10

Eindelijk een bondgenoot

Na onze aankomst in Jemen bleef Gowad precies twee jaar in Ashube, voordat hij weer naar het buitenland vertrok. Tegen die tijd was Mohammed, de zogenaamde echtgenoot van Nadia, oud genoeg om ook te werken. Hij ging naar Saoedi-Arabië, net als de meeste mannen en jongens uit de dorpen.

Mohammed was fysiek veranderd van een jongen in een man, terwijl Abdullah, de jongen die zogenaamd mijn man was, dat niet was. Mohammed kreeg een goede baan als verkoper van parfums en aftershaves in een boetiek. Hij begon geld naar Nadia en zijn moeder, Salama te sturen. Hij bleef meestal een half jaar achtereen in Saoedi-Arabië, waarna hij telkens voor een vakantie van een paar maanden weer naar huis kwam.

De eerste keer dat hij terugkwam, werd Nadia zwanger. Gowad werkte toen in Engeland en hij schreef naar Nadia dat zij daar binnenkort ook heen zou kunnen, zodra Mohammed voldoende geld had gespaard voor hun vliegtickets. Het was hetzelfde verhaal dat Abdul Khada mij had verteld. Wanneer we maar eenmaal zwanger zouden zijn, zo dachten ze, dan zouden we niet langer willen ontsnappen of ons tegen hen verzetten. Dan zouden we de situatie accepteren en 'goede' Arabische vrouwen worden.

Nadia had een probleemloze zwangerschap. Ze had geen last van ochtendmisselijkheid, of van een van de andere symptomen, behalve dat haar borsten begonnen te groeien. Ze leek helemaal niet bang te zijn bij het vooruitzicht om een kind te moeten krijgen in het dorp. In bepaalde opzichten was ze heel sterk. In andere werd ze gemakkelijk gemanipuleerd. Ik denk dat wanneer ik er niet zou zijn geweest, ze haar Engels zou hebben vergeten en volkomen het soort vrouw zou zijn geworden dat zij graag zagen. Ik bleef voortdurend aan haar hoofd zeuren en zei haar dat ze zich moest blijven verzetten en moest blijven hopen. Zonder mij zou ze denk ik zo over zich heen hebben laten lopen.

Salama was heel goed voor Nadia tijdens haar zwangerschap. Ze mocht van haar rusten, zodat ze niet te moe zou worden. Ze mocht me tot het eind aan toe komen opzoeken in Hockail. Ik ging echter zo vaak ik kon naar haar toe, om haar de wandeling te besparen. Abdul Khada zat in die tijd in Saoedi-Arabië, en op een gegeven moment schreef hij me dat ik niet meer zo vaak naar Ashube mocht gaan. Het idee dat Nadia en ik zoveel tijd samen doorbrachten, beviel hem niet. Ik denk dat hij zich verbeeldde dat wij een plan beraamden voor onze ontsnapping, en het idee dat ik uit het huis was beviel hem ook niet, behalve als dat was om boodschappen te doen. Ik denk dat hij bovendien het gevoel had dat als geen van zijn spionnen kon zien waar ik mij op ieder moment bevond, hij me niet langer onder controle had.

Van toen af aan mocht ik nog maar eens per week overdag naar haar toe. Hoe meer ik gewend raakte aan het Arabische leven, hoe strenger Abdul Khada werd over hoe ik me diende te gedragen. Als ik zijn regels overtrad, dan was er altijd wel iemand uit de familie of uit het dorp die hem erover schreef, en hij liet me dan weten dat hij me zou straffen wanneer hij terug was, als ik hem niet gehoorzaamde. Hoewel ik meestal deed wat hij zei, gaf ik me diep van binnen nooit gewonnen, en ik hield nooit op hem te haten.

Salama weerhield Nadia er nooit van om mij op te zoeken, maar in de negende maand van haar zwangerschap zei ik dat ze niet meer moest komen, omdat ik bang was dat de lange wandeling in de hete zon te veel voor haar zou zijn. Daardoor had ik geen contact met haar op het moment dat de baby geboren zou moeten worden.

