18
Een abrupt vertrekJim belde ons in het huis van Abdul Walli nadat mijn moeder was vertrokken, en vroeg Mohammed te spreken. Hij vertelde hem dat hij recht had op een Brits paspoort omdat Gowad, zijn vader, nu de Britse nationaliteit had.
'Kun je naar Sana'a komen om de papieren ervoor in orde te maken?' vroeg Jim.
'Ja, dat is goed,' stemde Mohammed in. Hij leek verheugd bij het vooruitzicht.
Het klonk me in de oren als goed nieuws. Het leek een mooie kans voor Nadia en haar kinderen om als eersten het land uit te gaan, wat ik graag wilde als het dan niet mogelijk was om allemaal tegelijk te vertrekken. Ik wilde niet dat zij in haar eentje zou achterblijven, omdat ik niet dacht dat ze de kracht of de wil zou hebben om zonder mij te blijven vechten.
Hoewel hij graag naar Groot-Brittannië wilde, leek Mohammed geen haast te hebben om naar Sana'a te gaan. Nadia en ik bleven hem aan zijn hoofd zeuren om het te doen, en uiteindelijk vroeg hij of we allemaal met hem mee wilden gaan. Abdul Walli vertelde me dat mijn paspoort ook klaarlag bij Jim in Sana'a, en dat ik het moest gaan ophalen. Mijn moeder had onze papieren bij Jim achtergelaten, omdat ze het niet vertrouwde wanneer we ze zelf bij ons zouden houden. Ze dacht dat wanneer wij ze hadden, het te gemakkelijk voor de mannen zou zijn om ze van ons af te pakken, en dan zouden ze op dezelfde manier verdwijnen als de oorspronkelijke papieren.
Nadia, de kinderen en ik gingen in de Land Rover op weg naar Sana'a, samen met Abdul Walli en een van zijn politiemensen. Mohammed ging vanzelfsprekend met ons mee om zijn paspoort af te halen, maar Abdullah was nergens te bekennen. Ik wist niet waar hij uithing, en het kon me ook niet schelen. Zoals gewoonlijk vertrokken we vroeg in de morgen voor de vier uur durende rit.
Abdul Walli had een huis in een van de buitenwijken van Sana'a, waar we zouden logeren terwijl we onze zaken daar afhandelden. Ook dit was een mooi huis, hoewel iets kleiner dan het huis in Taiz. Het weer was heel koud en nat, en het huis leek verlaten na de drukte van de politiepost in Taiz. Alle naburige huizen behoorden toe aan andere rijke mensen en waren omgeven door hoge muren. Er was een schril contrast tussen de rijke en arme buurten in beide steden.
Abdul Walli zei ons dat het huis naast het zijne van een advocaat was, en tegenover hem woonde een dokter. Beide huizen waren luxueuzer en mooier dan het zijne. Een Engelse oliehandelaar en zijn gezin woonde in een van de andere huizen vlakbij. Zodra we bij het huis aankwamen, vertrokken de mannen weer om eten te kopen voor ons, waarna Nadia en ik het gingen klaarmaken.
Toen Mohammed naar de ambassade ging voor zijn paspoort, was er het een of andere technische probleem. Ze zeiden hem dat Gowad nog steeds een formulier moest invullen, wat hij weigerde te doen. Zijn vader wilde kennelijk niet dat hij naar Engeland zou komen, als dat inhield dat ook Nadia zou komen. Net als Abdullah deed Mohammed altijd wat zijn vader zei. Hij wilde van geen kritiek op Gowad weten, maar ik wist dat die opzettelijk de boel vertraagde. Nadia wilde zowel in zijn paspoort staan als haar eigen paspoort hebben, om er zeker van te zijn dat de kinderen met haar konden meereizen.
