De uitvaart van Mamá Grande

1962

Dit is, ongelovigen van de gehele wereld, de ware geschiedenis van Mamá Grande, absoluut heerseres over het rijk van Macondo, die tijdens de tweeënnegentig jaar van haar leven gezag uitoefende en afgelopen september op een dinsdag in een geur van heiligheid stierf en wier uitvaart door Zijne Heiligheid de Paus werd bijgewoond.

Nu de natie die op haar grondvesten wankelde haar evenwicht hervonden heeft; nu de doedelzakspelers uit San Jacinto, de smokkelaars uit Guajira, de rijstverbouwers uit de Sinú-vallei, de prostituees uit Guacamayal, de tovenaars uit Sierpe, en de bananenplukkers uit Aracataca hun tentzeilen hebben opgehangen om bij te komen van de uitputtende wake; nu de president van de republiek en zijn ministers en al degenen die de openbare macht en de bovennatuurlijke machten vertegenwoordigden bij de prachtigste uitvaartplechtigheid die ooit in de annalen van de geschiedenis is opgetekend, hun rust hebben hervonden en opnieuw bezit hebben genomen van hun functies; nu Zijne Heiligheid de Paus in lichaam en ziel ten hemel is gevaren en nu het onmogelijk is om in Macondo rond te lopen vanwege de lege flessen, de sigarettenpeuken, de afgekloven botten, de blikjes, vodden en uitwerpselen die daar zijn achtergelaten door de menigte die naar de begrafenis kwam; nu is de tijd gekomen om op een krukje bij de voordeur te gaan zitten en, voordat de historici de kans krijgen om hierheen te komen, van het begin af aan de bijzonderheden van deze nationale beroering te verhalen.

Veertien weken geleden, na de eindeloze nachten waarin ze warme omslagen, mosterdpapjes en aderlatingen kreeg en gesloopt werd door de koortsige doodsstrijd, zei Mamá Grande dat ze in haar oude, lianen schommelstoel gezet wilde worden om haar laatste wil bekend te maken. Dat was het enige wat nog moest gebeuren voor ze rustig kon sterven.

Die ochtend had ze door bemiddeling van pastoor Antonio Isabel haar zielszaken geregeld en ze hoefde nu alleen nog maar haar geldzaken te regelen met haar negen neven en nichten, haar universele erfgenamen, die rondom haar bed waakten. De pastoor, een in zichzelf pratende man die binnenkort honderd jaar zou worden, bleef in het vertrek. Er waren tien mannen nodig geweest om hem naar boven te brengen, naar de slaapkamer van Mamá Grande, en men had besloten hem daar maar te laten om hem niet opnieuw naar beneden te hoeven brengen en dan weer naar boven als haar laatste moment gekomen was.

Nicanor, de oudste neef, een reusachtig grote, woeste kerel die gekleed was in kaki, laarzen met sporen droeg en onder zijn hemd een revolver kaliber achtendertig met lange loop, ging op zoek naar de notaris. Het enorme huis van twee verdiepingen dat geurde naar melasse en wilde marjolein, met zijn duistere vertrekken volgepropt met kisten en oude rommel van vier generaties die tot stof vergaan waren, was sinds de week ervoor, in afwachting van dat ogenblik, als verlamd.

Op de brede middengalerij, met haken aan de muren waaraan vroeger geslachte varkens werden gehangen en waar op slaperige zondagen in augustus groot wild hing leeg te bloeden, lagen de knechten dicht opeengepakt te slapen op zoutzakken en landbouwwerktuigen, wachtend op het bevel de dieren te zadelen om de slechte tijding over het hele grondgebied van de enorme hacienda te verspreiden. De overige familieleden zaten in de salon. De lijkbleke vrouwen, hun gezichten bloedeloos door inteelt en het waken, waren ten gevolge van de ontelbare elkaar opvolgende sterfgevallen in diepe rouw gehuld. De matriarchale gestrengheid van Mamá Grande had haar fortuin en haar familienaam omheind met een sacramentale prikkeldraadversperring, waarbinnen ooms trouwden met dochters van nichten, neven met tantes en broers met schoonzusters, totdat er een onontwarbare kluwen van bloedverwantschap ontstaan was die de voortplanting tot een vicieuze cirkel maakte. Alleen Magdalena, de jongste van de nichten, wist buiten die versperring te komen; dodelijk beangst door hallucinaties liet ze pastoor Antonio Isabel de duivel uitbannen, schoor zich kaal en zag af van wereldse roem en ijdelheid door als novice haar intrede te doen in de Apostolische Prefectuur. Naast hun officiële gezin hadden de mannen door gebruik te maken van hun recht op de eerste nacht, herdershutten, landwegen en pachthoeven bevolkt met een hele nakomelingschap van bastaarden die naamloos als petekinderen, bediendes, gunstelingen en beschermelingen van Mamá Grande onder het dienstpersoneel rondliepen.