Vroeg op een morgen kwam een buurvrouw van Nadia naar ons huis, en vertelde tegen Ward dat Nadia die nacht een zoon had gekregen, en dat alles goed was. Toen ik hoorde dat de geboorte al achter de rug was, werd ik woedend. Ik wilde weten waarom niemand mij was komen halen. Ze zeiden dat dit kwam omdat geen van de vrouwen zo laat op de avond nog buiten durfde te lopen. En als een man me was komen halen en Abdul Khada had dat gehoord, dan zou hij me hebben vermoord. Het was onaanvaardbaar dat een vrouw met een man zou worden gezien in zo'n situatie.

Ik rende het huis uit, waarbij Ward achter me aan schreeuwde: 'Ik hoop wel dat je rond lunchtijd terug bent.'

'Ik kom vandaag helemaal niet meer terug,' schreeuwde ik op mijn beurt. 'Ik blijf bij mijn zus logeren.'

Ik bleef de hele weg naar Ashube hard lopen, tot in Nadia's kamer aan toe. Het was er vol vrouwen, en de baby sliep in een hangmat naast het bed. Ik barstte in tranen uit, en ik geloof dat ik wel de hele dag heb gehuild. Nadia zag er beslist goed en kalm uit. Ze zei dat ik op moest houden met huilen, omdat zij anders ook begon. Ik werd die dag weer ziek en langzaam begon ik mijn stem kwijt te raken.

Nadia vertelde me dat de weeën de vorige avond tamelijk laat waren begonnen. De bevalling had niet lang geduurd. Salama was naar het naburige dorp gerend om een aardige, oude vrouw die ze daar kende, te halen om te komen helpen. Nadia vertelde dat ze niet veel pijn had gehad, en dat de vrouw heel kalmerend en rustgevend was geweest. Het jongetje werd ongeveer een uur later geboren. Ik vond het ongelooflijk dat mijn kleine zusje moeder was geworden.

Bij ons in de kamer zat een vrouw, die allerlei namen voorstelde. Nadia koos echter de naam Haney. Later kregen we een brief van onze vader waarin hij schreef dat hij het had gehoord van de geboorte, en zei hoe Nadia de baby moest noemen. Ik kan me niet meer herinneren welke naam hij wilde, maar Nadia ging er niet op in. Haney werd geboren op 29 februari 1984, een schrikkeljaar, dus hij is maar eens in de vier jaar echt jarig. Het zou een mooi kind worden, het evenbeeld van zijn moeder.

Ik bleef drie dagen bij Nadia en sliep bij haar op de kamer. Ik begon me steeds zieker te voelen, en die eerste nacht had ik het behoorlijk te pakken en was ik absoluut niet meer in staat om te praten. Ik moest in haar oor fluisteren om met haar te kunnen praten. De volgende dag kon ik niet meer opstaan en Nadia moest me eten geven met een lepel, terwijl ze tegelijkertijd voor haar pasgeboren baby moest zorgen.

Ze nam de rol van moeder meteen op zich, met dezelfde kalmte en beheerstheid waarmee ze alles benaderde. Ze bleef Haney twee jaar lang borstvoeding geven. Het was duidelijk dat ze stapelgek op hem was, en het feit dat ze hem daar had, maakte haar kwetsbaarder en banger wanneer ik praatte over teruggaan naar Engeland.

'Als we nu teruggaan,' zei ze, 'nemen ze Haney van me af.' Die gedachte maakte haar doodsbang. Het maakte me ongerust dat ze nu misschien een manier hadden gevonden om haar ervan te weerhouden met mij mee te gaan wanneer ik een uitweg had gevonden.