Nadia haalde mijn paspoort op bij Jim toen ze met Mohammed naar hem toeging. Ik wachtte buiten in de Land Rover en ze gaf het aan mij zodra ze buiten kwam. Het was voor het eerst dat ik een Brits paspoort zag, omdat mijn vader en Abdul Khada mijn eerste paspoort altijd bij zich hadden gehouden. Zodra ik het echter had, moest ik het aan Abdul Walli geven. Hij zei me dat hij moest zorgen voor een paar officiële stempels van het Jemenitische ministerie van binnenlandse zaken.
We maakten die dag een ritje door Sana'a. Het was een mooie stad, groot en vol oude gebouwen. Ze was veel meer verwesterd dan Taiz, meer zoals de Engelse steden in mijn herinnering waren. Er liepen vrouwen rond in westerse kleding, waarvan sommigen hand in hand liepen met hun man. Er waren toeristen op straat en alles zag er veel schoner uit.
Alle kinderen begonnen op de tweede dag verkouden te worden door de wind, waardoor we binnen moesten blijven. De volgende dag gingen we terug naar Taiz. Niemand had het nog over mijn paspoort; het leek net alsof ik er nooit een had gehad. Het leek alsof ik niets kon doen of zeggen om de zaken te bespoedigen.
Toen we terugkwamen in Taiz, liet Abdul Walli me een stuk papier zien dat bedekt was met Arabische tekens, en zei me dat mijn scheiding erdoor was, en dat dit het officiële document was. Hij stopte het papier meteen weer terug in zijn zak. Ik was geschrokken.
'Welke scheiding?' vroeg ik.
'Die van jou, van Abdullah.'
'Waar heb ik een scheiding voor nodig,' wilde ik weten, 'als ik nooit met hem getrouwd ben geweest?'
'Je bent hier nu lang genoeg om onze gewoontes te kennen. Je hebt een document nodig om te bewijzen dat je niet meer met hem bent getrouwd. Wanneer je je vrijheid terugkrijgt, kun je gaan waarheen je wilt. Je zult een keuze hebben. Je kunt óf hier in Taiz blijven wonen met Marcus - en je hoeft niet opnieuw te trouwen - óf je kunt Marcus hier laten en teruggaan naar Engeland. De keus is aan jou.'
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Hoewel ik wist dat ze me uiteindelijk tot een keus zouden dwingen, was het toch een schok om daadwerkelijk te worden geconfronteerd met zo'n ondubbelzinnige keus. Niet alleen zou ik Marcus achterlaten, ik zou ook Nadia achterlaten. Ik denk dat ik, om niet gek te worden, mezelf tot dan toe had wijsgemaakt dat ik op een dag het land zou verlaten, terwijl ik me diep van binnen niet kon voorstellen dat dat ooit echt zou gebeuren. Tegelijkertijd geloofde ik dat het voor ons allemaal goed zou aflopen. Nu zag ik in dat, wat er ook zou gebeuren, het zou eindigen met pijn.
Kennelijk had de Jemenitische regering plotseling besloten dat ze genoeg van me had. De minister van buitenlandse zaken, dr. Ala-Riyani, liet de Britse ambassadeur bij zich komen en zei dat hij alles zo snel mogelijk wilde regelen. Abdullah moest óf een document tekenen waarin hij me toestemming gaf om naar Engeland te vertrekken, óf hij moest van me scheiden.
Ik begreep er niets van hoe ze Abdullah zover hadden gekregen om toe te stemmen in een scheiding, omdat ik wist dat Abdul Khada dit had verboden, en hoe bang hij was voor zijn vader. We kenden een politieagent die Abdul Wallis huis in en uit liep toen wij daar hadden gelogeerd, om voor de anderen buiten water en dergelijke te halen. Hij leek het volledige vertrouwen van Abdul Walli te hebben. Hij was heel aardig tegen Nadia en mij, en vertelde ons wat er zoal gebeurde en over de geruchten die er circuleerden. Aan hem vroeg ik wat hij wist van de scheiding. Hij vertelde me dat de politie Abdullah in de gevangenis had gezet, op ongeveer vijf uur rijden van Taiz, met kettingen rond zijn enkels, en dat hij toen was gedwongen om de benodigde echtscheidingspapieren te tekenen.
