8

Terug naar Nadia

Twee weken nadat we waren teruggekeerd in Hockail, kondigde Abdul Khada aan dat hij voor zaken naar Taiz zou gaan, en daarna zouden we hem maandenlang niet meer zien. Vier dagen later kreeg ik een brief van hem waarin hij vertelde dat hij naar Saoedi-Arabië ging, naar zijn restaurant daar. Hij schreef me dat hij me niet had verteld dat hij daarheen ging, want hij dacht dat ik daardoor van streek zou raken, omdat ik dan met niemand meer Engels zou kunnen praten. In zekere zin was ik ook van streek, omdat ik absoluut niet met Ward kon opschieten, maar nu ik terug was in het dorp, had ik Nadia weer, en dat wilde ik het liefst.

Ik was ook blij met de gedachte dat hij me niet meer constant kon koeioneren, hoewel hij nog steeds in staat was om het leven van ons allemaal onder controle te houden, ook al was hij dan in Saoedi-Arabië. Zijn invloed op Ward, Mohammed en de andere mannen in het dorp betekende dat hij er altijd voor kon zorgen dat wij deden wat hij wilde, met bedreigingen over wat hij met ons zou doen als hij weer terug was. Ik was geleidelijk aan net zo bang voor hem geworden als al die anderen, omdat ik wist dat hij me meedogenloos zou slaan als ik iets zou doen wat hem niet zou bevallen, maar ik bleef toch vastbesloten om het uiteindelijk te winnen van hem. We moesten op de een of andere manier ontsnappen. Er moest een manier zijn.

Zolang hij weg was, stuurde hij geld naar Ward via Nasser Saleh, de agent die ik in Taiz had ontmoet. Niet iedereen vertrouwde de agenten die dit soort zaken afhandelden; de vrouwen dachten vaak dat zo'n agent geld van hen in eigen zak stak, maar Abdul Khada was daar een te goed zakenman voor. Hij zorgde er altijd voor dat hij een recu had en dat er niets verdween. Ik denk dat iedere tussenpersoon die Abdul Khada's gewelddadige reputatie kende, het wel uit zijn hoofd zou laten om hem te bedriegen.

Ward klaagde er soms over dat ze niet voldoende geld had om de rekeningen te betalen, die ze liet oplopen in de winkels, maar er scheen altijd genoeg geld te zijn voor de eerste levensbehoeften. Wanneer de rekeningen te hoog opliepen, liet ze iemand als Mohammed namens haar een brief schrijven aan Abdul Khada, waarin ze hem liet weten dat ze meer geld nodig had, en dat kwam dan een paar dagen later. De post naar Saoedi-Arabië werd altijd snel bezorgd, omdat er zoveel mensen over de grens gingen.

Na een poosje kreeg Mohammed werk in een boterfabriek in Taiz, maar in het weekend kwam hij altijd naar huis. Hij vertelde me dat het werk hem prima beviel en dat het goed betaalde, maar het betekende wel dat er in huis weer iemand minder was om mee te praten. Toen we waren teruggekeerd in het dorp, bleek Bakela in verwachting te zijn. Ze leek er heel gelukkig mee en zei dat ze deze keer graag een jongen wilde. Ik had er nog niet echt bij stilgestaan wat er zou gebeuren wanneer het moment van de geboorte zou zijn aangebroken. Ik dacht waarschijnlijk dat ze haar dan naar een ziekenhuis in Taiz zouden brengen voor de bevalling. Ik had geen ervaring met geboorten, afgezien van wat we hadden geleerd op school. Drie maanden later keek ik toe hoe Ward de baby van haar schoondochter op de kale vloer van haar slaapkamer ter wereld hielp, terwijl Bakela gilde van pijn. Ik was ontzet en doodsbang. Wat zou er gebeuren als er iets fout ging? Zou het bij mij ook zo'n pijn doen als ik een kind moest krijgen? Ging alles wel goed? Was het normaal dat er zoveel bloed was? De gedachte dat Abdul Khada had gezegd dat ik terug zou mogen naar Engeland om daar de baby te krijgen wanneer ik zwanger zou worden, was een hele opluchting voor me.

