Dilemma’s

Mensen kunnen bijzonder openhartig zijn met vreemdelingen, vooral als ze via een computer praten. Ik denk dat ik die vrijwel onbekende man aan de andere kant van de lijn met vrijheid associeer en juist dat maakt hem zo aantrekkelijk.

Dave’s e-mails zijn reddingsboeien voor mijn eigenwaarde. Ze prikkelen mijn nieuwsgierigheid, bespelen de snaren van mijn fantasie. Wat een verschil met mijn ex die me twaalf jaar lang elke dag probeerde te vernederen.

Dave noemt me bij mijn naam, Sertan gebruikte altijd het woord schat. Dat vond ik zo erg, dat hij mijn naam niet gebruikte. Waarschijnlijk noemde hij al zijn vrouwen ‘schat’ om niet in de war te raken. Zoveel namen kon hij niet onthouden.

Toen ik er een keer op aandrong dat hij mijn naam gebruikte, noemde hij me per ongeluk Vivian. Dat was natuurlijk heel stom van hem, want we kregen meteen ruzie. Ik wilde weten wie die Vivian was, maar hij hield het op een grapje. Een stom grapje.

Dave is zo anders. Ik voel dat hij respect voor me heeft. Ik vertel hem alles in mijn lange mails en toch heeft hij respect voor me. Dat maakt me heel gelukkig.

 

‘Ik denk dat ik langzamerhand verliefd aan het worden ben,’ zegt Anna.

‘Wacht maar af tot je hem ziet. Straks blijkt dat hij op zijn profiel een foto van tien jaar geleden heeft geplaatst toen hij nog niet kalend was en geen bierbuik had.’

‘Daar geloof ik niets van. Dave is te eerlijk voor zulke goedkope trucs.’

‘Ik hoop het voor je. Wanneer ga je hem ontmoeten?’

‘Morgen. Ik ben bang dat ik vanavond niet kan slapen.’

‘Dan krijg je van die lelijke wallen onder je ogen en ziet hij je niet zitten.’

‘Ik denk dat de verliefdheid inmiddels wederzijds is,’ zegt Anna. ‘Ik hoop alleen dat Sertan mijn nieuwe vriend met rust laat als hij uit de gevangenis komt.’

‘Heb je Sertan al verteld dat je een nieuwe vriend hebt? Waarom wil het niet tot je doordringen dat je niet geketend bent aan je verleden, dat je je ex geen uitleg verschuldigd bent over je huidige leven?’

‘Ja, maar hij vroeg er wel tien keer naar. Hij wilde per se weten of ik al iemand anders had. Het leek me goed om de waarheid te vertellen. Als Sertan weet dat ik een vriend heb, laat hij me misschien met rust, redeneerde ik. Ik heb hem wijsgemaakt dat Dave een donkere huidskleur heeft. Dat is trouwens niet waar, maar ik zei het om Sertan te pesten. Hij denkt al jaren dat ik op zwarte mannen val, terwijl dat helemaal niet waar is.’

‘Hoe komt hij er dan bij?’

‘Alsof ik dat weet. Ik denk dat het idee hem opwond, want tijdens de seks riep hij steeds: “En nu krijg je een dikke negerlul.” Ik vond het afschuwelijk dat hij zo praatte. Ik vroeg hem om hiermee op te houden, maar toen deed hij het juist nog vaker. Ik denk dat Sertan het gewoon leuk vond om me te pesten. En nu heb ik eigenlijk hetzelfde gedaan: hem met een negroïde minnaar terugpesten.’

‘Wat kinderachtig.’

‘Ja, een beetje wel. Sertan werd ontzettend kwaad. Hij zei dat ik al die jaren van hem heb geprofiteerd. En als afsluiter riep hij: “Eigenlijk had jij al die jaren in de prostitutie moeten werken.” Ik kreeg toen tranen in mijn ogen.’

‘Gelukkig ben je eindelijk van hem af.’

‘Niet helemaal,’ zucht Anna. ‘Gescheiden is iets, loskomen van hem iets heel anders.’

 

Drie maanden lang gebeurt er niets spannends. De rechtszaak tegen Sertan wordt keer op keer uitgesteld. Anna zit er niet mee. Ze heeft eindelijk werk en ook al zijn het simpele inpakklusjes aan een lopende band, ze is blij dat ze niet langer thuis zit. Ze vindt het leuk dat ze collega’s heeft met wie ze over alles en nog wat kan praten.

