30.

De uitgestrekte grasvlakten, die een overvloedige bron van leven vormden in dat koude land, boden toch alweer een andere aanblik toen het Leeuwekamp erdoorheen trok. De paarsblauwe en gele bloemen van de laatste dwergirissen waren nog kleurig, maar begonnen al te verdwijnen en de pioenen met het varenachtige blad stonden in volle bloei. Een wijd veld met donkerrode bloemen bedekte het hele dal tussen twee heuvels en ontlokte verbaasde en waarderende uitroepen aan de reizigers. Maar het jonge beemdgras en het rijpende zwenkgras en vedergras overheersten en veranderden de steppe in een zacht golvend zilver dat werd geaccentueerd door de schaduwen van de blauwe salie. Pas later, wanneer het jonge gras begon te rijpen en het vedergras zijn pluimen verloor, zouden de vruchtbare vlakten hun zil- verkleur verliezen en goudkleurig worden.

De jonge wolf genoot ervan om de veelheid aan kleine dieren te ontdekken die op de uitgestrekte grasvlakte leefden en opgroeiden. Hij rende achter bunzings en wezels aan, hermelijnen in hun bruine zomervacht, en deinsde terug wanneer de onbevreesde roofdieren hun gebied verdedigden. Wanneer veldmuizen en spitsmuizen, met hun fluweelzachte huidjes, zich naar de holen vlak onder de grond haastten, omdat ze gewend waren voor vossen weg te vluchten, jaagde Wolf achter ratten, hamsters en stekelige egels aan. Ayla moest lachen als ze hem verbaasd van schrik zag kijken naar een springmuis met dikke staart, korte voorpootjes en lange achterpoten met drie tenen, die wegsprong en het hol indook waar hij had overwinterd. Hazen, reuzenhamsters en flinke springmuizen waren groot genoeg voor een maaltijd en ze smaakten goed wanneer ze gevild boven een vuur aan het spit werden geroosterd. Ayla legde er met haar slinger verscheidene neer die Wolf had opgejaagd. De in holen wonende knaagdieren waren nuttig voor de steppe omdat ze de bovengrond losmaakten en omkeerden, maar sommige soorten veranderden de aard van het landschap met hun vele holen. Terwijl het Leeuwekamp door het land trok zagen ze overal talloze holen van de gevlekte grondeekhoorn en op sommige plaatsen moesten ze hun weg zoeken om honderden met gras bedekte heuveltjes heen, tot wel een meter hoog, waar kolonies steppemarmotten woonden.

Grondeekhoorns waren geliefde prooidieren voor zwarte haviken, hoewel ze zich ook voedden met andere knaagdieren, aas en insekten. De sierlijke vogels overvielen gewoonlijk de niets vermoedende grondeekhoorns van grote hoogte, maar de havik kon ook staan bidden als een torenvalk, of heel laag vliegen om zijn prooi bij verrassing te grijpen. Behalve de haviken en valken gaven ook de steppearenden de voorkeur aan de overvloedig voorkomende knaagdieren. Een keer zag Ayla Wolf een houding aannemen die haar deed besluiten erheen te gaan en toen zag ze een van de grote donkerbruine roofvogels landen op zijn nest dat op de grond lag. Hij bracht een grondeekhoorn bij zijn jong. Ze keek er met belangstelling naar, maar ze viel ze verder niet lastig-

Een massa andere vogels leefde van de overvloed van het open landschap. Overal op de steppen waren leeuweriken en graspiepers, korhoenders, sneeuwhoenders en patrijzen, grote trapganzen en prachtige jufferkraanvogels, grijsblauw met zwarte koppen en witte plukjes veren achter de ogen. Ze kwamen in de lente broeden, voedden zich met insekten, hagedissen en slangen en trokken in het najaar weg, trompetterend in grote V-formaties.

Talut was begonnen in een tempo dat hij gewend was aan te houden wanneer hij met het hele kamp reisde, zodat de lang- zaamsten van de groep niet werden opgejaagd. Maar hij merkte dat ze veel sneller opschoten dan anders. Het maakte een groot verschil dat de paarden er waren. De lasten waren voor iedereen lichter geworden omdat de geschenken, ruilmiddelen en huiden voor de tenten op de sleden werden vervoerd en ze hadden de mensen die hulp behoefden op hun rug. Het stamhoofd was blij met het hogere tempo, vooral omdat ze een omweg zouden maken, maar het bracht ook problemen mee. Hij had de route die ze zouden volgen en de stopplaatsen zo gepland dat ze gebruik konden maken van bepaalde plaatsen met water, die ze kenden. Nu moest hij dat tijdens de reis herzien.

Ze hadden haltgehouden bij een riviertje, hoewel het nog vroeg was. In de nabijheid van water maakten de steppen soms plaats voor bos en ze sloegen het kamp op in het open veld, gedeeltelijk omringd door bomen. Nadat Ayla de slee van Whinney had losgemaakt, besloot ze Latie mee te nemen voor een rit. Het meisje genoot ervan om te helpen bij de paarden en ze kreeg er warme genegenheid voor terug. Toen ze samen door een bosje reden, met sparren, berken, steenbeuken en lariksen, kwamen ze op een open plek met bloemen, een weelderig stukje weidegrond omgeven door bomen. Ayla stopte en fluisterde de jonge vrouw, die voor haar zat, zachtjes in het oor: 'Je moet heel stil zijn, Latie, maar kijk daar eens, bij het water.'

Latie keek in de richting die door Ayla werd aangeduid. Eerst fronste ze de wenkbrauwen omdat ze niets zag, maar ze glimlachte toen ze een saiga-antilope zag met twee jongen, die behoedzaam en onzeker de kop ophief. Toen zag Latie nog verscheidene andere. De spiraalvormige horens staken recht omhoog uit de kop van de kleine antilope en waren aan het eind iets gebogen. De grote neus hing iets over en dat gaf het dier een opvallend lang gezicht.

Omdat ze zo stil op de rug van het paard zaten te kijken, hoorden ze de geluiden van de vogels beter: het koeren van de duiven, het vrolijke melodietje van een woudzanger, de roep van een specht. Ayla hoorde het prachtige gefluit van een goudmerel en ze bootste het zo goed na dat de vogel in de war raakte. Latie wou wel dat ze zo goed kon fluiten.

Ayla stuurde Whinney voorzichtig naar de opening in het bos. Latie trilde bijna van opwinding toen ze dichter bij de antilope kwamen en ze nog een hinde met twee jongen zag. Plotseling draaide de wind iets en de saiga-antilopen staken de kop omhoog. In een oogwenk gingen ze er springend vandoor naar de open steppe. Er ging een grijze flits achter hen aan en Ayla begreep wie ze op de vlucht had gejaagd.

Tegen de tijd dat Wolf hijgend bij hen terugkwam en zich neer liet ploffen, liep Whinney vreedzaam te grazen en de twee vrouwen zaten in de zonnige weide en plukten wilde aardbeien. Naast Ayla stond een groepje vuurrode bloemen met lange dunne kroon bladeren die wel in rode kleurstof gedoopt konden zijn en bossen grote, goudgele bloemhoofdjes, met donzige witte bolletjes ertussen.

'Ik wou dat er genoeg was om wat mee te nemen,' zei Ayla die nog een kleine, maar buitengewoon lekkere en geurige aardbei in de mond stak.

