11

Bezoek van thuis

Abdul Khada ging met Abdullah naar Engeland, zodat de jongen een medische behandeling zou kunnen ondergaan en terwijl hij daar was, nam hij hem mee naar mijn vader. Ik denk dat mijn vader schrok toen hij zag hoe klein en ziek Abdullah was. Alle anderen uit hun vriendengroep lachten om Abdullah, en aan mijn vader vroegen ze hoe hij zijn dochter in vredesnaam had kunnen uithuwelijken aan zo'n jongen. Mijn vader kreeg een gevoel van schaamte door het commentaar van zijn eigen vrienden; mensen die nooit kritiek zouden hebben gegeven op zijn handelwijze als Abdullah net als andere mannen zou zijn geweest. Abdul Khada vertelde me dit zowaar nadat hij was teruggekeerd naar Hockail, op weg naar Saoedi-Arabië, terwijl hij Abdullah in Engeland had achtergelaten waar zijn behandeling moest worden afgemaakt.

Ik ben er nooit helemaal achtergekomen wat de behandeling precies inhield. Abdullah bleef er negen maanden voor in Engeland, maar moest toen weg omdat zijn visum was verlopen voordat ze hem hadden kunnen genezen. De autoriteiten wisten dat hij de termijn van zijn visum al had overschreden, wat werd genoteerd bij zijn gegevens. Later kwam dit feit weer boven water en zou het zorgen voor een nieuwe complicatie in ons leven.

Abdul Khada had me verteld dat mijn moeder had opgebeld toen hij in Engeland was. Hij had toen met haar afgesproken dat hij haar in het huis van Gowad zou ontmoeten, omdat die toentertijd in Birmingham woonde. Ze ontmoetten elkaar en mijn moeder was hem vragen gaan stellen over mij en Nadia, waarbij hij haar had verteld dat ik nu was getrouwd en gelukkig was. Hij vertelde me dat hij ook mijn zussen had ontmoet.

Abdullah was maar voor een paar weken teruggekomen naar het dorp, voordat Abdul Khada hem naar Saoedi-Arabië liet komen om zich daar bij hem te voegen. Hij was iets langer geworden in Engeland, maar zag er nog net zo mager en ziek uit als toen hij wegging. De behandeling leek niet veel te hebben geholpen. Abdullahs broer Mohammed nam contact op met Abdul Khada en zei hem dat het niet goed ging met Abdullah, en dat hij in Saoedi-Arabië behandeld diende te worden. Abdul Khada was het met hem eens en weer vertrok Abdullah uit Jemen. Telkens als hij wegging, was ik opgelucht, hoewel ik nauwelijks aandacht aan hem besteedde als hij er was.

Korte tijd later hoorde ik dat hij een grote operatie moest ondergaan. Er was iets niet in orde met een van de slagaderen die van zijn hart leidde. Deze blokkeerde de bloedstroom en moest worden vervangen door een plastic buisje. Ze zeiden dat hij 24 uur onder narcose zou moeten. Abdul Khada zei dat de jongen maar een kans van vijftig procent had. Ik bad dat hij zou sterven op de operatietafel, zodat ik vrij zou zijn om het land te verlaten. Toen ik een paar dagen later hoorde dat hij het had gehaald, was ik teleurgesteld. Abdul Khada stuurde een telegram naar Ward om haar te laten weten dat alles in orde was, omdat ze zich zo ongerust maakte, Een paar dagen later kwam hij haar persoonlijk geruststellen.

Abdullah bleef een paar maanden in Saoedi-Arabië om op te knappen en zijn vader te helpen in het restaurant. Zodra hij sterk genoeg was, stuurde Abdul Khada hem terug naar het dorp, in de hoop dat hij nu in staat zou zijn om mij zwanger te maken. Ze hadden zich allemaal al eerder afgevraagd waarom ik maar niet zwanger werd, maar ik liet ze praten. Ze dachten dat het kwam door Abdullahs ziekte, en ik denk dat dat ook best de reden kon zijn geweest. Hij zag er een stuk beter uit toen hij terugkwam nadat hij geopereerd was, en eindelijk was hij wat steviger geworden.

