Geluk

Sertan heeft me vanmiddag vanuit de gevangenis gebeld. Of ik het leven zonder hem nog leuk vond? Die idioot leeft echt op een andere planeet. Ik zat even te denken om hem te vertellen dat ik een test over zijn eigenschappen heb ingevuld en dat hij een psychopaat bleek te zijn. Ik heb me op het laatste moment ingehouden. Dat zou hem woedend maken en ook al zit hij in de gevangenis, ik ben nog steeds bang voor zijn boosheid.

Om het gesprek een andere wending te geven, heb ik hem verteld dat ik op zoek ben naar werk, maar dat het niet meevalt om een goede baan te vinden. Sertan liet me niet uitpraten. Hij had meteen een goed idee: ik moest zijn vriendin in huis nemen, haar elke dag naar de rosse buurt rijden en dan zou ze me voor de huur en de moeite betalen.

Het enige waar ik aan kon denken was: Lekker makkelijk voor jou, vuile schoft, als ik samen met je vriendin het huis deel. Kan je mooi bij ons intrekken op het moment dat je vrijkomt.

Ik ben nu al bang wat er gaat gebeuren als Sertan lang genoeg voor zijn daden gezeten heeft. Ik vrees dat hij me niet met rust laat. De politie had het over een straatverbod. Ik moet uitzoeken hoe dat zit, voordat het te laat is.

 

Drie dagen later komt Anna langs om te vertellen of ze besloten heeft om haar identiteit prijs te geven.

‘En? Blijf je anoniem?’ vraag ik ongeduldig.

‘Dat ga ik je zo vertellen, maar ik wil je eerst iets vragen. Ben je gelukkig?’

‘Wat is dat voor een vreemde vraag?’

‘Gewoon, je ziet er altijd zo gelukkig en zelfverzekerd uit,’ zegt Anna.

‘Ik denk dat niemand honderd procent gelukkig is, ongeacht wat hij of zij bereikt heeft in het leven.’

‘Ik ben 37 en ik heb helemaal niets gepresteerd behalve mijn eigen leven verkloten. Mijn brein is net een voorraadschuur van negatieve ervaringen en gedachten,’ constateert Anna.

‘Ga die schuur dan een keer opruimen, probeer zo veel mogelijk te vergeten. Als je in het verleden blijft hangen, dan verpest je je toekomst.’

‘Jij hebt makkelijk praten,’ reageert ze. ‘Logisch dat ik niet in het verleden wil blijven hangen, maar ik weet niet hoe ik verder moet.’

Anna is in een depressieve bui, dat kan ik zo zien. Natuurlijk is ze veel te lang blijven hangen in het kleverige net van haar verziekte relatie, maar nu is ze vrij en ze moet inzien dat ze voldoende kansen op succes heeft. Anna is mooi, slim en ze heeft gevoel voor humor. Ik kan me niet voorstellen dat een vrouw deze combinatie niet in haar voordeel zou kunnen gebruiken.

Ik kijk haar aan. ‘Weet je wat Tolstoj heeft gezegd? “Geluk is niet afhankelijk van dingen buiten ons, maar van de manier waarop wij die zien.” Misschien moet je even weg, op vakantie naar de Oekraïne of ergens anders. Soms heeft een mens wat meer afstand nodig om zijn geluk te bezien.’

‘Geluk, geluk, wat is geluk?’ mompelt Anna.

‘Een glazen bal die plotseling uit de hemel valt en je dromen weerspiegelt. De meeste mensen rennen er hard achteraan en proberen die te vangen, maar als de bal stopt met rollen, schoppen ze hem weg.’

‘Je bedoelt dat we niet waarderen wat we al hebben?’

‘Ik in ieder geval niet. Ik lijd veel intenser als ik iets niet voor elkaar krijg dan dat ik geniet van wat ik al heb. En ik pieker te vaak. Misschien wordt het tijd dat ik me afvraag of het zin heeft om naar de zin van het leven te zoeken.’

Anna denkt even na. ‘Ze zeggen dat het ongeluk in een klein hoekje zit. Waar zit het geluk dan?’

‘Dat moet je zelf zoeken. Iedereen vindt het ergens anders. Soms zit het ook in de kleine dingen.’