Ik had beseft dat Bakela weeën had, een paar uur voordat de baby werd geboren. Ze kreunde en kermde en ging in haar kamer op de grond liggen, terwijl de weeën elkaar steeds sneller opvolgden. Ik ging naar boven om te kijken of ik soms iets kon doen, en Haola, de nicht van Abdul Khada, kwam naar boven vanuit het huis aan de voet van de berg. De vrouwen uit de buurt kwamen elkaar altijd helpen wanneer er een geboorte was, hoewel er niet zoveel naar ons huis kwamen, omdat we buiten het dorp woonden en het bericht zich niet zo snel verspreidde. Haola, Ward en de oude vrouw konden het samen wel aan en gaven mij niets te doen.

Ik zat daar maar te kijken en te luisteren. Ik was geschokt. Ze legden haar op de grond, zonder zelfs een mat onder haar, waarbij Haola haar hoofd ondersteunde. Er was geen dokter of iemand anders met medische kennis, voor het geval er iets fout mocht gaan. De vrouwen bleven kalm en rustig, liepen rond en verwijderden al het bloed van de kleding. Nadien moesten we een hoop water halen en alles naar het dak brengen om te wassen. Toen het allemaal voorbij was, realiseerde ik me dat er niets fout was gegaan. Bakela had een gezonde zoon gekregen, maar terwijl de bevalling aan de gang was, had ik er geen idee van of het normaal was dat ze zo schreeuwde. Toen de baby eruit was, sneden ze de navelstreng door met een scheermesje, en Bakela stapte in bed. De andere vrouwen maakten een kleine hangmat voor de baby van een stuk stof en wat touw, en bonden dat vast aan de uiteinden van het bed, zodat het kind naast zijn moeder hing. Mohammed werd die avond terug verwacht, en voordat hij bij zijn huis was gekomen, had hij al te horen gekregen dat hij een zoon had. Hij was in de wolken. Bakela mocht een week in bed blijven, waarbij ze haar eten op bed kreeg en de baby werd gewassen door Ward. Ik nam haar taken over en hielp samen met Shiffa met water halen en chapatis bakken. Ik was weer een stap verder op de weg om een plichtsgetrouwe Arabische vrouw en dochter te worden, maar in mijn hart wachtte ik nog steeds op een kans om te ontsnappen.

Wanneer een vrouw in Jemen een baby krijgt, komt er een hoop bezoek. Die week kwamen er elke dag vrouwen met cadeautjes en geld. Voor een jongen wordt een groter feest gevierd, met meer bezoekers en meer geld. Als het een meisje is, is het heel wat rustiger.

Op de zevende dag werd de baby besneden. Dit werd gedaan door een bepaalde man in het dorp. Een besnijdenis is heel duur omdat zo'n man een bepaald bedrag hiervoor moet krijgen, en omdat er een schaap moet worden geslacht voor het feestmaal. Ik denk dat ze een week wachten om te kijken of de baby het zal redden. De man die de besnijdenis doet, heeft geen enkele medische opleiding; hij erft de functie van zijn vader.

Om de besnijdenis te kunnen verrichten, strekt hij het voorhuidje tussen zijn vinger en duim en bindt het strak vast met een reepje katoen. Hij snijdt dan door de huid met een scheermesje. Dan schraapt hij rondom het uiteinde van de penis, totdat alles helemaal schoon is. Er is een hoop bloed en gekrijs van de baby. Nadien doen ze een helderrode lotion, die lijkt op jodium, op de wond. De baby gaat dan weer aan de borst van de moeder om hem te kalmeren, en ze doen een paar weken lang een kussentje tussen zijn beentjes om te voorkomen dat hij tegen de wond gaat schuren, waardoor die niet kan genezen.

Er is ook een vrouw in het dorp die de pasgeboren meisjes besnijdt. Salama kreeg een meisje terwijl Nadia daar was. Nadia was bij de besnijdenis en beschreef het naderhand voor mij. Ze houden het meisje naakt vast. De vrouw houdt de kleine schaamlippen gestrekt en steekt er een naald door. Wanneer de naald de twee schaamlippen samen heeft doorboord, trekt ze ze naar buiten, waarna ze worden afgesneden met een scheermesje. Ik vroeg me af of zo'n besnijdenis later het plezier kan verminderen dat een vrouw kan beleven aan seks. Ik vroeg het aan een vrouw en die vertelde me dat dat niet zo was, dat ze toch plezier beleefde aan seks. Daarna bedacht ik me echter dat ze natuurlijk niet kon weten hoe het zou zijn geweest als ze niet was besneden. Ik weet niet waarom ze het doen; ik denk dat het alleen maar traditie is. Hoewel ze het gewoon blijven doen in de dorpen, laten de moderne vrouwen in de stad niet meer toe dat hun pasgeboren dochters worden besneden. De mannen zeggen dat het onhygiënisch is om de meisjes niet te besnijden, maar de vrouwen die hebben nagedacht over deze kwestie, zijn het daar niet mee eens.