Ik werd onmiddellijk zwanger. Toen ik in 1985 voor het eerst niet ongesteld werd sinds mijn allereerste menstruatie, wist ik onmiddellijk wat dat betekende. Ik vertelde Ward dat ik niet ongesteld was geworden, en ze was verrukt — ze waren allemaal in de wolken. Ik voelde me niet naar of misselijk, maar ik wist gewoon dat ik zwanger was. Ook ik was er blij mee, omdat Abdul Khada me altijd had beloofd dat, wanneer ik zwanger zou worden, ik terug zou mogen naar Engeland om daar de baby te krijgen. Ik had in de afgelopen maanden mijn best gedaan om hem de indruk te geven dat ik tenslotte toch gewend was, en dat ik goed kon opschieten met de familie. Ik loog toen veel, om hem voldoende vertrouwen in mij te geven dat hij mij met Abdullah naar Birmingham durfde te laten gaan voor de bevalling.

Mohammed kwam rond dezelfde tijd als Abdullah terug uit Saoedi-Arabië, en Nadia werd precies gelijk met mij weer zwanger. Haar zoon Haney was toen twee jaar.

Ward was niet zo zorgzaam voor mij als Salama voor Nadia tijdens haar zwangerschappen. De hele zwangerschap moest ik precies evenveel werk doen als ervoor. Er waren dagen waarop ik dacht dat ik het niet zou redden, maar ik moest wel omdat Bakela naar Taiz was gegaan om daar bij Mohammed te gaan wonen. En Ward weigerde om zelf te werken, dus er was niemand anders om het water te halen, het eten te maken, het huis schoon te houden en voor de dieren te zorgen. Bakela had nog een baby gekregen voordat ze uit Hockail was vertrokken, maar nu was ze weg uit het dorp, en ik benijdde haar daarom. Eindelijk was ze naar de moderne wereld ontsnapt, ook al was dat maar Taiz. Ze kreeg weer een zoon, maar hij was ziek toen hij werd geboren; te klein en te ziek om besneden te worden. Hij moest naar Taiz worden gebracht om er behandeld te worden. Daarna besloot Mohammed dat zijn vrouw in de stad bij hem moest komen wonen. Dus bleef ik achter met alleen Ward en het oude echtpaar als gezelschap.

Op sommige dagen wist ik zeker dat het einde van de nachtmerrie in zicht was, dat als ik hen er maar van kon overtuigen dat ik een gehoorzame schoondochter was, ze me naar Engeland zouden laten gaan, en dat ik dan in staat zou zijn om te ontsnappen. Op andere dagen wanhoopte ik of er nog ooit iets zou gebeuren wat de dingen zou veranderen. Ik bleef al mijn huishoudelijke taken doen, en Nadia probeerde wel om mij te helpen, omdat Salama haar vrije tijd gaf. Wanneer ik naar de bron ging, waren er ook altijd andere vrouwen, en die waren geschokt om te zien dat ik, terwijl ik acht maanden zwanger was, nog steeds water moest dragen. Ik had een enorme omvang gekregen, wat extra zwaar werd door de vreselijke hitte.

In de laatste maand probeerde ik telkens wanneer ik de kans had rust te nemen. Op een middag lag ik net een paar minuten op bed, toen ik Amina vanaf het dak van haar huis onderaan de berg hoorde roepen. Ze zei dat er een pakje was bezorgd van Mohammed uit Taiz, en of we allebei naar beneden wilden komen om het op te halen. Ward ging eerst, omdat ik er wat meer tijd voor nodig had om overeind te komen van het bed en over het rotspad naar beneden te gaan.

Toen ik beneden was gekomen, zag ik een kleine menigte van mensen uit de buurt, die allemaal met elkaar stonden te fluisteren. Ik wist dat er iets aan de hand was door de manier waarop ze naar me keken terwijl ze praatten. Ik keek de weg af, maar ik zag geen Land Rover, terwijl ik wist dat ik die nog zou moeten zien als er net een pakje was bezorgd.

Haola kwam naar me toe en zei zacht: 'Zana, je moeder staat daar bij de weg op je te wachten.'

Toen ik naar de rand van de volgende steile rots liep, zag ik een auto wegrijden. Ik keek naar beneden en zag twee mensen aan de kant van de weg staan. Er stond een vrouw in een rood t-shirt en een jonge man die ik niet herkende. Het was voor het eerst sinds tijden dat ik een vrouw zag met onbedekt haar. Ik stond daar te kijken, en mijn hart ging wild tekeer.

