10
Ierland heeft geluk gebracht

Ons leven werd in toenemende mate bepaald door werk. Werk bij de kranten. Werk in en aan het huis. Werk in de tuin. Werk om zwanger te worden. En, bijna een fulltime baan op zich, werk om Marley op te voeden. In veel opzichten was hij net een kind; hij vroeg om net zo veel tijd en aandacht als een kind, en we kregen een voorproefje van de verantwoordelijkheid die ons te wachten stond als we ooit een gezin zouden krijgen. Maar slechts tot op zekere hoogte. Ook al hadden we geen flauw idee van het opvoeden van kinderen, we waren er redelijk van overtuigd dat we de kinderen niet met een bak water in de garage zouden opsluiten als we een dagje weggingen.

We waren nog geen twee jaar getrouwd en nu gingen we al gebukt onder de lasten van het verantwoordelijke, volwassen leven van een getrouwd stel. We moesten eruit. We moesten op vakantie, gewoon met zijn tweetjes, ver weg van de verplichtingen van ons dagelijkse leven. Ik verraste Jenny op een avond met twee tickets naar Ierland. We zouden drie weken wegblijven. Er zou geen sprake zijn van routes, rondleidingen en dingen die we gezien moesten hebben. Alleen een huurauto, een wegenkaart en een gids met bed and breakfasts voor onderweg. Het feit dat we de tickets in de hand hadden was al genoeg om een zware last van onze schouders te tillen.

Eerst hadden we nog wat verplichtingen over te dragen, en bovenaan stond Marley. We sloten een pension onmiddellijk uit. Hij was te jong, te gespannen, te uitgelaten om vierentwintig uur per dag in een ren opgesloten te zitten. Zoals dokter Jay had voorspeld, was hij door de castratie geen spat minder uitbundig geworden. Het had ook geen invloed op zijn energie of krankzinnige gedrag. Afgezien van het feit dat hij niet langer belangstelling had voor het berijden van levenloze voorwerpen, was hij hetzelfde woeste beest. Hij was veel te wild – en te onvoorspelbaar vernielzuchtig wanneer hij in paniek raakte – om bij een vriend onder te brengen. Of zelfs bij een vijand. Wat wij zochten was een hondenoppas in ons eigen huis. Het was duidelijk dat niet iedereen daarvoor in aanmerking kwam, gezien de problemen waar Marley je voor kon stellen. We hadden iemand nodig met verantwoordelijkheidsgevoel, iemand die te vertrouwen was, héél geduldig en sterk genoeg om een dertig kilo wegende, op hol geslagen labrador binnen te halen.

We maakten een lijst van alle vrienden, buren en collega’s die we maar konden bedenken en streepten ze vervolgens een voor een van de lijst. Feestbeest. Streep. Te verstrooid. Streep. Kan niet tegen hondenkwijl. Streep. Te bangelijk om een teckel de baas te kunnen, laat staan een labrador. Streep. Allergisch. Streep. Wil geen hondendrollen oprapen. Streep. Uiteindelijk hadden we nog één naam over. Kathy werkte bij mij op kantoor, was alleenstaand en ongebonden. Ze was in het Midwesten op het platteland opgegroeid, was dol op dieren en wilde ooit haar flatje inruilen voor een huis met een tuin. Ze was sportief en hield van lopen. Het is waar dat ze verlegen en een beetje goeiig was, waardoor het lastig voor haar zou zijn om Marley haar wil op te leggen, maar verder was ze perfect. En het mooiste was dat ze ja zei.

De lijst met instructies die ik voor haar opstelde had niet gedetailleerder kunnen zijn geweest als we haar de zorg voor een zwaar ziek kind hadden toevertrouwd. De Marley Memo besloeg zes volle bladzijden met enkele regelafstand en bevatte onder andere:

ETEN: Marley eet drie keer per dag, twee maatbekers voor iedere maaltijd. De maatbeker zit in de zak. Wil je hem alsjeblieft eten geven als je opstaat en wanneer je thuiskomt van je werk? De buren komen hem halverwege de middag eten geven. Dit komt neer op zes maatbekers eten per dag, maar als hij nog honger lijkt te hebben, geef hem dan maar een extra maatbeker. Zoals je weet moet al dat eten ergens heen. Zie POEPPATROUILLE hieronder.

VITAMINES: We geven Marley iedere ochtend een Pet Tabvitamine. De beste manier om hem de pil te geven is om de pil gewoon op de grond te gooien en net te doen alsof hij hem niet mag hebben. Als hij denkt dat het niet mag, verslindt hij hem. Als dat om de een of andere reden niet mocht helpen, kun je proberen de pil in een snack te verstoppen.

