donderdag 12 november

 

 

 

’s Ochtends moest Oskar overgeven en hij mocht nog een dag thuisblijven. Hoewel hij maar een paar uur had geslapen die nacht kon hij niet rusten. Er zat een knagende onrust in zijn lichaam die hem door het appartement dreef. Hij liep rond, pakte dingen op, bekeek ze, legde ze weer neer.

   Het was net of hij iets moest dóén. Iets waarvan het absoluut noodzakelijk was dat hij het deed. Maar hij kon niet bedenken wat.

   Toen hij de banken van Tomas en Jonny in brand stak, had hij een moment gedacht dat dát het was. Toen hij het geld bij Tommy bracht, had hij gedacht dat dát het was. Maar dat was het niet. Het was iets anders.

   Een grote theatervoorstelling die nu voorbij was. Hij liep rond op het ontruimde toneel waar de lichten uit waren en veegde bij elkaar wat was blijven liggen. Als het iets ánders was …

   Maar wat?

   Toen om elf uur de post kwam, was er maar één brief. Zijn hart maakte een sprong in zijn borst toen hij hem opraapte en omdraaide.

   Hij was aan zijn moeder gericht. In de rechterbovenhoek stond een stempel van ‘schooldistrict Ängby-Zuid’. Hij opende hem niet, maar scheurde hem in stukjes en spoelde ze door de wc. Had spijt. Te laat. Het kon hem niet schelen wat erin stond, maar als hij zich er op deze manier mee bemoeide, werd het nog meer gedoe dan wanneer hij niets deed.

   Maar het maakte niet uit.

   Hij kleedde zich uit en trok zijn badjas aan. Hij bestudeerde zichzelf in de spiegel in de hal. Deed net of hij iemand anders was. Boog naar voren om het spiegelglas te kussen. Op het moment dat zijn lippen het koude oppervlak raakten, ging de telefoon. Zonder na te denken nam hij op: “Ja, met mij.”

   “Oskar?”

   “Ja.”

   “Hallo, met Fernando.”

   “Wat?”

   “Ja, Ávila. Meester Ávila.”

   “O ja. Hallo.”

   “Ik wilde eens horen … kom je vanavond op training?”

   “Ik ben … een beetje ziek.”

   Het werd stil aan de andere kant. Oskar kon de meester horen ademhalen. Een. Twee. Toen: “Oskar. Of je het hebt gedaan. Of niet. Mij maakt het niet uit. Als je wilt praten, we praten. Als je niet wilt praten, we doen het niet. Maar ik wil dat je op training komt.”

   “Waarom … dat?”

   “Omdat, Oskar, je niet kan blijven zitten als een caracole, hoe zeg je … slak. In je huisje. Als je niet ziek bent, word je ziek. Ben je ziek?”

   “… Ja.”

   “Dan heb je lichaamsbeweging nodig. Je komt vanavond.”

   “En de anderen dan?”

   “De anderen? Wat zijn de anderen? Als ze vervelend zijn, zeg ik ‘boe’, ze houden op. Maar ze doen niet vervelend. Het is training.”

   Oskar antwoordde niet.

   “Oké? Je komt?”

   “Ja …”

   “Mooi. Tot vanavond.”

   Oskar hing op en het was stil om hem heen. Hij wilde niet naar de training. Maar hij wilde wel met de meester praten. Misschien kon hij wat eerder gaan, kijken of de meester er was. En dan naar huis gaan als het begon.

   Niet dat de meester dat goed zou vinden, maar …

   Hij liep nog een paar rondjes door het appartement. Hij pakte zijn trainingstas in, vooral om iets te doen te hebben. Een geluk dat hij Mickes bank niet in brand had gestoken, aangezien Micke misschien op de training kwam. Hoewel die misschien toch verwoest was omdat hij naast die van Jonny stond. Hoeveel was er eigenlijk verloren gegaan?

   Hij moest het aan iemand vragen …

   Tegen drieën werd er weer gebeld. Oskar aarzelde voordat hij de hoorn optilde, maar na de flits van hoop die door hem heen was geschoten toen hij de eenzame envelop zag, kon hij het niet meer laten om op te nemen.

   “Ja, met Oskar.”

   “Hoi, met Johan.”

   “Hallo.”

   “Hoe is ie?”

   “Gaat wel.”

   “Zullen we vanavond iets doen?”

   “Wanneer … dan?”

   “Ja … uurtje of zeven, zoiets.”