De nabijheid van de dood bracht afwisseling in het uitputtende wachten. De stem van de stervende, gewend aan eerbetoon en gehoorzaamheid, bracht in het gesloten vertrek niet meer geluid voort dan de bas van een orgel, maar klonk door tot in de verste uithoeken van de hacienda. Niemand bleef onverschillig onder dat sterven. Gedurende deze eeuw was Mamá Grande het zwaartepunt van Macondo geweest, net zoals haar broers, haar ouders en hun ouders dat in de vorige waren, in een hegemonie die twee eeuwen omvatte. Het gehucht was ontstaan rond hun naam. Niemand kende de oorsprong, de grenzen of de werkelijke waarde van het erfgoed, maar iedereen was eraan gewend geraakt te geloven dat Mamá Grande de meesteres was van stromende en stilstaande wateren, van het gevallen en nog te vallen hemelwater, van landwegen, telegraafpalen, schrikkeljaren en hitte en dat ze bovendien het recht had geërfd op leven en bezit.

Als ze in de koelte van de middag op het balkon van haar huis ging zitten, met heel het gewicht van haar uitgezakte lichaam en haar gezag in haar oude, lianen schommelstoel geperst, leek ze inderdaad mateloos rijk en machtig, de rijkste en machtigste matrone ter wereld.

Het was bij niemand opgekomen te denken dat Mamá Grande sterfelijk was, behalve bij de leden van haar stam en bij haarzelf, daartoe gebracht door de seniele waarschuwingen van pastoor Antonio Isabel.

Maar zelf vertrouwde ze erop dat ze langer dan honderd jaar zou leven, zoals haar grootmoeder van moederskant, die in de oorlog van 1875, verschanst in de keuken van de hacienda, weerstand bood aan een patrouille van kolonel Aureliano Buendia.

Pas in april van dat jaar begreep Mamá Grande dat God haar niet het voorrecht zou schenken om persoonlijk, in een eerlijke strijd, een bende federalistische vrijmetselaars te liquideren.

Tijdens de eerste week van haar pijnen hield de huisdokter haar zoet met mosterdpapomslagen en wollen sokken. De dokter was een erfstuk, afgestudeerd in Montpellier, die uit filosofische overtuiging een tegenstander was van vooruitgang in zijn tak van wetenschap en die Mamá Grande bevoorrecht had door de vestiging van andere artsen in Macondo te verbieden.

Vroeger reed hij te paard door het dorp om zijn in het schemeruur melancholieke patiënten te bezoeken, en de natuur schonk hem het voorrecht vader van talrijke kinderen van anderen te zijn.

Maar verstijfd door artritis was hij aan zijn hangmat gekluisterd en tenslotte behandelde hij zijn patiënten zonder ze te bezoeken, door middel van veronderstellingen, loopjongens en boodschappen.

Toen Mamá Grande hem nodig had, stak hij leunend op twee stokken in pyjama het plein over en installeerde zich in de slaapkamer van de zieke.

Pas toen hij begreep dat Mamá Grande stervende was liet hij een kist met porseleinen flacons halen die opschriften in het Latijn droegen, en drie weken lang behandelde hij de stervende van binnen en van buiten met allerlei academische zalfpleisters, fantastische drankjes en magistrale zetpillen. Vervolgens legde hij gerookte padden bij haar op de pijnlijke plaats en bloedzuigers op de nieren, tot op die dag waarop hij zich voor de keus gesteld zag haar door de barbier te laten aderlaten of door pastoor Antonio Isabel te laten bezweren.

Nicanor liet de pastoor halen. Zijn tien beste mannen brachten hem van de pastorie naar de slaapkamer van Mamá Grande, die in haar krakende, rotan schommelstoel onder de beschimmelde draaghemel zat die bij belangrijke gebeurtenissen gebruikt werd. Het belletje van het viaticum dat in de zoele, vroege septemberochtend klonk, was de eerste aankondiging aan de inwoners van Macondo.

Toen de zon opging leek het pleintje tegenover het huis van Mamá Grande wel een dorpskermis.

Het was als de herinnering aan een ander tijdperk. Tot ze zeventig werd vierde Mamá Grande haar verjaardagen met de meest langdurige en lawaaierige kermissen die men zich kon herinneren. Er werden grote mandflessen met brandewijn voor de dorpsbewoners neergezet, er werd vee op het dorpsplein geslacht en een groep muzikanten, boven op een tafel, speelde drie dagen achter elkaar. Onder de stoffige amandelbomen waar in de eerste week van die eeuw de legioenen van kolonel Aureliano Buendia hun kamp hadden opgeslagen, zette men kraampjes op met gegiste rijstdrank, broodjes, bloedworst, kaantjes, pasteien, gekookte worst, caribanolas, yuccabrood, kaaskoeken, beignets, broodjes, bladerdeeggebak, braadworst, gebakken darmen en pens, kokoskoeken, suikerrietbrandewijn; daartussenin allerlei kleinigheden, snuisterijen, prulletjes en aardewerk; verder waren er nog hanengevechten en kansspelen. In al die drukte werden er aan de lawaaierige menigte prentjes en scapulieren met de beeltenis van Mamá Grande verkocht.

