HOOFDSTUK XXI

De kranten schenen er niet uitgeschreven over te kunnen komen.

En Mr. Tucker spelde zijn krant letter voor letter uit en later las hij het hele verhaal nog eens woord voor woord voor aan zijn ademloos luisterende cowboys.

Over de totale vernietiging van de bende van Doc Hayman, waarbij slechts één man voorlopig aan de dans was ontsprongen, een zekere Angel Ray.

Over Hayman zelf die zwaargewond in het gevangenishospitaal lag met een dokter voortdurend aan zijn bed.

Over het verzoek tot gratie voor Jesse Jackson dat unaniem was ingediend door de dankbare bewoners van Alexandrië, een verzoek dat sterk werd gesteund door niemand minder dan... federaal marshal Tex Arnold!

Over twee kameraden van Jackson die aan de beterhand waren in het ziekenhuis van Alexandrië en voor wie door de burgerij spontaan een collecte was gehouden.

Er werd de hele verdere dag over niets anders gepraat op de ranch van de oude Tucker. En toen ze zich die avond rond de tafel schaarden, kwamen ze tot de ontdekking dat het vlees aangebrand was en de aardappels half gaar en de koffie net slootwater.

Maar er werd niet geklaagd.

«Ze zal wel hoofdpijn hebben,» zei een van de mannen. «Hou je gezicht en probeer die koffie maar te drinken. Het is de eerste keer dat ze ernaast gedaan heeft zolang als ze hier al is.»

Het was tegen het einde van de maaltijd dat de achterdeur van de eetkamer geopend werd vanaf de veranda en door de opening kwam de lange gestalte van de jonge Jack Tucker.

Tuckers gezicht werd asgrauw terwijl zijn cowboys haastig naar buiten glipten, beseffend dat ze wel gemist konden worden bij dit weerzien tussen vader en zoon.

En toen was het dat de jonge Jack Tucker zijn biecht uitsprak en vertelde van de man die hem gered had van een lot erger dan de dood.

«Wie zeg je, jongen?» stamelde de vader verbijsterd. «Jesse Jackson?»

«En niemand anders,» antwoordde Jack. «Niemand anders dan Jesse Jackson, de wonderbaarlijkste man van de wereld.»

«Wat praat je zachtjes, Jack,» zei de vader, «alsof hij je kon verstaan.»

«Hij kan me verstaan,» zei Jack breeduit grijnzend, «hij is daar in de keuken.»

«Grote hemel,» zei Tucker. «Waarom heb je hem in de

keuken gelaten? Je had hem toch zeker wel binnen kunnen vragen. Een man die me mijn zoon heeft terug gegeven!»

Hij wilde naar de keukendeur lopen, maar Jack hield hem tegen met een opgeheven hand.

«Hij had een speciale bedoeling om liever naar de keuken te gaan, vader,» zei hij. «Luister maar!» Een zacht gemurmel drong uit de keuken tot hen door. .

«Ik begrijp het,» zei de rancher, «maar het was me liever geweest als hij zijn geluk buiten mijn keuken gevonden had. Ik zou dat meisje niet graag willen missen, ook al scheen ze vandaag haar dag niet te hebben.»

«Je zou haar nog niet kunnen houden, al sloot je haar in een bankkluis op,» grinnikte Jack. «Zelfs dat zou je niet baten met Jackson achter haar aan.» De ander haalde diep adem.

«Alles tolt me gewoon voor mijn ogen, Jack,» zei hij. «Laten we Marie vragen of ze verse koffie wil zetten, wat betere dan daarstraks.»

Maar toen Jack op de deur klopte, kwam er geen antwoord. En toen hij de deur opendeed, bleek de keuken verlaten. Noch bij het fornuis, noch bij de gootsteen was Mary te vinden.

Maar vlakbij de keukendeur, uit het duister van de nacht hoorden ze het parelend lachje van een vrouw, vermengd met de diepere tonen van een man.

«Luister,» zei Jack. «Dat betekent dat de vrede getekend is en dat ze elkaar terug gevonden hebben. God zegene hen en ik hoop dat ze al het geluk vinden dat er te vinden is in deze wereld!»

EINDE