‘Vind je dat wat ik meegemaakt heb, iedereen kan overkomen?’ vraagt Anna plotseling.

Dat is een gewetensvraag. Ook al weet ik het antwoord, dan nog weet ik niet of je zo’n vraag moet beantwoorden. Maar in dit geval weet ik het antwoord niet eens. Heel veel meisjes worden verliefd op loverboys en laten zich mishandelen, ongeacht hun milieu of opleiding.

‘Volgens mij heb je heel veel pech gehad. Maar na alle schokkende dingen die je meegemaakt hebt, kun je tenminste zeggen dat je leven een boek waard is. Dat kan echt niet iedereen beweren.’

Een zweem van een glimlach verschijnt op Anna’s lippen. ‘Hoe krijg je het voor elkaar om overal een positieve draai aan te geven?’

‘Het is nooit te laat om te worden wat je altijd hebt willen worden,’ zeg ik.

‘Filmactrice? Daar ben ik nu een beetje te oud voor. Door mijn huwelijk ben ik bovendien heel erg aan mijn talent gaan twijfelen. Na twaalf jaar samenwonen met Sertan, weet ik dat ik nog geen greintje van zijn acteer-talent bezit.’

‘En hoe gaat het met Dave?’

‘We zien elkaar niet meer. Ik heb het uitgemaakt. Daten met een getrouwde man is alsof je in een mooie leugen leeft. Ik wil geen leugens meer.’

 

Alsof ze niet genoeg problemen heeft, krijgt Anna er nog een probleem bij: haar oudste zoon heeft van iemand gehoord dat zijn vader in de gevangenis zit. Daarna is hij boos weggelopen en Anna weet niet waar hij uithangt.

‘Ik heb er alles aan gedaan om hem goed uit te leggen waarom ik dat voor hem verzweeg, maar hij ging helemaal door het lint,’ vertelt Anna. “Wat kan jij liegen, mam!” schreeuwde hij in mijn gezicht. “Terwijl je me leert hoe belangrijk eerlijkheid is.” Het enige wat ik kon zeggen was dat ik zoiets verschrikkelijks niet aan hem durfde te vertellen en dat is ook zo. Je probeert een kind zo veel mogelijk te beschermen.’

‘Van wie heeft hij het gehoord?’

‘Van een buurman die gezien had hoe de politie Sertan arresteerde.’

 

Na een dag vol zorgen en tientallen telefoontjes naar allerlei kennissen, komt Anna’s zoon terug naar huis. Ze is dolblij dat hij ongedeerd is. Hij heeft bij een vriend gelogeerd, omdat hij daar beter het schokkende nieuws kon verwerken.

‘Mijn zoon is niet meer zo boos op mij,’ zegt Anna opgelucht. ‘Hij vindt het nog steeds verkeerd dat ik hem al die tijd niets verteld heb, maar hij begrijpt wel waarom ik mijn mond hield. Ik ben zo blij dat hij terug is.’

Anna’s vreugde maakt algauw plaats voor angst en spanning als we van de advocate van Sertan horen dat de zitting van het hoger beroep eindelijk gepland is en wel voor morgen. Ik baal ervan dat ze dat zo laat heeft gemeld, want nu moet ik op het nippertje een belangrijke afspraak afzeggen. Voor Anna is het wel positief. Dat betekent slechts één slapeloze nacht.

‘Waar hoop je op?’ vraag ik.

‘Dat Sertan er niet te gemakkelijk vanaf komt,’ zegt Anna. ‘Als het aan mij ligt, wordt zijn straf door het Hof verhoogd. Ik heb gelezen dat sommige loverboys maar liefst acht jaar hebben gekregen.’

‘Wees blij als de uitspraak van de vorige keer bevestigd wordt. Er zijn ook loverboys die maar twee jaar krijgen, terwijl meerdere vrouwen getuigd hebben. Als dat zo is, dan komt Sertan over een paar weken vrij, omdat hij al twee jaar in de gevangenis heeft gezeten.’

‘Wat een steun heb ik aan jou, zeg!’ roept Anna verontwaardigd.

‘We moeten gewoon reëel blijven: deze rechtszaak kan nog alle kanten op.’