Ik vroeg Abdul Walli of dat waar was, en hij gaf toe dat Abdullah een poosje opgesloten had gezeten, wat de reden was waarom hij niet met ons mee was gegaan naar Sana'a. Kennelijk had hij constant zitten huilen in zijn cel, maar in het begin had hij toch geweigerd om van me te scheiden, omdat Abdul Khada hem dat had verboden.
Een van de redenen waarom Abdul Khada niet wilde dat we zouden scheiden was vanwege de problemen die hij zou hebben om een andere vrouw te vinden voor Abdullah. Hij zou een hoop geld moeten betalen om iemand anders te vinden die nu met zijn zoon zou willen trouwen, waarschijnlijk meer geld dan hij bij elkaar zou kunnen krijgen. Ik denk dat hij ook zijn gezicht niet wilde verliezen wanneer ik het van hem zou winnen door te ontsnappen aan zijn familie.
Ik weet niet wat er met Abdullah is gebeurd nadat hij uit de gevangenis was vrijgelaten. Ik heb hem nooit meer gezien. Ik denk dat hij is teruggegaan naar Saoedi-Arabië of naar Hockail.
'Je zult al gauw weg kunnen,' verzekerde Abdul Walli me, 'maar je zult toch nog drie maanden moeten wachten, zodat we zeker weten dat je niet zwanger bent.' Zelfs in dat stadium wilden ze niet het risico lopen om een Jemenitische baby kwijt te raken aan een buitenlandse vrouw. 'En je moet Marcus bij Nadia achterlaten.'
'Mag hij bij haar blijven?' vroeg ik.
'Ja, een poosje, maar uiteindelijk zal hij toch terug moeten naar zijn grootouders.'
Ik liet Abdul Walli aan mij beloven dat Nadia in de stad mocht blijven en niet terug hoefde naar Mokbana.
Ik probeerde om niet te denken aan de komende gebeurtenissen, maar dat lukte me maar af en toe. Wanneer ik Marcus vasthield en naar hem keek, moest ik er telkens maar aan denken dat ik hem zou kwijtraken, en hoe hij zonder mij zou opgroeien. Ik vond het een veilig en geruststellend gevoel dat Nadia er voor hem zou zijn, en ik hoopte alleen maar dat als ze Nadia zouden laten gaan, ze Marcus met zich mee zou mogen nemen.
Nadia hield zich flink met betrekking tot mijn vertrek. Ze bleef alleen zeggen: 'Doe alles wat je maar kunt om mij naar Engeland te halen.' Maar ze wist dat ze zou moeten wachten totdat Mohammeds paspoort in orde zou zijn, en Gowad weigerde nog steeds om de benodigde papieren te tekenen.
Op een gegeven moment ontving ik een telefoontje van mijn moeder, waarbij ze zei dat ze van Jim had gehoord dat hij in de problemen was gekomen, omdat hij mijn paspoort uit handen had gegeven voordat het was afgestempeld door de Jemenitische autoriteiten, en nu wilden ze weten waar het was. Ik wist niet wat er met het paspoort gebeurde, ik moest er maar gewoon op vertrouwen dat Abdul Walli deed wat het beste voor mij was.
Ik had er nog steeds moeite mee om te geloven dat ik echt vrij was van Abdullah. Ik bleef de mensen maar vragen of het waar was, en ze zeiden me dat het echt zo was, dus langzaam begon ik te wennen aan het idee. Toen ik eenmaal had geaccepteerd dat ik was gescheiden, wist ik dat ik op weg was naar huis. Abdul Walli kwam naar de flat om me te vertellen dat ik over twee dagen zou vertrekken, en dat ik mijn koffer moest pakken en me klaar moest maken om naar Sana'a te gaan. Hij gaf ons duizend rials om cadeautjes te kopen die ik mee kon nemen voor mijn familie. Dat hoefde hij ons geen twee keer te zeggen. We gingen winkelen en kochten dure flesjes bekende parfums voor mijn moeder en onze zussen, en ook een klokje voor mama. Ik kocht voor mezelf een paar dingen zoals een toilettasje en kleren voor de kinderen. We maakten niet al het geld op, en Nadia hield wat er over was.