Wanneer Nadia en ik samen waren, sloten we ons meestal af van de andere vrouwen en zonderden we ons constant af. We praatten een hoop over vroeger in Engeland, en dat was het enige wat Nadia nog aan het lachen kon maken. Er viel niet veel voor ons te lachen in Jemen. We maakten plannen en droomden over manieren om te ontsnappen, het ene idee nog wilder dan het andere. We wisten dat onze enige echte hoop was om ervoor te zorgen dat een brief van ons op de een of andere manier mama zou bereiken, om haar te laten weten dat we in de problemen zaten en haar zover te krijgen dat ze hulp zou gaan zoeken. We hadden er geen idee van wat ze haar hadden verteld over ons, of wat zij dacht dat er was gebeurd. Als ze de kaarten had ontvangen die ze ons in het begin hadden laten schrijven, dan dacht ze misschien wel dat we echt gelukkig waren en genoten van Jemen. We konden onszelf niet toestaan om dat te denken; we moesten geloven dat ze wist dat wij gevangenen waren, en dat ze haar best deed om ons te vinden.

Dan was er nog het bandje dat Abdul Khada me gedwongen had te maken, toen ik nog maar net in Jemen was. Hij had me toen geslagen en me gedwongen om te zeggen dat mijn vader een goed man was, en dat we nu veel gelukkiger waren in Jemen dan we in Engeland waren geweest, en hoe geweldig het hier was. Het had mijn hart bijna gebroken om dat bandje te moeten maken, omdat ik wist dat het mama misschien van het spoor zou kunnen brengen. Kort nadat Haney was geboren, kwam er een afgestudeerde dokter in Hockail. Hij was afkomstig uit de streek en had in het buitenland gezeten om daar zijn opleiding te volgen. Na zijn studie besloot hij dat hij terug wilde om in zijn eigen dorp een praktijk te beginnen, om zo zijn eigen mensen te helpen. Hij was een jonge man en ik ging wel naar hem toe als ik me niet goed voelde, wat steeds vaker het geval was. Hij sprak geen Engels, maar ik was toen al in staat om voldoende Arabisch te spreken om hem mijn problemen te kunnen vertellen. Wanneer ik niet kon slapen, gaf hij me slaaptabletten. Ik begon erge pijn in mijn borst te krijgen, en hij gaf me toen tabletten die de pijn wegnamen. Hij leek een heel goede dokter en was een aardige man.

Zijn huis was heel anders dan de huizen waaraan wij gewend begonnen te raken. Het had wat van een huis uit de stad dat in het dorp was neergezet, compleet met vloerkleden, een koelkast en televisie. Ik denk dat hij wel een generator zal hebben gehad om al die dingen te laten werken, omdat er toen nog geen elektriciteit in de streek was. Het was het beste huis in het dorp, en iedereen praatte erover. Het was gebouwd door zijn vader, die een van de belangrijkste wijze mannen van het dorp was.

Met iedere visite werd hij vriendelijker en ik merkte dat ik goed met hem kon praten. Ik vertelde hem dat ik nooit brieven kreeg van mijn moeder en vroeg hem om, als hij weer eens naar de stad ging - wat hij vaak deed - een brief voor me te posten in een openbare brievenbus. Hij had er eerst niet veel zin in; ik denk dat hij zich niet wilde mengen in de familieaangelegenheden van iemand anders. Ik moest het hem diverse malen vragen, maar uiteindelijk had hij in de gaten hoe belangrijk het voor me was en stemde toe. Hij stemde er ook in toe dat mijn moeder terug zou schrijven via zijn postbusnummer in Taiz, en dat hij me de brieven dan stiekem zou overhandigen. Op die manier zouden we in staat zijn om Nasser Saleh en zijn censuur te omzeilen.