'Er zouden er veel meer moeten zijn. Ik wou dat er voor mij nog meer waren,' zei Latie glimlachend, ik beschouw dit als een speciaal plekje alleen voor ons, Ayla.' Ze stak een aardbei in haar mond en sloot de ogen om van de smaak te genieten. Ze dacht even na en zei: 'Die kleine antilopen waren erg jong, nietwaar? Ik heb zulke kleintjes nog nooit van zo dichtbij gezien.'

'Dat komt door Whinney. Daarom kunnen we zo dichtbij komen. Antilopen zijn niet bang voor paarden. Maar Wolf daar,' zei Ayla, en ze keek naar het dier. Hij keek op toen hij zijn naam hoorde. 'Hij heeft ze weggejaagd.'

'Ayla, kan ik je wat vragen?'

'Natuurlijk. Je kunt altijd alles vragen.'

'Denk je dat ik ooit een paard zou kunnen vinden? Ik bedoel een kleintje, waar ik voor zou kunnen zorgen zoals jij voor Whinney hebt gezorgd, zodat hij aan me zou wennen.'

ik weet het niet. Ik heb er geen moeite voor gedaan om Whinney te vinden. Het gebeurde gewoon. Ik denk dat het moeilijk zal zijn om een veulen te vinden. Alle moeders beschermen hun jongen.'

'Als jij nog een paard zou willen hebben, een kleintje, hoe zou je dat dan doen?'

'Daar heb ik nooit over nagedacht... Wanneer ik een jong paard zou willen hebben... ja, ik denk dat ik dan zijn moeder zou moeten vangen. Herinner je je nog de bizonjacht van de vorige herfst? Als je op paarden ging jagen en je zou een kudde in zo'n omheining drijven, hoefde je ze niet allemaal te doden, je zou een of twee veulens kunnen houden. Misschien zou je ook een veulen van de andere kunnen scheiden en de rest laten gaan wanneer je ze niet nodig hebt.' Ayla glimlachte, ik vind het nu moeilijker om op paarden te jagen.'

Toen ze terugkwamen, zaten de meeste mensen om een groot vuur te eten. De twee jonge vrouwen schepten ook wat op en gingen zitten.

'We hebben een paar saiga-antilopen gezien,' zei Latie. 'Ook kleintjes.'

ik geloof dat je ook aardbeien hebt gezien,' merkte Nezzie droog op, die de rode handen van haar dochter zag. Latie bloosde, want ze wist nog best dat ze ze allemaal zelf wou houden.

'Er waren er niet genoeg om mee te nemen,' zei Ayla.

'Dat zou ook niet hebben uitgemaakt. Ik ken Latie en aardbeien. Als ze de kans kreeg, zou ze een heel veld alleen leeg eten.'

Ayla merkte dat Latie er verlegen onder werd en veranderde van onderwerp, ik heb ook wat klein hoefblad geplukt tegen de hoest, voor de zieke mensen in het kamp, en een plant met rode bloemen waarvan ik de naam niet weet. De wortel is heel goed voor zware hoest en maakt het slijm los,' zei ze.

ik wist niet dat je die bloemen daarvoor plukte,' zei Latie.

'Hoe weet je dat ze die ziekte hebben?'

'Dat weet ik niet, maar toen ik de planten zag, dacht ik dat ik er wel een paar kon meenemen omdat wij die ziekte ook hebben gehad. Hoe lang duurt het nog voor we er zijn, Talut?'

'Dat is moeilijk te zeggen,' zei het stamhoofd. 'We reizen sneller dan anders. Ik denk dat we het kamp van de Sungaea binnen enkele dagen bereiken. De kaart die Ludeg voor me heeft gemaakt was heel goed, maar ik hoop dat we niet te laat komen. Hun ziekte is ernstiger dan ik dacht.'

Ayla fronste de wenkbrauwen. 'Hoe weet je dat?'

ik heb tekens gevonden die door iemand zijn achtergelaten.'

'Tekens?' vroeg Ayla.

'Kom maar mee. Ik zal het je laten zien,' zei Talut. Hij zette zijn kopje neer en stond op. Hij nam haar mee naar een berg botten aan de waterkant. Overal op de vlakte waren botten te vinden, vooral grote, zoals schedels, maar toen ze dichterbij kwamen werd het Ayla duidelijk dat deze er niet toevallig lagen. Ze waren met een zekere bedoeling opgestapeld. Boven op de hoop lag een omgekeerde mammoetschedel met afgebroken slagtanden.

'Dat is een teken voor slecht nieuws,' zei Talut terwijl hij op de schedel wees. 'Heel slecht. Zie je die onderkaak met de twee wervels ertegenaan? De punt van de kaak wijst de richting aan en het kamp ligt op twee dagen afstand.'

'Ze moeten hulp nodig hebben, Talut! Hebben ze daarom dat teken hier geplaatst?'

Talut wees op een stuk zwartgeblakerd berkebast aan de linker slagtand. 'Zie je dat?' vroeg hij.

'Ja. Het is zwart, alsof het in brand heeft gestaan.'

'Dat betekent ziekte, een dodelijke ziekte. Er is iemand gestorven. De mensen zijn bang voor die soort ziekte en dit is een plaats waar de mensen vaak overnachten. Dat teken is hier niet geplaatst om hulp te vragen, maar om de mensen te waarschuwen weg te blijven.'

'O, Talut! Ik moet erheen. De anderen hoeven niet mee, maar ik moet erheen. Ik kan nu wel op Whinney vertrekken.'

'En wat wil je tegen hen zeggen wanneer je daar aankomt?' vroeg Talut. 'Nee, Ayla. Ze zullen je hulp niet accepteren. Ze kennen je niet. Het zijn niet eens Mamutiërs, het zijn Sungaea. We hebben het besproken. We wisten dat je erheen wou. We zijn eraan begonnen en we gaan met je mee. Ik denk dat we het, dank zij de paarden, in een dag halen in plaats van twee.'

De zon stond laag boven de horizon toen de groep reizigers van het Leeuwekamp een grote nederzetting naderde die op een breed natuurlijk terras lag, ongeveer tien meter boven een brede, snelstromende rivier. Ze stopten toen ze werden opgemerkt door een paar mensen die hen verbaasd aanstaarden voor ze naar een van de tenten renden. Er kwamen een man en een vrouw naar buiten. Ze hadden hun gezichten rood gekleurd met een smeersel van oker en ze hadden as in hun haar.

Het is te laat, dacht Talut, terwijl hij met Tulie het Sungaea- kamp naderde, gevolgd door Nezzie en Ayla die Whinney leidde met Mamut op haar rug. Het was duidelijk dat ze stoorden bij iets belangrijks. Toen de bezoekers tot op ongeveer drie meter waren genaderd, hief de man met het roodgekleurde gezicht een arm op en stak zijn hand uit met de palm naar voren. Het was een duidelijk teken om te stoppen. Hij praatte tegen Talut in een andere taal, maar Ayla hoorde er wel iets bekends in. Ze dacht dat ze het wel kon verstaan; het leek waarschijnlijk veel op het Mamutisch. Talut antwoordde in zijn eigen taal. Toen sprak de man weer.

'Waarom is het Leeuwekamp van de Mamutiërs hier op dit moment gekomen?' vroeg hij en hij sprak nu Mamutisch. 'Er is ziekte en grote droefenis in dit kamp. Hebben jullie de tekens niet gezien?'