We droegen niet meer de kleren waarin we het dorp hadden verlaten. De mode was veranderd van capes en rokken in lange zwarte jassen die helemaal tot onderaan met knopen dichtgingen, dus droegen wij die ook. Toen ik wist dat ik naar huis zou gaan, ging ik erop uit om een meer westerse, beige jas te kopen, zodat ik minder zou opvallen wanneer ik naar Engeland zou gaan. Ik droeg nog steeds de broek eronder en bedekte nog steeds mijn haar.
Nadia leek blij te zijn dat ik wegging, en ze leek er alle vertrouwen in te hebben dat ook zij snel weg zou kunnen. Mohammed was heel optimistisch toen ik met hem sprak.
'Zodra mijn vader de papieren stuurt die ze nodig hebben,' zei hij, 'kom ik met Nadia en de kinderen naar je toe.' Ik was er op dat moment van overtuigd dat ik hem kon vertrouwen, omdat hijzelf kennelijk ook heel graag naar Engeland wilde.
'Als er iets misgaat met Mohammeds paspoort,' zei Nadia tegen me. 'dan moet je er alles aan doen om mij hier vandaan te krijgen. Wacht er niet te lang mee.'
'Nee,' verzekerde ik haar, 'dat beloof ik je.'
Nadat we klaar waren met winkelen, gingen we terug naar de flat, en ik begon mijn koffer te pakken. Abdul Walli waarschuwde me dat ik niet te veel in moest pakken; niet meer dan één kleine koffer en een handtas. Mijn koffer was heel klein en de cadeautjes namen de meeste ruimte in beslag. Ik had nog steeds de Engelse kleren waarin ik acht jaar eerder was aangekomen. Ik had nooit iets weg kunnen gooien dat me nog herinnerde aan mijn vroegere leven.
We zouden 's nachts naar Sana'a rijden om vroeg in de morgen op het vliegveld te kunnen zijn, dus gingen we al 's middags naar het huis van Abdul Walli. Het leek net alsof het allemaal niet echt was, alsof ik rondliep in een droom. Ik had het gevoel alsof ik zo wakker zou worden in het dorp en zou moeten opstaan om aan het dagelijkse werk te beginnen.
We aten die avond in het huis van Abdul Walli, en mijn moeder belde op om te vragen hoe het ging. Ze beloofde dat ze op het vliegveld zou zijn om me af te halen. 'Het ergste is dat ik Nadia moet achterlaten,' vertelde ik haar.
'Maak je geen zorgen over Nadia,' verzekerde ze me. 'Die komt achter jou aan.'
De Land Rover stond achter het huis te wachten, dus verlieten we het huis via de achterdeur. Abdul Walli droeg mijn koffer, zodat ik Marcus in mijn armen kon dragen. Nadia en de kinderen kwamen met ons het huis uit om afscheid te nemen. Mohammed had besloten mee te gaan om me uit te wuiven, en er ging ook een politieman mee. Nadia was heel flink. Ik nam afscheid van haar, kuste Haney en Tina en overhandigde Marcus aan haar. Hij was wakker en keek me aan toen ik wegging, maar hij huilde niet.
'Alles komt goed,' zei Nadia.
'Ik weet het,' was alles wat ik wist te zeggen toen ik in de Land Rover stapte en we wegreden, de donkere nacht in. Geen van de mannen sprak tegen me tijdens de reis. We kwamen net voor het aanbreken van de dag op het vliegveld aan, en ik begon te huilen. Er ging maar eens per week een rechtstreekse vlucht naar Londen, ook al was het een grote, moderne luchthaven. Toen ik al die vliegtuigen zag komen en gaan, drong het pas goed tot me door dat ik Nadia, Marcus en de andere kinderen nu echt zou gaan verlaten.