   “Nee, ik moet … naar training.”

   “O, ja. Oké. Jammer. Doei.”

   “Johan?”

   “Ja?”

   “Ik hoorde dat er brand was geweest. In het lokaal. Is er veel kapot?”

   “Nee. Een paar banken maar.”

   “Verder niet?”

   “Nee … alleen … wat papier en zo.”

   “Ja, ja.”

   “Met jouw bank is alles in orde.”

   “Ja. Mooi.”

   “Oké. Doei.”

   “Doei.”

   Oskar hing op met een vreemd gevoel in zijn buik. Hij had gedacht dat íédereen wist dat hij het had gedaan. Maar dat had hij aan Johan niet kunnen merken. En zijn moeder had nog wel gezegd dat er véél verwoest was. Maar misschien had ze overdreven.

   Oskar besloot Johan te geloven. Die had het per slot van rekening gezien.

 

“Nou ja, zeg …”

   Johan hing op, hij keek besluiteloos om zich heen. Jimmy schudde zijn hoofd en blies rook naar buiten door het raam van Jonny’s slaapkamer.

   “Zo slecht heb ik het nog nooit gehoord.”

   Met een zielig stemmetje zei Johan: “Het is niet makkelijk, hoor.”

   Jimmy keerde zich naar Jonny, die op zijn bed zat en een stuk sprei tussen zijn vingers wreef.

   “Hoe was het nou? Het halve lokaal afgebrand?”

   Jonny knikte. “De hele klas haat hem.”

   “En jij …”, Jimmy richtte zich weer tot Johan, “jij noemt dat … wat zei je nou? ‘Wat papier.’ Denk je dat hij daarin trapt?”

   Johan boog beschaamd zijn hoofd.

   “Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik dacht dat hij … achterdochtig zou worden als ik zei dat …”

   “Ja, ja. Het is alweer gebeurd. Nu moeten we maar hopen dat hij komt.”

   Johans blik vloog heen en weer van Jonny naar Jimmy. Beiden hadden een lege blik, verzonken in beelden van de komende avond.

   “Wat zijn jullie van plan?”

   Jimmy boog voorover op de stoel, veegde wat gemorste as van de mouw van zijn trui en zei langzaam: “Hij heeft alles verbrand. Wat we van ónze vader hadden. Dus wat we van plan zijn. Daar hoef jij je niet zo druk over te maken. Of wel?”

 

Zijn moeder kwam om halfzes thuis. De leugen en het gebrek aan vertrouwen van de vorige avond hingen nog steeds als een koude mist tussen hen in, en zijn moeder ging meteen naar de keuken en begon onnodig hard met de vaat te rammelen. Oskar deed zijn deur dicht en ging op bed naar het plafond liggen kijken.

   Hij kon weggaan. Naar de binnenplaats. Naar de kelder. Naar het plein. Met de metro. Maar er was geen plek … geen plek waar hij … niets.

   Hij hoorde zijn moeder naar de telefoon lopen, ze draaide een lang nummer. Dat van zijn vader vermoedelijk.

   Oskar had het een beetje koud.

   Hij trok het dekbed over zich heen, ging met zijn achterhoofd tegen de muur zitten en luisterde naar het geluid van het gesprek van zijn moeder en vader. Kon hij maar met zijn vader praten. Maar dat kon niet. Dat werd nooit wat.

   Oskar sloeg het dekbed om zich heen. Terwijl zijn moeders stem luider werd, deed hij net of hij een onverstoorbaar indianenopperhoofd was. Even later begon ze te schreeuwen en het opperhoofd liet zich op bed vallen en duwde het dekbed tegen zijn oren.

   Het is zo stil in mijn hoofd. Het is … het heelal.

   Van de strepen, kleuren en stippen voor zijn ogen maakte Oskar planeten, verre sterrenstelsels waar hij doorheen reisde. Hij landde op kometen, vloog even mee, sprong eraf en zweefde vrij door de ruimte totdat er aan het dekbed werd getrokken en hij zijn ogen opendeed.

   Daar stond moeder. Haar lippen vertrokken. Haar stem een hakkelend staccato toen ze praatte: “Zo. Nu heb ik van papa gehoord … dat hij … afgelopen zaterdag … dat jij … waar heb je uitgehangen? Nou? Waar zat je ergens? Kun je me dat vertellen?”

   Zijn moeder trok hard aan het dekbed, vlak bij zijn gezicht. Haar nek spande zich tot een harde, dikke kabel.