Toen ik Nadia vertelde dat ik dacht eindelijk iemand gevonden te hebben waarvan ik dacht dat ik die kon vertrouwen, begonnen we allebei weer te dromen over ontsnappen. Ik kon nog steeds niet geloven dat het zou werken. Ik was als de dood dat iemand in het dorp of in Taiz de brief zou openen en hem zou lezen, en alles zou laten weten aan Abdul Khada, die me dan zou slaan omdat ik weer geprobeerd had om hem te bedriegen. Dus kon ik nog steeds niet alles wat ik wilde zeggen, erin zetten. Ik moest mijn moeder in een soort code schrijven, in de hoop dat ze in staat zou zijn om tussen de regels door te lezen en zou weten dat ik om hulp vroeg. De brief stond vol hints, waarvan ik wist dat ze die zou begrijpen, maar die iemand anders niet zouden alarmeren.

Ik schreef de brief uiteindelijk op een stuk papier dat ik uit een oud schrift had gescheurd. Ik gaf mijn moeder het postbusnummer van de dokter. Twee weken later kwam de vrouw van de dokter naar ons huis voor een bezoek. Toen Ward de kamer uidiep, fluisterde ze tegen mij dat haar man een brief voor me had, en dat ik die moest gaan ophalen.

Zodra ik de kans had, rende ik naar het dorp en kwam hijgend bij het huis aan. Ik kon het haast niet geloven toen ik de envelop zag met mijn moeders handschrift erop. Hoe kon het plotseling zo makkelijk zijn om haar te bereiken, terwijl het jarenlang onmogelijk had geleken?

De dokter glimlachte vriendelijk tegen me en vroeg of ik soms even wilde blijven om de brief te lezen. Ik bedankte hem, maar zei dat ik ergens alleen wilde zijn. Ik wilde niet huilen waar hij bij was. Ik verborg hem onder mijn mantel en ging terug naar huis. Mijn hart ging wild tekeer toen ik terugklom naar huis met mijn geheime brief. Ik kon niet geloven dat ik hem echt zou kunnen lezen, dat er niet plotseling iemand op me af zou komen om de brief van me af te pakken, en hem in stukken zou scheuren, zoals Abdul Khada had gedaan met mijn foto's.

Ik sloot mezelf op in mijn kamer en scheurde de envelop open. Ik wist zeker dat, nu mijn moeder eenmaal wist waar we waren, we binnen de kortste keren weer thuis zouden zijn. Nu ik zo'n prompte reactie had gekregen op mijn brief, twijfelde ik er niet aan dat de andere brieven haar niet hadden bereikt. Ik huilde zo hard dat ik moeite had om de woorden duidelijk te zien.

Hoewel mama zich wel had gerealiseerd dat er iets fout zat, was ze kennelijk erg in de war, want haar brief was erg lang en stond vol met vragen. Ze schreef me dat ze geen van mijn brieven had ontvangen, maar wel het bandje had gehoord dat ik had moeten maken.

Abdul Khada had het bandje naar mijn vader gestuurd, maar mijn moeder had erover gehoord. Toen mijn broer Mo op een dag een bezoek bracht aan mijn vader, had hij het bandje achterovergedrukt en het meegenomen naar mijn moeder. Ze schreef me dat ze had kunnen horen dat ik was gedwongen om de dingen te zeggen die ik zei, maar ze had niet geweten wat te doen. Mijn vader was woedend op Mo en had hem gezegd dat hij moest kiezen tussen hem en zijn moeder. Mo had voor mama gekozen en ging niet meer naar mijn vader toe.

Ik was teleurgesteld dat ze kennelijk nog steeds niet volledig de situatie had begrepen, en dat het duidelijk veel langer zou duren om uit Jemen weg te komen dan ik me had voorgesteld in de tijd voordat ik de brief had gelezen. Maar in ieder geval wisten we nu zeker dat ze er niets mee te maken had gehad dat we verkocht waren als bruid en dat, wanneer ze maar eenmaal zou weten van onze situatie, ze alles zou doen om ons hier weg te krijgen.