De feestelijkheden begonnen twee dagen voor de verjaardag en eindigden op de dag zelf met een knallend vuurwerk en een familiebal in het huis van Mamá Grande. De speciale genodigden en de wettige familieleden, rijkelijk bediend door de bastaarden, dansten op de muziek van de oude pianola waarin rollen met populaire wijsjes waren gestopt. Mamá Grande presideerde het feest van achter uit de salon, gezeten in een leunstoel met linnen kussens en gaf onopvallend aanwijzingen met haar rechterhand waarvan alle vingers getooid waren met ringen. Soms met de verliefden als medeplichtigen maar bijna altijd geleid door haar eigen inspiratie, regelde ze die avond de huwelijken voor het komende jaar. Ter afsluiting van het feest verscheen Mamá Grande op het met kroontjes en lampions versierde balkon en wierp de menigte muntstukken toe.

Die traditie was onderbroken, deels door de opeenvolgende periodes van rouw in de familie en ook om de politieke onzekerheid van de laatste tijd. De jongere generaties kenden die vertoningen van pracht en praal slechts van horen zeggen. Ze maakten niet meer mee hoe Mamá Grande de hoogmis bijwoonde, terwijl haar koelte toegewuifd werd door een lid van het burgerlijk gezag en ze het voorrecht genoot niet te hoeven knielen, zelfs niet op het moment van de opheffing, om te voorkomen dat haar onderrok met fijn linnen volanten en haar gesteven linnen bovenrok zouden kreuken. De oudjes herinnerden zich als een hallucinatie uit hun jeugd de tweehonderd meter matten die werden uitgelegd vanaf het voorvaderlijk huis tot aan het hoogaltaar, op die middag waarop María del Rosario Castaiïeda y Montero de begrafenis van haar vader bijwoonde en daarna de met matten bedekte straat terugliep, bekleed met haar nieuwe, stralende waardigheid, op haar tweeëntwintigste jaar uitgeroepen tot Mamá Grande. Dat middeleeuwse visioen behoorde toen niet alleen tot het verleden van de familie maar tevens tot het verleden van de natie. Steeds vager en verder, nog maar nauwelijks zichtbaar op warme middagen op haar door geraniums verstikte balkon, loste Mamá Grande langzaam op in haar eigen legende. Haar gezag werd via Nicanor uitgeoefend. Er bestond een stilzwijgende afspraak, gebaseerd op traditie, dat op de dag waarop Mamá Grande haar testament zou verzegelen, de erfgenamen een drie nachten durend feest voor iedereen zouden afkondigen.

Maar men wist ook dat ze besloten had om haar laatste wil pas enkele uren voor haar dood kenbaar te maken en niemand dacht in ernst aan de mogelijkheid dat Mamá Grande sterfelijk zou zijn.

Maar pas die ochtend, gewekt door de belletjes van het viaticum, drong het tot de inwoners van Macondo door dat Mamá Grande niet alleen sterfelijk, maar zelfs stervende was.

Haar laatste uur was gekomen. In haar bed met linnen lakens, van top tot teen ingesmeerd met aloë, onder de hemel van stoffig krip, was er nog maar nauwelijks enig leven te bespeuren in de flauwe ademhaling die haar matriarchale borsten beroerde. Mamá Grande, die tot haar vijftigste de meest hartstochtelijke vrijers had afgewezen en door de natuur geschapen was om in haar eentje haar hele nageslacht te zogen, zou sterven als maagd en kinderloos.

Op het moment dat hij haar de laatste sacramenten toediende, moest pastoor Antonio Isabel hulp vragen om het Heilig Oliesel in haar handpalmen te kunnen aanbrengen, want vanaf het begin van haar doodsstrijd hield Mamá Grande haar handen tot vuisten gebald. De hulp van de nichten mocht niet baten. Tijdens de worsteling drukte de stervende voor het eerst in die week haar met edelstenen bezaaide hand tegen haar borst, richtte haar kleurloze blik op haar nichten en zei: “Dieven!”

Toen zag ze pastoor Antonio Isabel in zijn liturgische kledij en de misdienaar met de sacramentele middelen en mompelde met kalme overtuiging: “Ik ben stervende.” Daarna schoof ze de ring met de Grote Diamant van haar vinger en gaf hem aan Magdalena, de novice, aan wie hij toekwam omdat ze de jongste erfgename was. Dat was het einde van een traditie: Magdalena had afstand van haar erfdeel gedaan ten gunste van de Kerk.

Bij het aanbreken van de dag verzocht Mamá Grande alleen gelaten te worden met Nicanor om haar laatste instructies te geven. Een half-uur lang informeerde ze volkomen helder van geest naar de stand van zaken. Ze gaf nauwkeurig aan wat er met haar lichaam moest gebeuren en hield zich tenslotte bezig met de dodenwake. “Je moet je ogen wijdopen houden,” zei ze. “Sluit alles van waarde achter slot en grendel, want veel mensen komen alleen maar waken om te kunnen stelen.” Even later, alleen gebleven met de pastoor, legde ze een tijdrovende biecht af, oprecht en omstandig, en daarna ontving ze de heilige communie in het bijzijn van haar neven en nichten.