   “Je gaat daar niet meer heen. Nooit meer. Hoor je dat? Waarom heb je niks verteld? Dus … die klootzak. Zulke mensen moeten geen kinderen hebben. Hij krijgt je niet meer te zien. Dan kan hij drinken zoveel hij wil. Hoor je dat? We hebben hem niet nodig. Ik ben zo …”

   Zijn moeder draaide zich abrupt om, smeet de deur dicht, zodat de muren ervan trilden. Oskar hoorde haar snel weer het lange nummer draaien, ze schold toen ze een verkeerd cijfer had gedraaid en begon opnieuw. Een paar seconden nadat ze het laatste cijfer had gedraaid, begon ze weer te schreeuwen.

   Oskar kroop uit het dekbed, pakte zijn trainingstas en liep de hal in, waar zijn moeder zo druk bezig was met schreeuwen tegen zijn vader, dat ze het niet merkte toen hij in zijn schoenen stapte en zonder de veters vast te maken naar de voordeur liep.

   Ze zag hem pas toen hij al in het trappenhuis stond.

   “Hallo! Waar ga jij naartoe?”

   Oskar knalde de deur dicht, holde de trappen af en rende met klepperende zolen verder naar het zwembad.

 

“Roger, Prebbe …”

   Jimmy wees met de plastic vork naar de twee die uit de metro kwamen. De hap met garnalensalade die Jonny net van zijn broodrolletje had genomen, bleef in zijn keel steken en hij moest een keer extra slikken om hem weg te krijgen. Hij keek zijn broer vragend aan, maar Jimmy’s aandacht was gericht op de twee die naar het worstkraampje kwamen slenteren en groetten.

   Roger was dun, had lang vettig haar en droeg een leren jack. De huid van zijn gezicht was bezaaid met honderden kratertjes en leek gekrompen aangezien de botten eronder duidelijk uitstaken, en zijn ogen leken onnatuurlijk groot.

   Prebbe droeg een spijkerjasje met afgeknipte mouwen met een T-shirt eronder en verder niets, hoewel het maar een paar graden boven nul was. Hij was groot, puilde aan alle kanten uit en had stekeltjeshaar. Een bergjager die niet meer in vorm was.

   Jimmy zei iets tegen hen, wees, en ze liepen vooruit naar het transformatorhuisje boven de rails van de metro. Jonny fluisterde: “Wat … komen zij doen?”

   “Helpen, natuurlijk.”

   “Is dat nodig?”

   Jimmy snoof en schudde zijn hoofd, alsof Jonny er werkelijk geen fluit van begreep hoe het werkte.

   “Hoe had jij dan gedacht dat het met de meester moest?”

   “Ávila?”

   “Ja. Dacht je dat die ons zomaar binnen zou laten en … hè?”

   Daar had Jonny geen antwoord op, dus hij volgde zijn broer naar de achterkant van het bakstenen huisje. Roger en Prebbe stonden in de schaduw met hun handen in de zakken en stampten op de grond. Jimmy haalde een zilverkleurig sigarettenetui uit zijn jaszak, klikte het open en hield het de twee voor.

   Roger bestudeerde de zes handgerolde sigaretten die erin zaten, zei: “Kant-en-klaar gerold, nou, nou …” en hij pikte de dikste er met twee dunne vingers uit.

   Prebbe maakte een grimas waardoor hij er net zo uitzag als een van de oude mannen op het balkon bij de Muppets. “De kracht gaat eruit als het een tijdje ligt.”

   Jimmy wipte uitnodigend met het etui en zei: “Oud wijf. Ik heb ze een uur geleden gedraaid. En dit is niet van die Marokkaanse rommel waar jij altijd mee aankomt. Dit is goed spul.”

   Prebbe hijgde, pakte een van de sigaretten en kreeg vuur van Roger.

   Jonny keek naar zijn broer. Jimmy’s gezicht was een scherp silhouet tegen het licht van het metroperron. Jonny bewonderde hem. Vroeg zich af of hij zelf ook ooit “oud wijf” tegen iemand als Prebbe zou durven zeggen.

   Jimmy nam zelf ook een sigaret en stak hem aan. Het opgerolde papier bij de punt brandde even voordat het ging gloeien. Hij inhaleerde diep en Jonny werd omringd door de zoete lucht die altijd in Jimmy’s kleren zat.

   Ze rookten een poosje zwijgend. Toen stak Roger zijn sigaret uit naar Jonny.

   “Wil jij ook een trekje?”

