dat was het totale aantal bizons dat ze hadden gezien. Haar streepjes waren door de lijnen gegaan die eerder in het ivoor waren gekrast, maar dat hinderde niet. Die hadden hun dienst gedaan.

Talut nam het stuk ivoor over van Latie en bekeek het aandachtig. Toen keek hij naar Ayla. 'Je hebt niet toevallig opgemerkt in welke richting ze gingen, of wel?'

'Stroomopwaarts, denk ik. We trokken voorzichtig om de kudde heen. Niet storen. Andere kant geen sporen, niet gegraasd,' zei Ayla.

Talut knikte en wachtte even. Hij zat kennelijk na te denken. 'Je zei dat jullie om ze heen zijn getrokken. Ben je ver stroomopwaarts gegaan?'

'Ja.'

'Zover ik me herinner wordt het dal smaller tot het eindigt met hoge rotsen in de rivier. En daar is geen doorgang, kloptdat?'

'Ja... maar misschien doorgang.'

'Een doorgang?'

'Voor hoge rotsen steile wand, bomen, dicht kreupelhout met doorns. Maar bij de rotsen ligt droog rivierbed. Als steil pad. Is doorgang, denk ik,' zei ze.

Talut fronste zijn wenkbrauwen, keek naar Wymez en Tulie en begon luid te lachen.

'De weg eruit is ook de weg erin! Dat zei Mamut!'

Wymez keek even verbaasd, maar toen begon hij begrijpend te grijnzen. Tulie keek van de een naar de ander. Toen begon ze het te begrijpen.

'Natuurlijk! We kunnen er langs die weg ingaan en een hinderlaag bouwen om ze in te jagen. Dan gaan we langs de andere weg om ze heen en drijven ze erin,' zei Tulie en ze legde het de anderen uit. 'Er zal iemand op moeten passen dat ze ons niet in de gaten krijgen en teruggaan, stroomafwaarts, terwijl wij aan het bouwen zijn.'

'Dat lijkt me een goed karweitje voor Danug en Latie,' zei Talut.

'Ik denk dat Druwez ze wel kan helpen,' voegde Barzec eraan toe, 'en als jullie vinden dat er meer hulp nodig is, ga ik ook wel mee.'

'Goed!' zei Talut. 'Waarom zou je niet met hen meegaan, stroomopwaarts. Ik weet een kortere weg om achter in het dal te komen. Die nemen we hier. Jullie houden ze ingesloten en zodra we de val klaar hebben, komen we terug om mee te helpen ze erin te drijven.'