En toen was het dat ze vroeg in de lianen schommelstoel gezet te worden om haar laatste wil uit te spreken.

Nicanor had op vierentwintig foliovellen in een zeer duidelijk handschrift een nauwkeurig overzicht van al haar bezittingen gemaakt. Rustig ademhalend, met de dokter en pastoor Antonio Isabel als getuigen, dicteerde Mamá Grande de notaris de lijst van haar bezittingen, de enige, suprème bron van haar waardigheid en gezag. Tot zijn ware proporties teruggebracht beperkte het zichtbare erfgoed zich tot drie nederzettingen die ten tijde van de Kolonisatie bij Koninklijk Besluit waren toegewezen en die in de loop der tijden door ingewikkelde verstandshuwelijken bijeengevoegd waren onder het gezag van Mamá Grande.

Op dat onbenutte grondgebied waarvan de grenzen niet waren vastgesteld, dat vijf gemeenten omvatte en waar nog nooit één graankorrel door de eigenaars gezaaid was, woonden driehonderdtweeënvijftig pachters met hun gezinnen. Elk jaar, op de vooravond van haar naamdag, voerde Mamá Grande de enige daad van gezag uit die voorkwam dat de grond weer staatseigendom werd: het innen van de pacht.

Op de binnengalerij van haar huis gezeten nam ze persoonlijk de betaling in ontvangst voor het recht op haar grondgebied te mogen wonen, zoals haar voorouders die meer dan een eeuw lang in ontvangst hadden genomen van de voorouders van de pachters.

Na de drie dagen die de inning duurde, lag de patio propvol met varkens, kalkoenen en kippen, en met de tienden en primeurs van de voortbrengselen der aarde die daar als geschenken werden neergelegd. In feite was dat de enige oogst die de familie ooit binnenhaalde van een gebied dat al van het begin af aan in dode hand geweest was, en dat op het eerste gezicht geschat werd op honderdduizend hectaren.

Maar de historische omstandigheden hadden ervoor gezorgd dat binnen die grenzen de zes dorpen van het district Macondo groeiden en bloeiden, ook de hoofdplaats van het district, zodat ieder die in een huis woonde alleen maar eigendomsrecht kon laten gelden op het materiaal, want de grond behoorde aan Mamá Grande en aan haar werd pacht betaald, zoals ook de regering pacht moest betalen voor het gebruik dat de burgers van de straten maakten.

In de omgeving van de pachthoeven zwierf een nooit geteld en nog minder verzorgd aantal stuks vee rond met op hun achterlijf een brandmerk in de vorm van een hangslot, dat meer door het gebrek aan toezicht dan door het aantal bekendheid had gekregen in verafgelegen provincies waar het verspreide vee zomers halfdood van de dorst aankwam.

En zo was dit familiebrandmerk een van de hechte steunpilaren van de legende geworden.

Om redenen waar niemand ooit een verklaring voor gezocht had, waren de ruime paardenstallen sinds de laatste burgeroorlog leger en leger geworden en de laatste tijd had men er suikerrietmolens, melkerijen en een rijstpellerij in geïnstalleerd.

Behalve het genoemde werd er in het testament melding gemaakt van het bestaan van drie kruiken met goudstukken die gedurende de Onafhankelijkheidsoorlog ergens in het huis begraven waren en ondanks herhaalde, moeizame pogingen niet waren gevonden. Samen met het recht de gepachte grond te blijven exploiteren en de tienden, de primeurs en allerlei andere extra giften te innen, ontvingen de erfgenamen een plattegrond die van generatie op generatie gemaakt en door elke generatie bijgewerkt was en die het zoeken naar de begraven schat moest vergemakkelijken.

Mamá Grande had drie uur nodig om al haar aardse bezittingen op te sommen. In de benauwde slaapkamer leek het wel of de stem van de stervende elk voorwerp dat opgenoemd werd de waarde gaf die het toekwam.

Toen ze haar beverige handtekening plaatste en de getuigen de hunne daaronder zetten, ging er een lichte schok door de harten van de mensen die begonnen samen te stromen voor het huis, in de schaduw van de stoffige amandelbomen.

Toen hoefde ze alleen nog maar een minutieuze opsomming van haar geestelijke goederen te geven. In een uiterste krachtsinspanning – net zoals haar voorouders dat voor hun sterven gedaan hadden om de macht van hun geslacht veilig te stellen – verhief Mamá Grande zich op haar monumentale billen en, zich verlatend op haar geheugen, dicteerde ze de notaris openhartig, met dominerende stem, de lijst van haar onzichtbaar erfgoed.