   Jonny wilde net zijn hand uitsteken om hem aan te pakken, maar Jimmy gaf Roger een klap op zijn schouder.

   “Idioot. Moet hij net zo worden als jij?”

   “Dat zou toch leuk zijn.”

   “Voor jou misschien. Niet voor hem.”

   Roger haalde zijn schouders op, trok zijn aanbod in.

   Het was halfzeven toen ze allemaal klaar waren met roken en toen Jimmy praatte, deed hij dat overdreven duidelijk, elk woord een gecompliceerde sculptuur die zijn mond uit moest.

   “Oké. Dit is … Jonny. Mijn broertje.”

   Roger en Prebbe knikten om hun bijval te betonen. Jimmy pakte Jonny ietwat onhandig bij zijn kin en draaide zijn hoofd in profiel naar de twee anderen.

   “Kijk eens naar zijn oor. Dat heeft hij gedaan. De jongen die we gaan … aanpakken.”

   Roger deed een stap naar voren, tuurde naar Jonny’s oor en klakte met zijn tong.

   “Verdomme zeg. Ziet er niet best uit.”

   “Laat die … expert … uitspraken maar zitten. Jullie luisteren alleen. We doen het zo …”

 

De hekken in de gang tussen de bakstenen wanden stonden open. Kaplóf, kaplóf echode het van Oskars schoenen toen hij naar de deur van het zwembad liep en die opentrok. Vochtige warmte viel over zijn gezicht en een wolk van damp golfde de koude gang in. Hij ging gauw naar binnen en deed de deur dicht.

   Hij schopte zijn schoenen uit en liep door naar de kleedkamer. Leeg. In de douche klonk het geluid van stromend water en een zware stem die zong.

   Bésame, bésame mucho

   Como si fuera esta noche la última vez …

   De meester. Oskar ging met zijn jas aan op een van de banken zitten wachten. Na een poosje hield het spetteren en zingen op en de meester kwam de kleedkamer in met een handdoek om zijn heupen. Zijn borst was helemaal bedekt met zwart, krullend haar met een beetje grijs. Oskar vond dat hij er uitzag als iets van een andere planeet. De meester kreeg hem in het oog en glimlachte breed.

   “Oskar! Dus je ging toch uit je schulp kruipen!”

   Oskar knikte.

   “Het werd wat … krap.”

   De meester lachte, krabde over zijn borst; zijn vingertoppen verdwenen in de krulletjes.

   “Je bent vroeg.”

   “Ja, ik dacht …”

   Oskar haalde zijn schouders op. De meester hield op met krabben.

   “Je dacht?”

   “Ik weet niet.”

   “Wilde je praten?”

   “Nee, alleen …”

   “Laat me eens naar je kijken.”

   De meester zette een paar snelle stappen in Oskars richting, bestudeerde zijn gezicht, knikte. “Aha. Oké.”

   “Wat … dan?”

   “Jij hebt het gedaan.” De meester wees naar zijn eigen ogen. “Ik zie het. Jij hebt je wenkbrauwen verbrand. Nee, hoe heet dat? Lager … Wimpels.”

   “Wimpers?”

   “Wimpers. Precies. Hier ook wat haar. Hm. Als je wilt dat niemand het zeker weet, moet je wat haar afknippen. Wimpels … wimpers groeien snel. Maandag het is weg. Benzine?”

   “Spiritus.”

   De meester blies lucht tussen zijn lippen door, schudde zijn hoofd.

   “Heel gevaarlijk. Vermoedelijk …”, de meester tikte met zijn wijsvinger tegen Oskars slaap, “… je bent een beetje gek. Beetje maar. Waarom spiritus?”

   “Dat … had ik gevonden.”

   “Gevonden? Waar?”

   Oskar keek in het gezicht van de meester: een vochtige, welwillende steen. En hij wilde het vertellen. Hij wilde alles vertellen. Hij wist alleen niet waar hij moest beginnen. De meester wachtte. Zei toen: “Spelen met vuur is erg gevaarlijk. Kan gewoonte worden. Is geen goede methode. Veel beter lichaamsoefening.”

   Oskar knikte, en het gevoel verdween. De meester was oké, maar hij zou het niet begrijpen.

   “Nu jij gaat je omkleden en ik leer je wat techniek met de halterstang. Oké?”

   De meester draaide zich om en liep naar zijn kantoortje. Voor de deur bleef hij staan.