WATER: Als het warm is, moet je ervoor zorgen dat hij steeds vers water krijgt. We doen één keer per dag schoon water in de bak naast zijn eten en vullen de bak bij als het water bijna op is. Een waarschuwing: Marley duikt graag met zijn hele snuit in de waterbak en doet of hij een onderzeeër is. Dat geeft nogal een troep. Ook blijft er verrassend veel water in zijn wangen hangen dat eruit loopt als hij bij de waterbak vandaan loopt. Als hij de kans krijgt, veegt hij zijn bek aan je kleren en de banken af. En dan nog iets: als hij veel gedronken heeft, schudt hij zich meestal zodat zijn kwijl op de muren, lampenkappen enz. vliegt. We proberen het af te vegen voordat het opdroogt, omdat je het er dan nauwelijks meer afkrijgt.

VLOOIEN EN TEKEN: Als je die bij hem ontdekt, kun je hem behandelen met de vlooien- en tekensprays die we hebben. We laten ook een insectenverdelgingsmiddel achter dat je op kleden enz. kunt spuiten als je denkt dat het wel eens een probleem zou kunnen worden. Vlooien zijn klein en snel en moeilijk te vangen, maar ze bijten maar zelden mensen, hebben we gemerkt, dus ik zou me er niet te veel zorgen over maken. Teken zijn groter en langzamer en we vinden ze zo nu en dan bij hem. Als je er een bij hem ziet en je durft het aan, pluk hem er dan af en plet hem in een papieren zakdoekje (misschien moet je je nagels gebruiken; ze zijn verrassend taai) of spoel hem door de gootsteen of wc (de beste manier als de teek zich volgezogen heeft met bloed). Je hebt vast gelezen over teken die de ziekte van Lyme op mensen kunnen overbrengen en over de gezondheidsproblemen die daardoor op lange termijn kunnen voorkomen, maar verscheidene dierenartsen hebben ons verzekerd dat er hier in Florida weinig gevaar is dat je de ziekte oploopt. Voor alle zekerheid, was je handen goed nadat je een teek verwijderd hebt. De beste manier om een teek bij Marley weg te halen is om hem een speelgoedje in zijn bek te stoppen zodat hij afgeleid is en dan zijn huid met één hand samenknijpen terwijl je de nagels van je andere hand als pincet gebruikt om de teek eruit te trekken. Overigens, als hij teveel gaat stinken, kun je hem in het kinderbadje achter in de tuin stoppen (daar hebben we dat badje speciaal voor), maar trek wel een badpak aan. Je wordt er nat van!

OREN: Marley krijgt snel een hoop oorsmeer in zijn oren, wat tot infecties kan leiden als er niets aan gedaan wordt. Wil je, terwijl we weg zijn, een of twee keer zoveel mogelijk troep uit zijn oren halen met watten en de blauwe oorreinigingslotion. Het is tamelijk smerig spul, dus zorg ervoor dat je oude kleren aan hebt.

UITLATEN: Als hij zijn ochtendwandeling niet heeft gehad, haalt Marley kattenkwaad uit in de garage. Voor je eigen gemoedsrust kun je misschien nog even een ommetje met hem maken voor je naar bed gaat, maar het hoeft niet. Als je hem uitlaat, kun je hem het beste de antitrekband omdoen, maar nooit wanneer hij losloopt. Hij zou zichzelf kunnen wurgen, en Marley kennende, doet hij dat waarschijnlijk ook.

BASISCOMMANDOS: Het is gemakkelijker om hem uit te laten als je hem naast je laat lopen. Begin altijd met hem links van je te laten zitten en geef dan het commando: ‘Marley, naast!’ Je begint te lopen door eerst je linkervoet naar voren te zetten. Als hij probeert naar voren te dringen, geef je een harde ruk aan de riem. Dat helpt bij ons meestal wel. (Hij is op hondentraining geweest!) Als hij losloopt, luistert hij meestal redelijk als je hem naar je toe laat komen met: ‘Marley, kom!’ Let op: Je kunt het beste blijven staan en niet op je hurken gaan zitten wanneer je hem roept.