 

We spreken af dat we tegen de avond een strandwandeling gaan maken. Zomaar, ik heb geen vragen meer. Wie weet zwijgen we de hele tijd voor de afwisseling.

Aan zee blijkt het winderiger dan gedacht. De golven schieten omhoog in een fascinerend schouwspel.

‘Het leven is net zo veranderlijk als de zee,’ zegt Anna.

Dino heeft daar geen last van. Voor hem is elke dag hetzelfde: eten, slapen, knuffelen en lange wandelingen. Hij komt af en toe een bal naar ons brengen, die we om de beurt zo ver mogelijk proberen te gooien. Zijn vrolijke geblaf verstoort de stilte van de natuur.

‘Mijn leven is een ruïne,’ zegt Anna plotseling.

‘Een ruïne die je kunt restaureren,’ reageer ik kalm.

 

Op het strand praten we over alles en nog wat, eigenlijk over alle dingen waar we nog nooit over gepraat hebben, omdat onze gesprekken steeds over Sertan gingen.

‘Mis je je vaderland?’ vraagt Anna.

‘Niet echt, ik voel me thuis in Nederland.’

‘Ik mis de galante Oekraïense mannen,’ zegt Anna. ‘Als een Nederlander het autoportier voor een vrouw openhoudt, dan heeft hij of een nieuwe auto of een nieuwe vrouw.’

We beginnen te lachen. ‘Nou, ik heb toch liever een Nederlandse man die niet galant is, maar wel in de huishouding helpt. Die Bulgaarse macho’s doen dat niet. Ze kunnen alleen autoportieren openhouden. Het enige wat ik mis is de mooie natuur en vooral de bergen.’

‘Ja, Nederland lijkt wel een pinguïnkolonie met al die mensen op zo’n kleine oppervlakte,’ zegt Anna. ‘Daar kan ik niet aan wennen. En ook niet aan het gebrek aan spontaniteit. De Nederlanders kopen elk jaar vijftien miljoen agenda’s. Vijftien miljoen, kun je je dat voorstellen? Ze gebruiken ze zelfs om hun vrije tijd te plannen zodat ze geen ruimte meer hebben voor spontane afspraken. Maar ze zijn verder heel correct en zeker niet zo gecorrumpeerd als de Oekraïners met hoge functies, die allemaal hun zakken vullen ten koste van de bevolking.’

Er verschijnt een glimlach op het gezicht van Anna. ‘Ik herinner me iets grappigs. De man van mijn beste vriendin werkt bij de verkeerspolitie. In de zomervakantie zei hij tegen mij: “Anna, als je een keer aangehouden wordt, moet je me bellen. Ik zorg dat je geen boete krijgt.”

Op papier ontving hij minder salaris dan zijn vrouw, maar in werkelijkheid verdiende hij vele malen meer, omdat de Oekraïense politie zo corrupt is.

Ik dacht: Fijn om te weten, maar waarschijnlijk heb ik je hulp niet nodig. Wat denk je: twee dagen later parkeerde ik op een plek waar een parkeerverbod bleek te gelden. Een jonge agent sommeerde me om samen met hem naar de politieauto te lopen. Ik belde direct mijn vriend op: “Help, ik krijg een bekeuring.”

“Waar zit je dan?” vroeg hij.

Ik begon dat uit te leggen. Op het moment dat ik bij de politieauto aankwam, ging het raampje naar beneden. Mijn bevriende politieagent zat erin en bulderde van het lachen. Oekraïense politiehumor.’

We lopen verder. Dino rent onvermoeibaar rondjes om ons heen. Anna pakt een schelp en schrijft het woord ‘vrij’ in het natte zand. Ik weet niet wat ze me hiermee duidelijk probeert te maken. Ik wil het ook niet vragen, want ik weet dat haar vrijheid zo kwetsbaar is, dat deze al bij de eerste grote golf van de zee kan verdwijnen.

Het wordt steeds kouder. Anna trekt de rits van haar jas dicht.

‘Zullen we naar huis gaan?’

Ze knikt.

De ondergaande zon kleurt de lucht rood terwijl we naar huis rijden.