De tranen druppelden langs mijn wangen en ik kon voelen hoe de emoties in mij steeds heviger werden, terwijl ik glijdend en struikelend het pad afliep in hun richting. Mijn moeder stond aan de kant van de weg met haar armen uitgestrekt, terwijl ze alleen maar naar me keek. Toen ik bij haar was gekomen, barstten we allebei in tranen uit en viel ik in haar armen. We klemden ons voor mijn gevoel uren aan elkaar vast. De dorpsvrouwen verzamelden zich zwijgend bovenop de steile rots om naar ons te staren.

Toen ik haar eindelijk losliet, gebaarde ze naar de jongen naast haar. 'Zeg je broer eens gedag,' zei ze, en toen besefte ik pas dat het Mo was. Ik zou hem nooit hebben herkend, omdat hij zo was veranderd in die vijf jaar. Toen begon ook hij te huilen. Ik keek weer naar mijn moeder en zag dat ze problemen had met de warmte.

'Kom,' zei ik, 'dan gaan we uit de zon.'

Ook al was ik acht maanden zwanger, toch liep ik veel te snel voor haar het pad op, en ze moest me vragen om langzamer te lopen. We kwamen bij het huis van Abdul Noor en gingen daar buiten op de betonnen vloer in de schaduw zitten, het hele dorp leek daar wel te staan, alleen maar starend naar ons. Ik wist niet wat ik moest zeggen.

Amina verbrak de stilte. 'Zo, daar is dan je moeder, Zana. Hoe voel je je?' Ik wist niet wat ik moest antwoorden. Ik begon alsmaar vragen op haar af te vuren.

'Wat is er allemaal gebeurd? Hoe bent u hier gekomen? Bent u gekomen om ons mee terug te nemen?'

'Laat me eerst even uitrusten, dan zal ik het je vertellen,' was alles wat ze kon zeggen. 'Waar is jouw huis?' Ik wees naar de top van de berg, en ze kon haar ogen niet geloven. 'Moeten we daar helemaal naar toe?' was alles wat ze kon zeggen.

Amina bracht haar iets kouds te drinken, en mijn moeder nam even rust. Ik wilde haar graag mee naar boven nemen en horen wat er was gebeurd. Ik had het niet meer; ik wilde alles meteen weten.

Het kostte ons ongeveer een half uur voordat mijn moeder bij de volgende heuvel was, en toen ze helemaal boven was, zakte ze voor het huis in elkaar en had niet eens meer de kracht om naar binnen te gaan.

Als ik had geweten dat ze zou komen, dan had ik wat extra eten in huis kunnen halen, of iets kunnen doen om het huis wat comfortabeler voor haar te maken. Nu was er niets in huis dat geschikt was voor iemand uit Engeland om te eten, alleen de maïs waaraan ik toen gewend was. Mijn moeder kon dat niet eten. Wat haar het meest angst aan leek te jagen, waren de vliegen die overal om haar heen zwermden en overal op haar huid gingen zitten. Het was vreemd om het huis nu met nieuwe ogen te zien, en er weer aan te denken hoe raar het allemaal had geleken toen ik net was aangekomen. Ik besefte erdoor hoe ik langzaam aan alles was gaan wennen.

Haola bracht de koffer van mijn moeder naar boven en bood aan om naar Ashube te gaan om Nadia te halen. Ik vroeg haar om Nadia niet aan het schrikken te maken vanwege haar toestand, dat ze haar alleen moest vragen naar me toe te komen en niet te zeggen dat mijn moeder er was.

We gingen naar mijn kamer en ze begon me te vertellen wat er was gebeurd, Kennelijk realiseerde ze zich al dat er iets fout moest zijn gegaan toen we niet terugkwamen van onze Vakantie' in Jemen, hoewel ze niet precies begreep wat. Mensen die uit Jemen kwamen, brachten haar nieuws over ons, en een paar brieven van ons bereikten haar wèl. Toen ze besefte wat mijn vader had gedaan, verliet ze hem en ging ze samen met Mo, Tina en Ashia weg uit de snackbar. Ongeveer een jaar nadat we waren vertrokken, had ze meneer Cantwell van de liefdadigheidsinstelling in Genève benaderd, en hij zou proberen haar te helpen.