De kleine meisjes in het dorp werd verteld dat als die stukjes huid niet werden weggesneden, ze steeds langer zouden worden naarmate ze ouder werden, en dat maakte hen bang. Ze geloven het en ze leren nooit de waarheid omdat ze gewoonlijk geen vrouwen ontmoeten die niet besneden zijn. Toen ze ontdekten dat Nadia niet was besneden, maakten ze er grappen over. Eén meisje vroeg haar hoe haar schaamlippen waren, wat Salama van streek maakte, omdat die het grof vond om over dergelijke dingen te praten. Salama vertelde Gowad over het meisje dat die vraag had gesteld, en die las haar de les. Dat kalmeerde de gemoederen, maar het moet wel iets zijn geweest waarover vaak achter onze rug werd gepraat.

Ieder dorp heeft zijn eigen 'wijze mannen'. Dit zijn ook functies die van vader op zoon overgaan. De wijze mannen komen meestal uit families met meer geld dan de anderen. Ze hebben meestal een groot huis waar andere mensen hen kunnen komen bezoeken, om over hun problemen te praten. Ze krijgen geld voor hun advies. Als een vrouw bijvoorbeeld ongelukkig is in haar huwelijk, dan moet ze naar een bepaalde wijze man in het dorp gaan en hem vertellen wat ze wil dat er zal gebeuren en waarom ze ongelukkig is. Als die wijze man denkt dat de man iets fout heeft gedaan — als hij bijvoorbeeld ontrouw is geweest - dan neemt hij contact op met belangrijke mensen in de stad en dan kan de vrouw haar huwelijk laten ontbinden.

Een vrouw die scheidt, moet haar kinderen aan haar man afstaan en teruggaan naar haar eigen familie, zodat die voor haar kan zorgen. De man zal zijn kinderen waarschijnlijk overdragen aan zijn vrouwelijke familieleden om ervoor te zorgen - zijn moeder of zijn zusters. De angst om haar kinderen kwijt te raken is een van de belangrijkste redenen waarom zoveel vrouwen daar het zo lang volhouden met hun man.

Op een keer, toen ik naar de dorpswinkels ging, ontmoette ik een wijze man uit het dorp die een beetje Engels sprak. Het was een aardige man en hij leek het soort mens voor wie je respect kunt opbrengen, maar ik was te verlegen om hem te vertellen over mijn problemen. Ik denk trouwens niet dat hij mij had kunnen helpen. Toen wist ik al hoe snel kletspraatjes en nieuwtjes zich verspreidden door de dorpen, en ik wist dat als ik iemand zou toevertrouwen hoe ik me voelde, dat al snel overal bekend zou zijn. In die tijd geloofde ik nog dat ik het maar beter in de familie kon houden. De enige die ik volledig in vertrouwen durfde te nemen, was Haola uit het huis onder het onze. Desondanks wist iedereen hoe ik me voelde, en als de vrouwen me vroegen hoe het ging tussen mij en mijn man, vertelde ik hun dat ik ongelukkig was en terug naar huis wilde, verder niets. Ik denk dat ze allemaal medelijden met me hadden. De vrouwen uit het dorp staken altijd graag overal hun neus in, en soms vroegen ze me hoe ik het redde met mijn man, omdat die zo miezerig en zwak was, en ze maakten grappen over hem. Ik wist nooit wat ik tegen hen moest zeggen; ik vond ze zo vervelend als ze op die manier praatten.

Wanneer alle mannen weg zijn om elders te gaan werken, heeft de belangrijkste vrouw in huis de leiding over alles. In ons huis was dat Ward. Ze had de macht om me te vertellen wat ik moest doen, en ik moest haar gehoorzamen, als ik tenminste geen pak slaag wilde van Abdul Khada wanneer die terugkwam. Ward genoot ervan om haar macht over mij te gebruiken. Soms gaf ze me dagenlang geen eten, of kreeg ik alleen maar koude restjes van de dag ervoor. Soms kreeg ik twee of drie dagen achtereen alleen thee en sigaretten. Ik vroeg Bakela waarom ik koud eten kreeg, terwijl zij warm aten, maar ze kon er niets over zeggen omdat Ward de leiding had. Ward deed nooit zo onhebbelijk tegen Bakela als tegen mij, maar zelfs als ze onaangenaam deed, zei Bakela nooit iets terug. Ze behandelde haar schoonmoeder altijd met eerbied. Ik had wel mijn eigen eten kunnen klaarmaken, maar Ward zette al het eten in haar eigen kamer, waar alleen zij de sleutel van had. Omdat we onze eigen kippen hadden, hadden we de luxe van verse eieren, maar Ward gaf die altijd aan de mannen, of aan Bakela's kinderen, nooit aan mij. Nadia had ook een paar kippen, en van haar kreeg ik soms eieren en vlees.