ONWEER: Marley raakt nogal over zijn toeren tijdens onweer en zelfs lichte regenbuien. We bewaren zijn kalmerende middelen (de gele pillen) in het kastje bij de vitaminen. Eén pil een halfuur voordat het onweer losbarst (je bent weervoorspeller voor je het weet!) is voldoende om hem rustig te krijgen. Maar Marley de pillen toedienen is een soort kunstvorm. Hij neemt ze niet in zoals zijn vitaminen, ook niet als je ze op de grond gooit en net doet alsof hij ze niet mag hebben. De beste techniek is hem tussen je benen klemmen en met één hand zijn bek opentrekken. Met de andere duw je de pil zo ver mogelijk in zijn keel. Hij moet de pil niet meer kunnen ophoesten. Vervolgens wrijf je over zijn keel tot hij hem inslikt. Vanzelfsprekend was je daarna je handen.

POEPPATROUILLE: Er ligt een spade onder de mangoboom waarmee ik Marley’s drollen opschep. Je moet zelf maar zien hoe vaak je zijn behoefte wilt oprapen, afhankelijk van hoe vaak je van plan bent door de achtertuin te lopen. Kijk uit waar je loopt!

VERBODEN: Marley mag van ons NIET:

* Op een meubelstuk zitten.

* Op meubelen, schoenen, kussens enz. kauwen.

* Uit de wc drinken. (Je kunt het beste altijd het deksel op de bril laten, maar kijk uit: Hij is erachter hoe hij hem met zijn neus omhoog krijgt)

* In de tuin graven of planten en bloemen opgraven. Dit doet hij meestal als hij vindt dat hij niet genoeg aandacht krijgt.

* In de afvalemmer komen. (Misschien moet je de emmer op het aanrecht zetten.)

* Tegen mensen opspringen, aan het kruis snuffelen of zich overgeven aan iedere andere vorm van maatschappelijk onacceptabel gedrag. We proberen hem vooral het armkluiven af te leren, wat, zoals je je wel kunt voorstellen, niet veel mensen op prijs stellen. Hij moet nog veel leren. Geef hem gerust een tik op zijn bast en zeg streng: ‘Nee!’

* Bij de tafel staan bedelen.

* Tegen de hordeur of de horren van de veranda staan. (Je zult zien dat er al ettelijke vervangen zijn.)

Bedankt dat je dit allemaal voor ons doet, Kathy. We zijn je ontzettend dankbaar. Ik weet niet hoe het ons anders gelukt zou zijn. We hopen dat Marley en jij dikke vrienden worden en dat je net zo van hem geniet als wij.

Ik gaf de instructies aan Jenny en vroeg of ik nog iets vergeten had. Het kostte haar een paar minuten om ze door te lezen en toen keek ze op en zei: ‘Ben je gek geworden? Je kunt haar dit niet laten zien.’ Ze zwaaide ermee naar me. ‘Als je haar dit laat zien, kun je Ierland wel op je buik schrijven. Zij is de enige die we konden vinden die bereid was om dit te doen. Als ze dit leest, dan kun je het wel vergeten. Dan zet ze het op een hollen en houdt ze pas op als ze bij Key West is.’ En voor het geval het me de eerste keer ontgaan was, herhaalde ze: ‘Ben je gek geworden?’

‘Dus jij vindt het teveel?’ vroeg ik.

Maar ik heb altijd geloofd in volkomen openheid, en ik liet het haar wél zien. Kathy kromp een paar keer merkbaar ineen, vooral toen we bij de techniek voor het weghalen van teken kwamen, maar ze hield eventuele twijfels voor zich. Dapper en een beetje groen, maar veel te lief om op een belofte terug te komen, hield ze stand. ‘Een heel prettige vakantie,’ zei ze. ‘Wij redden ons wel.’

Ierland was precies zoals we gedroomd hadden dat het zou zijn. Mooi, landelijk, loom. Het was de meeste dagen heerlijk onbewolkt en zonnig, zodat de plaatselijke bevolking begon te tobben over de mogelijkheid dat er sprake was een droogteperiode. Zoals we onszelf beloofd hadden, maakten we geen tijdschema’s en stippelden we geen routes uit. We dwaalden gewoon rond, hobbelend langs de kust, en stopten om wat rond te slenteren of te winkelen of Guiness te drinken of gewoonweg over de oceaan uit te staren. We stopten om met boeren te praten die het hooi binnenhaalden en om foto’s van onszelf te maken met schapen die op de weg stonden. Als we een interessant weggetje zagen, sloegen we het in. Het was onmogelijk om te verdwalen, omdat er geen plaats was waar we moesten zijn. Al onze verplichtingen thuis waren gewoon verre herinneringen.