'Ja, we hebben de tekens gezien,' zei Talut. 'We hebben een dochter van de Mammoetvuurplaats bij ons, een bekwaam Genezer. De boodschapper Ludeg, die hier een paar dagen geleden langskwam, heeft ons over jullie problemen verteld. We zouden op reis gaan naar onze Zomerbijeenkomst, maar Ayla, onze Genezer, wou eerst hierheen om haar diensten aan te bieden. Een van onze mensen was nog familie van een van jullie; we zijn verwanten. Daarom kwamen we.'

De man keek de vrouw aan die naast hem stond. Het was duidelijk dat ze verdriet had en ze deed haar best zich te beheersen.

'Het is te laat,' zei ze. 'Ze zijn dood.' Haar stem stierf weg in een gejammer en ze riep in diepe smart, 'Ze zijn dood. Mijn kinderen, mijn leven, ze zijn dood.' Er kwamen twee mensen naast de vrouw staan en ze namen haar mee.

'Mijn zuster heeft veel verdriet,' zei de man. 'Ze heeft een dochter en een zoon verloren. Het meisje was bijna vrouw en de jongen een paar jaar jonger. We treuren er allemaal om.'

Talut schudde vol medelijden het hoofd. 'Dat is inderdaad een groot verdriet. We voelen met u mee en we willen jullie steunen voor zover dat mogelijk is. Als het niet in strijd is met jullie gebruiken, willen we graag blijven om samen het verdriet te dragen wanneer ze worden teruggestuurd naar de Moederborst.'

'Jullie vriendelijkheid wordt op prijs gesteld en die zullen we nooit vergeten, maar we hebben nog zieken onder ons. Het kan voor jullie gevaarlijk zijn om te blijven. Het is misschien al gevaarlijk dat jullie zijn gekomen.'

'Talut, vraag hem of ik degenen die ziek zijn kan onderzoeken. Mischien kan ik hen helpen,' zei Ayla zachtjes.

'Ja, Talut. Vraag of Ayla de zieken mag zien,' voegde Mamut eraan toe. ik denk dat ze wel kan zeggen of het voor ons gevaarlijk is om te blijven.'

De man met het rode gezicht nam de oude man op het paard scherp op. Hij was al verbaasd geweest toen hij de paarden zag, maar hij wou de schijn vermijden dat het een buitengewoon diepe indruk op hem maakte en het verdriet van zijn zuster had hem zo aangegrepen dat hij zijn nieuwsgierigheid even had onderdrukt zolang hij optrad als woordvoerder voor zijn zuster en zijn kamp. Maar toen Mamut iets zei, werd hij zich opeens weer bewust van het feit dat hij het maar een vreemd gezicht vond, die man die op de rug van een paard zat.

'Hoe krijgt die man het voor elkaar om op een paard te zitten?' flapte hij er eindelijk uit. 'Waarom blijft het paard stilstaan om erop te komen? En die andere, daarachter?'

'Dat is een lang verhaal,' zei Talut. 'De man is onze Mamut en de paarden luisteren naar onze Genezer. Als er tijd voor is, zullen we je er graag alles van vertellen, maar Ayla wil eerst graag jullie zieken onderzoeken. Misschien is ze in staat hen te helpen. Ze zal ons kunnen vertellen of de boze geesten er nog zijn en of ze in staat is om ze te bedwingen en onschadelijk te maken zodat het voor ons geen kwaad kan om te blijven.'

'Je zegt dat ze bekwaam is. Ik moet je geloven. Als ze de geest van de paarden kan beheersen, moet ze over een sterke toverkracht beschikken. Ik zal even praten met de mensen binnen.'

'Je moet weten dat er nog een dier is,' zei Talut en hij wendde zich tot de vrouw. 'Roep hem eens, Ayla.'

Ze floot en nog voor Rydag hem kon laten gaan, had Wolf zich los geworsteld. De man van de Sungaea en een paar anderen schrokken toen de jonge wolf op hen af kwam rennen, maar hun verbazing was nog groter toen hij voor Ayla bleef staan en vol verwachting naar haar opkeek. Op een teken van haar ging hij op zijn buik liggen, maar de vreemden voelden zich niet op hun gemak onder zijn waakzame blik.

Tulie had scherp opgelet hoe de mensen van het Sungaea- kamp reageerden en ze besefte weldra welk een diepe indruk de handelbare dieren hadden gemaakt. Ze hadden het aanzien van de mensen bij wie ze hoorden vergroot en dat gold voor het hele Leeuwekamp. Mamut had prestige ontleend aan het simpele feit dat hij op de rug van een paard zat. Ze wierpen bedachtzame blikken op hem en er werd naar hem geluisterd, maar hun reacties op Ayla waren nog veelzeggender. Ze bekeken haar met ontzag en een soort eerbiedige verering.

De leidster besefte dat zij aan de paarden gewend was geraakt, maar ze herinnerde zich haar eigen onzekerheid toen ze Ayla voor het eerst met haar paarden had gezien en het was voor haar niet moeilijk zich in hun situatie te verplaatsen. Ze was erbij toen Ayla dat kleine wolvejong meebracht en ze had hem zien opgroeien, maar ze besefte dat een vreemde Wolf niet als een leuk jong diertje zag. Hij mocht dan jong zijn, maar hij was in alle opzichten bijna een volwassen wolf en het paard was een volwassen merrie. Wanneer Ayla overgevoelige paarden haar wil kon opleggen en de geest van onafhankelijke wolven kon beheersen, welke andere machten zou ze dan ook kunnen bedwingen? Vooral wanneer erbij werd verteld dat ze de dochter van de Mammoetvuurplaats en een Genezer was.

Tulie was benieuwd hoe ze op de Zomerbijeenkomst zouden worden ontvangen, maar het verbaasde haar niets dat Ayla werd uitgenodigd om de zieke leden van het kamp te onderzoeken. De Mamutiërs wachtten rustig af. Toen Ayla naar buiten kwam, ging ze naar Mamut, Talut en Tulie.

ik denk dat ze de voorjaarsziekte hebben, zoals Nezzie het noemt, met koorts, benauwdheid op de borst en moeilijkheden met ademhalen, alleen zij hebben het later gekregen en ernstiger,' legde Ayla uit. 'Twee oudere mensen zijn al eerder gestorven, maar het is erg triest wanneer kinderen sterven. Ik weet niet hoe dat is gekomen. Jonge mensen zijn over het algemeen sterk genoeg om van deze ziekte te herstellen. Alle anderen schijnen het ergste te hebben gehad. Sommigen hoesten veel en daar kan ik wel wat aan doen, maar zo te zien is er niemand meer ernstig ziek. Ik wil graag iets klaarmaken om de moeder te helpen. Ze trekt het zich erg aan. Dat kan ik me voorstellen. Ik ben er niet absoluut zeker van, maar ik geloof niet dat het voor ons gevaar oplevert wanneer we blijven voor de begrafenis. Ik vind het echter niet verstandig om bij hen te logeren.'

ik had willen voorstellen dat we onze eigen tenten opzetten, als we besluiten te blijven,' zei Tulie. 'Het is al moeilijk genoeg voor hen zonder voortdurend vreemden in hun midden te hebben en het zijn ook geen Mamutiërs. Sungaea zijn... anders.'

Ayla werd de volgende morgen gewekt door het geluid van stemmen niet ver van de tent. Ze stond vlug op, kleedde zich aan en keek naar buiten. Er waren verscheidene mensen bezig met het graven van een lange smalle geul. Tronie en Fralie zaten buiten bij een vuur hun baby's te voeden. Ayla glimlachte en ging bij hen zitten. Uit een kookmand steeg de geur van saliewater op. Ze schepte er een kopje uit en nam af en toe een teugje van de hete vloeistof.