   “En Oskar. Geen zorgen. Ik zeg het tegen niemand als je niet wilt. Goed? We kunnen verder praten na de training.”

   Oskar kleedde zich om. Toen hij klaar was, kwamen Patrik en Hasse, twee jongens uit 6a, binnen. Ze groetten Oskar, maar hij vond dat ze iets te lang naar hem keken, en toen hij de trainingszaal in ging hoorde hij dat ze met elkaar begonnen te fluisteren.

   Hij kreeg een onbehaaglijk gevoel in zijn buik. Hij had spijt dat hij gekomen was. Maar meteen daarna kwam de meester, nu gekleed in een T-shirt en korte broek, hij liet zien hoe je een effectievere ruk aan de halterstang kon geven door die op je vingertoppen te laten rusten, en Oskar haalde 28 kilo: twee kilo meer dan de vorige keer. De meester noteerde het nieuwe record in zijn schrift.

   Er kwamen meer jongens, onder anderen Micke. Hij lachte zijn gewone cryptische glimlach die van alles kon betekenen, variërend van dat hij je straks een mooi cadeau zou geven tot dat hij je iets vreselijks aan zou doen.

 

Dat laatste was het geval, ook al begreep Micke zelf de volle omvang niet.

   Op weg naar de training had Jonny hem ingehaald en hem gevraagd of hij iets wilde doen; Jonny wilde namelijk een grap uithalen met Oskar. Dat leek Micke een goede zaak. Hij hield van grappen. Bovendien was Mickes hele verzameling ijshockeyplaatjes afgelopen dinsdagavond verbrand, dus hij deed graag mee aan een grapje ten koste van Oskar.

   Maar nu glimlachte hij nog.

 

De training ging verder. Oskar had de indruk dat de anderen vreemd naar hem keken, maar zodra hij hen probeerde aan te kijken, keken ze weg. Hij was het liefst naar huis gegaan.

   … Nee … ga …

   Ga gewoon.

   Maar de meester hield hem in de gaten, pepte hem op en hij kreeg de kans niet echt. Bovendien: hier zijn was altijd nog beter dan thuiszitten.

   Toen Oskar klaar was met zijn training was hij zo uitgeput dat hij zich niet eens rot kon voelen. Hij liep naar de douche, een eindje achter de anderen aan en douchte met zijn rug naar de ruimte toe. Niet dat het wat uitmaakte. Zwemmen deden ze toch naakt.

   Hij bleef even bij de glazen wand tussen de douches en het zwembad staan, maakte met zijn hand een kijkgat in de waas van condens die het glas bedekte en keek naar de anderen, die in het bad rondsprongen, achter elkaar aan zaten, met ballen gooiden. En het kwam weer over hem. Niet als een in woorden geformuleerde gedachte, maar als een giftig bijtend gevoel: ik ben alleen. Ik ben … helemaal alleen.

   Toen kreeg de meester hem in het oog, wenkte dat hij binnen moest komen, erin springen. Oskar slenterde het korte trapje af, liep naar de rand van het bad en keek in het chemisch blauwe water. Hij had geen fut of puf meer in zijn lichaam, dus hij daalde het trapje af, tree voor tree, en liet zich omsluiten door het tamelijk koude water.

   Micke zat op de rand van het bad, glimlachte en knikte naar hem. Oskar zwom een paar slagen in de richting van de meester.

   “Oskar!”

   Net te laat zag hij de bal, die uit een ooghoek aan kwam vliegen. Die kletste vlak voor hem op het water neer en spatte chloorwater in zijn ogen. Het prikte als tranen. Hij wreef in zijn ogen en toen hij opkeek zag hij toevallig dat de meester medelijdend? … naar hem stond te kijken.

   Of verachtelijk.

   Misschien was het maar verbeelding, maar hij sloeg de bal weg die voor zijn neus lag te schommelen en liet zich zakken. Ging met zijn hoofd onder water, zijn haar golfde kietelend rond zijn oren. Hij strekte zijn armen zijwaarts en ging met zijn gezicht onder water liggen drijven. Schommelen. Net of hij dood was.

   Of hij hier in eeuwigheid kon blijven dobberen.

   Nooit meer op hoefde te staan of in de ogen te kijken van diegenen die hem uiteindelijk alleen maar kwaad wilden doen. Of dat de wereld, wanneer hij uiteindelijk zijn hoofd optilde, weg zou zijn. Dat hij de enige was, in een grote blauwe ruimte.