Iedere dag als het avond werd, keken we uit naar een plek om de nacht door te brengen. Het waren onveranderlijk kamers bij particulieren die gerund werden door lieve Ierse weduwen die ons vertroetelden, ons thee brachten, ons bed opensloegen en ons altijd dezelfde vraag schenen te stellen: ‘En zijn jullie van plan om snel aan kinderen te beginnen?’ En vervolgens lieten ze ons in de kamer achter, terwijl ze een veelbetekenende, suggestieve glimlach op hun gezicht hadden.

Jenny en ik raakten ervan overtuigd dat er een wet in Ierland bestond die inhield dat alle logeerbedden tegenover grote afbeeldingen van de paus of de Heilige Maagd moesten staan. In sommige slaapkamers zelfs allebei. In één kamer bungelde ook nog een overdreven grote rozenkrans aan het hoofdeinde. De Ierse wet op de celibataire reiziger bepaalde ook dat alle logeerbedden bijzonder piepten en een doordringend alarm lieten horen wanneer een van de gebruikers zich ook maar omdraaide.

Alles spande samen om een sfeer te creëren die ongeveer net zo uitnodigend was voor amoureuze betrekkingen als een klooster. We waren in het huis van iemand anders – een heel katholiek huis – met dunne muren en een luidruchtig bed en beelden van heiligen en maagden, en een nieuwsgierige gastvrouw die voor hetzelfde geld aan de deur stond te luisteren. Het was de laatste plek waar je erover zou denken om avances te maken. Wat mij natuurlijk op een nieuwe en krachtige manier naar mijn vrouw deed verlangen.

Dus deden we het licht uit en kropen in bed terwijl de veren onder ons gewicht kreunden, en stak ik onmiddellijk mijn hand onder Jenny’s hemd en legde hem op haar buik.

‘Geen sprake van!’ fluisterde ze dan.

‘Waarom niet?’ fluisterde ik terug.

‘Ben je gek? Mevrouw O’Flaherty ligt aan de andere kant van de muur.’

‘Nou en?’

‘Dat kunnen we niet doen!’

‘Natuurlijk wel.’

‘Ze kan alles horen.’

‘Dan doen we het zachtjes.’

‘Ja, dat zal wel!’

‘Dat beloof ik. We zullen ons amper bewegen.’

‘Nou, maar hang dan eerst een T-shirt of zo over de paus,’ gaf ze ten slotte toe. ‘Ik doe niks terwijl hij naar ons kijkt.’

Ineens leek seks zo… zo… verboden. Het was net alsof ik weer op de middelbare school zat en onder de argwanende blik van mijn moeder rondsloop. In deze omgeving seks riskeren was de volgende ochtend schaamte en vernedering riskeren aan de gezamenlijke ontbijttafel. Het was de opgetrokken wenkbrauw van mevrouw O’Flaherty riskeren terwijl ze eieren en gebakken tomaten opdiende en met een veelbetekenende grijns vroeg: ‘En, vonden jullie het een lekker bed?’

Ierland was van kust tot kust een zone waar seks verboden was. En dat was voldoende uitnodiging voor mij. We zijn de hele reis als konijnen tekeergegaan.

Toch kon Jenny het niet laten om te tobben over haar grote baby thuis. Om de paar dagen gooide ze een paar munten in een openbare telefoon en belde naar huis om te horen hoe het ging. Dan bleef ik voor de telefooncel staan en luisterde naar Jenny’s aandeel in het gesprek.

‘Echt?… Serieus?… Zo het verkeer in?… Jij hebt toch niks, hè?… Godzijdank… Ik zou ook gegild hebben… Wat? Je schoenen?… O nee! En je tas ook?… Wij laten ze natuurlijk op onze kosten maken… Helemaal niets van over?… Natuurlijk zullen we ze vervangen… En wat deed hij? Zei je, nat cement? Wat zijn de kansen dat zoiets gebeurt?’

En zo ging het maar door. Ieder gesprek was een litanie van stoute dingen, de een nog erger dan de ander, en veel ervan verbaasden zelfs ons, geharde overlevenden van de puppyoorlogen. Marley was de onverbeterlijke leerling en Kathy de onfortuinlijke invalster. Wat had hij het naar zijn zin.