Haar internetvriendje Dave blijkt ook in levenden lijve de ideale man. Ze ontmoeten elkaar een paar keer per week en volgens Anna is hun relatie het leukste wat een mens kan overkomen. Het enige wat haar zorgen baart, is dat Dave al een paar keer heeft gevraagd wat er gaat gebeuren als haar ex vrijkomt.

‘Het klinkt alsof hij bang voor hem is,’ zegt Anna. ‘En daar ben ik helemaal niet blij mee.’

‘Misschien wil je nieuwe vriend alleen maar weten waar hij aan toe is. Sertan is tenslotte geen standaard ex.’

‘Ja, maar ik heb nu meer dan ooit behoefte aan een sterke man. Als Dave me niet wil beschermen, dan wordt het waarschijnlijk niets.’

Ik heb een slecht voorgevoel wat de relatie van Anna betreft, maar dat kan ik niet verklaren. Nog een maand later ontdek ik waarom.

Anna belt aan de deur, haar gezicht in tranen. Haar geliefde blijkt getrouwd te zijn en vader van twee kinderen. Eindelijk heeft hij de moed gevonden om dat toe te geven. Eerder durfde hij het niet, omdat hij zo verschrikkelijk bang was om haar kwijt te raken.

‘Is een onmogelijke liefde nog steeds liefde?’ vraagt Anna door haar tranen heen.

‘Ik denk het wel.’

‘Ik voel me zo dom,’ zegt Anna. ‘Een vriendin van mij beweert dat ik op een eekhoorn lijk: ik hou van eikels. Ik denk dat ik nooit een eerlijke, fatsoenlijke man zal vinden.’

Meestal ben ik degene die dat soort opmerkingen maakt, maar deze wil ik niet voor mijn rekening nemen. ‘Het is nog niet te laat om hem te dumpen,’ zeg ik.

Er komt een nog droeviger blik in de ogen van Anna. ‘Begrijp je niet dat ik een keer voor mezelf wil kiezen na alles wat ik meegemaakt heb? Met Dave voel ik me eindelijk gelukkig. Als ik onze relatie verbreek, dan blijf ik met lege handen achter.’

‘Als God iets van je afpakt, is dat niet bedoeld als straf. Dan heb je je handen vrij om iets beters te ontvangen.’

‘Sinds wanneer geloof jij in God?’

‘Als het me uitkomt.’

‘Goed dat je het toegeeft,’ glimlacht Anna door haar tranen heen. Daarna zegt ze op serieuze toon: ‘Ik kan die relatie niet verbreken. Daar heb ik de kracht niet voor. Kijk wat voor sms’jes hij me stuurt.’

Ze laat me het scherm van haar mobieltje zien. ‘Als ik bij jou ben, kan ik tijdelijk al mijn sores vergeten. Tijdelijk, maar net lang genoeg om me op een fantasie-eiland vol liefde, begrip en genegenheid te wanen. Het is alsof ik op vakantie ben zonder dat ik ver hoef te reizen.’

Anna kijkt haast verliefd naar het schermpje van haar mobiel: ‘Dave opent een deur in me...’

‘Die je moet sluiten voordat het te laat is. Verliefdheid gaat over, het is net een flinke verkoudheid. Gewoon uitzieken.’

Anna blijft naar de tekst staren alsof ze me niet hoort.

‘Misschien moet ik accepteren dat mijn rol in zijn leven zich slechts tot een volmaakte fantasie beperkt,’ zegt ze. ‘Iedereen fantaseert wel eens over de echte grote liefde, toch?’

‘Dat is juist het probleem: jij fantaseert er niet alleen over. Begrijp nou dat minnares zijn een doodlopende weg is. Minnaressen trekken uiteindelijk altijd aan het kortste eind.’

‘Jij hebt makkelijk praten.’

‘En jij hebt vast wel het gemiddelde van tien miljard hersencellen, maar ik denk dat je momenteel niet eens de helft gebruikt.’

Anna kijkt me geschrokken aan.