Nu ik een manier had gevonden om brieven het land uit te krijgen, stuurde ik er een stroom en ik ontving ook een stroom brieven terug. Nadia en ik durfden nu meer te schrijven en aan anderen te laten weten dat we contact hadden met onze moeder, waarbij we niet meer ons best deden om te verbergen wat er gaande was. De vrouw van de dokter bracht soms heel openlijk de brieven naar ons huis, en hoewel het ze niet beviel, probeerde de familie niet om ze van me af te pakken. De dokter was een ontwikkeld man uit een goede familie, die niet bang was voor wat Abdul Khada hem zou kunnen doen. Eindelijk hadden we een bondgenoot gevonden die sterk genoeg was om ons te helpen.

Abdul Khada kreeg al snel te horen wat er was gebeurd, maar hij was te sluw om zijn ware gevoelens te tonen bij deze ondermijning van zijn gezag. Hij schreef me om me te laten weten dat hij blij was te horen dat ik een brief van mijn moeder had ontvangen. Hij deed alsof er nooit iets was gebeurd, en informeerde als een oude vriend van de familie naar haar gezondheid. In feite was er ook niets wat hij kon doen, aangezien hij al die tijd had gedaan alsof hij onze brieven had verstuurd. Ik had het gevoel dat we er voor de eerste keer in waren geslaagd om hem te slim af te zijn, maar niettemin veranderde er niets aan onze situatie. Zelfs al wist mijn moeder van onze ellende, dan nog leek er voorlopig niets te zijn wat ze eraan kon doen.

Ze vertelde ons in haar brieven dat ze voor het eerst van onze situatie had gehoord, toen een paar van mijn vriendinnen in de snackbar waren gekomen met het nieuws dat Nadia en ik waren getrouwd. Ze hadden het gehoord van een vrouw wier man uit Mokbana kwam.

Mijn moeder zei dat mijn vader onze geboortebewijzen uit haar la had gehaald terwijl zij in de zaak werkte. Toen ze hem hiermee confronteerde, zei hij tegen haar dat hij legale trouwdocumenten had gekregen, en dat er twee Jemenitische mannen getuige waren geweest.

Mijn moeder was daarop razend geworden en had tegen hem geschreeuwd: 'Hoe kon je, het zijn mijn kinderen! Ze zijn van mij. Het zijn je dochters en je hebt ze verkocht!'

Hij glimlachte toen tegen haar en zei: 'Bewijs dat maar eens.'

'Ik zal ervoor zorgen dat ze terugkomen,' zei ze tegen hem, maar hij lachte haar gewoon in haar gezicht uit.

'Ga je gang,' zei hij, 'er is niets wat je kunt doen. Ze zijn weg, net als de andere twee.'

Dus schreef mijn moeder naar het ministerie van buitenlandse zaken, net zoals ze dat al die jaren daarvoor had gedaan bij Ahmed en Leilah, maar ze schreven terug dat we een dubbele nationaliteit hadden, en dat de Jemenitische regering ons nu beschouwde als Jemenitische burgers. Ze vertelde haar dat we alleen naar huis zouden kunnen als onze 'echtgenoten' ons toestemming gaven om het land te verlaten, zodat we een uitreisvisum zouden kunnen krijgen.

Nadia's maatschappelijk werkster, Mary Birchell, begon ook te schrijven naar mensen zoals de Britse ambassadeur en diverse charitatieve instellingen, maar die gaven allemaal hetzelfde antwoord. Het speet hen, maar ze konden niets doen.

Ze begon toen brieven aan ons te schrijven via het postbusnummer in Taiz dat Goad en Abdul Khada haar hadden gegeven maar natuurlijk ontving ze geen antwoord omdat de brieven allemaal werden onderschept. Zelfs als de Britse ambassade in Sana'a had willen helpen, dan nog hadden ze ons niet kunnen opsporen via dat postbusnummer.