Ze zei dat ze bang was om publiciteit te krijgen, voor het geval dit de Jemenieten boos zou maken, en ze ons nog verder in de bergen zouden verstoppen. Meneer Cantwell schreef talloze brieven aan de Jemenitische regering, waarin hij om hulp vroeg. Slechts één keer kreeg hij een brief terug, waarin ze zeiden dat ze de zaak zouden onderzoeken. Verder gebeurde er helemaal niets, en meneer Cantwell vertelde mijn moeder dat er geen kaarten bleken te zijn van het gebied waar we naar toe waren gebracht. Kennelijk was er sprake van omkoperij binnen de regering en de politiemacht van Taiz, om ervoor te zorgen dat niemand iets zou doen om ons te gaan zoeken. Iedere poging die ze deden om informatie over ons te krijgen, liep op niets uit.

Toen kreeg mijn moeder een verkeersongeluk. Ze stond te bellen in een openbare telefooncel om de hoek van haar huis in Birmingham, toen er een auto met een klap tegenaan vloog. Ze was zwaar gewond en moest een spoedoperatie ondergaan. Als schadevergoeding kreeg ze 6500 pond aangeboden. Ze vertelden haar dat ze veel meer zou krijgen als ze er een rechtszaak van zou maken, maar ze wilde het geld snel hebben. Aangezien niemand in staat leek te zijn om ons te vinden, besloot ze om zelf naar Jemen te vliegen om op zoek te gaan naar ons, waarbij ze Mo met zich meenam. Ze vertelde meneer Cantwell over haar plan, en hij opperde dat als het zou mislukken, het tijd werd om de pers in te schakelen, aangezien er dan niet veel meer te verliezen viel. Ze geloofde dat het ongeluk zo had moeten zijn, om haar het geld te bezorgen om ons te kunnen zoeken, en ze schreef ons om te vertellen dat ze zou komen zodra ze het geld had. Ze moest nog drie jaar wachten voordat ze eindelijk het geld kreeg.

Bij aankomst in Jemen gingen zij en Mo eerst naar de Britse vice-consul, Colin Page. Hij was erg onbeschoft en agressief en zei dat ze haar tijd verknoeide, dat ze geen enkele kans maakte om ons Jemen uit te krijgen, en dat ze net zo goed meteen weer terug kon gaan naar Engeland. Hij vertelde haar nogmaals dat de enige manier waarop we weg zouden kunnen, was als we toestemming hadden van onze echtgenoten. Hij wilde weten hoe ze dacht ons te zullen vinden. Mijn moeder vertelde hem hoe de dorpen heetten, maar hij zei dat hij er nooit van gehoord had, en dat het bovendien weinig nut had om de namen te weten, omdat er geen kaarten van de streek waren.

Toen ze het kantoor verliet, zei meneer Page haar dat ze maar beter kon uitkijken voor Mo, aangezien 'ze waarschijnlijk ook zullen proberen hem in handen te krijgen'.

Toen mijn moeder zich realiseerde dat ze geen hulp hoefde te verwachten van de ambassade, pakte ze de bus naar Taiz. Ik had haar verteld over Nasser Saleh, de agent van Abdul Khada, en had gesuggereerd dat als ze zou komen, ze met hem moest gaan praten. Mijn moeder had nog een wazige foto van Mohammed uit 1980, en ze wist dat hij en Bakela met de kinderen tegenwoordig in Taiz woonden, waar hij een baan had in de boterfabriek. Drie dagen lang zwierf ze rond in de stad en sprak met iedereen die Engels kende, waarbij ze vroeg of ze een van de namen herkenden, of de man op de foto, of dat ze van de dorpen hadden gehoord. Niemand kon haar helpen, totdat iemand uiteindelijk de naam Nasser Saleh herkende, en haar bij hem bracht. Hij liet Mohammed halen om in zijn huis met haar te praten.

Mohammed schrok toen hij haar zag, maar was zo behulpzaam mogelijk en stemde erin toe om te regelen dat ze naar Mokbana gebracht zouden worden. Hij moest Abdul Khada in Saoedi-Arabië hebben opgebeld, want hij riep mijn moeder aan de telefoon en vroeg haar om met hem te praten. Mijn moeder zei dat Abdul Khada boos en bang had geklonken. Hij wilde weten wat ze daar deed, en waarschuwde haar om geen problemen te veroorzaken. Ze deed alsof ze niet wist waar hij het over had, dat ze alleen was gekomen om haar dochters te bezoeken. Hij zei dat hij een brief van mijn vader had gekregen, die hem toestemming gaf om ons naar Marais, in de buurt van Aden te brengen, en ons daar achter te laten als ze problemen zou veroorzaken.