   Maar ook met zijn oren onder water kon hij de verre geluiden horen, de klappen van de wereld om hem heen en toen hij zijn gezicht uit het water haalde, was die er natuurlijk: galmend, schreeuwend.

   Micke had zijn plaats aan de rand van het bad verlaten en de anderen waren verwikkeld in een soort volleybal. De witte bal vloog door de lucht, duidelijk tegen het zwart van de matglazen ramen. Oskar peddelde naar een hoek in het diepe gedeelte van het bad, ging daar staan met alleen zijn neus boven water en keek toe.

   Micke kwam hard aanlopen uit de doucheruimte aan de andere kant van de zaal, riep: “Meester! De telefoon gaat in uw kamer!”

   De meester mompelde iets en stevende weg langs de rand van het bad. Hij knikte naar Micke en verdween naar de doucheruimte. Het laatste wat Oskar van hem zag, was een vage contour achter het beslagen glas.

   Toen was hij weg.

 

Zodra Micke de kleedkamer had verlaten, namen ze hun posities in.

   Jonny en Jimmy gingen de trainingszaal in; Roger en Prebbe gingen naast de deurpost stijf tegen de muur aan staan. Ze hoorden Micke roepen in het zwembad en maakten zich gereed.

   Er kwam iemand op blote voeten langs de trainingszaal gelopen en een paar seconden later kwam meester Ávila de deur van de kleedkamer binnen; hij liep door naar zijn kantoortje. Prebbe had de dubbele tennissokken gevuld met muntjes al een keer om zijn hand geslagen voor een betere grip. Op hetzelfde moment dat de meester bij de deur kwam, met de rug naar hem toe stond, deed Prebbe een stap naar voren en slingerde het gewicht in de richting van zijn achterhoofd.

   Prebbe was niet erg soepel, en de meester moest iets hebben gehoord. Halverwege de zwaai draaide hij zijn hoofd opzij en de slag trof hem boven zijn oor. Het had toch het gewenste effect. De meester werd schuin naar voren geslingerd, stootte zijn hoofd tegen de deurpost en gleed op de grond.

   Prebbe ging op zijn borst zitten en stopte de zware bol met muntjes in zijn handpalm, zodat hij een meer gecontroleerde klap kon geven als dat nodig was. Het leek er niet op. De armen van de meester trilden een beetje, maar hij deed niet de minste poging tot verzet. Prebbe dacht niet dat hij dood was. Zo zag het er gewoon niet uit.

   Roger kwam erbij staan, hij boog over het liggende lichaam heen alsof hij nog nooit zoiets had gezien.

   “Is het een Turk of zo?”

   “Weet ik toch niet. Pak zijn sleutels.”

   Terwijl Roger de sleutels opviste uit de korte broek van de meester, zag hij Jonny en Jimmy de trainingszaal uit lopen, naar het zwembad. Hij kreeg de sleutels te pakken, paste ze een voor een op de deur van het kantoortje en gluurde intussen naar de meester.

   “Wat een behaarde aap. Vast en zeker een Turk.”

   “Schiet nou op.”

   Roger zuchtte, ging door met het proberen van de sleutels.

   “Ik zeg het alleen voor jou. Dan voelt het niet zo rot als …”

   “Hou op. Schiet op.”

   Roger vond de goede sleutel en deed de deur open. Voordat hij naar binnen ging wees hij naar de meester en zei: “Je moet misschien niet op hem zitten. Hij krijgt geen lucht zo.”

   Prebbe liet zich van zijn borst glijden en ging naast het liggende lichaam zitten, met het gewicht klaar in zijn hand voor het geval Ávila iets zou proberen.

   Roger doorzocht de zakken van de jas die in het kantoortje hing en vond een portefeuille met driehonderd kronen. In een laatje van het bureau, waarvan hij na wat zoeken de sleutel vond, lagen tien ongestempelde strippenkaarten. Die nam hij ook mee.

   Een buit van niks. Maar daar ging het ook niet om. Een pure vriendendienst.

 

Oskar stond nog steeds in de hoek van het bad bellen te blazen in het water, toen Jonny en Jimmy binnenkwamen. Zijn eerste reactie was niet angst, maar boosheid.

   Ze hadden hun gewone kleren aan.

