Verloren verleden

Mijn man straft me als ik iets langer aan de telefoon blijf. Hij wil altijd tot in detail weten wat mijn vriendin en ik besproken hebben.

Soms, als hij me mishandeld heeft, heb ik zin om naar de politie te stappen. Maar dat kan ik niet. Iets in mij houdt van hem op dezelfde rare manier waarop je soms de slechterik in een film onweerstaanbaar aantrekkelijk vindt.

Ik kan echt geen aangifte tegen mijn man doen. Ik heb dat wel eens overwogen, maar ik kan het niet. Wie verraadt haar eigen man? Ik denk dat het bovendien geen nut heeft, want ze gaan om bewijzen vragen die ik niet heb.

Als Sertan en ik ruziemaken, is hij dat na een kwartier vergeten, terwijl ik urenlang zit te piekeren over wat ik verkeerd heb gedaan. Uiteindelijk word ik vanzelf rustig, omdat hij er met geen woord over rept. Waarschijnlijk is dit de reden dat ik bij hem blijf: de ruzies worden uit zichzelf opgelost, omdat hij ze bagatelliseert. Elke keer als ik mijn koffers pak, komt hij de kamer binnen om te vertellen dat hij het niet zo bedoelde en dat hij ontzettend veel van me houdt.

 

Voor de afwisseling praten we weer eens in het huis van Anna. We nemen plaats op de zachte beige loungebank. Anna’s zoons spelen boven.

‘Toen ik naar Nederland kwam om te werken, liet ik mijn zoontje bij mijn moeder,’ zegt Anna. ‘Ook al wist ik dat hij in goede handen was, ik miste hem verschrikkelijk. Ik zat aan allerlei manieren te denken om hem naar Nederland te smokkelen.’

‘Onzin natuurlijk, een kind smokkel je niet zomaar binnen.’

‘Ik heb het wel geprobeerd.’

Dit is de zoveelste verrassing in Anna’s verhaal die ik niet heb zien aankomen.

‘Hoe heb je dat gedaan?’

‘Ik liet mijn jongste kind in Nederland, maar nam zijn paspoort mee naar de Oekraïne. Mijn kinderen leken een beetje op elkaar, dus ik hoopte dat ik mijn oudste zoon met dit valse paspoort het land uit kon krijgen. Bij de Poolse grens werden we aangehouden. De grenssoldaten keken heel lang naar de foto’s in onze paspoorten. Daarna zeiden ze dat de foto van het kind niet klopte en dat we terug moesten.’

‘Kon je geen echt paspoort voor je kind regelen?’

‘Dat kan niet zonder toestemming van de vader. Hij zag hem nauwelijks, maar hij voelde er ook niets voor om zijn zoon naar het buitenland te laten vertrekken.

Uiteindelijk kreeg ik zijn handtekening in ruil voor tweeduizend dollar. Dat klinkt goedkoop, maar voor mij was dat een heleboel geld. Sertan vond het prima dat mijn zoon bij ons kwam wonen. Hij beschouwde hem als zijn kind.’

Dat vind ik nogal verrassend, want in de Turkse cultuur is het helemaal niet vanzelfsprekend dat een man het kind van iemand anders accepteert. Maar misschien zijn dat alleen mijn eigen vooroordelen.

Anna lijkt mijn gedachten te lezen. ‘Het was trouwens niet zo moeilijk om Alex als zijn kind te accepteren. Sertan deed nauwelijks iets met zijn kinderen. Hij werkte ’s nachts en ging rond acht uur ’s ochtends naar bed, juist als de kinderen wakker werden. Om een uur of vier ’s middags stond hij op, nam standaard een douche, daarna ging hij een uurtje telefoneren en voor we het wisten, was hij alweer weg. Hij was niet eens een half uurtje per dag met zijn zoons bezig.’

‘Vonden de kinderen dat erg?’

‘Ik denk het wel. Ze vroegen me steeds of papa bij zwemmen of voetbal kwam kijken. Maar papa kwam nooit en op een gegeven moment vroegen ze dat niet meer.’

‘Heeft Sertan spijt over wat hij gedaan heeft, nu hij in de gevangenis is beland?’ vraag ik aan Anna.

Ze kijkt me min of meer verbaasd aan: ‘Spijt? Dat woord kent hij niet eens.’