Ze kalmeerde hem en hing op. Mohammed leek zich te generen over wat er was gebeurd, en bekende tegenover mijn moeder dat mijn vader ons aan Abdul Khada en Gowad had verkocht voor 1300 pond ieder. Het was voor het eerst dat ze dit bevestigd hoorde.

Ze vertelde me ook dat ze al snel had ontdekt dat het Nasser Saleh was geweest die onze brieven aan haar en haar brieven aan ons had onderschept. Ze had de Jemenitische regering hiervan op de hoogte gesteld, en Nasser Saleh was ervoor de gevangenis in gegaan. Abdul Khada en Gowad hadden moeten betalen om hem eruit te krijgen. We hadden hier niets van geweten. Toen ze hem in Taiz had gevonden, zei hij tegen iedereen: 'Dit is de vrouw die me al die moeilijkheden heeft bezorgd.'

Zij en Mo bleven die nacht bij Mohammed, Bakela en de kinderen, en de volgende dag huurde Mohammed een taxi om hen naar Mokbana te brengen. Terwijl ze de stad uitreden, kregen mijn moeder en Mo een schok door wat ze zagen - de kale woestijn en de kleine hutten van steen en leem. het kwam bij hen over alsof er een bom was gevallen. Mijn moeder zei dat het net een nachtmerrie voor haar was.

Nadat zij haar verhaal had beëindigd, begon ik haar het mijne te vertellen, en ik kon zien dat het haar erg schokte. Er was geen tijd om in details te treden, en ik vertelde haar alleen de belangrijkste punten. Ze had er geen idee van gehad hoe erg het allemaal wel was. Ze had niet beseft dat ik bedekt te kennen had gegeven dat ze naar de pers moest stappen. Het was allemaal erg verwarrend voor haar.

Toen ze me vertelden dat Nadia uit Ashube was gekomen, liep ik naar buiten om haar daar alleen te ontmoeten, om haar voor te bereiden op de schok om mama na zoveel jaren te zien. Ze reageerde precies zoals ik: ze wierp zich in mama's armen en omhelsde haar. Haney was toen twee jaar en hield zich afzijdig, geschrokken door de aanblik van deze vreemd geklede oma.

Ward leek hun komst in huis te ondergaan zonder enige emotie. Ze leek niet te hebben opgemerkt dat er iets bijzonders aan de hand was; ze zorgde gewoon voor drinken voor de bezoekers.

Toen ik mijn moeder aan de kant van de weg had zien staan, had ik gedacht dat we nu eindelijk naar huis zouden kunnen. Zodra ik echter met haar begon te praten, wist ik al dat er geen kans was dat dat zou lukken. Ik zag in dat ze nog niet voldoende had gedaan, en nog niet bij de juiste mensen was geweest. Ik zei haar dat ze terug moest gaan naar Engeland, en daar naar de pers moest stappen om te zorgen voor een hoop publiciteit, waarbij ze moest eisen dat er iemand iets zou doen om ons te helpen.

We kwamen tot de conclusie dat ze bewijs nodig had van wat er was gebeurd, en ik stelde voor dat ik een bandje zou maken dat ze naar meneer Cantwell in Genève kon sturen, en aan journalisten kon laten horen. Deze keer zou ik mijn eigen woorden gebruiken en de hele waarheid vertellen.

Ik had nog steeds mijn bandrecorder, dus ging ik alleen naar het dak om erin te praten, om een smeekbede te richten aan meneer Cantwell om ons te helpen. Het viel me zwaar om in de microfoon te praten. Ik wist niet waar ik moest beginnen, en ik had moeite om op de juiste woorden in het Engels te komen. Ik bleef maar in tranen uitbarsten terwijl ik sprak, dus moest ik de bandrecorder stopzetten en staarde dan naar de bergen totdat ik kalm genoeg was om verder te gaan. Het kostte me uren, maar uiteindelijk slaagde ik erin om het bandje vol te praten en bracht het toen naar mijn moeder. Ik zei haar dat ze er niet naar moest luisteren, omdat ik wist dat de dingen die ik had gezegd over dat ik geslagen werd door Abdul Khada, haar van streek zouden maken. Ik zei haar dat ze het bandje gewoon in haar tas moest stoppen en het mee moest nemen.