'Gaan ze hen vandaag begraven?' vroeg Fralie. ik denk het,' zei Ayla. ik geloof niet dat Talut het rechtstreeks wou vragen, maar ik kreeg de indruk van wel. Ik kan hun taal niet verstaan, al vang ik hier en daar een paar woorden op.'

'Dan zijn ze het graf aan het graven. Ik vraag me af waarom ze het zo lang maken,' zei Tronie.

ik weet het niet, maar ik ben blij dat we gauw vertrekken. Ik weet dat het goed is om te blijven, maar ik houd niet van begrafenissen,' zei Fralie.

'Daar houdt niemand van,' zei Ayla. ik wou dat we hier een paar dagen eerder waren geweest.'

'Je weet trouwens niet of je iets voor die kinderen had kunnen doen,' zei Fralie.

ik vind het zo erg voor de moeder,' merkte Tronie op. 'Het moet al erg genoeg zijn om een kind te verliezen, maar twee tegelijk... ik weet niet of ik daar wel overheen zou komen.' Ze drukte Hartal tegen zich aan, maar dat had alleen tot gevolg dat de dreumes probeerde los te komen.

'Ja. Het is erg om een kind te verliezen,' zei Ayla. Haar stem klonk zo triest dat Fralie haar verbaasd aankeek. Ayla zette haar kopje neer en stond op. ik heb hier in de buurt wat alsem zien groeien. Van de wortel kan ik een heel sterk middel maken.

Ik gebruik het niet vaak, maar ik wil iets maken om de moeder wat te kalmeren en dat zal sterk moeten zijn.'

Het Leeuwekamp merkte de verschillende activiteiten en ceremoniën op die in de loop van de dag plaatsvonden of ze namen er zijdelings deel aan, maar tegen de avond veranderde de sfeer en toen gingen ook de bezoekers helemaal op in de diepe concentratie. De opgelaaide emoties ontlokten aan de Mamutiërs oprechte kreten van rouw en verdriet toen de twee kinderen op lijkbaren, die de vorm van een hangmat hadden, plechtig naar buiten werden gedragen en bij iedereen langs werden gebracht voor een laatste afscheid.

Terwijl de mensen die de baren droegen langzaam langs de rouwende bezoekers liepen, zag Ayla dat de kinderen prachtig vervaardigde en versierde kleding aan hadden, alsof ze voor een belangrijk feest waren gekleed. Ze kon er niets aan doen, maar ze raakte ervan onder de indruk en het intrigeerde haar. Voor de tunieken en de lange broeken waren stukjes leer en bont in verschillende, ook natuurlijke, kleuren en ingewikkelde geometrische figuren nauwkeurig aan elkaar genaaid, afgezet met opvallende, aaneengesloten stukken die met duizenden ivoren kraaltjes waren bezet. Haar gedachten dwaalden even af. Zouden ze voor al dat werk alleen een scherpe priem hebben gebruikt? Misschien dat iemand wel graag de kleine ivoren draadtrekker met de scherpe punt en het gat aan het andere eind zou willen hebben.

Ze zag ook hoofdbandjes en riemen en over de schouders van het meisje een cape met boeiende figuren die waren aangebracht in een stof die leek te zijn gemaakt uit draden van de wol die door de trekkende dieren was afgeworpen. Ze wou het kledingstuk wel aanraken en nauwkeurig bekijken om erachter te komen hoe het was gemaakt, maar dat was ongepast geweest. Ranec, die naast haar stond, zag het ook en hij maakte een opmerking over het ingewikkelde patroon van rechthoekige spiralen. Voor ze weggingen, hoopte Ayla meer te weten te komen over de manier waarop ze het maakten, misschien wel in ruil voor een van haar ivoren punten met een gat.

De beide kinderen hadden ook sieraden om, gemaakt van schelpen, hoektanden van dieren en been. De jongen had zelfs een grote vreemde steen die was doorboord om als hanger te dragen. Het haar van de volwassenen zat in de war en was bedekt met as, maar hun haar was keurig gekamd en volgens een ingewikkeld model opgemaakt, de jongen met vlechten en het meisje met grote knotten aan beide zijden van haar hoofd.

Ayla kon het gevoel niet van zich afzetten dat de kinderen alleen maar sliepen en ieder moment wakker konden worden. Ze leken te jong, te gezond, met hun ronde wangen en gladde gezichten, om dood te zijn en te zijn overgegaan naar het rijk van de geesten. Ze voelde een huivering en ze keek onwillekeurig naar Rydag. Ze ving Nezzies blik op en keek de andere kant op.

Tenslotte werden de lichamen van de twee kinderen naar de lange, smalle geul gebracht. Ze werden er, met de hoofden naar elkaar toe, in neergelaten. Een vrouw met een eigenaardige hoofdtooi en een lange, met kralen versierde tuniek ging staan en begon met een hoge stem aan een lijkzang die iedereen deed huiveren. Ze had veel hangers en kettingen om de hals die rinkelden en tegen elkaar tikten wanneer ze zich bewoog, en verscheidene losse ivoren armbanden op haar armen, die bestonden uit een aantal afzonderlijke, smalle banden. Ayla realiseerde zich dat ze op de armbanden leken die sommige Mamutiërs droegen.

Naast het bekende geluid van trommelslagen op een mammoetschedel klonk de weergalm van een harde trommelslag. Terwijl ze zong begon de vrouw heen en weer te bewegen en te wiegen, ze ging op haar tenen staan en tilde haar voeten van de grond, soms keek ze in verschillende richtingen, maar ze bleef op haar plaats. Als ze danste, zwaaide ze ritmisch met de armen zodat haar armbanden ratelden. Ayla had haar al ontmoet en hoewel ze niet met elkaar konden praten, voelde ze zich tot haar aangetrokken. Mamut had uitgelegd dat ze geen medicijnvrouw was zoals Ayla, maar iemand die kon communiceren met de wereld van de geesten. Ayla realiseerde zich met een schok dat zij voor de Sungaea was wat Mamut voor de Mamutiërs was en Creb voor de Stam. Maar het was nog wel moeilijk voor haar om zich een vrouwelijke mog-ur voor te stellen.

De man en de vrouw met de rode gezichten strooiden poeder van rode oker over de kinderen en dat deed Ayla denken aan de rode okerzalf die Creb op Iza's lichaam had gesmeerd. Er werden verscheidene andere dingen op plechtige wijze in het graf gelegd: rechte staven van de slagtand van de mammoet, speren, vuurstenen messen en dolken, beeldjes van een mammoet, een bizon en een paard—niet zo goed gemaakt als die van Ranec, dacht Ayla. Ze was verbaasd toen ze een lange ivoren staf zag, versierd met een wiel met spaken waaraan veren waren bevestigd en andere voorwerpen. Ze legden naast elk kind een staf. Toen de mensen van de nederzetting de klaagzang van de vrouw overnamen, boog Ayla zich iets voorover en fluisterde tegen Mamut: 'Die staven lijken op die van Talut. Zijn het Spreeksta- ven?'

'Ja. De Sungaea zijn verwant aan de Mamutiërs en veel nauwer dan sommigen willen toegeven,' zei Mamut. 'Er zijn wel wat verschillen, maar deze begrafenisplechtigheid lijkt heel veel op de onze.'

'Waarom zouden ze Spreekstaven in een graf bij kinderen leggen?'