Later, toen ik al een paar jaar in het dorp woonde, bekenden sommige vrouwen me dat ze hadden geweten hoe Ward me behandelde, en ze vertelden me dat ze altijd al een onaangename, gemene vrouw was geweest. Zelfs haar eigen moeder beaamde dat. Alle andere vrouwen leken zo aardig, dat ik maar niet kon begrijpen waarom Ward zo vreselijk was. De man in het huis naast het onze hertrouwde, nadat zijn eerste vrouw was gestorven. Ik ging weleens op bezoek bij zijn nieuwe vrouw, en die gaf me dan wel stiekem te eten.

Op een dag, toen ik hout hakte voor het vuur, ving ik een glimp op van een kleine slang die bij me vandaan gleed. Ik was doodsbang. Ik greep een stuk hout en sloeg hem, waarbij ik hem doodde. Ik had geruchten gehoord over mensen die slangen aten, dus ik dacht erover om dat ook eens te proberen. Ik hakte de kop eraf, maakte een vuurtje met een bos takjes en legde de slang er bovenop. Ik roosterde hem totdat de huid zwart was geworden. Ik brak hem open en at het vlees. De slang smaakte nog niet eens zo slecht.

Het kwam Abdul Khada in Saoedi-Arabië ter ore hoe slecht zijn vrouw me behandelde. Hij schreef me om me te vertellen dat hij had gehoord dat ik honger leed en naar de huizen van andere mensen moest gaan voor voedsel. Ik schreef hem terug dat dit klopte, en omdat ik van hem geen geld van mezelf mocht hebben, was ik afhankelijk van Ward, die wreed was tegenover mij. Daarna schreef hij aan Ward, en een van de vrouwen uit het dorp moest naar ons huis komen om haar die brief voor te lezen. Er stond in dat ze alles voor me moest open laten. Ze was woedend omdat haar verteld werd wat ze moest doen, maar ze was bang om er iets over te zeggen, voor het geval ik het weer aan haar man zou vertellen. Ze wist dat ik over haar praatte tegenover andere mensen, en kreeg daardoor nog meer een hekel aan mij. Ze vertelde me vaak dat ik voor de rest van mijn leven in het dorp zou moeten blijven en net als hen zou moeten leven, dat ik nooit meer terug zou gaan naar dat 'prachtige, luxe Engeland' van me. Ik negeerde haar gewoon.

Nadat Abdul Khada naar Saoedi-Arabië was vertrokken, begon Abdullah ziek te worden. Hij leek langzaam zwakker en bleker te worden. Ik werd bang omdat ik dacht dat ik misschien net zo'n ziekte zou krijgen als hij, omdat ik met hem had geslapen. Mohammed bracht hem telkens weer naar de dokter in Taiz, om te proberen erachter te komen wat er met hem aan de hand was. Niemand scheen het te weten. Ward vertelde me dat hij altijd al een ziekelijk kind was geweest, dat heel mager was en weinig at, maar nu leek het nog veel slechter met hem te gaan. Ze gaven hem medicijnen, maar adviseerden hem om naar het buitenland te gaan, bijvoorbeeld naar Engeland of Saoedi-Arabië, om door een specialist behandeld te worden.

Mohammed begon zijn vader te schrijven om hem te vertellen dat Abdullah ziek was en dat hij er iets aan moest doen. Een hele tijd negeerde Abdul Khada hun smeekbeden, totdat Abdullah uiteindelijk te ziek was om nog op te staan. Hij werd naar het ziekenhuis in Taiz gebracht en daar hielden ze hem een paar weken, waar ik echt blij om was. Eerlijk gezegd hoopte ik dat hij zou sterven, omdat ik dan vrij zou zijn om terug te gaan naar Engeland. Het was prettig dat hij een paar weken het huis uit was, zodat ik alleen kon slapen. Hij was weliswaar al een tijd niet sterk genoeg meer om seks met me te bedrijven, maar desondanks wilde ik hem niet bij me in de buurt. Ik wilde mijn vrijheid meer dan wat ook ter wereld.