De bodemrijkdom, de territoriale wateren, de kleuren van de vlag, de nationale soevereiniteit, de traditionele partijen, de rechten van de mens, de burgerlijke vrijheden, de eerste magistraat, de tweede instantie, het derde debat, de aanbevelingsbrieven, de historische zekerheden, de vrije verkiezingen, de schoonheidskoninginnen, de gewichtige redevoeringen, de grootse manifestaties, de gedistingeerde jongedames, de beschaafde heren, de militairen met eergevoel, Zijne Hoogwaardige Excellentie, het hooggerechtshof, de artikelen met invoerverbod, de liberale dames, het vleselijke probleem, de zuiverheid van de taal, de voorbeelden voor de wereld, de juridische orde, de vrije maar verantwoordelijke pers, het Zuid-Amerikaanse Athene, de publieke opinie, de democratische lessen, de christelijke moraal, de deviezenschaarste, het asielrecht, het communistische gevaar, het schip van staat, de duurte van het leven, de republikeinse tradities, de benadeelde klassen, de adhesiebetuigingen.

Ze kon het niet afmaken. De moeizame opsomming sneed haar laatste ademtocht af. Verdrinkend in de Mare Magnum van abstracte formules die twee eeuwen lang de morele rechtvaardiging geweest waren voor de macht van de familie, liet Mamá Grande een luide oprisping horen en gaf de geest.

De inwoners van de verre, sombere hoofdstad zagen die middag het portret van een twintigjarige vrouw op de voorpagina van de extra edities en dachten dat het een nieuwe schoonheidskoningin was. Mamá Grande beleefde nog eenmaal de kortstondige jeugd van haar foto, vergroot over vier kolommen en in haast geretoucheerd, haar overvloedige haardos hoog opgestoken met een ivoren kam en een diadeem boven haar kanten kraag.

Die afbeelding, gemaakt door een rondreizende fotograaf die aan het begin van die eeuw door Macondo kwam, en die jarenlang bewaard werd in de krantenarchieven onder het hoofd ‘onbekende personen’, was bestemd om in de herinnering van de komende generaties te blijven voortleven. In de gammele autobussen, in de liften van de ministeries, in de naargeestige theesalons waar vale gordijnen hingen, fluisterde men vol eerbied en ontzag over de gezagsdraagster, die gestorven was in haar door hitte en malaria geteisterde district waarvan men de naam tot voor enkele uren, toen deze nog niet door het gedrukte woord geheiligd was, in de rest van het land niet kende.

De voorbijgangers bewogen zich onzeker en grijsgrauw in de fijne motregen. Van alle kerktorens luidden de doodsklokken. De president van de republiek, door het nieuws verrast toen hij op weg was naar de promotieplechtigheid van de nieuwe kadetten, stelde de minister van oorlog, in een eigenhandig op de achterkant van het telegram geschreven mededeling, voor zijn redevoering te besluiten met een minuut stilte ter nagedachtenis van Mamá Grande.

De maatschappelijke orde was geraakt door de dood. Zelfs de president van de republiek, tot wie de gevoelens van het volk als het ware gezuiverd door een filter doordrongen, merkte vanuit zijn auto, in een kortstondig maar tot op zekere hoogte overweldigend visioen, de stille verslagenheid van de stad op. Slechts enkele armoedige kroegjes bleven open, en de metropolitaanse kathedraal, die in gereedheid was gebracht voor negen dagen rouwceremonieel. In het Nationale Capitool, waar de bedelaars in kranten gewikkeld lagen te slapen onder de beschutting van Dorische zuilen en zwijgende standbeelden van dode presidenten, brandden de lampen van de congreszaal.

Toen het staatshoofd, ontroerd door de aanblik van de rouwende stad, zijn werkkamer binnenkwam, stonden zijn ministers in rouwzijde gestoken, nog plechtiger en bleker dan gewoonlijk, hem op te wachten.

De gebeurtenissen van die avond en de daarop volgende zouden later beschreven worden als een historische les. Niet alleen vanwege de christelijke geest waardoor de hoogste burgerlijke gezagsdragers geïnspireerd werden, maar ook door de zelfverloochening waarmee uiteenlopende belangen en tegenovergestelde meningen samengingen in een gemeenschappelijk doel: een doorluchtig stoffelijk overschot te begraven.

Vele jaren lang had Mamá Grande de sociale rust en de politieke eenheid in haar rijk zekergesteld, krachtens de drie hutkoffers met vervalste stembriefjes die deel uitmaakten van haar erfgoed. De mannen onder het dienstpersoneel, haar beschermelingen en pachters, zowel de meerderjarigen als de minderjarigen, oefenden niet alleen hun eigen kiesrecht uit maar ook dat van de dode kiezers van een hele eeuw. Zij belichaamde de prioriteit van de traditionele macht op het tijdelijke gezag, de macht van de klasse over het volk, het overwicht van de goddelijke wijsheid op de menselijke improvisatie. In tijden van vrede werden door haar oppermachtige wil domheerschappen, prebenden en sinecures verleend of ingetrokken en waakte ze over het welzijn van haar medewerkers, ook al moest ze daarvoor haar toevlucht nemen tot leugens of tot verkiezingsfraude. In woelige tijden gaf Mamá Grande in het geheim bijdragen om haar aanhangers te bewapenen en kwam in het openbaar hun slachtoffers te hulp.

