Dankwoord

Niemand kan geheel alleen iets tot stand brengen, dat geldt ook voor schrijvers, en ik wil graag de vele mensen bedanken die me met hun steun geholpen hebben om dit boek tot een goed einde te brengen. Ik zou graag boven aan de lijst willen beginnen met het uitspreken van mijn enorme waardering voor mijn agente, de getalenteerde en onvermoeibare Laurie Abkemeier van DeFiore and Company, die in dit verhaal en mijn talent om het te vertellen geloofde nog voordat ik er zelf volkomen van overtuigd was. Ik weet zeker dat zonder haar niet-aflatende enthousiasme en begeleiding, dit boek nog steeds alleen maar in mijn hoofd zou zitten. Dank je, Laurie, voor het feit dat je mijn vertrouwenspersoon, mijn pleitbezorgster, mijn vriendin bent.

Mijn oprechte dank aan mijn geweldige redacteur, Mauro Di-Preta, door wiens zorgvuldige en intelligente redactie dit een beter boek is geworden, en aan de altijd opgewekte Joelle Yudin, die alle details in de gaten heeft gehouden. Tevens dank aan Michael Morrison, Lisa Gallagher, Seale Ballenger, Ana Maria Allessi, Christine Tanigawa, Richard Aquan, en iedereen bij HarperCollins omdat ze verliefd geworden zijn op Marley en zijn verhaal, en mijn droom hebben waargemaakt.

Ik ben veel verschuldigd aan de hoofdredactie van de Philadelphia Inquirer omdat ze me hebben verlost uit mijn zelfopgelegde ballingschap uit de krantenwereld waar ik zo van houd en me een onbetaalbaar geschenk hebben gegeven in de vorm van mijn eigen column in een van de beste kranten van Amerika.

Meer dan dankbaar ben ik Anna Quindlen voor haar enthousiasme en aanmoedigingen in een vroeg stadium, die meer voor me betekend hebben dan ze ooit kan bevroeden.

Een welgemeend dank-je-wel aan Jon Katz, die me waardevolle adviezen en feedback heeft gegeven en wiens boeken, vooral Een Hondenjaar een bron van inspiratie voor me zijn geweest.

Aan Jim Tolpin, een drukke advocaat die altijd weer de tijd vond om me van gratis en verstandig advies te voorzien. Aan Pete en Maureen Kelly die mij met hun gezelschap – en hun huisje met uitzicht op het Huronmeer – de oppepper hebben gegeven die ik nodig had. Aan Ray en JoAnn Smith omdat ze er waren toen ik ze het hardst nodig had, en aan Timothy R. Smith voor de prachtige muziek die me aan het huilen heeft gemaakt. Aan Digger Dan voor de regelmatige aanvoer van gerookt vlees, en aan mijn zus en broers, Marijo, Timothy en Michael Grogan, voor hun aanmoedigingen. Aan Maria Rodale omdat ze me een kostbaar familie-erfstuk toevertrouwde en me geholpen heeft mijn evenwicht te vinden. Aan al die vrienden en collega’s die te talrijk zijn om op te noemen, voor hun vriendschap, steun en beste wensen... bedankt allemaal.

Ik zou het project niet eens overwogen hebben zonder mijn moeder, Ruth Marie Howard Grogan die me al jong de vreugde van mooie, goed vertelde verhalen bijbracht en die haar talent voor verhalen vertellen op mij heeft overgebracht. Met verdriet gedenk en eer ik mijn grootste fan, mijn vader Richard Frank Grogan, die op 23 december 2004 overleed, toen dit boek bijna klaar was. Hij heeft niet meer de kans gekregen het te lezen, maar ik kon op een avond bij hem gaan zitten toen zijn gezondheid achteruitging en hem de eerste paar hoofdstukken voorlezen, waarbij ik hem zelfs aan het lachen heb gekregen. Die glimlach zal ik nooit van mijn leven vergeten.

Ik ben enorm veel verschuldigd aan mijn geweldige en geduldige vrouw, Jenny, en aan mijn kinderen, Patrick, Conor en Colleen, omdat ik hen in de openbaarheid heb mogen brengen en de intiemste details heb mogen gebruiken. Jullie zijn hartstikke sportief, en ik hou vreselijk veel van jullie.

Tot slot (ja, nog een keer tot slot) moet ik die lastpost van een viervoeter van me bedanken zonder wie er geen Marley & ik zou zijn geweest. Hij zou het leuk vinden te horen dat zijn schuld vanwege alle verscheurde matrassen, doorboorde gipsplaat en ingeslikte kostbaarheden nu officieel volledig is ingelost.