Uiteindelijk kwam Abdul Khada terug uit Saoedi- Arabië voor een bezoek, en toen hij Abdullah zag, realiseerde hij zich hoe ziek zijn zoon was. Hij begon daarop regelingen te treffen om hem naar Engeland te krijgen voor een behandeling. Hij vroeg me of ik met hem mee wilde gaan, maar ik geloofde niet dat hij het meende. Ik dacht dat het alleen een truc was om te zien wat ik zou zeggen. Hij zei me dat hij het echt meende, dat hij mijn paspoort had en alles zou regelen, als ik dat zou willen.

Ik begon te geloven dat hij me de waarheid vertelde. Ik moest gewoon een stuk vertrouwen in hem blijven houden, omdat ik niets anders had om me aan vast te houden. Ik had hem zolang ik daar was steeds brieven gegeven om aan mijn moeder te sturen, hoewel ik er steeds meer van overtuigd raakte dat hij ze niet verstuurde, omdat ik nooit iets terug hoorde.

Deze keer leek hij oprecht te zijn. Ik had erg mijn best gedaan om goed om te gaan met de familie terwijl hij weg was, zelfs met Ward. Hij had me regelmatig brieven geschreven, gedurende de tijd dat hij weg was waarin hij me beloofde dat, als ik me maar zou schikken in mijn leven met Abdullah, ik terug zou mogen naar Engeland. Dat beloofde hij me in iedere brief. Ik dacht dat hij nu misschien wel geloofde dat ik de situatie had geaccepteerd en op me kon vertrouwen als ik terugging.

Het kostte hem enige tijd en een hoop geld, om een visum te krijgen voor Abdullah zodat die het land mocht verlaten, met hulp van Nasser Saleh in Taiz en een brief van de dokter waarin stond dat Abdullah dringend medische behandeling nodig had. Ik raakte ervan overtuigd dat hij deze keer meende wat hij zei en dat ik echt uit Jemen weg zou gaan, Ik schreef een lange brief aan mijn moeder om haar nogmaals te vertellen wat er allemaal met ons was gebeurd, en waarin ik haar om hulp vroeg. Ik vertelde haar dat Abdul Khada me samen met Abdullah naar Engeland zou laten gaan, en dat we zodra ik daar was, alles zouden moeten doen om Nadia te helpen ontsnappen. Ik vroeg Abdul Khada om de brief voor me op de post te doen, en hij stemde toe. We bleven ongeduldig wachten tot de officiële papieren voor Abdullah klaar zouden zijn.

Toen, op een dag, kwam Abdul Khada naar me toe in huis en zei: 'Je hebt een brief geschreven naar je moeder, die je vader aan mij heeft teruggestuurd.' Ik wist meteen zeker dat hij die brief nooit had verzonden; ik was ervan overtuigd dat hij hem meteen had geopend en de inhoud ervan gebruikte als een excuus om me niet te laten gaan. 'Je vader is boos,' ging hij verder, 'en hij zegt dat je niet naar Engeland mag met Abdullah.'

Ik was er deze keer zo zeker van geweest dat ik zou ontsnappen, dat het was alsof ik een klap in mijn gezicht kreeg. Ik begon hem te slaan en te schoppen en ging huilen. 'Je liegt,' schreeuwde ik, 'je hebt mijn brieven helemaal niet verstuurd, je hebt ze al die tijd opengemaakt.' Ik liet al mijn opgekropte woede gaan, zonder enige beheersing. Wat ik toen nog niet wist, was dat mijn moeder mijn vader had verlaten en de kinderen had meegenomen. Alle brieven die ik naar haar in het café stuurde, kwamen daardoor regelrecht in mijn vaders handen.

Uiteindelijk was alles in orde voor Abdullahs reis, en samen vertrokken ze naar Engeland, mij weer alleen achterlatend in het dorp.

Toen Abdul Khada en Mohammed nog samen thuis waren, treiterden ze me vaak over mijn terugkeer naar Engeland door te zeggen: 'Zullen we haar dan maar laten gaan?', waarbij ze probeerden me op stang te jagen. Ik denk dat Abdul Khada genoot van de macht die hij had om me gelukkig of ongelukkig te maken. Hoewel Mohammed zich soms tegenover mij gedroeg als een oudere broer en luisterde naar mijn problemen, leek hij op andere momenten op een bepaalde manier jaloers op me te zijn. Soms negeerde hij me volkomen, of praatte hij tegen andere mensen over me terwijl ik in de kamer was, waarbij hij lachte over mij en mijn ongeluk. Zijn stemmingen wisselden voortdurend.

