vrijdag 13 november

 

 

 

Vrijdag de dertiende …

   Gunnar Holmberg zat in het lege directiekamertje en probeerde zijn aantekeningen op orde te krijgen.

   Hij was de hele dag op de Blackebergschool geweest; had naar de plaats van het misdrijf gekeken, met leerlingen gesproken. Twee technisch rechercheurs en iemand van het Forensisch Instituut die de bloedspatten kwam analyseren, waren nog steeds bezig met sporenonderzoek in het zwembad.

   Twee jongens waren daar gisteravond gedood. Een derde … verdwenen.

   Hij had ook met Marie-Louise gesproken, de mentor. Het was hem duidelijk geworden dat de verdwenen jongen, Oskar Eriksson, de jongen was die drie weken geleden zijn hand had opgestoken en op zijn vraag over heroïne had geantwoord. Hij wist nog wie het was.

   Ik lees veel en zo.

   Hij wist ook nog dat hij had gedacht dat de jongen als eerste naar de politieauto toe zou komen. Dan zou hij hem misschien hebben meegenomen voor een ritje. Zijn zelfvertrouwen wat hebben opgevijzeld, als dat kon. Maar de jongen was niet gekomen.

   En nu was hij weg.

   Gunnar keek zijn aantekeningen door van de gesprekken met de jongens die gisteravond in het zwembad waren geweest. Hun getuigenissen waren grotendeels eensluidend, en één woord kwam aldoor terug: ‘engel’.

   Oskar Eriksson was opgehaald door een engel.

   Dezelfde engel die volgens de getuigenverklaringen Jonny en Jimmy Forsberg de hoofden had afgerukt, die op de bodem van het bad waren blijven liggen.

   Toen Gunnar dat van die engel vertelde aan de politiefotograaf die de twee hoofden met een onderwatercamera had gefotografeerd op de plaats waar ze waren gevonden, had deze gezegd: “Dat was dan vast geen hemelse engel.”

   Nee …

   Hij keek uit het raam, zoekend naar een logische verklaring.

   Op het plein wapperde de vlag van de school halfstok.

   Twee psychologen waren aanwezig geweest bij de gesprekken met de jongens uit het zwembad, aangezien sommigen van hen onrustbarende tekenen vertoonden om al te luchtig te praten over wat er was gebeurd, alsof het een film was, iets wat niet echt was gebeurd. Dat zou je ook het liefst willen geloven.

   Het probleem was dat wat de jongens vertelden tot op zekere hoogte werd bevestigd door de bloedspatanalyse.

   Het bloed had zulke banen beschreven, sporen achtergelaten op zulke plaatsen (plafond, balken), dat de eerste indruk was dat ze gemaakt waren door iemand die … vloog. Ze waren nu aan het zoeken naar een afdoende verklaring. Een verklaring waar ze het mee konden afdoen.

   Daar zouden ze vast wel in slagen.

   De meester van de jongens lag met een zware hersenschudding op de intensive care en kon op zijn vroegst morgen worden gehoord. Hij zou waarschijnlijk niets nieuws te melden hebben.

   Gunnar duwde zijn handen tegen zijn slapen, zodat zijn ogen smaller werden, keek in zijn aantekeningen.

   Engel … vleugels … hoofd brak … stiletto … probeerde Oskar te verdrinken … Oskar was helemaal blauw … leeuwentanden … kwam Oskar halen …

   En het enige wat hij kon denken was: ik zou eigenlijk weg moeten gaan.

 

“Is die van jou?”

   Stefan Larsson, conducteur op het traject Stockholm-Karlstad, wees naar de koffer in het bagagerek. Dat zag je tegenwoordig niet zo vaak meer. Een echte … koffer.

   De jongen in de coupé knikte en liet zijn kaartje zien. Stefan knipte het.

   “Komt iemand je halen?”

   De jongen schudde zijn hoofd.

   “Hij is niet zo zwaar als hij eruitziet.”

   “Nee, nee. Wat zit erin, als ik vragen mag?”

   “Van alles en nog wat.”

   Stefan keek op zijn horloge en knipte gaatjes in de lucht met zijn tang.

   “Het is al avond als we aankomen.”

   “Mm.”

   “Die dozen. Zijn die ook van jou?”

   “Ja.”

   “Niet dat ik … maar hoe ga je …?”

   “Ik krijg hulp. Straks.”

   “Ja, ja. Oké. Goede reis dan.”

   “Dank u wel.”

   Stefan trok de deur van de coupé dicht en liep door naar de volgende. De jongen leek zich wel te kunnen redden. Als hijzelf zoveel te dragen had, zou hij vast niet zo vrólijk kijken.

   Maar dat is natuurlijk anders als je jong bent.

Laat de ware binnenkomen
titlepage.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_000.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_001.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_002.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_003.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_004.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_005.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_006.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_007.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_008.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_009.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_010.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_011.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_012.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_013.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_014.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_015.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_016.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_017.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_018.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_019.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_020.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_021.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_022.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_023.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_024.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_025.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_026.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_027.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_028.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_029.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_030.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_031.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_032.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_033.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_034.xhtml