Toen we thuiskwamen, kwam Marley naar buiten gestormd om ons te begroeten. Kathy stond in de deuropening, moe en gespannen. Ze had de afwezige blik van een soldaat met shellshock na een bijzonder meedogenloze strijd. Haar koffers waren gepakt en stonden op de veranda, klaar voor vertrek. Ze had haar autosleutel in haar hand alsof ze niet kon wachten om te ontsnappen. We gaven haar cadeautjes, bedankten haar overvloedig, en zeiden dat ze zich niet druk hoefde te maken over de gescheurde horren en andere schade. Ze verontschuldigde zich beleefd en maakte zich uit de voeten.

Voor zover we konden nagaan was Kathy niet in staat gebleken om ook maar iets van overwicht op Marley te krijgen, en ze had hem absoluut niet in de hand gehad. Met iedere overwinning was hij brutaler geworden. Hij vergat alles over netjes naast het vrouwtje lopen en trok haar overal heen waar hij maar zin in had. Hij weigerde naar haar toe te komen. Hij pakte alles wat hij wilde

– schoenen, tassen, kussens – en wilde niet loslaten. Hij stal eten van haar bord. Hij neusde tussen het afval. Hij probeerde zelfs haar bed over te nemen. Hij was tot de conclusie gekomen dat hij de leiding had terwijl de ouders weg waren en hij liet niet zomaar een vriendelijke kamergenote een domper op zijn plezier zetten.

‘Arme Kathy,’ zei Jenny. ‘Ze zag er wel een beetje uit alsof ze erdoorheen zat, vond je niet?’

‘Eerder alsof ze volkomen kapot was.’

‘We moeten haar misschien maar niet meer vragen of ze nog eens op de hond wil passen.’

‘Nee,’ antwoordde ik. ‘Dat zou misschien niet zo’n goed idee zijn.’

Ik wendde me tot Marley en zei: ‘De wittebroodsweken zijn voorbij, maat. Vanaf morgen ben je weer in training.’

De volgende ochtend gingen Jenny en ik allebei weer aan het werk. Maar eerst deed ik de antitrekband om Marley’s kop en ging een wandeling met hem maken. Hij begon onmiddellijk te trekken; hij hield niet eens de schijn op dat hij naast me wilde gaan lopen. ‘Zijn we een beetje vergeetachtig?’ vroeg ik, en trok uit alle macht aan zijn riem, zodat zijn voorpoten van de grond kwamen. Hij ging weer normaal staan, hoestte en keek naar me op met een gekwetste uitdrukking alsof hij wilde zeggen: Je hoeft niet meteen zo ruw te doen. Kathy vond het niet erg dat ik trok.

‘Wen er maar aan,’ zei ik en duwde hem in een zittende positie. Ik schoof de ketting hoog om zijn nek waar hij het meeste effect had, zo had de ervaring me geleerd. ‘Oké, laten we dit weer eens proberen,’ zei ik. Hij keek me met koele scepsis aan.

‘Marley, naast!’ beval ik, en zette een gedecideerde stap met mijn linkervoet terwijl ik zijn riem zo kort hield dat ik het uiteinde van zijn antitrekband beet had. Hij sprong naar voren en ik gaf een ruk waarmee ik hem genadeloos in een nog strakkere wurggreep nam. ‘Misbruik maken van zo’n arme vrouw,’ mopperde ik. ‘Je moest je schamen.’ Aan het eind van de wandeling hield ik de riem zo stevig beet dat mijn knokkels wit waren. Ik slaagde er ten slotte in hem ervan te overtuigen dat het menens was. Dit was geen spelletje, maar een levensles in oorzaak en gevolg. Als hij wilde trekken, dan liet ik hem stikken. Iedere keer, zonder uitzondering. Als hij wilde meewerken en naast me liep, liet ik mijn greep verslappen en voelde hij de riem amper om zijn nek. Trekken, stikken; volgen, ademen. Het was zo simpel dat zelfs Marley het moest kunnen begrijpen. We bleven de reeks herhalen terwijl we heen en weer over het fietspad liepen. Trekken, stikken; volgen, ademen. Het drong langzaam tot hem door dat ik de baas was en hij het huisdier, en dat het altijd zo zou blijven. Terwijl we de oprijlaan opliepen, liep mijn opstandige hond naast me, niet perfect, maar respectabel genoeg. Voor het eerst in zijn leven liep hij echt naast me, of deed een poging tot iets wat er sterk op leek. Ik vatte het op als een overwinning. ‘O ja,’ zong ik vreugdevol. ‘De baas is terug.’

Een paar dagen later belde Jenny me op kantoor. Ze was net bij dokter Sherman geweest. ‘Ierland heeft geluk gebracht,’ zei ze. ‘Daar gaan we weer.’