Als de mannen thuis waren, aten we altijd goed, terwijl de vrouwen als ze alleen waren, alleen chapati's aten. Abdul Khada wilde 's avonds altijd gestoofde kip of lam. We moesten die dieren zelf slachten.

Een groot lam was goed voor drie of vier dagen. Het karkas hingen ze gewoon bij de keukendeur, waardoor de vliegen overal op konden gaan zitten, zoals gebeurde met alles wat zo werd neergezet. De meeste gezinnen uit het dorp kochten levende kippen van mensen die ze fokten, maar de familie van Abdul Khada bracht ze zelf groot. Als je daar woonde, moest je leren hoe je moest slachten.

Ik leerde hoe ik een kip moest doden met een mes, hoewel sommigen van de anderen gewoon de kop eraf trokken met hun blote handen. Je moet een bak kokendheet water klaar hebben staan waarin je meteen het dode dier gooit. Dat doodt de zenuwen onmiddellijk en zorgt ervoor dat de kip niet meer rond blijft spartelen. Daarna pluk je de kip, maakt haar open en haalt de ingewanden eruit. Tenslotte was en bak je haar. Telkens als ik een kip doodde, stelde ik me voor dat het de nek van Abdul Khada was waarin ik het mes stak. Tijdens Ead, dat een religieuze viering is zoals Kerstmis in Engeland, zei Ward dat ze deze keer niet van plan was om het lam te slachten, dus moest iemand anders het doen. Abdul Khada's zuster, die in het dorp woonde, was een paar weken bij ons te logeren, en zei dat zij het wel zou doden. Ik ging met haar naar buiten om te helpen. Ze hield het lam in bedwang terwijl het op zijn poten stond, waarbij ze zijn kop omhoog hief, zodat ze het dier met een groot keukenmes in zijn keel kon steken. 'In de naam van Allah,' zei ze in het Arabisch, zoals ze altijd doen voordat ze iets doden. Terwijl ze het mes over zijn keel haalde, deed ze iets fout en het lam bleef spartelen, terwijl het onmiddellijk had moeten sterven. Ik kon het niet aanzien. Ze was geschokt door de manier waarop het spartelde, waardoor er overal bloed heen spoot, en ze wist niet wat ze moest doen.

'Je bent wreed!' schreeuwde ik 'Je hebt het verkeerd gedaan.' Ik nam het mes van haar af en stak het weer in de hals, op de manier zoals ik het de mannen had zien doen. Het bloed spoot daarbij over mijn handen en armen, en het lam stierf onmiddellijk.

Ik liet haar het lam villen, en ze wierp de huid weg voor de wilde dieren die rondzwierven in de streek. De mensen uit het dorp vertelden me dat de hyena's, die in de bergen leefden, ook mensen aten. Er gingen verhalen dat ze sterke mannen die 's nachts alleen buiten liepen, hadden aangevallen en overmeesterd. Veel dorpelingen vertelden verhalen over losse handen en voeten die langs de paden naar het dorp waren achtergebleven, nadat de hyena's en wolven hun nachtelijke jachtpartijen hadden gehouden. Ze hadden ooit ook tijgers in de streek gehad, maar die waren uitgestorven met het kappen van de bossen.

Ik zag de wilde dieren nooit, maar ik hoorde ze wel als ik 's nachts in bed lag. Ze huilden in de verte en soms liepen ze rond het huis, op zoek naar lekkernijen zoals de huid van het lam dat ik de zuster van Abdul Khada had zien weggooien. Ik kon ze onder mijn ramen horen, rukkend aan de huiden en grauwend tegen elkaar, snuffelend aan het voedsel en onderling ruziënd.

Alle mannen droegen een vuurwapen om te jagen op schadelijk gedierte in de buurt, en om zichzelf te beschermen tegen dieren en bandieten. Op een nacht lag ik wakker in bed toen ik geschreeuw hoorde op de weg onderaan de berg. Ik liep naar het raam en zag toortsen flakkeren in het donker. De volgende dag werd me verteld dat ze achter een hyena hadden aangezeten die gewoon het dorp in was komen lopen. Ze hadden hem willen doden. Als de mannen inderdaad een hyena te pakken krijgen, dan doden ze hem en halen zijn tanden eruit als souvenir.

