5 De moord bij het Groene Zoodje

Profiel van de moord:

Plaats en tijd: Het Groene Zoodje, zaterdag 20 augustus 1672.

Slachtoffers: 1e: Johan de Witt, regentenzoon uit Dordrecht (± 1625 - 1672) en tot een paar weken voor zijn dood Raadpensionaris van Holland. Voorstander van ‘de ware republiek’ en fel tegen de Prins van Oranje als stadhouder.

2e: Cornelis de Witt, broer van Johan (1623 – 1672). Staatsman en als vertegenwoordiger van de regering aanwezig bij de Tocht naar Chatham.

Daders: Zogenaamd ‘het gepeupel’. In werkelijkheid leden van de Haagse schutterij, opgehitst door felle Oranjegezinden, van wie de namen bekend zijn. De bijdrage van het gewone volk bestond voornamelijk uit lijkschennis nadat de slachtoffers door de schutters waren gedood.

Motief: Gecompliceerde en door latere historici hier en daar wat verdoezelde gegevens maken het moeilijk vast te stellen wat het motief precies is geweest. De betrokkenheid achter de schermen van de Prins van Oranje is nooit bewezen, maar zijn gedrag geeft te denken.

Afloop: Geen juridische gevolgen. Sommige daders zijn later zelfs door de Prins aan een ambt geholpen of beloond.

Het Groene Zoodje, in 1672 , door Lennart Nijgh – Beroemde mensen zijn een beetje onsterfelijk. Ze gaan niet zomaar dood, tenzij ze vermoord worden. Maar dat gebeurt dan natuurlijk niet door de eerste de beste gek. Dat zou op een ongeluk of een domme samenloop van omstandigheden lijken en dat weigert het publiek te geloven. Kortom: een groot man moet een groot moordenaar hebben. Daarom duikt na de moord op een beroemdheid dikwijls het gerucht op dat de dader niet alleen was en dat er sprake zou zijn van een samenzwering.

Als er ooit een moord is gepleegd die vermoedens omtrent een samenzwering oproept, dan is het wel de redeloze
lynchpartij waarvan Johan en Cornelis de Witt in 1672 het slachtoffer werden en die slecht lijkt te passen in onze beroemde Gouden Eeuw. Het klinkt eerder middeleeuws: midden in Den Haag, op een steenworp afstand van de regeringsgebouwen, op klaarlichte dag, worden twee hooggeplaatste Nederlanders om het leven gebracht, hun lichamen worden op een weerzinwekkende manier mishandeld en de overheid treedt niet tegen de daders op.

Integendeel, een paar van de gangmakers worden door de stadhouder Willem van Oranje beloond.

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden is in feite niet meer dan een uit nood geboren verbond van gewesten, geregeerd door elkaar wantrouwende kooplieden. Tijdens de opstand tegen Spanje heeft zich uit die kooplieden een nieuwe elite ontwikkeld: de regenten. De groeiende macht van deze ‘nieuwe Hollandse adel’ wordt met lede ogen aangezien door de kleine ambachtslieden. In de tweede helft van de zeventiende eeuw groeit het verschil tussen arm en rijk op een dramatische manier: de sober geklede staalmeesters van Rembrandt zijn in de praalzuchtige, barokke miljonairs van Rubens en Van Dyck veranderd.

In 1672 is de Republiek in levensgevaar. Oorlog met Frankrijk, Engeland en met de bisdommen Munster en Keulen.

Lodewijk XIV, de Zonnekoning, is met zijn leger de grote rivieren overgestoken en staat in juni al in Utrecht. Friesland is van de rest van de Republiek gescheiden en alleen de Hollandse Waterlinie belet de Fransen de verdere opmars enigszins. In de Hollandse steden breekt paniek uit. De banken worden bestormd, de aandelen kelderen en er dreigen allerlei uitbarstingen van oproer, afgewisseld met perioden van apathie en onzekerheid.

Alleen op zee blijven de Hollanders heer en meester, dankzij De Ruyter. Die zou weinig hebben kunnen beginnen zonder de man die de beslissing nam de volle nadruk op de zeemacht te leggen: Johan de Witt, telg uit een Dordrechts regentengeslacht en raadpensionaris van Holland, een functie die ongeveer te vergelijken is met die van de Duitse bondskanselier in onze tijd.

