18 De ondergang van Reiderwolde

Als een tweede Noach wist de pastoor de vloed te overleven die Reiderwolde van de kaart spoelde. Sinds een zeemeermin het einde van Reiderwolde had voorspeld, had hij voor de zekerheid zijn paard met wagen voor de deur klaar staan.

Groningen, begin twintigste eeuw, door Tjaard W.R. de Haan – De krasse Geert Broekema van Zuidwending, met zijn lichtende ogen en grijze ringbaard een schone kerel, stopte welbehaaglijk zijn pijpje uit de ronde ‘toejas’ van berkenbast die hij ooit had meegenomen uit Riga. Hij nestelde zich voor een lange zit in zijn kraakstoel bij de haard en dan ging hij verhalen opdissen uit de goede oude tijd, toen de zeilen van vele veenkoloniale ‘kusters’ nog bol stonden in de wind.

Ter land en ter zee was het leven destijds veel geheimzinniger dan thans; het elektrisch licht heeft heel wat geesten op de vlucht gejaagd, goede en kwade. Het is alles nu doorzichtig geworden, nuchter en helder, en vele angsten zijn voorbij, maar een groot duister van oorlog en onzekerheid kwam ervoor in de plaats. En je vraagt je dikwijls af of de vooruitgang wel zo groot is als we denken.

Het liefst vertelde Geert Broekema over de zee. Aan de wondere ‘zeewiefkes’ gelooft hij al bijna even tastbaar als aan zijn eigen welgedane Wobbina. Zij zijn vanonderen vis, vanboven vrouw en zij kunnen ‘aibaals’ mooi zingen, steeds kammende hun gouden lokkenpracht. Behandel hen alstublieft met eerbied, want anders bezorgen zij u jammer en ongeluk.

De ondergang van het goddeloze Reiderwolde in de Dollard (die door het vissersvolk ‘Ol Tjoard’ genoemd wordt vanwege zijn duistere dreiging) is door zo’n ‘zeewiefke’ aangekondigd, dat gevangen was in de netten en stierf op de kade:

Reiderwolde zal vergaan,

Er zal geen steen van blijven staan!’

18 De ondergang van Reiderwolde.tif

En in minder dan geen tijd is alles precies zo uitgekomen als de zeemeermin voorspelde. De dijken siepelden door, het water werd brak, spiering en bot zwommen in de stadsgracht. En nog gingen de bewoners onbekommerd door met hun pretjes en verzetjes en wilden zij het naderend onheil niet zien. Aan de dijken werken en ze versterken? Geen denken aan. Ze zouden het wel houden, want ze hadden het altijd gehouden! Zij lachten wat om God en gebod en lieten meneer pastoor maar preken in een lege kerk over noodlottige tekenen als de vermanende zeemeermin en de spiering in de stadsgracht. Zonde? Onzin. Je leeft maar eens en je moet met volle teugen genieten.

Op een nacht was het zo ver, toen de hele stad uitbundig feestvierde en in dronkenschap bezwijmd lag. Plotseling zette de vloed op, de huizen stortten in en slechts drie mensen werden wonderbaarlijk gered. Allereerst een onschuldig, pasgeboren kind, wegdrijvend in zijn wiegje, dat bestierd werd en in evenwicht gehouden door een hondje met mensenverstand, de kleine Siep. Ook de pastoor en zijn huishoudster bleven bewaard. Dag en nacht stond de pastoor zijn gammele koets vóór de ‘weme’ (pastorie) reisvaardig, met de trouwe ouwe ruin vlak bij de hand. Jagend vóór de vloed uit, die hem nauw op de hielen zat, bereikte meneer pastoor behouden en wel de hoge, droge ‘gaarst’ van Winschoten. Als een tweede Noach overleefde hij de zondvloed, door God behoed!

Hiervoor las u al dat een zeemeermin betrokken was bij de ondergang van Westerschouwen. Nederland kent echter nog een aantal verhalen waarin zeemeerminnen een rol spelen. Zo voorspelde een zeemeermin: ‘Muiden zal Muiden blijven, Muiden zal nooit beklijven.’ En inderdaad is Muiden in de afgelopen eeuwen maar een klein plaatsje gebleven. Een ander verhaal vertelt over hoe de inwoners van Edam een meermin wisten te vangen, maar haar vervolgens moesten uitleveren aan het machtige Haarlem. Of die beide steden nog zijn vervloekt is onbekend…