Heel af en toe kregen we iets anders te eten. Soms kregen we tonijn met aardappels erbij, en verder aten we overal bergen rijst bij. De belangrijkste drank was thee, die we maakten met theezakjes als de mannen thuis waren, maar als de vrouwen alleen waren, gebruikten ze gewoon theebladeren. Theezakjes worden beschouwd als een luxe artikel voor de rijken, terwijl de bladeren voor de armen zijn. We dronken ook verse koffie, die we kochten van andere families uit de streek die dit zelf verbouwden.

Als de mannen weg zijn, moeten de vrouwen alles doen. Eén of twee keer per jaar wordt er geplant. Hoewel sommige vrouwen iemand huurden om met ossen de akker te komen ploegen, was Ward daar te gierig voor; wij moesten alles met de hand doen. Een paar weken lang moest ik elke dag naar het land met een schepje, waarbij ik voorover moest buigen om ieder zaadje afzonderlijk te planten. Ik moest van de vroege morgen tot de late avond werken, ook midden op de dag als het bloedheet was. hoe pijnlijk mijn rug ook werd of hoeveel blaren ik ook op mijn voeten en handen kreeg. Het enige wat ik had, was drinkwater. Bakela hielp me soms, maar omdat zij de kinderen had waarvoor ze moest zorgen, stuurde Ward haar regelmatig terug naar huis en nam dan zelf wat van het werk over. Ward was een sterke vrouw en ze verwachtte van mij dat ik de hele dag lang in hetzelfde tempo zou werken als zij. Alle vrouwen daar zijn sterk; zelfs heel oude vrouwen werken nog op het land en in huis, en dragen nog dingen op hun hoofd.

De oogst, die meestal bestond uit maïs voor de chapati's en tarwe voor het bruinbrood, had een paar maanden nodig om te groeien, afhankelijk van de hoeveelheid regen die er viel. Wanneer het graan eenmaal was gegroeid en we hadden geoogst, moesten we de maïs malen. Om te beginnen moesten we die met de hand losbreken en in emmers naar binnen brengen. Dit zorgde ervoor dat ik vier jaar lang blaren had, voordat mijn handen uiteindelijk een eeltlaag kregen. Met de emmers die we naar binnen brachten, konden we ongeveer een week doen, maar iedere dag moesten we de maïs malen.

We lieten iedere nacht net zoveel weken in een emmer water als we de volgende dag nodig hadden. De volgende morgen gingen we naar beneden en maalden dan temidden van de dieren beetje bij beetje het graan onder een enorme stenen rol. Zo maakten we de maïs gereed voor het koken en bakken. De constante belasting zorgde ervoor dat mijn polsen altijd pijn deden. Het was het zwaarste werk dat de vrouwen moesten doen, en het enige waarover je hen hoorde klagen. Later kwam ik erachter dat de meeste vrouwen in het dorp een machine voor dit werk hadden die leek op een maalrad met een hendel die moest worden rondgedraaid. Andere vrouwen brachten de maïs naar de winkel en betaalden de winkeliers om het voor hen te malen, zodat ze het alleen nog maar hoefden te kneden en bakken tot chapatis. Maar Ward stond erop dat we het zelf deden op de traditionele manier, ook al betekende dit dat we de hele dag moesten werken.

Sommigen van de andere vrouwen spraken Ward erover aan door te zeggen: 'Waarom moet het Engelse meisje het op de moeilijke manier doen?', maar dan zei ze alleen: 'Laat haar met rust, ze moet het nog leren.' Dus bleef ik het zo doen, iedere morgen weer, en als er mensen kwamen eten, had ik soms wel drie of vier uur nodig om voldoende meel te krijgen. Als ik op het land moest werken, moest ik voldoende malen voor een paar dagen, zodat ik vrij was om buiten te werken. Daarnaast moest ik ook nog water halen, hout sprokkelen en het huis schoonmaken met een kleine bezem die was gemaakt van een bos stro.

Het huis was altijd stoffig door de lucht buiten, en de hagedissen kwamen vaak binnen en legden dan hun eieren in groepjes op de zoldering. Schoonmaken was een werk waar nooit een eind aan kwam. Je was nog niet klaar of er lag alweer stof en was er alweer een nieuwe reeks eieren gelegd. Soms kwamen de dieren die leken op minidinosauriërs in huis. Een kwam er zelfs in Bakela's kamer toen de baby sliep. Ik zag hem het eerst en gilde, waarop Bakela kwam aangerend en hem doodsloeg. Een andere keer vond ik een slang die opgerold in een hangmat lag bij een van de baby's.