05. groene zoodje.tif

De Witt en een deel van de intellectuelen, de zogenaamde Loevesteiners’, koesteren de droom van de ‘ware Republiek’, geïnspireerd op klassieke Romeinse auteurs en het bijbelboek Richteren. Maar al de verlichte en verdraagzame ideeën van mensen als De Witt ten spijt: van democratie in onze zin van het woord hebben ze nog geen weet. Het regeren is de taak van degenen die door hun afkomst daartoe zijn geroepen, de kleine man moet zich nergens mee bemoeien. Maar juist dat deel van de bevolking kan niet zo gauw wennen aan het idee van een staat zonder vorst. En het woord Republiek, uit het Latijnse res publica (de algemene zaak) gevormd, zegt de mensen niets, nergens ter wereld bestaat zoiets. Er groeit een haast bijgelovige verering voor de Prins van Oranje. Velen dachten dat alles goed zou komen als er weer een bij de gratie Gods regerende heerser uit het Huis van Oranje was.

De snelle ineenstorting van de oostelijke grenzen veroorzaakt paniek in Holland en de basis waarop De Witt en zijn partijgenoten regeren blijkt eigenlijk te smal. De Prins wordt door de Staten toch tot Kapitein-Generaal van de strijdkrachten benoemd, zij het voor één jaar en Johan de Witts verwaarlozing van de landmacht, die mede te maken heeft met zijn vrees voor de militaire macht van de stadhouders, wordt algauw uitgelegd als verraad: de Franse koning zou De Witt en zijn partijgenoten hebben omgekocht. De hetze tegen De Witt neemt steeds grotere vormen aan; er verschijnen tientallen anonieme schotschriften.

In juni 1672 zien vier jongelui op een avond nog licht branden achter de vensters waar de Staten vergaderen. De gedachte komt bij hen op om het land van De Witt te verlossen en ze overvallen hem als hij in het donker huiswaarts keert. Door dolksteken gewond blijft de raadpensionaris liggen. Dood, denken de aanvallers, maar De Witt herstelt, hoewel hij een tijd uitgeschakeld is. Een aanslag op de raadpensionaris moet wel tot een vervolging leiden; toch ontkomen drie van de jongens aan een vervolging door dienst te nemen in het leger. De overblijvende is een zoon van de als Oranjegezind bekend staande raadsheer De Graeff. Hij wordt onthoofd. In de pamfletten die zijn executie beschrijven is hij bijna een hervormde heilige geworden. Een tijdgenoot wijt zelfs de dood van de De Witten rechtstreeks aan het bij de lagere standen zeer geliefde geschrift over De Graeffs martelaarschap ‘De Worstelinge Jacobs’. De drukpers blijkt een machtig wapen in een land als Holland, waar voor die tijd een groot aantal mensen kon lezen; de schattingen lopen tot over de zestig procent van de bevolking.

De vierde augustus 1672 neemt Johan de Witt, hersteld van zijn verwondingen, waardig ontslag als raadpensionaris omdat hij begrijpt in dit klimaat niets meer te kunnen uitrichten. Bovendien is in juni 1672 zijn broer Cornelis de Witt plotseling in Dordrecht gearresteerd,waarmee het Hof van Holland, het hoogste rechtscollege, eigenlijk tegen de regels in gaat.

Een zekere Tichelaer beschuldigt Cornelis ervan het plan te koesteren een aanslag op de Prins te plegen. Cornelis de Witt zou volgens de geruchten na een ruzie met admiraal De Ruyter van de vloot zijn weggestuurd; er is zelfs sprake van een handgemeen met De Ruyter.

Ofschoon De Ruyter het bericht ontzenuwt, blijft de lasterlijke geruchtenstroom aanhouden. Johan de Witt kan niets anders doen dan eisen dat ook Tichelaer gevangen wordt gezet.

Morele moed is iets wat de heren van het Hof van Holland volstrekt niet bezitten. In een tijd dat iedereen met de hand op zijn portemonnee achter zijn eigen belangen aanloopt, zijn mannen als De Witt en De Ruyter blijkbaar hoge uitzonderingen.