Ze bleef twee weken bij ons, een deel ervan bij mij en een deel ervan bij Nadia. Ik wist dat ze er overstuur van zou raken als ze zag hoe hard ik moest werken, dus probeerde ik dit voor haar verborgen te houden, maar ik kon niet voorkomen dat ze er toch wat van zag. Ik moest nog steeds water halen bij de bron, en we hadden nu nog meer nodig omdat zij er was. Ze had het altijd warm en wilde zich vaak wassen.

Ze wilde nergens heen en wilde niets zien zolang ze er was; ze wilde alleen maar in huis zijn bij Nadia en mij. Alle vrouwen uit de buurt wilden haar zien, en het huis was altijd vol als zij er was. Ze kon maar niet gewend raken aan de manier waarop ze allemaal in het openbaar spuwden en qat kauwden. Sommige vrouwen hadden er een hele tocht voor over om haar te ontmoeten. Ze vertelden haar hoe vreselijk het voor haar wel niet moest zijn om je dochters op deze manier te moeten kwijtraken.

Mo werd heel boos over wat er met ons was gebeurd. Hij had iedereen wel willen vermoorden. Hij wilde mijn vader en Abdul Khada doden.

Ik moest vaker dan normaal naar de winkels, om vers voedsel voor hen te kopen. Zolang mijn moeder bij mij was, mocht Nadia van Salama bij ons logeren, maar toen mijn moeder voor de tweede week naar Nadia ging, mocht ik niet naar hen toe.

Mijn moeder had al die tijd veel last van de vliegen en muskieten; alle dingen waaraan Nadia en ik in de voorgaande vijf of zes jaar gewend waren geraakt, waren voor haar een nachtmerrie. We konden de nieuwe kamer op het dak voor haar gebruiken. Ik dacht dat het daar voor haar prettiger zou zijn, maar het was net zo erg. Ze voelde zich voortdurend ziek en Mo kreeg over zijn hele lichaam huiduitslag door de muskietenbeten. Na twee weken konden Nadia en ik de spanning niet meer aan.

'Hoe sneller u weggaat, mama,' zei ik, 'hoe sneller wij hier weg zullen kunnen. Maakt u zich geen zorgen over ons, we hebben nu al zo lang gewacht, we kunnen nog wel wat langer wachten totdat u iets hebt geregeld.' Ze zei dat ze zo'n hulpeloos gevoel kreeg dat ze niets voor ons kon doen, maar ze was het ermee eens dat het het beste zou zijn als ze terugging naar Engeland en contact zou opnemen met meer mensen.

We regelden een taxi voor haar via Amina's schoonzoon, en op de morgen dat die aankwam, liep ik met mijn moeder en Mo de berg af naar de weg. Nadia zei dat ze de emotionele spanning van dit laatste afscheid niet aan zou kunnen, en nam de avond ervoor al afscheid van hen.

Toen we bij de weg aankwamen, zei mijn moeder dat ik me geen zorgen moest maken, dat ze ervoor zou zorgen dat het bandje in de openbaarheid zou komen. Ik bracht ze naar de auto en nam afscheid. De hele weg terug naar huis keek ik niet één keer om. Ik dacht dat het mijn hart zou breken als ik me om zou draaien en de auto met mijn moeder erin de woestijn in zou zien rijden.

Toen ik weer in mijn kamer kwam, was ik uitgeput. Ik liet me op mijn bed vallen en al mijn emoties kwamen eruit in een stortvloed van snikken en tranen.

Abdul Khada was tot de conclusie gekomen dat hij ons niet kon vertrouwen met mijn moeder in het dorp, en hij kwam terug uit Saoedi-Arabië om zich ervan te overtuigen dat er niets gebeurde. Hij had verwacht dat mijn moeder een paar maanden zou blijven en hij schrok toen hij hoorde dat ze alweer in Taiz was en van plan was om terug te vliegen. Hij ging haar opzoeken in de stad en besefte door wat ze zei, en door het feit dat ze al zo snel weer terugvloog naar Engeland, dat ze van plan was om iets te doen om te proberen ons te redden. Hij zei haar dat ze dat wel kon vergeten, en dat ze toch niets kon uitrichten, en dat ze ons met rust moest laten. Ze liet hem praten.