'Ze krijgen de dingen die ze nodig zullen hebben wanneer ze in de geestenwereld ontwaken. Als de dochter en de zoon van de leidster zijn ze een zuster en broer die waren voorbestemd om samen leiders te worden, is het niet in dit leven, dan in het volgende,' legde Mamut uit. 'Het is noodzakelijk om hun rang te laten zien zodat ze daar hun status niet verliezen.'

Ayla bleef even kijken en toen ze begonnen de grond er weer in te gooien, stelde ze de volgende vraag aan Mamut.

'Waarom worden ze zo begraven, met de hoofden naar elkaar toe?'

'Omdat ze broer en zuster zijn,' zei hij, alsof de rest voor zichzelf sprak. Toen zag hij de verbaasde uitdrukking op haar gezicht en vervolgde: 'Het kan een lange, moeilijke reis worden naar de wereld van de geesten, vooral omdat ze nog zo jong zijn. Ze moeten met elkaar kunnen communiceren, elkaar kunnen helpen en troosten, maar het is een gruwel voor de Moeder wanneer een broer en een zus met elkaar het Genot delen. Als ze naast elkaar wakker worden, kunnen ze zijn vergeten dat ze broer en zus zijn en bij vergissing paren omdat ze denken dat ze bij elkaar sliepen omdat ze een verbintenis aan zouden gaan. Met de hoofden naar elkaar toe kunnen ze elkaar tijdens de reis bemoedigen en zich toch niet vergissen in hun relatie wanneer ze de andere plaats bereiken.'

Ayla knikte. Het leek logisch, maar terwijl ze keek hoe het graf werd dichtgegooid, had ze de vurige wens dat ze een paar dagen eerder waren gekomen. Misschien had ze niet kunnen helpen, maar ze had het kunnen proberen.

Talut stopte aan de oever van een riviertje. Hij keek eerst stroomopwaarts toen stroomafwaarts en raadpleegde het stukje ivoor dat hij in zijn hand had. Hij keek naar de stand van de zon en een paar wolkenformaties in het noorden. Hij snoof de wind op en bekeek tenslotte de naaste omgeving.

'Hier blijven we vannacht,' zei hij terwijl hij zijn rugzak en draagstel van zich afschudde. Hij liep naar zijn zuster die een beslissing nam over de plaats van de hoofdtent zodat er nog voldoende vlakke grond overbleef voor de bijtentjes die van dezelfde steunders gebruik maakten. 'Tulie, wat vind je ervan om hier te blijven en wat te handelen? Ik heb de kaarten bekeken die Ludeg heeft gemaakt. Het kwam eerst niet bij me op, maar nu ik zie waar we zijn, kijk,' zei hij en hij liet haar twee verschillende stukjes ivoor zien waar tekentjes op waren aangebracht, 'hier is de kaart die de weg aangeeft naar het Wolvekamp, de nieuwe plaats voor de Zomerbijeenkomst en hier is de andere, die hij snel nog even maakte met de weg naar het Sungaea-kamp. Hier vandaan zou het niet zo'n grote omweg zijn als we het Mammoetkamp bezoeken.'

'Je bedoelt het Muskusoskamp,' zei Tulie geërgerd op minachtende toon. 'Het was arrogant van hen om hun kamp een andere naam te geven. Iedereen heeft een Mammoetvuurplaats, maar niemand zou een kamp naar de mammoet noemen. Zijn we niet allemaal Mammoetjagers?'

'Maar de kampen worden altijd naar de vuurplaats van het stamhoofd genoemd en hun nieuwe stamhoofd is hun Mamut. Bovendien betekent dat niet dat we niet met hen kunnen handelen—als ze niet voor de zomer zijn vertrokken. Je weet dat ze verwant zijn aan het Amberkamp en ze hebben altijd wel wat barnsteen om te ruilen,' zei Talut die wist dat zijn zuster een zwak had voor het goudkleurige, versteende hars. 'Wymez zegt dat ze ook goed vuursteen weten te vinden. Wij hebben veel rendierhuiden, om maar te zwijgen van een paar mooie vachten.'

ik begrijp niet hoe iemand een vuurplaats kan beginnen wanneer hij niet eens een vrouw heeft, maar ik zei al dat ze arrogant zijn. Maar daarom kunnen we wel met hen handelen. Natuurlijk stoppen we hier, Talut.' Er kwam een ondoorgrondelijke glimlach op het gezicht van de leidster. 'Dat moeten we in ieder geval doen. Ik denk dat het voor het "Mammoet"kamp interessant zal zijn om onze Mammoetvuurplaats te ontmoeten.'

'Goed. Laten we dan maar vroeg vertrekken,' zei Talut, maar hij keek haar verbaasd aan en schudde zijn hoofd. Hij vroeg zich af wat zijn listige en intelligente zuster in de zin had.

Toen het Leeuwekamp een brede, bochtige rivier bereikte die een diepe geul had uitgeslepen tussen de steile oevers die uit lössgrond bestonden, zoals bij hun huis, liep Talut naar een vooruitspringend stuk grond en bekeek nauwkeurig de omgeving. Hij zag in het dal beneden herten en oerossen grazen op een weide met hier en daar wat boompjes. Wat verder weg zag hij in een scherpe bocht van de rivier tegen de hoge oever een grote stapel botten liggen. Kleine figuurtjes bewogen zich tussen de verzameling gedroogde botten en hij zag dat een aantal van hen beenderen meenamen.

'Ze zijn er nog,' riep hij. 'Ze moeten aan het bouwen zijn.'

De reizigers liepen gezamenlijk de helling af naar het kamp dat op een breed terras lag, niet meer dan vijf meter boven de rivier. Ayla was verrast geweest toen ze het huis van het Leeuwekamp zag, maar haar verbazing was nog veel groter toen ze het Mammoetkamp zag. In plaats van een enkel, lang, half onderaards huis, dat met plaggen was bedekt en voor Ayla veel gelijkenis had met een grot of een hol voor mensen, had dit kamp op het terras een aantal afzonderlijke ronde verblijven. Ze waren ook verstevigd met een dikke laag plaggen met klei eroverheen en er groeide gras om de randen, maar niet op het dak. Ze deden Ayla nog het meest denken aan de enorme, kale marmottenheu- vels.

Toen ze dichterbij kwamen, begreep ze waarom de daken kaal waren. Het Mammoetkamp gebruikte ze ook als plaats om uit te kijken. Op twee daken stond een groep toeschouwers en hoewel ze nu hun aandacht op de bezoekers richtten, was dat niet de reden waarom ze daar stonden. Toen het Leeuwekamp om een van de huizen trok dat hun uitzicht belemmerde, zag Ayla waar ze zoveel belangstelling voor hadden en ze was stomverbaasd.

Talut had gelijk gehad. Ze waren aan het bouwen. Ayla had Tulies opmerkingen gehoord over de naam die deze mensen voor hun kamp hadden gekozen, maar nu ze het huis zag dat ze bouwden leek de naam heel toepasselijk. Als het klaar was zou het er misschien net zo uitzien als de andere, maar de manier waarop zij de mammoetbotten als geraamte voor het huis gebruikten, leek een bijzondere eigenschap van het dier uit te drukken.

Zeker, het Leeuwekamp had ook mammoetbotten gebruikt bij het bouwen van hun huis, maar de beenderen die voor deze woning werden gebruikt hadden ook nog een andere functie. Ze waren zo uitgezocht en geplaatst dat het geraamte het wezen van de mammoet overbracht en wel zo dat het geloof van de Mamutiërs erin werd uitgedrukt.