We gingen naar binnen en ik moest geduldig blijven wachten, terwijl Abdul Walli en Mohammed rondliepen op het vliegveld, met mensen praatten en dingen regelden. Wat ik niet wist, was dat Jim Halley er ook was, omdat hij een vriend had weggebracht. Hij sloeg me gade vanaf een afstand, om te zien of alles goed ging.
Uiteindelijk riep Abdul Walli me, en we gingen een paar glazen deuren door naar een ruimte waar ze de bagage wogen. Ze namen mijn koffer en ik ging terug naar het hoofdgebouw om in de lounge te wachten. Na een paar minuten kwam een luchthavenfunctionaris met Abdul Walli naar me toe en gaf me een blauw formulier. Hij zei dat ik het in moest vullen.
'Waar is het voor?' vroeg ik.
'Vul het nu maar snel in,' zei de man. 'We hebben het meteen nodig.'
De vragen waren simpel. Ik vulde het formulier in en gaf het terug, en de man verdween. Een half uur lang gebeurde er niets, en ik was ervan overtuigd dat ze weer iets anders hadden gevonden om mijn vertrek uit te stellen en me terug te brengen naar Taiz. Uiteindelijk keerde hij terug met mijn paspoort en Abdul Walli overhandigde het aan mij.
'Je uitreisvisum is nu gestempeld,' zei hij tegen me en liep weg, waarbij hij me in mijn eentje achterliet. Ik weet niet of Abdul Walli tegen me had gelogen toen hij weken daarvoor tegen me had gezegd dat mijn paspoort gestempeld moest worden, of dat het gewoon een vergissing was, maar eindelijk had ik het dan in mijn handen, en dat was het enige wat ertoe deed. Iedere seconde die we nog op het vliegveld waren, verwachtte ik dat er politiemensen zouden verschijnen om me beet te pakken en me terug te brengen naar de Land Rover. Ik kon niet slikken en voelde me lichamelijk ziek van de nerveuze spanning. Ik beefde inwendig van angst.
De luidsprekers kondigden de komst van een vliegtuig naar Londen aan, en ik wist dat dit mijn vliegtuig was. Abdul Walli verscheen weer en zei me dat ik bij de uitgang naar het vliegtuig moest gaan zitten. Mohammed was nergens te bekennen. Ik gaf Abdul Walli een hand en nam afscheid van hem. Toen liep ik door de vertrekhal.
Nu Abdul Walli er niet meer was, was ik uiteindelijk dan alleen en ik was bang. Er was nu niemand meer tot wie ik me kon wenden als er iets fout ging. Voor wat ieder ander betrof was ik gewoon een Arabische vrouw in haar eentje. Er waren een hoop toeristen en een paar Jemenieten die op hetzelfde vliegtuig zaten te wachten.
'Is dit het vliegtuig naar Londen?' vroeg ik aan een Amerikaanse vrouw van middelbare leeftijd die naast me zat, en die deel leek uit te maken van een gezelschap.
'Ja,' glimlachte ze, 'waar ga je naar toe?'
'Ik ga terug naar Engeland.'
'Ben je Engels?'
'Ja.'
'Door de manier waarop je bent gekleed, dacht ik dat je van hier was, en je bent ook zo bruin.'
'Ik heb hier acht jaar gewoond,' legde ik uit.
'We zijn hier net drie weken geweest, op rondreis...' Ze babbelde door en ik was blij dat ik wat afleiding had. Ik zag hoe er functionarissen bij de deuren gingen staan die naar het platform leidden. Ze praatten met elkaar en ik was ervan overtuigd dat ze naar mij keken. '...We zijn in heel Jemen geweest, ik vond het prachtig. Ik heb schitterende foto's gemaakt in de steden, ze zijn zo oud, ik kon mijn ogen niet geloven...' Ik was blij dat ze me geen vragen stelde over mezelf; ik was zo gespannen dat ik wist - dat ik me agressief zou hebben gedragen als ze dat had gedaan. Terwijl ik naar haar luisterde, overdacht ik dat ze zo vrij klonk. Ze kon gaan waarheen ze wilde en doen wat ze wilde.