   Ja, ze hadden hun schoenen niet eens uitgetrokken, en de meester was nog wel zo precies …

   Toen Jimmy bij de rand van het bad ging staan en over het water begon te spieden, kwam de angst. Hij had Jimmy een paar keer ontmoet, vluchtig, en had hem toen al eng gevonden. Nu was er ook nog iets met zijn ogen … hoe hij zijn hoofd bewoog …

   Zoals Tommy en de anderen als ze hebben …

   Jimmy’s blik vond die van Oskar en hij voelde met een koude rilling dat hij … naakt was. Jimmy had kleren aan, een pantser. Oskar zat in het koude water en elke centimeter van zijn huid was bloot. Jimmy knikte naar Jonny, maakte een halve cirkel met zijn hand en ze begonnen elk langs een lange kant van het bad te lopen, naar Oskar toe. Onder het lopen schreeuwde Jimmy naar de anderen: “Allemaal ophoepelen! Het water uit!”

   De anderen stonden stil of waren aan het watertrappelen, besluiteloos. Jimmy ging bij de rand staan, haalde een stiletto uit zijn jaszak, klapte hem uit en hield hem als een pijl op het groepje jongens gericht. Maakte er korte beweginkjes mee naar de andere kant van het bad.

   Oskar zat in de hoek gedrukt en keek huiverend toe, terwijl de andere jongens snel naar de andere kant zwommen of waadden en hem alleen achterlieten in het bad.

   De meester … waar is de meester …

   Een hand pakte hem bij zijn haar. Vingers vlochten zich vast, zodat het brandde bij zijn haarwortels en zijn hoofd werd achteruitgetrokken tot helemaal in de hoek. Boven zich hoorde hij Jonny’s stem.

   “Dat is mijn broer. Klootzak.”

   Oskars hoofd werd een paar keer achteruit gebonkt en er spatte water in zijn oren, terwijl Jimmy naar de hoek van het bad toe kwam en op zijn hurken ging zitten, met de stiletto in zijn hand.

   “Ha, die Oskar.”

   Oskar kreeg water binnen en begon te hoesten. Bij elke schuddende beweging met zijn hoofd, die door de hoest werd veroorzaakt, brandde zijn hoofdhuid, waar Jonny’s vingers zijn haar nog steviger vastgrepen. Toen het hoesten afgelopen was, tikte Jimmy met het lemmet van de stiletto tegen de tegels van de rand.

   “Zeg, ik dacht dat we maar eens een wedstrijdje moesten doen. Blijf heel stil zitten …”

   De stiletto passeerde vlak boven Oskars voorhoofd, toen Jimmy hem aan Jonny overhandigde en de greep om Oskars haar overnam. Oskar durfde niets te doen. Hij had Jimmy een paar seconden in de ogen gekeken en ze zagen er compleet krankzinnig uit. Zo vol haat dat je er niet in kon kijken.

   Zijn hoofd was in de hoek van het bad gedrukt. Zijn armen maaiden krachteloos door het water. Er was niets waar hij zich aan vast kon houden. Hij zocht de andere jongens. Ze stonden bij de korte kant van het bad, Micke vooraan, nog steeds grijnzend, verwachtingsvol. De anderen keken vooral bang.

   Niemand zou hem helpen.

   “Ja … het is simpel, hè? Eenvoudige regels. Je blijft … vijf minuten onder water. Als het je lukt maken we een klein schrammetje op je wang of zoiets. Alleen een klein aandenken. Als het je niet lukt, dan … ja, als je dan bovenkomt, steek ik je ene oog uit. Oké? Begrijp je de regels?”

   Oskar wist met zijn mond boven water te komen. Er spoot water van zijn lippen toen hij stamelde: “… Dat kan niet …”

   Jimmy schudde zijn hoofd.

   “Dat is jóúw probleem. Zie je die klok daar? Over twintig seconden beginnen we. Vijf minuten. Of je oog. Haal nu diep adem. Tien … negen … acht … zeven …”

   Oskar probeerde zich af te duwen met zijn voeten, maar hij moest al op zijn tenen staan om zijn hoofd helemaal boven water te kunnen houden, en Jimmy’s hand hield zijn haar vast, maakte elke beweging onmogelijk.

   Als ik je haar loslaat … vijf minuten.

   Als hij het zelf probeerde, haalde hij hoogstens drie minuten. Bijna.

   “Zes … vijf … vier … drie …”

   De meester. De meester komt zo, voordat …

   “Twee … een … nul!”

   Oskar kon maar half inademen voordat zijn hoofd onder water werd geduwd. Zijn voeten verloren hun houvast en het onderste deel van zijn lichaam dreef langzaam omhoog totdat hij met zijn hoofd naar zijn borst gebogen een paar decimeter onder het oppervlak lag, zijn hoofdhuid brandend als vuur toen het chloorwater in scheurtjes en wondjes bij zijn haarwortels drong.