Om te beginnen brachten ze eerst grote aantallen van dezelfde soort botten uit de berg beneden. Ze maakten daarmee een halve cirkel met een doorsnede van ongeveer vijf meter. Daar werden mammoetschedels op geplaatst en wel zo dat het stevige oppervlak van het voorhoofd naar binnen wees. De opening werd de bekende poort, gemaakt van twee grote, kromme slagtanden die werden vastgezet in het gat van een mammoetschedel en aan de top met elkaar werden verbonden. Aan de buitenkant kwam een ronde muur van misschien wel honderd onderkaken van mammoeten, in vier lagen, waarbij de spitse kin steeds tussen twee andere kaken paste.

Het was een indrukwekkende constructie met een diepere betekenis. Al die onderkaken samen, met hun V-vorm, deden een zigzag patroon ontstaan dat op de kaarten werd gebruikt om water aan te geven. Bovendien was het zigzagsymbool voor water ook het meest diepzinnige symbool voor de Grote Moeder, de Schepper van alle leven. Ayla had van Mamut geleerd dat de driehoeken, met de punt naar beneden, Haar heuvel voorstelden, het uitwendige kenmerk van Haar baarmoeder. Omdat het symbool vele keren werd herhaald was het een voorstelling van al het leven; niet zomaar water, maar het vruchtwater van de Moeder dat over de aarde was gestroomd en de zeeën en rivieren had gevuld toen Ze al het leven op aarde schiep. Er was geen twijfel mogelijk. Dit moest het verblijf van de Mammoetvuurplaats worden.

De ronde muur was nog niet klaar, maar ze waren bezig met de rest van het huis. Er werden schouderbladen, bekkens en wervels geplaatst in een regelmatige, symmetrische volgorde. Aan de binnenkant zorgde een geraamte van hout voor voldoende steun en zo te zien werd het dak gemaakt van slagtanden.

'Dit is het werk van een echte kunstenaar!' zei Ranec, die ernaar toe liep en blijk gaf van zijn bewondering voor hun werk.

Ayla begreep dat hij zijn goedkeuring wou uitspreken. Ze zag Jondalar op een afstandje staan. Hij hield Renner aan het touw.

Ze besefte dat hij niet minder onder de indruk was en waardering had voor de geïnspireerde geest die het idee tot uitdrukking had gebracht. Eigenlijk stond het hele Leeuwekamp sprakeloos. Maar, zoals Tulie had vermoed, het Mammoetkamp was net zo verbaasd over hun bezoekers-of liever over de makke dieren die ze bij zich hadden.

Ze bleven elkaar over en weer even aanstaren zonder een woord te zeggen en toen kwamen een man en een vrouw, die iets jonger waren dan de leiders van het Leeuwekamp, naar voren om Tulie en Talut te begroeten. De man had zware mammoet- botten de helling opgedragen en zijn bovenlichaam was bloot en bezweet. Dit waren geen tijdelijke onderkomens die konden worden verplaatst, maar een blijvende nederzetting. Zijn gezicht was zwaar getatoeëerd en Ayla had moeite hem niet aan te staren. Hij had niet alleen een V-vormige tatoeage op zijn linkerwang, zoals de Mamut van het Leeuwekamp, maar ook symmetrische zigzaglijnen, driehoeken, ruiten en rechthoekige spiralen in twee kleuren, blauw en rood.

De vrouw was blijkbaar ook aan het werk geweest en ze liep ook met ontbloot bovenlichaam, maar in plaats van een broek droeg ze een omslag die tot net onder de knieën viel. Zij had geen tatoeëringen, maar haar neusvleugel was doorboord en ze droeg door het gat een sieraad van een stukje bewerkt barnsteen.

'Tulie, Tulie, wat een verrassing! We hadden jullie niet verwacht, maar in de naam van de Moeder verwelkomen we het Leeuwekamp,' zei de vrouw.

in de naam van Mut danken we jullie daar voor, Avarie,' zei Tulie. 'Het was niet onze bedoeling om op een ongelegen moment te komen.'

'We waren in de buurt, Vincavec,' voegde Talut eraan toe, 'en we konden niet doortrekken zonder langs te komen.'

'Een bezoek van het Leeuwekamp komt nooit ongelegen,' zei de man, 'maar hoe komen jullie zo in de buurt? Dit is voor jullie niet de weg naar het Wolvekamp.'

'De boodschapper die ons kwam vertellen dat de plaats van samenkomst was gewijzigd, was ook bij het kamp van de Sungaea geweest en hij zei dat ze daar ernstig ziek waren. We hebben een nieuwe vrouw, een Genezer, Ayla van de Mammoetvuurplaats,' zei Talut, en hij gaf haar een wenk om naar voren te komen, 'en ze wou erheen om te zien of ze kon helpen. We komen er net vandaan.'

'Ja, ik ken dat Sungaea-kamp,' zei Vincavec en toen draaide hij zich om naar Ayla. Ze kreeg even het gevoel dat zijn ogen dwars door haar heen gingen-ze was er nog altijd niet aan gewend om een rechtstreekse blik van een vreemde te beantwoorden-maar ze voelde dat dit niet het moment was om de verlegenheid of bescheidenheid van een vrouw van de Stam te tonen en ze ontweek zijn doordringende blik niet. Opeens begon hij te lachen en zijn fonkelende lichtgrijze ogen gaven haar een goedkeurende en waarderende blik. Toen viel het haar op dat het een bijzonder aantrekkelijke man was, niet omdat hij knap was of bijzondere trekken had-hoewel de tatoeages hem wel deden opvallen-maar door zijn sterke wil en intelligentie. Hij keek naar Mamut die op Whinney zat.

'Dus je bent nog altijd bij ons, oude man,' zei hij, duidelijk verheugd, en hij voegde er glimlachend aan toe, 'en je komt nog altijd met verrassingen. Sinds wanneer ben je een Roeper geworden? Of moeten we een andere naam bedenken? Twee paarden en een wolf die met het Leeuwekamp reizen? Dat is meer dan een Gave van Roepen.'

'Een andere naam zou toepasselijk kunnen zijn, Vincavec, maar het is mijn gave niet. De dieren luisteren naar Ayla.'

'Ayla? Het lijkt erop dat de oude Mamut een waardige dochter heeft gevonden.' Hij bekeek Ayla nog eens en hij was duidelijk geïnteresseerd. Hij zag Ranecs boze blik niet, maar Jondalar wel. Hij had begrip voor het gevoel en voor het eerst voelde hij een soort vreemde verwantschap met de beeldhouwer.

'We hebben nu lang genoeg staan praten,' zei Avarie. 'Daar hebben we nog tijd genoeg voor. De reizigers zullen wel moe zijn en hongerig. Ik ga een maaltijd voor jullie regelen en een plaats om uit te rusten.'

'We zien dat jullie een nieuw huis bouwen, Avarie. je hoeft voor ons geen drukte te maken. Het is voldoende wanneer we een plaats hebben om onze tenten op te zetten,' zei Tulie. 'We zullen later graag een keer met jullie eten en dan kunnen we misschien een paar mooie rendierhuiden en vachten laten zien die we toevallig bij ons hebben.'

ik heb een beter idee!' bromde Talut die zijn draagstel ter plekke afschudde. 'Waarom helpen we jullie niet? Je moet me waarschijnlijk wel vertellen waar ik ze moet neerleggen, maar mijn rug is breed genoeg om een paar mammoetbotten te dragen.'