‘Sorry, zo bedoelde ik het ook weer niet,’ haast ik me te zeggen. ‘Ik wil je alleen voor fouten behoeden. Dat is alles. Het gebeurt vrijwel nooit dat een getrouwde man gaat scheiden om met zijn minnares verder te gaan. Ondanks alle mooie beloftes.’

Anna kijkt me vertwijfeld aan: ‘Ik kan me niet voorstellen om mijn leven met iemand anders te delen. Bij hem kan ik eindelijk mezelf zijn.’

‘Uiteraard, hij gaat geen eisen stellen aan een vrouw met wie hij niet van plan is om samen te wonen. Daarom zijn al die buitenechtelijke relaties zo romantisch. Je hoeft geen ruzie te maken en je kunt zijn negatieve kwaliteiten negeren, omdat het allemaal tijdelijk is. Die paar uurtjes die je samen hebt, breng je in bed door en je gaat je echt niet druk maken of hij zijn vieze sokken opruimt. En hij zal zich natuurlijk ook niet afvragen of je een goede huisvrouw bent.’

‘Dat ben ik toevallig wel,’ zegt Anna, die duidelijk haar kalmte aan het verliezen is.

‘Helaas heb je daar niet zo veel aan, zolang hij bij zijn vrouw blijft.’

 

Dat gesprek met Anna zit me totaal niet lekker. Soms kan ik ondanks mijn goede bedoelingen iemand behoorlijk kwetsen. Ik baal van mijn eerlijkheid. Ik geloof dat mijn man de enige is die het waardeert. Daarom wil ik mijn hart luchten zodra hij van zijn werk terugkomt.

Frank luistert zoals gewoonlijk geduldig naar mijn verhaal. Of hij doet alsof hij luistert, daar zijn mannen behoorlijk goed in. Hoe dan ook, nu toont hij wel belangstelling voor het onvoltooide manuscript. Ik ben zo blij dat ik het direct uitprint.

Ik volg zijn gezichtsuitdrukking, terwijl hij leest. Geboeid. Dat gaat de goede kant op. Plotseling stopt hij met lezen en kijkt me fronsend aan.

‘Je zei dat die loverboy niet gevaarlijk is, maar nu lees ik dat hij volgens Anna wel degelijk in staat is om iemand te vermoorden. Wie moet ik dan geloven: jou of haar?’

‘Kijk, we weten allebei niet waar hij toe in staat is. We kunnen alleen maar gissen hoe hij reageert als alles uitkomt.’

‘En daar moet ik genoegen mee nemen? Ik ben er helemaal niet blij mee dat je de veiligheid van ons gezin in gevaar brengt,’ roept Frank.

Ik heb me nooit onveilig gevoeld. We wonen in een rustige groene buurt waar nooit iets gebeurt. Ik weet ook niet hoe het voelt om je zorgen te maken over je veiligheid. Dat lijkt me vreselijk, maar ik weet gewoon niet hoe het voelt. Of het moet die ene keer zijn dat ik per ongeluk in de Amsterdamse Bijlmer belandde en om elke hoek potentiële verkrachters zag. Waarschijnlijk waren dat onschuldige hangjongeren met een donkere huidskleur en toch voelde ik me bedreigd, gehersenspoeld door de berichtgeving in de media over gevaarlijke allochtonen. Maar ik laat me niet ook nog door mijn eigen man hersenspoelen.

‘Wat adviseer je me dan?’ zeg ik tegen hem feller dan bedoeld. ‘Moet ik stoppen? Mag het nooit naar buiten komen hoe loverboys vrouwen inpalmen en hoe de overheid machteloos staat toe te kijken? Ik heb nooit geweten dat er zoveel pooiers op vrije voeten werden gesteld, dat zoveel Nederlanders de hoerenbuurten bezoeken en hun ogen sluiten voor de blauwe plekken van de mishandelde meisjes, dat de overheid heel goed op de hoogte is van deze vorm van moderne slavernij, maar niet zo veel onderneemt om nieuwe slachtoffers te voorkomen.

Het is toch van de zotte dat Anna zonder één cent op zak op straat belandde, nadat ze door de politie uit de handen van mensenhandelaren was bevrijd. De andere meisjes kwamen alsnog in de prostitutie terecht en zij maakte kennis met een loverboy, omdat ze zonder opvang op straat zwierf.