Op 19 augustus vindt men het nodig Cornelis op de pijnbank te leggen, in de hoop op een bekentenis, die in de zeventiende-eeuwse rechtspraak noodzakelijk is om iemand te veroordelen. Zo moet het gezicht van het Hof gered worden. Maar Cornelis bekent niet.

De Gevangenpoort wordt al sinds 14 augustus door de Haagse schutterij bewaakt, toen het gerucht dat De Witt ontsnapt zou zijn een grote schare volk op de been bracht.

Zaterdag 21 augustus, vroeg in de morgen, komt men Cornelis de Witt het vonnis van het Hof melden: hij wordt nergens schuldig aan bevonden, maar niettemin veroordeeld tot verbanning en verlies van al zijn ambten.

‘Dát zijn heren!’ moet De Witt schamper gezegd hebben. Buiten stookt de inmiddels vrijgelaten Tichelaer het publiek op. De schuld van Cornelis blijkt uit het feit dat hij, Tichelaer, in vrijheid is gesteld, beweert hij. De Witt is schuldig en die pijnbank is een afleidingsmanoeuvre, net als de zogenaamde straf. Natuurlijk allemaal Loevesteiners, die rechters, er moest werkelijk recht gedaan worden! Men roept om de Prins van Oranje. Die is ‘s morgens vroeg nogal haastig vertrokken. Een verzoek van de Haagse stadsbestuurders om versterking van het garnizoen in verband met te verwachten onlusten had hij afgewezen.

De Staten, die om de hoek vergaderen, horen van de opstootjes bij de poort en besluiten de ruiterij erop af te sturen, beroepssoldaten, in tegenstelling tot de schutters. Maar waarom is de order om de massa uiteen te slaan dan nooit gegeven?

In de loop van de dag groeit de dreigende stemming. Honderden mensen drommen urenlang samen, wachtend en murmurerend. De naam van de onthoofde De Graeff komt voortdurend weer boven in de opgewonden gesprekken. De Haagse magistratuur doet niets. Johan de Witt is inmiddels naar de Gevangenpoort gegaan met de bedoeling Cornelis te halen. Wist iemand van dit plan? De koets die beiden zou komen halen, is nooit gekomen.

Om vijf uur ’s middags barst de bom. De voornaamste onruststoker is volgens ooggetuigen een zilversmid, ene Verhoef, ‘een grote, zwartharige kerel’. Hij is het die voorstelt het recht in eigen hand te nemen. Het is nooit bekendgemaakt waarom de ruiters ineens het bevel kregen in te rukken. Een officier merkt op: ‘Maar nu zijn dat dode lieden!’

Verhoef heeft smidshamers laten halen en de schutterij dreigt de deur open te schieten. De doodsbange cipiers geven toe en laten Verhoef en een aantal schutters binnen, ze treffen Cornelis in bed aan, een teken dat de behandeling op de pijnbank toch niet zo licht geweest was als Tichelaer beweerde. Verhoef praat nog even met Johan de Witt, wat prompt tot gevolg heeft dat de buiten wachtende schutters hem ervan beschuldigden alvast De Witts ‘goutbeurs en horologie’ geroofd te hebben. Dan worden de beide broers naar buiten gesleurd.

Daar wordt Cornelis onder de voet gelopen en Johan de Witt wordt in zijn hals geschoten. Het schavot op het Groene Zoodje halen ze geen van beiden levend. Volgens de afbeeldingen en verhalen van tijdgenoten zijn Johan en Cornelis met musketsalvo’s gedood en vervolgens naar de galg gesleept. Het maakt eerder de indruk van een half mislukte executie dan van een werkelijk volksgericht en of de ‘heffe des volks’ aan de moordpartij zelf heeft deelgenomen, is twijfelachtig.

Dat wat er na hun dood met de lichamen van de beide broers gebeurt, is de bron van alle gruwelverhalen. Gruwelijk is het zeker; de lijken worden uitgekleed, de geslachtsdelen afgesneden, de ingewanden eruitgehaald en opengespalkt hangt men ze aan de galg. Ondersteboven, als varkens die geslacht zijn en dat willen de daders er ongetwijfeld mee uitdrukken.