‘Maar hij zit toch niet voor niets vast?’

‘Voorarrest. Sertan vindt het onrechtvaardig en hij denkt dat hij vrijgesproken wordt. “Ik heb die meiden alleen maar geholpen,” zegt hij. “In hun eigen land hadden ze het een stuk slechter. Ik regelde dat ze naar de dokter gingen. Ik gaf ze geld voor goed eten en mooie kleding. Ik kocht siliconenborsten voor ze. En dan krijg ik stank voor dank. Ik had ze in hun arme milieu moeten laten creperen om te kijken of ze dan tevredener zouden zijn.”

‘En dat meent hij?’

‘Hij is bloedserieus. Maar ik denk dat hij wel straf krijgt, ook al heeft hij een goede advocate gevonden. Vrouwenhandel is niet iets dat rechters door de vingers zien. Het is geen winkeldiefstal. Ik heb contact gezocht met een paar van de vrouwen die hij zogenaamd hielp.Ze hebben heel veel te verduren gekregen. Eenmaal in de prostitutie werden ze tot de meest vernederende seksspelletjes gedwongen. Soms keken de vrouwen van hun perverse klanten toe. Ze moesten ook wel eens de gordijnen van het peeskamertje openlaten, terwijl ze seks hadden. Bepaalde klanten wilden dat alle voorbijgangers van hun mannelijkheid genoten.’

‘Jeetje, dat die vrouwen zich daarvoor lenen.’

‘Hebben ze een keus? Ze moeten de huur voor het peeskamertje opbrengen, een gedeelte aan hun pooier geven en het liefst ook wat voor zichzelf overhouden,’

antwoordt Anna. ‘Het zijn bovendien niet allemaal van die mooie dames die voldoende clientèle trekken. Sertans laatste vriendin vind ik zelfs onaantrekkelijk. Ze heeft mooi lang zwart haar, maar ze is wel dik en ze loopt als een beer, wijdbeens en lomp. Als je haar ziet, vraag je je af welke man met haar naar bed wil. Maar ze is jong, pas 21 en daar houden de mannen van. Ze heeft me toevertrouwd dat ze vaak vijfhonderd euro per dag verdient.’

‘Anna, was je niet bang toen Sertan opgepakt werd? Ze konden zeggen dat je als echtgenote medeplichtig was.’

Anna lacht: ‘Misschien had ik bang moeten zijn, maar dat was ik niet. Ik wist van niets. Als ik op dat moment had geweten wat ik nu allemaal weet, dan had ik het ergste gevreesd. Dan had de politie me waarschijnlijk ook als medeverdachte aangemerkt. Maar ik was juist heel argeloos, ook tijdens mijn verhoor, omdat Sertan me heel vaak had verzekerd dat het niet strafbaar was om als chauffeur voor escortdames te werken. En dat is inderdaad niet strafbaar, maar wel de rest, wat hij erbij deed en waarvan ik geen weet had.’

 

Anna wendt haar blik af. Even lijkt het dat ze haar zelfbeheersing zal verliezen, maar dat gebeurt niet. Haar woorden vloeien als een lavastroom verder.

‘In mijn relatie voelde ik me heel onzeker, misschien omdat hij van meet af aan tegen me loog. Zelfs over zijn naam. Hij stelde zich voor als Ali en pas maanden later hoorde ik zijn echte naam. Dat deed hij bij iedereen en voor sommige vrouwen is hij altijd “Ali” gebleven. Kun je je voorstellen dat je als vrouw jarenlang een relatie met iemand hebt en niet eens zijn echte naam weet?’

Aan de ene kant vind ik het heel erg naïef van Anna om al zijn leugens te accepteren, aan de andere kant kan ik me voorstellen dat ze hem geloofde, want hij pakte de onwaarheden goed in. Als Sertan bijvoorbeeld beweerde dat hij naar Duitsland moest om auto’s te kopen om ze met winst in Nederland door te verkopen, zat hij dagenlang op internet naar koopjes te speuren, ook al klopte het hele verhaal van de auto’s niet. Haar man voerde ook geregeld gesprekken in het Duits. Zo maakte hij zijn leugens zeer aannemelijk, door zijn hele gedrag daar op af te stemmen.

‘Weet je, soms vind ik Sertan best zielig,’ zegt Anna.