   Het kon nog geen minuut hebben geduurd toen hij in paniek raakte.

   Hij sperde zijn ogen open en zag alleen lichtblauw … roze sluiers die van zijn hoofd langs zijn ogen gleden toen hij probeerde zich schrap te zetten met zijn lichaam, hoewel dat niet kon, omdat er niets was om vast te pakken. Zijn benen schopten aan het oppervlak en het lichtblauw voor zijn ogen rimpelde, werd in lichtgolven gebroken.

   Er kwamen bellen uit zijn mond en hij zwaaide met zijn armen, hij zweefde op zijn rug en zijn ogen werden naar dat witte getrokken, naar de wiegende stralen van de tl-buizen aan het plafond. Zijn hart bonsde als een hand op een ruit, en toen hij water binnenkreeg door zijn neus, begon zich een soort rust door zijn lichaam te verspreiden. Maar zijn hart klopte harder, koppiger, wilde leven, en hij spartelde weer wanhopig en probeerde houvast te krijgen waar geen houvast te vinden was.

   Zijn hoofd werd verder naar beneden geduwd. En wonderlijk genoeg dacht hij: dat liever. Dan mijn oog.

 

Na twee minuten begon Micke toch een erg naar gevoel te krijgen.

   Het leek wel of … alsof ze echt van plan waren … Hij keek om zich heen naar de andere jongens, maar niemand leek van plan om iets te doen en zelf zei hij alleen halfgesmoord: “Jonny … verdomme …”

   Maar Jonny leek hem niet te horen. Doodstil zat hij op zijn knieën bij de rand van het bad met de punt van de stiletto naar het water gericht, naar de witte gebroken vorm die daar beneden bewoog.

   Micke keek in de richting van de doucheruimte. Waarom kwam de meester verdorie niet? Patrik was die kant op gerend om hem te halen, waarom kwam hij niet? Micke ging verder de hoek in staan, bij de donkere glazen deur naar de nacht, hij sloeg zijn armen over elkaar.

   Vanuit zijn ooghoek meende hij te zien dat er buiten iets van het dak viel. Er werd op de glazen deur gebonsd, zodat die schudde in zijn hengsels.

   Hij ging op zijn tenen staan, keek door het raam van gewoon glas, dat erboven zat, en zag een klein meisje. Het meisje tilde haar gezicht naar hem op.

   “Je moet ‘kom binnen’ zeggen!”

   “W… wat?”

   Micke keek weer naar wat zich bij het bad afspeelde. Oskars lichaam bewoog niet meer, maar Jimmy stond nog steeds over de rand van het bad gebogen zijn hoofd onder te houden. Micke had pijn in zijn keel toen hij slikte.

   Alles best. Als dit maar ophoudt.

   Er werd weer op de glazen ruit gebonsd, harder. Hij keek naar buiten, het donker in. Toen het meisje haar mond opendeed en naar hem schreeuwde kon hij zien dat haar tanden … en dat er iets aan haar armen hing.

   “Zeg dat ik binnen mag komen!”

   Alles best.

   Micke knikte, zei bijna onhoorbaar: “Je mag binnenkomen.”

   Het meisje ging bij de deur weg en verdween in het donker. Wat er aan haar armen hing, glinsterde en weg was ze. Micke keek weer naar het bad. Jimmy had Oskars hoofd uit het water getrokken en de stiletto weer van Jonny overgenomen, bracht die naar Oskars gezicht, richtte.

   Er dook een lichtvlek op achter het middelste zwarte raam en een microseconde later werd het versplinterd.

   Het veiligheidsglas brak niet zoals gewoon glas. Het explodeerde in duizenden piepkleine ronde stukjes, die ratelend op de rand van het bad vielen, het zwembad in vlogen, boven het water, glinsterend als een myriade witte sterren.

 

Laat de ware binnenkomen
titlepage.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_000.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_001.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_002.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_003.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_004.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_005.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_006.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_007.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_008.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_009.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_010.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_011.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_012.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_013.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_014.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_015.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_016.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_017.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_018.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_019.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_020.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_021.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_022.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_023.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_024.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_025.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_026.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_027.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_028.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_029.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_030.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_031.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_032.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_033.xhtml
Laat_de_ware_binnenkomen-ebook_split_034.xhtml