Die vaderlandslievende ijver deed haar in aanmerking komen voor de hoogste eerbewijzen.

De president van de republiek had geen beroep hoeven te doen op zijn raadsleden om te weten hoe zwaar zijn verantwoordelijkheid woog. Tussen de gehoorzaal van het paleis en het geplaveide binnenplaatsje waar de onderkoningen hun koets stalden, lag een tuin met donkere cipressen waar een Portugese monnik zich in de laatste jaren van de Kolonisatie uit minneleed had verhangen. Ondanks zijn indrukwekkende lijfwacht van gedecoreerde officieren kon de president als hij na het invallen van de duisternis langs die plek kwam een lichte huivering niet onderdrukken.

Maar die avond ham de huivering de kracht aan van een waarschuwing.

Toen werd hij zich volledig bewust van zijn historische bestemming, kondigde negen dagen nationale rouw af en onderscheidde Mamá Grande postuum als heldin gevallen voor het vaderland op het veld van eer. En zoals hij dat tot uitdrukking bracht in de dramatische toespraak die hij die ochtend voor dag en dauw via het nationale radio- en televisienet tot zijn landgenoten richtte, vertrouwde de eerste magistraat van de natie erop dat de uitvaart van Mamá Grande een nieuw voorbeeld voor de wereld zou zijn.

Maar zulke ambitieuze voornemens moesten wel op ernstige bezwaren stuiten. De juridische structuur van het land, vastgelegd door verre voorouders van Mamá Grande, was niet voorbereid op gebeurtenissen zoals die welke stonden te gebeuren. Wijze wetgeleerden, beproefde alchemisten in de rechtsgeleerdheid, verdiepten zich in hermetiek en syllogismen, op zoek naar de formule die de president van de republiek zou toestaan de begrafenis bij te wonen. In hoge politieke, geestelijke en financiële kringen beleefde men angstige dagen. In de ruime, halfcirkelvormige congreszaal, onwezenlijk geworden door een eeuw van abstracte wetgeving, te midden van de schilderijen van nationale grootheden en borstbeelden van Griekse denkers, nam de evocatie van Mamá Grande onvermoede afmetingen aan, terwijl haar lijk begon op te zwellen in de voor Macondo zo zware september maand.

Voor de eerste keer praatte men over haar en dacht men aan haar zonder haar lianen schommelstoel, haar dutjes om twee uur ‘s middags en haar mosterdpapjes, en men zag haar puur en leeftijdsloos, gezuiverd door de legende.

Eindeloze uren werden gevuld met woorden, woorden en nog eens woorden die tot in de verste uithoeken van de republiek weerklonken, met prestige omkleed door de luidsprekers van het gedrukte woord. Totdat iemand in die vergadering van aseptische rechtsgeleerden, die begiftigd was met werkelijkheidszin, die historische blabla onderbrak om eraan te herinneren dat het stoffelijk overschot van Mamá Grande bij een temperatuur van veertig graden in de schaduw op een beslissing lag te wachten. Iedereen bleef doodkalm onder die doorbraak van gezond verstand in de zuivere sfeer van de geschreven wet. Men gaf opdracht om het lijk te balsemen, terwijl men bezig was formules te vinden, tot overeenstemming te komen en veranderingen in de grondwet aan te brengen, die het de president van de republiek mogelijk moesten maken de begrafenis bij te wonen.

Men had zoveel afgepraat dat de praatjes tenslotte grenzen en oceanen overwaaiden en als een voorbode door de pauselijke vertrekken in Castelgandolfo waarden. Bijgekomen van de versuffende hitte van de pas verstreken augustusmaand, stond Zijne Heiligheid de Paus bij het raam en keek hoe de duikers in het meer zochten naar het hoofd van het vermoorde kamermeisje. De kranten hadden zich de laatste weken met niets anders beziggehouden en de Paus kon niet onverschillig blijven voor een mysterie dat zich op zo korte afstand van zijn zomerverblijf voordeed.

Maar die middag verwisselden de kranten, onvoorzien, de foto’s van de mogelijke slachtoffers voor de door een rouwrand omgeven foto van een twintigjarige vrouw. “Mamá Grande,” riep de Paus uit, onmiddellijk de wazige daguerreotype herkennend die hem vele jaren geleden was aangeboden, toen hij de stoel van de Heilige Petrus besteeg. “Mamá Grande,” riepen de leden van het kardinaalscollege in hun privé-vertrekken in koor, en voor de derde maal in twintig eeuwen heerste er een uur lang verwarring, hevige opwinding en een jachtige bedrijvigheid in het rijk zonder grenzen van het christendom, totdat de Paus in zijn lange, zwarte gondel geïnstalleerd was, op weg naar de verre, fantastische uitvaart van Mamá Grande.