'Ja, ik wil ook graag helpen,' bood Jondalar aan, die Renner naar zich toe trok en Rydag eraf hielp. 'Dat wordt een bijzonder huis. Ik heb nog nooit zoiets gezien.'

'Maar natuurlijk. We nemen jullie aanbod om te helpen graag aan. Enkelen van ons hebben haast om naar de Zomerbijeenkomst te gaan, maar een huis kan alleen in de zomer behoorlijk worden gebouwd, dus moeten we het afmaken voor we weggaan. Dit is een heel royaal aanbod van het Leeuwekamp,' zei Vinca- vec en hij vroeg zich af hoeveel stukken barnsteen hun edelmoedigheid ging kosten wanneer het handelen begon. Maar hij kwam tot de slotsom dat het wel de moeite waard was om het huis klaar te krijgen en een paar mopperaars tevreden te stellen.

Vincavec had de grote blonde man eerst niet opgemerkt tussen al die mensen, maar hij keek nog eens en toen richtte hij zijn blik weer op Ayla die bezig was om de slee van Whinney los te maken. Het was een vreemde, net als Ayla, en hij leek net zo vertrouwd met de paarden als zij. Maar de kleine platkop kon blijkbaar heel goed opschieten met de wolf en hij was geen vreemde meer. Het moest iets te maken hebben met de vrouw. Het Mamut-stamhoofd van het Mammoetkamp richtte zijn aandacht weer op Ayla. Het viel hem op dat de donkere beeldhouwer voortdurend om haar heen draaide. Ranec had altijd al oog gehad voor het mooie en bijzondere, dacht hij. Zijn houding had eigenlijk iets bezitterigs, maar wie was die vreemde dan? Hoorde hij niet bij die vrouw? Vincavec wierp een vluchtige blik op Jondalar en het viel hem op dat deze naar Ranec en Ayla stond te kijken.

Vincavec kwam tot de slotsom dat hier iets aan de hand was en hij moest glimlachen. Hoe de verhoudingen ook waren, wanneer ze allebei zo geïnteresseerd waren, was de vrouw waarschijnlijk nog geen verbintenis aangegaan. Hij bekeek haar nog eens goed. Het was een aantrekkelijke vrouw en een dochter van de Mammoetvuurplaats, een Genezer, zoals ze beweerden en ze ging beslist op een unieke wijze met dieren om. Ongetwijfeld een vrouw met een hoge status, maar waar kwam ze vandaan? En waarom was het altijd het Leeuwekamp dat met iets bijzonders voor de dag kwam?

De beide leidsters stonden in een bijna afgebouwd, maar nog leeg, nieuw huis. Hoewel de buitenkant was afgedekt, was het zigzagpatroon aan de binnenkant nog duidelijk te zien.

'Weetje zeker dat jullie niet met ons meereizen, Avarie?' zei Tulie die een nieuwe ketting met grote barnstenen kralen om de hals droeg. 'We willen graag nog een paar dagen wachten tot jullie klaar zijn.'

'Nee, jullie moeten gaan. Ik weet hoe graag iedereen naar de Bijeenkomst wil en jullie hebben al te veel gedaan. Het huis is bijna klaar en zonder jullie waren we nooit zo ver gekomen.'

'We vonden het leuk om jullie te helpen. Ik moet toegeven dat het een indrukwekkend nieuw huis is. Het is een eer voor de Moeder. Je broer is echt heel bijzonder. Je voelt hier binnen bijna de aanwezigheid van de Moeder.' Ze meende het oprecht en dat wist Avarie.

'Dank je wel, Tulie, en we zullen jullie hulp niet vergeten. Daarom willen we jullie niet langer vasthouden. Jullie zijn al te laat omdat jullie zijn gebleven om ons te helpen. Alle beste plaatsen zullen wel bezet zijn.'

'Het kost ons niet veel tijd meer om er te komen. Onze vracht is aanzienlijk lichter geworden. Het Mammoetkamp heeft goed handel gedreven.

Avarie wierp een blik op de nieuwe ketting van de grote leidster. 'Maar lang niet zo goed als het Leeuwekamp,' zei ze.

Tulie was het er wel mee eens. Ze dacht dat het Leeuwekamp er beter was afgekomen, maar het was ongepast het toe te geven. Ze ging op een ander onderwerp over. 'Nou, we zullen naar jullie uitkijken. Als het kan, zullen we proberen een plaats voor jullie open te houden.'

'Dat zullen we op prijs stellen, maar ik vermoed dat we de laatsten zullen zijn. We zullen moeten accepteren wat we kunnen krijgen. Maar we zoeken jullie wel op,' zei Avarie, terwijl ze naar buiten liepen.

'Dan vertrekken we morgenochtend,' zei Tulie. De twee vrouwen omhelsden elkaar en drukten de wangen tegen elkaar. Toen ging de leidster van het Leeuwekamp in de richting van de tenten.

'O, Tulie, voor het geval ik Ayla niet meer zie, wil je haar alsjeblieft nog een keer bedanken voor de vuursteen?' zei Avarie, en ze voegde er schijnbaar terloops aan toe: 'Hebben jullie al een Bruidsprijs voor haar vastgesteld?'

'We hebben erover nagedacht, maar ze heeft zoveel aan te bieden dat het moeilijk is,' zei Tulie en toen draaide ze zich om,

maar na een paar stappen bleef ze weer staan en zei glimlachend: 'Zij en Deegie kunnen zo goed opschieten dat Ayla bijna een dochter voor me is.'

Tulie kon nauwelijks een glimlach onderdrukken toen ze wegliep. Ze meende al te hebben opgemerkt dat Vincavec bijzondere aandacht aan Ayla besteedde en ze begreep dat het van Avarie niet zomaar een losse opmerking was. Hij had zijn zuster ertoe aangezet. Het zou geen slechte partij zijn, dacht Tulie. En banden met het Mammoetkamp konden voordeel opleveren. Natuurlijk heeft Ranec het eerste recht. Ze hebben elkaar tenslotte de Belofte gegeven, maar wanneer iemand als Vincavec een bod zou doen, zou dat geen beletsel zijn om het in overweging te nemen. Haar waarde kon er alleen maar hoger door worden. Ja, het was een goed idee van Talut toen hij voorstelde om hier te stoppen en wat handel te drijven.

Avarie keek haar na. Dus Tulie gaat zelf onderhandelen over de Bruidsprijs. Dat dacht ik al. Misschien was het wel goed om onderweg bij het Amberkamp te stoppen. Ik weet waar moeder de ruwe steen bewaart en als Vincavec van plan is een poging te doen om Ayla te krijgen, zal hij alles nodig hebben wat hij kan krijgen. Ik heb nog nooit een vrouw gezien die zo goed kan handelen als Tulie, dacht Avarie met enige afgunst. De grote leidster van het Leeuwekamp was haar vroeger niet zo opgevallen. Deze laatste paar dagen was ze echter in de gelegenheid geweest haar beter te leren kennen en ze had respect voor haar gekregen, had haar meer leren waarderen. Tulie had hard meegewerkt en ze was royaal met haar lof wanneer het verdiend was, en ze was misschien wel een geweldig goede handelaarster, maar dat hoorde bij een leidster. Als ze zelf nog jong was en op het punt stond een verbintenis aan te gaan, zou ze er geen bezwaar tegen hebben dat iemand als Tulie voor haar over de Bruidsprijs onderhandelde, dacht Avarie.

