22 De dolende ziel uit Valkenburg

De Vliegende Hollander is niet het enige spookschip dat zeelui op de Noordzee kunnen tegenkomen. Al meer dan zevenhonderd jaar zwalkt op de Noordzee een schip rond met aan boord de moordenaar van Waleram en de schone Alix. Hun prille liefde vond een vroegtijdig einde in het slot te Valkenburg. Of hij ooit rust zal vinden, is de vraag…

Valkenburg, ergens in de dertiende eeuw, door J.R.W. Sinninghe – Waleram en Reginald woonden op het oude burchtslot ‘Valkenburg’. Beide broeders hadden de schone Alix, dochter van de graaf van Gulik, lief; beiden vroegen haar ten huwelijk. Waleram was de gelukkige die haar hand verwierf en de jonge echtgenote in triomf naar het vaderlijk slot voerde. Dit deed Reginald zozeer in woede ontvlammen, dat hij besloot zich te wreken.

Toen het bruidspaar op reis was, verborg hij zich in het slot op de Dwingel (een gedeelte van de berg bij Valkenburg waar men nu nog de ruïnen van het oude slot kan zien) en toen de jonggehuwden van hun reis terugkwamen, sprong hij tevoorschijn en stak hun beiden beurtelings de dolk in het hart. Waleram had nog de kracht zijn rechterhand op de bloedende wonde te leggen en ze vervolgens op het voorhoofd van zijn broer te drukken. Hierna zonk hij naast zijn bruid neer.

Reginald deinsde terug voor zijn daad, boog zich over de schone Alix en sneed een lok van het golvende haar. Na het uitstoten van een akelige gil ontvluchtte hij de burcht. De volgende morgen heerste er grote ontsteltenis en droefheid op de Dwingel want het jonge bruidspaar was algemeen bemind. Iedereen verdacht Reginald maar men zocht hem tevergeefs.

In het Ravenbos leefde een heilige kluizenaar die bijna dag en nacht voor het altaar bad. Middernacht had geslagen toen er hevig aan de deur werd geklopt en een stem smeekte binnengelaten te worden. De kluizenaar deed open en herkende dadelijk Reginald van Valkenburg, die hem vol wanhoop het ontzettende drama vertelde. Het teken op zijn voorhoofd was onuitwisbaar. Na alles gehoord te hebben, zei de kluizenaar: ‘Blijf hier tot ik de Heer gevraagd heb door welke boetedoening gij u met Zijn rechtvaardigheid kunt verzoenen.’

Na een lang gebed sprak de kluizenaar: ‘Ziehier wat de Heer u gelast: als nederige boeteling zult ge u naar het noorden begeven, steeds zult ge in die richting voortgaan tot de grond aan uwe voeten zal ontbreken en dan zullen de omstandigheden u verder helpen.’

Nadat Reginald de haarlok van Alix in de Godslamp had verbrand, stapte hij verder op het onbekende pad. Buitengekomen plaatsten zich twee menselijke gedaanten naast hem. De geest aan zijn linkerzijde spiegelde hem allerlei genoegens van de jeugd, riddervermakelijkheden enzovoort, voor. Die aan de rechterzijde spoorde hem aan tot boete doen.

Weken en weken wandelde hij in dit gezelschap voort tot op zekere dag de grond onder zijn voeten ontbrak en hij aan een grote oceaan kwam. Daar naderde een bootje en de man die erin zat, gaf hem een teken tot instappen. De boot bleef liggen bij een groot zwart schip op de oceaan. Op het dek stonden een tafel en een paar stoelen waarop de geheimzinnige geesten plaatsnamen. De zwarte gestalten haalden een beker en dobbelstenen tevoorschijn en begonnen te dobbelen om de ziel van de moordenaar.

En zo drijft het sombere vaartuig, zonder stuurman, zonder roer, op de baren. Ruim zeven eeuwen drijft het daar al en vaak zien de zeelieden die de Noordzee bevaren van verre het spookschip de golven doorklieven en in ’t verschiet verdwijnen.

22 De dolende ziel uit Valkenburg.tif

Ook de ruïne van Valkenburg wordt door deze broedermoord nog steeds bezocht door een geest. Wanneer de klok middernacht heeft geslagen, gaat er een kreet op, geslaakt door een trillende menselijke stem, en aan de vier hoeken klinkt het door de eeuwenoude hallen en torens van de ruïne te Valkenburg: ‘Moordenaar, moordenaar.’ Twee blauwe vlammetjes begeleiden overal die wraakkreten en al ruim zevenhonderd jaar hoort men op het bepaalde uur die kreten en dwalen de vlammen rond de puinhopen.