Hij liet achter zich de zonnige perzikboomgaarden, de Via Appia Antica, waar onverschillige filmsterren zaten te zonnen op de terrassen zonder nog iets af te weten van de schokkende gebeurtenis, en daarna het sombere gevaarte van het Castelsantangelo aan de horizon van de Tiber. De zware doodsklokken van de Basiliek van Sint-Pieter vermengden zich in de schemering met de gebarsten klanken van de klokken van Macondo. Vanonder zijn snikhete baldakijn, over de kronkelige vaargeulen en geheimzinnige moerassen die de grenzen van het Romeinse Rijk en de veefokkerijen van Mamá Grande vormden heen, hoorde de Paus de hele nacht het gekrijs van de apen die opgeschrikt waren door het voorbijtrekken van de menigten.

Op zijn nachtelijke tocht vulde de pauselijke kano zich langzamerhand met zakken yucca, trossen groene bananen en kratten met kippen, en met mannen en vrouwen die hun bezigheden in de steek hadden gelaten om hun geluk te beproeven met het verkopen van allerhande zaken op de begrafenis van Mamá Grande. Zijne Heiligheid werd die nacht voor het eerst in de geschiedenis van de Kerk gekweld door de koorts van de slapeloosheid en door muggen.

Maar de wonderschone dageraad boven het gebied van de ‘Grote Oude Dame’, die allereerste aanblik van het rijk van de balsemien en de leguaan, wisten de ontberingen van de reis uit zijn herinnering en vergoedden zijn opoffering.

Nicanor was gewekt door drie kloppen op de deur waarmee werd aangekondigd dat Zijne Heiligheid in aantocht was. De dood had bezit genomen van het huis. Aangespoord door de opeenvolgende, dwingende toespraken van de president, door de koortsachtige twistgesprekken van de afgevaardigden die hun stem kwijtgeraakt waren en zich nu met elkaar bleven onderhouden door middel van conventionele gebaren, maakten enkelingen en groepen uit de hele wereld zich los van hun bezigheden en vulden de duistere galerijen, de smalle stegen en de snikhete zolders, en zij die later kwamen klommen op borstweringen, schuttingen, uitkijktorens, steigers en in schietgaten en installeerden zich daar zo goed en zo kwaad als dat ging. In de middensalon rustte het stoffelijk overschot van Mamá Grande onder een vervaarlijke berg telegrammen, in afwachting van de grote beslissingen langzaam in een mummie veranderend. Uitgeput door de vele gestorte tranen hielden de negen neven en nichten de dodenwake in een extase van onderlinge achterdocht.

Nog moest het universum vele dagen in gespannen afwachting blijven. In de raadszaal van het gemeentehuis, voor de gelegenheid ingericht met vier leren krukjes, een kruik met gezuiverd water en een hangmat van kleefkruid, leed Zijne Heiligheid aan een klamme slapeloosheid en bracht de lange, hete nachten door met het lezen van verzoekschriften en administratieve beschikkingen. Overdag deelde hij Italiaanse snoepjes uit aan de kinderen die door het raam naar hem kwamen kijken en gebruikte hij onder de pergola van astromelias het middagmaal met pastoor Antonio Isabel en af en toe met Nicanor. Zo leefde hij weken en maanden die eindeloos lang leken door het wachten en de hitte, totdat pastoor Pastrana zich met zijn trommel midden op het plein opstelde en de beslissing bekendmaakte. De openbare orde werd verstoord verklaard, rataplan, en de president van de republiek, rataplan, beschikte over de bijzondere bevoegdheid, rataplan, die hem toestond de uitvaart van Mamá Grande bij te wonen, rataplan, plan, plan.

De grote dag was aangebroken. In de straten die propvol stonden met roulettes, frituurstalletjes en loterijtafeltjes, en waar mannen met slangen om hun nek gerold luidkeels een balsem aanprezen die afdoende was tegen wondroos en die het eeuwige leven kon schenken; op het pleintje waar de bonte menigte haar tentzeilen had opgehangen en haar slaapmatten had uitgerold, maakten fraai uitgedoste boogschutters de weg vrij voor de autoriteiten. In afwachting van het grote ogenblik bevonden zich daar, behalve degenen die aan het begin van dit verhaal al zijn opgenoemd, de wasvrouwen uit San Jorge, de parelvissers uit Cabo de Vela, de stelpnetvissers uit Ciénaga, de garnalenvissers uit Tasajera, de tovenaars uit la Mojana, de zoutzieders uit Manaure, de harmonicaspelers uit Valledupar, de paardenhandelaren uit Ayapel, de papayaplukkers uit San Pelayo, de hanenmelkers uit La Cueva, de improvisatoren uit Sabanas de Bolivar, de Camajanes uit Rebolo, de roeiers van de Magdalena, de beunhazen uit Mompox, en nog vele anderen. Zelfs de veteranen van kolonel Aureliano Buendia – met aan het hoofd de hertog van Marlborough met zijn tooi van tijgerhuiden, – klauwen en – tanden – zetten zich over hun eeuwenoude wrok tegen Mamá Grande en haar geslacht heen en kwamen naar de begrafenis om de president van de republiek te vragen om de uitbetaling van hun oorlogspensioenen waar ze al zestig jaar op wachtten.

