26 De molen op de bodem van de zee
Ziet u het al voor zich? In de schemer van de diepe zee wuiven de slierten zeewier in de wieken. Het volgezogen hout klaagt, terwijl de molen draait op de stroming van de zee...
Maar laat u zich niet bedriegen door bovenstaande titel! Het gaat in dit verhaal om een zogenaamde ‘handmolen’. De vroegste variant van dit gereedschap – uit de Romeinse tijd – leek op een handvijzel, en de latere – die in de 19e eeuw nog werd gebruikt – bestond uit twee grotere molenstenen en een soort houten tobbe waar graan of bijvoorbeeld zout in kon.
De handmolen zou ooit met een schip vergaan zijn en nog altijd zout aan het malen zijn, waar de zee zijn zoute smaak aan ontleent.
Noordzee, lang geleden, door overlevering bekend – Een matroos, Jan, krijgt op oudejaarsavond – zijn schip ligt ingevroren in de haven – verlof om naar huis te gaan.
Als hij door het bos loopt, op weg naar huis, hoort hij geklaag uit een dikke boom. Het is de stem van een oud vrouwtje. Ze vraagt hem om bij de laatste klokslag van twaalf uur een pin uit de boom te trekken. Hij doet het.
Het blijkt de grootmoeder van de duivel, die al zevenhonderd jaar in een boom opgesloten zit. Ze vliegt met hem naar de ingang van de hel, waar ze hem voorstelt aan haar kleinzoon: de duivel in eigen persoon. Satan biedt hem als beloning al de heerlijkheden van de wereld aan, maar op advies van diens grootmoeder kiest hij een oude handmolen die in de hoek staat.
Het blijkt een tovermolen; er hoeft niets in en er komt van alles uit. Hij kan alles draaien wat de bezitter wil, als Jan hem linksom draait met de woorden: ‘Maal molen!’
Met rechtsom draaien en ‘Halt molen!’ roepen, stopt hij weer.
Jan wordt nu een rijk man en reist met zijn molen de hele wereld af.
Ten slotte laat hij een schip bouwen. De stuurman, nieuwsgierig geworden naar de bron van de onuitputtelijke rijkdommen van zijn meester, boort een gat in de wand van diens kajuit, bespiedt hem en komt zo achter het geheim van de molen. Hij beraamt muiterij en met de bemanning gooit hij meneer Jan overboord.
De muiters willen de molen meteen uitproberen en beginnen met zout; dat heeft de kok net nodig om een groot feestmaal te bereiden.
Maar de stuurman heeft niet gezien hoe Jan de molen stopte en wat ze ook doen, de molen blijft doormalen zodat het schip zinkt onder het gewicht van het zout.
Nog altijd ligt de molen nu op de bodem van de zee en nog altijd maakt hij zout en zo komt het dat het water in de zee altijd zout blijft, ook al loopt er nog zo veel zoet water in.
Als ergens, dan zou de handmolen voor de noordelijke kusten van ons land gezonken zijn. Deze variant van het verhaal wordt namelijk ook in Scandinavische landen veel verteld. Of de Noordzee bij Groningen en Friesland zouter is dan die voor de kusten elders in Nederland, is mij onbekend…