Ze zeiden dat we naar het vliegtuig moesten gaan. Twee gewapende politieagenten stonden bij de deur, en we moesten allemaal in een rij langs hen lopen en onze tickets laten zien. De eerste keek in mijn handtas en wierp toen een blik op mijn ticket. Hij knikte en ik volgde de andere passagiers naar de wachtende bus.
'Hé!' riep hij me achterna. Mijn hart ging wild tekeer, toen hij me gebaarde dat ik terug moest komen. 'Je paspoort!' snauwde hij. Ik gaf het aan hem en hij bladerde het expres langzaam door, en keek me daarbij af en toe aan.
'Waarom wilt u mijn paspoort?' vroeg ik, terwijl mijn stem trilde. 'Alle andere passagiers hebben u alleen hun ticket laten zien.' Hij zei niets, maar bleef me gewoon aanstaren. 'U herkent me kennelijk, en ik ga nu inderdaad naar huis,' zei ik. Hij versmalde zijn ogen en wilde net iets zeggen.
'Laat haar doorlopen en geef haar paspoort terug,' schreeuwde zijn collega tegen hem. De man leek zijn protest in te slikken en duwde me het paspoort in mijn handen. Ik liep door naar de bus. Iedereen was al aan boord, kennelijk hadden ze op mij zitten wachten. Al hun ogen leken mij te volgen.
Toen ik de vliegtuigtrap opliep, kon ik haast niet geloven dat ik daar was. Het leek nog steeds niet mogelijk dat ik dit deed. Het was maar een klein vliegtuig, maar toch had ik een paar stoelen voor mij alleen. Ik staarde uit het raampje naar het luchthavengebouw. Het vliegtuig begon langzaam over het platform te taxiën, en ik bleef maar verwachten dat de deur open zou gaan en er iemand naar binnen zou springen om mij er op het laatste moment uit te halen. Toen het vliegtuig vaart kreeg, voelde ik hoe de opwinding in me groter werd, en toen gingen we de lucht in. De stewardess kwam me vragen of ik iets wilde eten, omdat het Ramadan was en de meeste Jemenieten dan vasten. Ik vertelde haar dat ik geen honger had, maar ik maakte duidelijk dat ik niet vastte.
Ze liep verder het vliegtuig door, en ik keek weer uit het raampje naar het Jemenitische landschap dat onder de vleugels van het vliegtuig door verdween, en steeds kleiner werd terwijl we verder stegen in de helderblauwe lucht, en ik begon te huilen.
Na een korte vlucht zouden we moeten landen op een ander vliegveld in het Midden-Oosten, om wat passagiers te laten uitstappen en nieuwe aan boord te nemen. Ik begon me in te beelden dat ze me er daar uit zouden halen en me terug zouden sturen. We landden, maar ze zeiden ons dat we in het vliegtuig konden blijven zitten. We hoefden niet naar het luchthavengebouw. Ik was daar opgelucht over, maar er leek verder niets te gebeuren. Ik zat uit het raampje te kijken toen ik een politiebusje over het platform op ons af zag komen rijden. Mijn hart begon weer tekeer te gaan. Het busje stopte onder ons vliegtuig en twee indrukwekkende gewapende politiemensen klommen aan boord. Ze kwamen op mijn stoel af. Ze keken me recht aan en liepen toen verder door het vliegtuig. Ze liepen naar achter en kwamen toen weer terug over het middenpad. Ik bleef naar de grond kijken, als een zedige Arabische vrouw, en bad dat ze gewoon langs me heen zouden lopen. Dat deden ze, en ze verlieten het vliegtuig.
Ik hoorde de mensen om me heen praten, en ze zeiden dat er een paar ontsnapte Palestijnse terroristen in die streek waren, en dat ze nu alle vliegtuigen die landden, aan het controleren waren. We bleven meer dan twee uur op het platform voordat we uiteindelijk naar Londen vertrokken.