Het is ook te gek voor woorden dat slachtoffers van loverboys wekenlang bij hun pooiers moeten blijven slapen, omdat er een tekort aan opvangplaatsen is. We wonen in een welvarend land waar mooie meisjes onder je neus worden verhandeld alsof ze vee zijn. Ze worden zelfs tegen auto’s geruild. Als je al deze dingen wist, hoef ik dit boek inderdaad niet te schrijven. Als de meeste mensen dat wisten...’

Ik heb een lavastroom aan woorden geproduceerd, haast zonder adem te halen. Ik werp mijn man een doordringende blik toe. Ik zie hem twijfelen.

‘Doe wat je wilt,’ zegt hij uiteindelijk.

In mijn oren klinkt dit als een aanmoediging, anders zou mijn man het nooit op die manier verwoorden. Blijkbaar begrijpt hij dat het voor mij inmiddels niet alleen maar een boek is, maar een soort persoonlijke strijd om dit onderwerp bekender te maken. Ik vind het onbegrijpelijk dat de handel in vrouwen in een democratisch land een van de grootste inkomstenbronnen is, omdat de pakkans zo klein is. In heel Europa schijnen nog geen honderdduizend mensen veroordeeld te zijn wegens mensenhandel. Dat is minder dan voor zeldzame vergrijpen zoals ontvoering.

Het moet een keer afgelopen zijn met de vreselijke praktijken van pooiers en loverboys, en als niemand daar aan meewerkt, lijkt dat geen onhaalbaar ideaal. Of ben ik nu zo’n naïeve wereldverbeteraar die in de maakbaarheid der dingen gelooft?

 

Het gekke is dat ik nog nooit aan Anna heb gevraagd waarom ze haar verhaal zo graag wil vertellen. Ik weet zeker dat ze het niet puur uit rancune doet. Ze praat meestal heel kalm en zelfs emotieloos over alles wat Sertan haar heeft aangedaan. Misschien wilde ze alles een keer vertellen om haar trauma’s te verwerken en om uit te vinden in hoeverre ze veranderd is.

We hebben er ook nog nooit over gepraat of ze met haar echte naam in het boek wil en of haar identiteit bekend mag worden. Vreemd dat ik er nu pas aan denk, terwijl dit vrij essentiële zaken zijn.

Ik pak direct de telefoon en toets haar nummer in.

‘Hoi, met mij. Ik hoop dat je niet boos bent. Ik vond het laatst een heel vervelend gesprek en ik heb spijt dat ik zo grof tegen je was.’

‘Je was niet grof, je was alleen maar eerlijk,’ zegt Anna.

‘Mooi dat je het niet als een soort persoonlijke aanval ziet, want zo bedoel ik het inderdaad niet. Ik heb trouwens een belangrijke vraag. Waarom zijn we eigenlijk met dit boek bezig?’

‘Wat is dat voor een domme vraag?’ reageert Anna. ‘Begin je opeens twijfels te krijgen of je het wilt publiceren?’

‘Dat niet. Maar ik heb je nooit gevraagd naar je motivatie. Ik liet me zo meeslepen door je verhaal dat ik nooit de vraag stelde waarom je dit boek wilt uitbrengen.’

‘Wat denk je zelf?’

‘Het doet er niet toe wat ik zelf denk. Ik wil het uit jouw mond horen.’

‘Ik hoop dat ik door te vertellen over mijn pijn, andere vrouwen ellende kan besparen. Ik wil niet dat onschuldige meisjes in zombies veranderen omdat ze in handen van loverboys vallen. Al kan ik er maar één mee redden, dan is mijn doel bereikt. Ik had mazzel dat ik op het nippertje aan een leven als hoer ben ontsnapt, maar duizenden tieners en jonge vrouwen lukt dat niet. Ze worden jaar in, jaar uit mishandeld en uitgebuit. Er moeten heel wat boeken verschijnen voordat de mensen beseffen hoe groot het probleem is, dat het niet een enkel dom vrouwtje overkomt.’

Toegegeven, eerst dacht ik ook dat dit geen maatschappelijk fenomeen was en dat pooiers snel werden opgepakt. Het verhaal van Anna heeft mijn ogen geopend. Het was veel gemakkelijker dan ik dacht om een vrouw tot prostitutie te dwingen. Hoe is het mogelijk dat mannen bereid zijn om geld te betalen om meisjes te verkrachten? Weten ze echt niet dat de meeste van hen dat werk niet vrijwillig doen of willen ze dat niet weten?