 

Het is ruim een jaar geleden dat ik Anna voor het eerst heb ontmoet. Een jaar waarin we steeds dichter bij elkaar zijn gekomen, een jaar waarin de momenten van hevig verdriet werden afgewisseld door momenten van lol en waarin onbegrip plaatsmaakte voor genegenheid. Inmiddels vertrouwen we elkaar de meest intieme dingen toe, zaken die vrouwen normaal niet eens aan hun beste vriendin toevertrouwen. Onze stroeve kennismaking lijkt verleden tijd, omdat we beseffen waarom we allebei zo kil waren. Anna moest haar emoties uitschakelen om haar levensverhaal vloeiend te vertellen (ik vond het in het begin heel verdacht dat een vrouw de meest trieste situaties beschrijft zonder een traan te laten). Ik moest mijn medelijden uitschakelen om kritische vragen te kunnen stellen (waardoor zij dacht dat haar verhaal me koud liet).

Toch ben ik heel blij dat het zo is gegaan. Als Anna in huilen was uitgebarsten, dan was het waarschijnlijk misgegaan, omdat ik dan mijn objectieve houding niet had kunnen volhouden. Maar Anna ging niet huilen, ze hield haar hoofd koel, geholpen door de antidepressiva. En ik hield mezelf groot door op de feiten te blijven focussen.

Doordat Anna meestal heel spontaan en opgewekt was, voelde ik me vrij om achter al haar zinnen een vraagteken te zetten, om bewijs, bevestiging en uitleg te zoeken en net zo lang door te vragen tot ik een bevredigend antwoord kreeg.

Ondanks het feit dat onze gesprekken zo vlot en prettig verliepen, voel ik me bij het afronden van het manuscript toch uitgeput. Dat komt waarschijnlijk niet door het onderwerp, maar door het vele nachtelijke werk in combinatie met het vroege opstaan voor de kinderen.

Ik denk dat ik nu bijna klaar ben en toch ga ik elke keer terug naar de eerste bladzijden en blijf ik schaven. Vooral aan mijn eigen woorden, die ik tot een minimum probeer te beperken. Ik wil laten zien hoe ik de gesprekken met Anna ervaren heb, maar ik wil niet het verhaal naar me toe trekken. Helaas kan Anna zichzelf geen kritische vragen stellen. Als ze in haar eigen ziel probeert te graven, dan komt dat heel gekunsteld over. Er is niemand die zichzelf op strenge toon ondervraagt.

Ik las een keer het autobiografische verhaal van een vrouw, die haar machoman zo boos had gemaakt dat hij haar bij wijze van wraak door zijn vrienden liet verkrachten. Ze stapte niet naar de politie. Niemand gelooft tenslotte dat een man de verkrachting van zijn eigen vrouw regelt, terwijl ze zwanger is van zijn kind. Hoe is het mogelijk dat leugens soms aannemelijker klinken dan de waarheid? Hoe kan de waarheid zo sterk zijn dat die moeilijk te geloven is?

Stukje bij beetje begon ik te begrijpen waarom Anna me haar levensverhaal op zo’n vreemde manier vertelde: totaal zonder emotie, ook als het ging om vreselijke dingen zoals dagelijkse verkrachtingen en psychische mishandeling. Twaalf jaar lang had ze niemand om op terug te vallen, niemand met wie ze haar pijn kon delen. Daarom was ze zo goed geworden in het afsluiten van haar gevoelens. Zelfs haar moeder weet nog steeds niet dat ze in Nederland verkocht is om in de prostitutie te werken. Dat verhaal heeft Anna nooit aan iemand verteld. Ook niet aan haar beste vriendin in de Oekraïne. De schaamte snoerde haar de mond, maar na twaalf jaar had ze het gevoel dat ze niets meer kon verliezen. Ze moest eerst de schillen van angst en pijn afpellen voordat ze weer zichzelf kon zijn.

Ik heb haar de afgelopen maanden niet aangemoedigd om aangifte tegen haar ex te doen. Wel gevraagd waarom ze dat niet overwogen had.

‘Dat heb ik heel vaak overwogen, maar ik hoop dat hij me met rust laat. Als ik aangifte tegen hem doe, dan weet ik zeker dat dit niet gaat gebeuren. In het gunstigste geval krijgt hij een hogere straf, maar als hij vrijkomt, dan ben ik mijn leven niet meer zeker.’