Verhoef gaat er later prat op dat hij de harten eruit heeft gehaald. Anderen lopen met een vinger of een orgaan rond. Het tafereel heeft iets onwerkelijks, zoals een schilderij van Jeroen Bosch: een wereld vol gruwelen, waar niemand zich over op schijnt te winden.

Heel Den Haag, deftig en niet deftig, komt de volgende ochtend langsparaderen om de lijken te zien. Een paar dominees hebben het van de kansel over de Wrake Gods. Er verschijnen weer heel wat pamfletten. Hier en daar roepen opstandige lieden dat ze ‘neuzen en oren’ zullen komen halen.

Een enkeling, de Joodse wijsgeer Baruch Spinoza, heeft de moed openlijk schande van deze barbaarsheid te spreken.

Hoe afgrijselijk de gebeurtenis voor ons ook moge zijn, waarschijnlijk is dat voor de mensen in 1672 minder het geval geweest. Aan openbare en bloederige vormen van rechtspleging is men gewend, er wordt nog volop in het openbaar gevierendeeld en geradbraakt en afgehakte lichaamsdelen worden nog altijd tentoongesteld; lijken hangen aan de galg tot ze er vanaf vallen.

De lugubere ‘varkensslachting’ wijst op een uitbarsting van haat tegen de regenten, maar is op zichzelf zo uitzonderlijk niet geweest.

Johan de Witt kreeg van latere generaties eerherstel, maar de geschiedschrijvers wisten zich niet goed raad met uitleggen. Het Huis van Oranje had de eeuwen immers getrotseerd en de stelling dat Johan en Cornelis de Witt het slachtoffer zijn geworden van een moord leidt tot een nare conclusie: een door Willem III in het gunstigste geval gedoogde moord onder de dekmantel van een ‘oproer’. Het merkwaardige gedrag van de Prins voor en na de fatale dag, diens nogal botte beloning van de daders, de tegenstrijdige orders aan de ruiterij en de belastende aanwijzingen zijn te talrijk om ‘van de Prins geen kwaad te weten’, zoals veel historici tot op de dag van vandaag gedaan hebben.

De onschuldigen gestraft, de schuldigen beloond: hoezo, Gouden Eeuw? De gebroeders De Witt konden maar beter door ‘het grauw’ zijn vermoord. Niet door het volk dat een Rembrandt, een Constantijn Huygens, een Vondel had voortgebracht, maar door een naamloze massa. Dat betekent dat er niemand schuld aan heeft gehad en zeker niet een Prins van Oranje.

De Witt leefde nog een tijd voort in de nu bijna uitgestorven zegswijze ‘Jongens van Jan de Witt’ en in kleine kring kent men hem als de uitvinder van, ironisch genoeg, de levensverzekering.

‘Het gepeupel’ bleek de langste adem te hebben en is in ieder geval tot op de huidige dag in de geschiedenisboekjes blijven staan.

Lange tijd waren de enige zichtbare herinneringen aan de De Witts erg luguber. Het hart van Johan de Witt, eruit gesneden door Dirck Verhoef, is nog lang met het hart van Cornelis tentoongesteld. De duim en tong van de gebroeders De Witt zijn nog altijd te vinden in het Haags Historisch Museum.

Pas in onze eeuw, in 1918, werd er vlak bij de Gevangenpoort een beschaafdere hommage gecreëerd, een standbeeld onthuld door koningin Wilhelmina. Op het standbeeld staat: ‘Leider en dienaar der Republiek, vormer harer machtigste vloten, verdediger der vrije zee, verzorger van ’s lands gelden, wiskundige, een volmaakt Hollander.’ Het beeld van Johan wijst met zijn vinger naar de plek waar hij en zijn broer gelyncht zijn: het Groene Zoodje.

Mysteries in Nederland - Den Haag
titlepage.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_0.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_1.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_2.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_3.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_4.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_5.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_6.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_7.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_8.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_9.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_10.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_11.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_12.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_13.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_14.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_15.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_16.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_17.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_18.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_19.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_20.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_21.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_22.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_23.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_24.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_25.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_26.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_27.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_28.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_29.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_30.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_31.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_32.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_33.xhtml
awb_-_mysteries_Den_Haag_9789044964745_split_34.xhtml