We hadden ook een hoop tarantula's om het huis. Toen ik op een middag in de zon zat, met mijn mouwen opgerold en mijn ogen gesloten, voelde ik hoe er iets door de haren op mijn onderarm kroop. Toen ik omlaagkeek, zag ik een grote, harige, zwart-met-bruin gestreepte tarantula die langzaam over mijn arm liep. Ik keek ontzet toe, terwijl ik kippenvel kreeg. Ik durfde nauwelijks adem te halen. Uiteindelijk kon ik er niet langer meer tegen en ik sloeg hem van me af. Hij vloog door de lucht en belandde op de grond. Ik sprong er bovenop en voelde hoe hij uit elkaar spatte onder mijn slipper. Ik rende naar binnen terwijl ik hysterisch schreeuwde, en vertelde hun wat er was gebeurd. Ze haalden hun schouders op. Voor hen was dit niets bijzonders.

De schorpioenen vormden een andere bron van gevaar. Toen ik op een dag in het donker naar beneden liep, met een lege bak om water te halen bij de bron, voelde ik een scherpe pijn in mijn grote teen. Ik gilde en gooide de bak neer, waardoor die met een hoop herrie op de benedenverdieping terechtkwam. Terwijl ik strompelend naar het licht bij de deur liep, zag ik een reusachtige, zwarte schorpioen die zich met zijn scharen aan me had vastgeklemd, terwijl hij met zijn lijf heen en weer zwaaide om me met zijn staart te kunnen steken. Door de hoek kon hij me niet bereiken. Bakela kwam aangerend op mijn gegil, raapte een stok op en sloeg hem van me af, waardoor hij dwars door de kamer suisde.

Nadia had niet zoveel geluk. De vrouwen daar kweken op het dak van hun huis planten die ze mushkoor noemen. Ze hebben een zoete geur en we gebruikten ze om onze kleerkasten en de laden lekker te laten ruiken, en om in ons haar te doen. Op een dag was Nadia nieuwe zaden in haar mushkoor-potten aan het planten, toen een kleine schorpioen uit het gat in de aarde kwam gekropen dat ze had gegraven, en haar in haar hand stak. Salama hoorde haar geschreeuw en kwam aangerend om te zien wat er was gebeurd. Ze nam haar mee naar beneden.

Toen het gif eenmaal in haar bloed zat, zwol haar hele lichaam op als een ballon en haar huid werd rood. Ik was doodsbang. Ik was ervan overtuigd dat ze zou doodgaan. De vrouwen gebruikten een kruidenzalf uit de streek, en na een paar dagen herstelde Nadia. Sommige mensen overleefden de beet van een schorpioen en andere stierven eraan; het was maar net hoeveel geluk je had.

We waren ook constant bezig met de dieren. Als ze binnen waren, dan moest de stal worden uitgemest, wat ik met mijn blote handen deed, en als ze naar buiten gingen om te grazen, moesten we bij hen blijven vanwege de wolven en hyena's. Buiten blijven in de hitte van de dag was vreselijk, dus ik probeerde altijd een plekje te vinden waar schaduw was, maar dat was niet altijd mogelijk. Als ik buiten was, dan was ik in ieder geval alleen en vrij om te denken. Ik kan me alleen nog maar herinneren dat ik dan altijd huilde en me ellendig voelde.

De enige tijd die ik toen voor mezelf had, was 's avonds. Dan ging ik meestal naar buiten om bij de oude man te zitten, die zijn dagen gehurkt zittend in de buitenlucht doorbracht. Ik praatte over van alles met hem. Hij vertelde mij verhalen over vroeger en hoe hij toen leefde, zoals hoe ze stenen met de hand moesten houwen om de huizen te bouwen.

Ik vertelde hem vaak hoe ongelukkig ik was, hoe slecht ik werd behandeld en hoe graag ik terug wilde. Hij was heel aardig, maar hij kon ook niets voor me doen. Hij probeerde alleen om me gerust te stellen.

'Heb vertrouwen,' zei hij dan. 'Wees geduldig, dan kom je heus wel weer terug in Engeland. Maak je toch niet zo'n zorgen.'