Van het Mammoetkamp trok het Leeuwekamp voornamelijk in noordelijke richting en ze volgden voor het grootste gedeelte de rivier. In de buurt van de grote rivieren die door het continent stroomden, veranderde het noordelijke landschap voortdurend en het toonde een rijke verscheidenheid aan planten. Op hun tocht kwamen ze door toendra's en lössvlakten. Ze zagen bosme- ren vol riet, rijkelijk begroeide moerassen, winderige heuvels en grazige weiden vol zomerbloemen. Hoewel de noordelijke plan ten in hun groei werden belemmerd, waren de bloemen vaak groter en feller van kleur dan van de soorten die meer naar het zuiden groeiden. Ayla kende de meeste wel, maar ze wist de namen niet altijd. Wanneer ze er voorbij kwamen, of als ze alleen uit rijden ging of wandelde, plukte ze er vaak een paar om ze mee te nemen naar Mamut, Nezzie, Deegie of iemand anders die haar de naam kon vertellen.

Hoe dichter ze bij de plaats van de Zomerbijeenkomst kwamen, hoe vaker Ayla een reden bedacht om een uitstapje te maken. De zomer was steeds de tijd geweest dat ze de eenzaamheid zocht. Dat had ze altijd gedaan, zover ze zich kon herinneren. 's Winters accepteerde ze, genoodzaakt door het slechte weer, het langdurig binnen blijven, of het nu in de grot van de Stam van Brun was of in haar vallei of in het huis van de Mamutiërs. Maar 's zomers had ze er vaak van genoten om overdag alleen te zijn, hoewel ze dat 's nachts niet prettig vond. Dan had ze tijd om over alles na te denken en te doen wat ze leuk vond, zonder het gevoel te hebben dat er te veel op haar werd gelet, of dat nu uit argwaan was of uit liefde.

Als ze 's avonds stopten, was het heel eenvoudig om te zeggen dat ze planten wou zoeken of jagen, en dat deed ze ook. Ze gebruikte zowel de speerwerper als haar slinger om vers vlees te halen, maar ze ging echt graag alleen. Ze had tijd nodig om na te denken. Ze zag tegen het moment op dat ze zouden aankomen en ze wist niet goed waarom. Ze had nu genoeg mensen ontmoet en men had haar gemakkelijk geaccepteerd, dus ze wist wel dat dat het probleem niet was. Maar hoe verder ze kwamen, hoe enthousiaster Ranec werd, terwijl Jondalar steeds somberder leek te worden. En haar verlangen om deze bijeenkomst van de kampen te ontlopen, werd steeds groter.

De laatste avond dat ze onderweg waren, kwam Ayla van een lange wandeling terug met een handvol bloemen. Ze zag dat er een stukje grond bij het vuur vlak was gemaakt en dat Jondalar er met een mes tekens in aanbracht. Tornec bekeek de tekens. Hij had een stuk ivoor en een scherp mes in de hand.

'Daar is ze,' zei Jondalar. 'Ayla kan het je beter uitleggen dan ik. Ik weet niet of ik de weg wel zou kunnen vinden van het Leeuwekamp naar de vallei en ik weet zeker dat ik het hier vandaan niet zou vinden. We hebben te veel omwegen gemaakt.'

'Jondalar probeerde een kaart te tekenen van de weg naar de vallei om te laten zien waar jullie de stenen hebben gevonden om vuur te maken,' zei Talut.

ik heb goed opgelet sinds we vertrokken, maar ik heb er niet een gezien,' voegde Tornec eraan toe. ik zou daar wel eens heen willen om er nog een paar te halen. De stenen die we hebben kunnen we niet altijd blijven gebruiken. In de mijne zit al een diepe groef.'

ik vind het moeilijk om de afstand te schatten,' zei Jondalar. 'Wij reisden met de paarden, dus is het moeilijk te zeggen hoeveel dagen je nodig hebt te voet. We hebben het gebied goed verkend en we stopten wanneer we er zin in hadden. We hebben niet de kortste weg genomen. Ik weet bijna zeker dat we op de terugweg, verder naar het noorden, de rivier zijn overgestoken die door jullie dal loopt. Misschien vaker dan een keer. Toen we teruggingen, was het bijna winter en het landschap was sterk veranderd zodat we ons moeilijk konden oriënteren.'

Ayla legde de bloemen neer. Ze pakte het mes en probeerde te bedenken hoe ze de weg naar de vallei moest tekenen. Ze begon met een lijn en toen aarzelde ze.

'Doe maar geen moeite om het hier vandaan te tekenen,' zei Talut. 'Probeer het maar gewoon vanaf het Leeuwekamp.'

Ayla dacht diep na en ze fronste de wenkbrauwen, ik weet dat ik je de weg zou kunnen wijzen vanaf het Leeuwekamp,' zei ze, 'maar ik begrijp nog steeds niet veel van kaarten. Ik geloof niet dat ik weet hoe ik er een moet tekenen.'

'Ach, maak je geen zorgen,' zei Talut. 'We hebben geen kaart nodig als jij ons de weg kunt wijzen. Als we terug zijn van de Zomerbijeenkomst, kunnen we misschien wel een tocht daarheen maken.' Toen wees hij met zijn rode baard in de richting van de bloemen. 'Wat heb je deze keer meegebracht, Ayla?'

'Dat wou ik jullie vragen. Ik ken ze wel, maar ik weet niet hoe jullie ze noemen.'

ik weet dat die rode een geranium is,' zei Talut. 'En dit is een klaproos.'

'Nog meer bloemen?' vroeg Deegie, die bij hen kwam zitten.

'Ja. Talut heeft me verteld hoe deze twee heten,' zei Ayla.

'Laat eens kijken, dat is struikheide en dat is dopheide,' zei Deegie, die de andere twee kende. 'We zijn er bijna. Talut zegt dat we morgen in de loop van de dag aankomen. Ik kan nauwelijks langer wachten. Morgen zie ik Branag en dan duurt het niet lang meer voor de verbintenis is gesloten. Ik weet niet of ik vannacht wel zal kunnen slapen.'

Ayla glimlachte. Deegie was zo opgewonden dat het moeilijk was haar enthousiasme niet te delen, maar het herinnerde haar er wel aan dat ze ook spoedig een verbintenis zou aangaan. Toen Jondalar over de vallei praatte en de weg erheen, was haar verlangen naar hem opnieuw sterk toegenomen. Ze had haar best gedaan om niet te laten merken dat ze naar hem keek en zij had duidelijk het gevoel dat hij naar haar keek. Ze keken elkaar even in de ogen voor ze beiden hun blik afwendden.

'O, Ayla, ik wil je met zoveel mensen kennis laten maken en ik ben zo blij dat we bij dezelfde plechtigheid een verbintenis zullen aangaan. Dat is een mooie herinnering voor later.'

Jondalar ging staan, ik moet weg... en... uh... mijn slaapplaats klaarmaken,' zei hij en ging er snel vandoor.

Deegie zag dat Ayla hem nakeek en ze was er bijna zeker van dat haar ogen vochtig werden. Ze schudde het hoofd. Ayla leek nu niet bepaald een vrouw die op het punt stond een verbintenis aan te gaan en een nieuwe vuurplaats in te richten met de man van wie ze hield. Er was geen blijdschap en geen opwinding. Er ontbrak iets en dat iets heette Jondalar.