Ik heb nog steeds meer vragen dan antwoorden. Waarom hebben mannen zo weinig respect voor vrouwen? Waar komen al die loverboys vandaan? Het klinkt zo triest, maar ik vermoed dat de vrijheid in onze westerse maatschappij dat in de hand werkt. In de muziekclips op televisie worden vrouwen getoond die er als sletjes uitzien en op een sexy manier om een stoere bink kronkelen. Dat zijn beelden die jonge mannen zo vaak zien dat ik me niet kan voorstellen dat ze geen enkel effect op hun gedrag hebben.

De loverboys zijn overal en ze ronselen niet alleen arme buitenlandse vrouwen, maar ook onschuldige schoolmeisjes uit eigen land.

Anna onderbreekt mijn gedachten. ‘Ik ben heel benieuwd hoe de mensen gaan reageren als mijn biecht in boekvorm verschijnt.’

‘Welke mensen? Je kunt onmogelijk iedereen met hetzelfde boek een plezier doen. Ken je het verhaal over de ezel?’

‘Ik denk het niet,’ zegt Anna.

‘Een oude man, een jongen en een ezel gingen naar de stad. De jongen reed op de ezel. Passanten zeiden dat het schande was om de oude man te laten lopen. Dus klom de oude man op de ezel. Toen zeiden andere passanten dat het schande was om zo’n jong kind te laten lopen. Daarop besloten de man en de jongen dat ze allebei zouden lopen om geen negatief commentaar te krijgen. Maar het eerstvolgende groepje passanten lachte ze uit: “Domme mensen, gaan ze lopen, terwijl ze een ezel hebben.” De man en de jongen klommen daarna allebei op de ezel. Ze werden uitgemaakt voor dierenbeulen.

Ik weet niet welke situatie jij het beste vond, maar je begrijpt vast wat ik je wil zeggen. Je moet iets doen als je overtuigd bent dat het goed is. Je kunt niet iedereen plezieren. Leven is door deuren gaan. Je weet nooit wat erachter zit, maar dat maakt het juist spannend en de moeite waard.’

‘Toch ben ik benieuwd hoe het boek ontvangen wordt,’ volhardt Anna.

‘Jij kunt beter je hoofd gaan breken over de vraag of je zelf herkenbaar wilt zijn. Wil je in de publiciteit komen? Wil je met een foto in het boek? Wil je dat ik jouw naam gebruik of dat ik een naam verzin? Oxana bijvoorbeeld.’

‘Oxana? Dat vind ik nou een lelijke naam.’

‘Je mag wat mij betreft ook zelf een naam verzinnen. Ik kan dat met één druk op de knop veranderen.’

‘Ik moet er over nadenken. Wat vind jij?’

‘Daar wil ik je geen adviezen over geven. Die beslissing moet je helemaal zelf nemen. Als je beslist om herkenbaar in het boek te zijn, dan kan dat consequenties hebben. Praat er maar met wat vrienden over.’

‘Ik heb nauwelijks vrienden die ik kan vertrouwen,’ zegt Anna.

‘Ik wil wel met je meedenken over mogelijke voor-en nadelen, maar ik ga de beslissing niet voor je nemen.’

‘Ik ben eerlijk gezegd bang voor de reactie van Sertan, maar gelukkig leest hij geen boeken.’

‘En als hij je op tv ziet?’

‘Ik denk dat hij gaat schelden. Sertan wordt altijd kwaad als ik iets zonder zijn toestemming doe.’

‘Maar je hebt tot nu toe nooit iets zonder zijn toestemming gedaan.’

‘Slechts één keer. Ik mocht van hem niet studeren, maar dat heb ik toch gedaan. Ik heb gelogen dat de gemeente me verplicht heeft om een secretaresseopleiding te volgen, anders zouden ze mijn uitkering stoppen. Daar trapte hij in en zo heb ik het voor elkaar gekregen dat ik nu ergens als secretaresse aan de slag kan.’

 

Als we ophangen, vraag ik me af wat ik zelf zou willen. Moet Anna anoniem blijven? Ik weet het niet. Ik ben blij dat ik deze beslissing niet hoef te nemen.