Lynettes moeder, mevrouw Wellington, die een goede vriendin van mijn moeder was, had haar ook geholpen. Ze schreef een brief aan de Koningin waarin ze om hulp vroeg. Een hofdame had een heel meelevende brief teruggeschreven waarin ze zei dat haar brief was doorgegeven aan het ministerie van buitenlandse zaken. Mijn moeder en Mary Birchell schreven naar Nigel Cantwell, voorzitter van een liefdadigheidsinstelling die Defence of Children International heette, en een kantoor had in Genève. Deze schreef terug, om hetzelfde te zeggen als de anderen; aangezien Nadia en ik een dubbele nationaliteit hadden door ons huwelijk, was er weinig dat er gedaan kon worden. Maar hij had juridisch advies gevraagd over een bepaald punt betreffende de huwelijken. Kennelijk was mijn moeder onze enige voogd, omdat mijn vader en moeder nooit waren getrouwd. Aangezien haar toestemming nooit was gevraagd voor de huwelijken van haar dochters, was het mogelijk dat de Jemenitische regering zou bepalen dat onze huwelijken niet wettig waren.

Ik greep me vast aan deze strohalm en wist zeker dat dit onze uitweg zou zijn, omdat ik ervan overtuigd was dat onze huwelijken gewoon niet legaal konden zijn. Hoe zou dat in vredesnaam kunnen? Ons was nooit iets gevraagd en we hadden er beslist niet in toegestemd, en als mijn moeder er niets van wist, dan konden ze niet rechtsgeldig zijn. Maar mijn moeder was heel voorzichtig met wat ze ons schreef, omdat ze ons niet te veel hoop wilde geven. Ze scheen niet te geloven dat de Jemenitische regering veel tijd zou willen besteden aan een onderzoek naar een paar onwettige huwelijken in een afgelegen dorp. Ze was ook bang dat mijn vader misschien zou proberen om Ashia en Tina van haar af te pakken en hetzelfde met hen zou doen als hij met ons had gedaan. Andere mensen vertelden me dat mijn moeder een zenuwinzinking had gehad in de jaren dat wij onbereikbaar waren; dat ze er door alle druk, angst en frustraties aan onderdoor leek te gaan. Maar toen ze onze brieven begon te krijgen, keerde haar vechtlust terug.

Wat mijn moeder echter niet deed, was naar de pers stappen om publiciteit te krijgen. Ik bleef in mijn brieven proberen om haar dat te laten doen en het publiek te laten weten wat er was gebeurd. Een paar oude mannen uit het dorp, die de oude blinde man in ons huis regelmatig bezochten, zeiden me wel dat ik me geen zorgen moest maken, dat ik er wel in zou slagen om terug te keren. De meesten van hen wisten hoe het Britse volk was, en als mijn moeder hen zou laten weten wat er gaande was, dan zou het er wel voor zorgen dat de regering er iets aan zou doen. Ik bleef er in mijn brieven op zinspelen dat ze moest zorgen dat het in de kranten kwam, maar ze leek het niet te begrijpen. Ze bleef maar proberen om alles zelf te doen. Ik voelde me nog steeds niet moedig genoeg om volledig open te zijn in mijn brieven, uit angst dat er misschien nog andere mensen waren die ze zouden lezen.

Onze correspondentie was nu regelmatig, hoewel er soms een kloof van bijna twee maanden zat tussen de brieven, maar dat was niets vergeleken bij de vier jaar stilte die we hadden moeten doorstaan. Mijn moeder begon foto's van de familie te sturen, ter vervanging van de foto's die waren vernietigd. Ashia had toen al een dochter, waarover ik tot dan toe niets had geweten. Abdul Khada had een fototoestel, en af en toe maakte hij foto's van Nadia en mij, die ik dan naar mijn moeder stuurde. Ik denk dat hij geloofde dat door een dergelijk gebaar onze beweringen dat we gevangen werden gehouden, belachelijk zouden lijken. Maanden achtereen bleven de brieven over en weer gaan, waardoor we hoop kregen dat er iets zou gebeuren, en waardoor we nog ongeduldiger werden om uit Jemen weg te kunnen, terug naar onze familie.