Even voor elven barstte de geestdriftige menigte, bijna bezwijmend onder de hete zon, in bedwang gehouden door een onverstoorbaar keurkorps van krijgers, gestoken in gala-uniformen van dolmannen en bepluimde helmen, in een luid gejuich uit. Waardig en plechtig in hun jaquetten en hoge hoeden verschenen de president van de republiek en zijn ministers, de afvaardigingen uit het parlement, het hooggerechtshof, de raad van state, de traditionele partijen en de geestelijkheid, en de vertegenwoordigers van het bankwezen, de handel en de industrie om de hoek van het telegraafkantoor. De oude, zieke president, een kale en gedrongen figuur, schreed voorbij onder de verbaasde blikken van de menigte die hem tot het ambt had geroepen zonder hem te kennen en pas nu naar waarheid kon getuigen van zijn bestaan. Tussen de aartsbisschoppen, uitgeput door de last van hun ambt, en de militairen, hun brede borst gepantserd met onderscheidingstekens, straalde de eerste magistraat van de natie onmiskenbaar macht uit.

Daarachter trokken in een kalme stoet van treurig krip de koninginnen van zus en zo voorbij.

Voor het eerst ontdaan van hun aardse luister, liepen daar, voorafgegaan door de internationale schoonheidskoningin, de koningin van de vezelige mango, de koningin van de groene ahuyama, de koningin van de inheemse banaan, de koningin van de bloemige yucca, de koningin van de indiaanse guave, de koningin van de sappige kokosnoot, de koningin van de gespikkelde witte boon, de koningin van het vierhonderdzesentwintig kilometer lange snoer van leguaaneieren en alle anderen die we niet vermelden om dit verhaal niet eindeloos lang te maken.

In haar met purper beklede doodkist, door acht koperen bouten van de dagelijkse werkelijkheid gescheiden, was Mamá Grande toen al te zeer doortrokken van haar formaldehyde eeuwigheid om de omvang van haar grootsheid te kunnen beseffen. Alle luister waarvan ze op het balkon van haar huis had gedroomd als ze door de hitte niet slapen kon, werd tot werkelijkheid in die achtenveertig glorierijke uren waarin alle symbolen van haar tijd haar nagedachtenis kwamen eren. De Paus in eigen persoon, die ze in haar koortsige verbeelding in een blinkende karos boven de tuinen van het Vaticaan had zien hangen, weerstond de hitte met een waaier van gevlochten palmblad en vereerde de indrukwekkendste begrafenisplechtigheid met zijn allerhoogste aanwezigheid.

Verblind door het machtsvertoon merkte het volk het begerige klapwieken op de nok van het huis niet op, toen de twistende hoge heren noodgedwongen tot overeenstemming kwamen en de katafalk op de meest verheven schouders naar buiten werd gedragen. Niemand zag de waakzame schaduw van de stinkgieren die de lijkstoet door de gloeiende straatjes van Macondo volgde en niemand merkte op dat die straatjes waardoor de stoet van hoge heren trok, bedekt raakten met een stinkend spoor van afval. Niemand zag dat de neven en nichten, de petekinderen, de bedienden en de beschermelingen van Mamá Grande de deuren sloten zodra het stoffelijk overschot naar buiten was gedragen, en de deuren uit hun voegen lichtten, de planken sloopten en de fundamenten blootlegden om het huis onder elkaar te verdelen. Het enige wat niemand in het tumult van de begrafenis ontging was de luide zucht van opluchting die de menigte slaakte toen aan die veertien dagen van gebed, exaltatie en overdreven lofzangen een einde was gekomen en het graf verzegeld werd met een loden plaat. Sommigen van de daar aanwezigen hadden zo’n scherp onderscheidingsvermogen dat ze begrepen de geboorte van een nieuw tijdperk mee te maken.

Nu kon Zijne Heiligheid, na zijn missie op aarde volbracht te hebben, in lichaam en ziel ten hemel varen en kon de president van de republiek naar eigen goeddunken gaan regeren en konden de koninginnen van zus en zo trouwen, gelukkig zijn en veel kinderen bij zich laten verwekken en baren, en konden de menigten op het ontzaglijk grote grondgebied van Mamá Grande hun tentzeilen naar believen ophangen, want de enige die zich daar tegen verzetten kon en voldoende macht bezat om dat te doen, begon te rotten onder een loden plaat.

Toen moest er alleen nog maar iemand op een krukje bij de voordeur gaan zitten om deze geschiedenis te verhalen, tot lering van en voorbeeld voor de komende generaties, en opdat niemand van de ongelovigen op aarde onbekend zou blijven met het leven en de werken van Mamá Grande, want morgen, woensdag, komen de straatvegers om het vuil van haar begrafenis weg te vegen, tot in alle eeuwigheid.