Hij ging die avond samen met Mohammed naar Hockail en tegen de tijd dat hij er aankwam, kookte hij van woede en was hij ervan overtuigd dat hij was bedrogen. Hij wilde precies weten wat we haar hadden verteld en wat er gaande was.

'Niets,' zei ik, 'je hebt er trouwens niets meer mee te maken.' Ik wist dat ik niets meer moest zeggen, maar ik kon de verleiding niet weerstaan om door te gaan. Ik was er zo zeker van dat we uiteindelijk toch weg zouden komen. 'Ik blijf hier niet lang meer, ik ga terug naar Engeland.'

Hij sloeg me met zijn hand dwars over mijn gezicht. 'Je hebt geluk dat je die baby in je buik hebt,' schreeuwde hij, 'anders had ik je heel wat harder geslagen.'

'Als je moeder je terug wil,' zei Mohammed tegen mij, 'dan zal ze voor je moeten betalen net zoals wij dat hebben moeten doen, Dat zijn hier de regels.' Ik liet hem praten en ze bleven me treiteren.

Toen het moment van de bevalling dichterbij kwam, realiseerde ik me dat er geen kans was dat Abdul Khada me terug zou laten gaan naar Engeland voor de geboorte. Het bezoek van mijn moeder betekende dat hij me nu beslist niet kon vertrouwen. Ik moest het angstaanjagende vooruitzicht onder ogen zien dat ik zou moeten bevallen in het dorp, net als Nadia en Bakela.

Twee dagen later braken de vliezen terwijl ik alleen in huis was. Ik schrok van de hoeveelheid vruchtwater. Ik was op dat moment aangekleed, dus trok ik een andere broek aan en bracht de vuile broek naar het dak om die te wassen. Ik kreeg een zeurende pijn in mijn rug en merkte dat ook de schone broek nat was geworden zonder dat ik er erg in had gehad. Ik had er geen idee van wat er hierna zou gebeuren, maar ik wist wel dat we voor die dag nog water in de tanks nodig hadden, dus ging ik op weg naar de bron. Tegen de tijd dat ik terugkwam met het water op mijn hoofd, werd de pijn steeds erger, en ik ging weer naar het dak om te rusten.

Ward kwam naar boven en vroeg, toen ze me daar alleen zag zitten, wat er aan de hand was. Ik zei haar dat de pijn erger werd en dat mijn vliezen waren gebroken. Ze riep Abdul Khada en ze brachten me naar beneden, naar mijn kamer. Ik was heel bang voor wat er zou komen, hoewel de pijn zelf niet zo erg was, vergeleken met wat ik had doorgemaakt sinds ik in Jemen was aangekomen.

Langzaam werd de pijn erger en ik begon te huilen. Saeeda kwam de kamer in om me te troosten en ook Ward was er. Ik bleef heen en weer lopen in de kamer, niet in staat om stil te staan. Het was toen ongeveer tien uur in de avond, dus was de kamer verlicht door de rokerige olielampen. Na middernacht ging ik op de grond liggen en kon ik niet meer rondlopen. Ik begon rond twee uur in de morgen te persen. Ward was in slaap gevallen. Ik wekte haar en zei haar dat de baby eraan kwam. Ze zei me dat ik niet zo dom moest doen, dat hij niet voor de volgende dag zou komen, en dat ik niet zo'n drukte moest maken. Mijn lichaam zei me dat ze ongelijk had. Ik argumenteerde niet met haar, ik deed alleen mijn broek uit en bleef persen. Ze had al snel in de gaten dat ik serieus was. Ze stond op en liep de kamer door. Ze stond bij mijn voeten en keek toe om te zien wat er zou gaan gebeuren.

Saeeda, de oude vrouw, bond een touw aan het raam en gaf me het andere uiteinde om vast te houden. Ik wilde steeds maar mijn benen sluiten, waarop Ward boos werd en tegen me schreeuwde dat ik ze van elkaar moest doen. Toen het hoofdje van de baby eruit kwam, gilde ik van de pijn. Ward ging op haar hurken zitten om te kijken. De baby gleed eruit en ik wachtte tot Ward hem zou oppakken, de navelstreng zou doorsnijden en hem zou laten zien, zoals ik haar dat ook bij Bakela had zien doen. Maar ze bleef gehurkt zitten, waarbij ze iets tussen mijn benen deed. Ik had er geen idee van wat er aan de hand was. Ze riep Abdul Khada om een toorts te brengen en die voor haar op te houden, omdat de lamp niet voldoende licht gaf om te zien wat ze deed.