‘Hij zielig?’

‘Hij heeft heel wat vervelende ervaringen achter de rug. Terwijl hij vastzat, overleed zijn moeder. Sertan mocht niet naar de begrafenis in Turkije. Hij moest op Schiphol afscheid van haar nemen. Zijn vader was 75 jaar en trouwde per direct met een zeer jonge vrouw. Op dat moment vond ik het niet zo vreemd, maar later dacht ik daar anders over. Zo vader, zo zoon. Zijn familie heeft een heel slechte invloed op hem gehad. Hij moest van zijn vader al heel jong met zijn Turkse vriendin trouwen. Als die familie er niet was, was Sertan waarschijnlijk een heel ander iemand geworden. Een goed mens en geen oplichter. Door zijn jeugd is hij helaas getekend voor het leven.’

 

Het mobieltje van Anna rinkelt en ze neemt op. Het valt me op dat haar handen trillen als ze het klepje opent. Na een onzeker ‘hallo’ hangt ze op.

‘Anoniem. Dat gebeurt vaker de laatste tijd. Ik heb geen idee wie. Ik hoor alleen maar iemand aan de andere kant ademen.’

‘Je ex misschien?’

‘Ik weet het niet. Waarom zou hij zoiets doen?’

Ik haal mijn schouders op. Ik merk aan Anna dat ze echt bang is voor wat er gaat gebeuren als Sertan vrijkomt. Ze geeft zelfs toe dat ze bang is dat hij haar opnieuw zal inpalmen met lieve woorden en mooie beloften. Je kunt je haast niet voorstellen dat zo iemand in haar ogen nog steeds aantrekkingskracht bezit.

‘Het komt door de manier waarop hij praat,’ zegt ze. ‘Zo liefdevol, zo overtuigend. Ik weet dat hij het goed bedoelt. Daarom ben ik zo lang bij hem gebleven. Ik weet dat er onder de ruwe bolster een blanke pit schuilt.’

‘Sertan bedoelt het allemaal goed, maar het komt er niet uit, hè?’ zeg ik sarcastisch.

‘Helaas niet. Toch weet ik zeker dat hij nog gevoelens voor me heeft.’

 

Gisteren heb ik weer tot diep in de nacht zitten lezen in het dagboek dat Anna me zo spontaan toevertrouwde:

 

Ik praat nooit slecht over mijn man, ik deel mijn problemen met niemand. Ik ben bang dat de mensen me uitlachen of dat ze slechte dingen over mij gaan denken. Sertan heeft me geleerd om de mensen niet te vertrouwen. Slechts één keer heb ik mijn moeder gebeld en huilend verteld dat Sertan me slaat. Ik had niet het idee dat ze me begreep.

Mijn man draaide helemaal door, toen hij hoorde dat ik bij mijn moeder aan het klagen was. Hij propte me in de auto en bracht me midden in de nacht naar een recreatiegebied. Hij sloeg me daar bont en blauw, trok aan mijn haar en dreigde dat hij me daar zou laten.

Ik smeekte hem om me mee terug naar huis te nemen. Ik was doodsbang in dat donkere bos. Ik rilde van angst dat ik daar achtergelaten zou worden.

 

Het verhaal dat Anna me tot nu toe verteld heeft, klinkt op sommige punten heel ongeloofwaardig. Zo ongeloofwaardig dat ik al bang ben dat als ik de waarheid opschrijf, de lezer gaat denken dat ik alles aangedikt of uit mijn duim gezogen heb.

Ik vind het af en toe gênant om zo diep in haar ziel te graven, maar ik kan me niet inhouden. Waarom kwam Anna niet in opstand tegen de vernedering? Genoot ze ervan dat haar man haar kleineerde? Hoe gek het ook klinkt, er zijn vrouwen die daar voldoening uit halen. Maar Anna lijkt juist heel zelfverzekerd en assertief. Daarom kan ik het helemaal niet begrijpen dat ze twaalf jaar lang bij zo’n man is gebleven, dat ze niet eens doorhad met wie ze getrouwd was.

‘Ik kan me niet voorstellen dat iemand aan de lopende band liegt,’ zei ik tegen haar in ons allereerste gesprek.

‘Af en toe vertelde Sertan de waarheid, zodat ik hem geloofde als hij opnieuw loog,’ was het antwoord.