'Wat ben je aan het doen?' schreeuwde ik.

'De navelstreng zit om zijn hals,' antwoordde ze, zonder op te kijken. 'Ik ben hem aan het losmaken.' Een paar minuten later bevrijdde ze de baby, sneed de navelstreng door en gaf hem een tik zodat hij ging huilen. Het was een jongetje.

Abdul Khada was verrukt. 'Zo,' zei hij, 'nu hebben we ons souvenir. We hebben je niet meer nodig. Je kunt terug naar Engeland.' Hij lachte en ik wist dat hij me alleen maar aan het treiteren was. Hij was nog steeds niet van plan om mij te laten gaan. Ais ik had gedacht dat hij het had gemeend, dan was ik onmiddellijk vertrokken.

Ward dekte me toe op de grond. Ik kon me niet bewegen. De nageboorte was er nog niet uit, maar daar wist ik niets van. Toen het dag werd, zei Ward tegen me dat ik op moest staan. Ze bond een stuk touw om het uiteinde van de navelstreng die nog steeds uit me hing, en bond dat vast aan mijn been. Ik ontdekte dat ze dat altijd doen, omdat ze geloven dat de navelstreng anders weer naar binnen zal gaan en de placenta er dan nooit meer uit zal komen.

Ze lieten me overeind staan, wachtend totdat de nageboorte eruit zou komen. Ik voelde me duizelig en zwak van vermoeidheid en bleef zwaaien op mijn benen, maar ze dwongen me weer overeind. Op het laatst kon ik niet meer en moest ik gaan liggen. Ward ging naar het dorp om een vrouw te halen die moest helpen bij het eruit halen van de nageboorte. Tegen die tijd waren Amina en Haola naar boven gekomen om ook te helpen.

De vrouw uit het dorp arriveerde en liet me weer overeind komen. Ze begon op mijn buik te drukken. De pijn was erger dan de geboorte zelf en ze probeerde de placenta eruit te krijgen door met haar vingers in me te graven. Ze leek ongerust omdat de nageboorte maar niet kwam en ik begon in paniek te raken. Na een half uur martelen kwam die er eindelijk uit. Het was een grotere opluchting dan de geboorte zelf. Ik voelde me plotseling schoon.

De vrouw baadde en waste me, en waste ook de baby. Abdul Khada bracht me wat eten, maar ik kon niet eten, ik viel gewoon in slaap. Het volgende dat ik me herinner is dat Ward me wekte en me vertelde dat ik de baby moest voeden. Ik had toen nog niet veel melk voor hem, maar ik voedde hem zo goed mogelijk.

Ward hielp me nergens mee, ze wilde niet eens mijn kamer schoonmaken, en op de derde dag werd het zo stoffig dat ik het niet meer kon verdragen. Ik stond dus op om het dan zelf maar te doen, en ging toen ook al mijn andere taken doen. Zorgen voor een baby is heel wat moeilijker wanneer je helemaal geen modern comfort hebt, dingen die in Engeland vanzelfsprekend zijn. Ik had bijvoorbeeld geen luiers, wat betekende dat de baby de hele dag door moest worden schoongemaakt en gewassen, telkens wanneer hij zichzelf nat of vies had gemaakt. Toen de baby aan vast voedsel toe was, kreeg hij fijngemaakte chapati's, geweekt in melk, hoewel Abdul Khada soms wat potjes babyvoeding voor me meenam als hij terugkwam uit Saoedi-Arabië. Het grootbrengen van een baby is overal ter wereld moeilijk, maar het is tien keer zo zwaar als je het in je eentje moet doen, zonder de moderne uitvindingen om je te helpen, naast al die andere traditionele vrouwentaken.

Ze wilden de baby Mohammed noemen, maar ik wilde een Engels klinkende naam, dus noemde ik hem Marcus. Toen ze hem voor het eerst aan me overhandigden, wist ik dat ik hem zou moeten achterlaten als ik terug zou gaan naar Engeland. Ik wist dat ze me nooit zouden toestaan om hem mee te nemen. Ik kon mezelf niet beletten om van hem te houden, maar ik wist dat hij nooit echt van mij zou worden.