HOOFDSTUK II

Toen Jackson voortrende tussen de populieren, was het tumult van de achtervolging als stoom die oprees in zijn gezicht; en daar tussen de slanke bomen vond hij de mustang zoals de ander die had achtergelaten, met hangend hoofd en bevende knieën.

Het was een afgetobd paard, de totale uitputting nabij, en terwijl Jackson zijn kennersblikken over het dier liet glijden, schudde hij bedenkelijk het hoofd. Toch aarzelde hij niet, want hij was geen man om op een eenmaal genomen besluit terug te komen. Hij greep de teugels en sprong zonder de stijgbeugels aan te raken losjes in het zadel.

Zelfs bij deze last zo veel lichter dan die welke hij eerst had moeten torsen, ging de mustang even door de knieën en Jackson wachtte geduldig tot het dier zijn evenwicht had hervonden en reed toen verder tussen de populieren.

Hij wist dat het nutteloos was het dier tot groter spoed aan te sporen, maar toch scheen het zich geleidelijk een beetje te herstellen als vloeide op mysterieuze wijze iets van de kracht van de berijder in het paard over.

Hij koos zijn weg niet over open terrein waar de voortgang veel gemakkelijker geweest zou zijn, maar bleef tussen de bomen rijden en even later hoorde hij aan het eensklaps sterk gedempte geluid dat ook de posse de populieren had bereikt.

De mustang scheen inmiddels een beetje op krachten gekomen te zijn en Jackson verhoogde het tempo tot een traag drafje. En nu kwamen ze uit in het weiland waar twintig van zijn eigen paarden liepen te grazen.

Hij kreunde toen hij naar ze keek. Ze waren zijn trots en zijn vreugde, die door hemzelf gefokte paarden. Volbloeds waren er niet bij ; het waren doodgewone mustangs, maar dan van het beste soort. Nog veel onkruid zou opschieten in die tuin, maar hij had zich voorgenomen niet te zullen rusten voor dat hij dieren zou hebben die voor geen volbloed onder deden.

En terwijl Jackson nu onder de bomen uit kwam en zijn eigen weiland overstak, bekeek hij zijn eigen paarden met iets van jaloerse afgunst. Als hij onverschillig welk van die paarden het zadel oplegde, zou hij de posse die de arme Larry Burns achtervolgde, als het ware stil kunnen laten staan.

Maar dat kon hij niet doen. Alleen door Burns' paard te blijven berijden, zou hij de achtervolgers op een dwaalspoor kunnen brengen.

Wat zouden ze doen als ze hem achterhaalden ? Het zou op zijn minst een zeer onprettige situatie zijn. Zijn eigen reputatie was verre van vlekkeloos en hij zou natuurlijk beschuldigd worden van medeplichtigheid bij de ontsnapping van een misdadiger.

En hij reed nu met iets meer haast verder. Hij zou het open veld weer verlaten moeten hebben voordat de posse het had bereikt, anders zouden de achtervolgers aan een enkele blik genoeg hebben om te zien dat Burns zware gestalte niet meer in het zadel zat.

Alvorens weg te duiken in de schaduw van het bos wierp hij nog een laatste blik achterom op het huis. Mary's vijf minuten waren bijna om. Wat zou ze denken als ze de kamer binnenstapte en hem daar niet meer vond? Dat hij er als een laffe hond vandoor gegaan was omdat hij de moed niet had kunnen opbrengen haar recht in haar gezicht te zeggen dat hij van gedachten veranderd was? En zou die gedachte niet het einde van haar liefde voor hem kunnen betekenen? Hij zou die kwestie van de posse en van Larry Burns zo snel mogelijk moeten afwerken. Maar hij had er zelf een zwaar hoofd in. Het was te toevallig gekomen, uitgerekend op zijn trouwdag als de een of andere zorgvuldig beraamde poets hem door het noodlot gebakken. Hij hield zich wel voor dat hij het incident vlug de wereld uit moest helpen, maar hij kon daar zelf niet helemaal in geloven.

Hij bevond zich al diep tussen het struikgewas toen hij bij een blik achterom een glimp opving van de honden die het open veld opstormden uit het populierenbos. Het waren vermoeide honden, maar ze liepen nog alsof ze hun vermoeidheid niet voelden. En ook de paarden van de achtervolgers, hoe vermoeid ook, bleven komen.

En eensklaps kwamen de koppen van de honden van de grond omhoog. Hun geblaf kreeg een scherper, een opgetogener klank en met hun koppen kwamen ook hun staarten omhoog. En de ruiters begonnen naar elkaar te roepen en te wijzen, hun paarden tot een uiterste krachtsinspanning aansporend. De reden van dit alles was Jackson duidelijk. De honden hadden hun prooi in het oog gekregen en ze zetten de achtervolging nu met nieuwe moed voort.

Jackson had een kans van een op de tien om zich aan die achtervolging te onttrekken. Nu was die kans verminderd tot een op de duizend en bovendien was er het niet denkbeeldige gevaar dat de mannen van de posse hier in de schaduw van de bossen zijn gestalte niet zouden kunnen onderscheiden van die van Larry Burns en dat ze het vuur zouden openen, niet alleen op het paard maar ook op de man. Ze hadden een lange weg achter de rug. Hun vermoeidheid moest weinig onderdoen voor de totale uitputting van Larry Burns.

Met die weinig bemoedigende gedachten haastte hij zich verder. Aan zijn rechterhand strekte zich een strook dicht struikgewas uit en aan zijn linkerzijde slingerde zich een rivierbedding met steile oevers voort. Hij zou zich tussen dat struikgewas gemakkelijk hebben kunnen verschuilen, maar dat had natuurlijk geen zin met de honden vlak op zijn hielen.

Het heftige geblaf van de honden ergerde Jackson zo dat hij soms met de gedachte speelde het geweer uit het zadelfoedraal te rukken en het vuur te openen. Maar zijn nuchter verstand zei hem dat hij alles moest vermijden wat maar de schijn van misdadigheid zou kunnen wekken; want daarmee zou hij zijn kansen op een gelukkig leven aan Mary's zijde misschien voor eens en altijd verspelen.

Misschien was het wel niet voor Larry Burns dat hij hier reed, maar voor zijn eigen kans op een normaal vreedzaam leven. Zijn oude leven lokte hem niet aan, ondanks de zinspeling die het meisje in die richting had gemaakt. Er was alleen maar angst in hem dat hij er misschien weer in terug gezogen zou worden.

Luisterend naar het geblaf van de honden en het geritsel tussen de struiken wist hij dat de posse snel terrein op hem won, maar toch kon hij niet meer uit de uitgeputte mustang persen dan het slappe sukkeldrafje dat ze nu reden. Anders zou het dier waarschijnlijk als een doorgeprikte luchtballon onder hem ineenschrompelen.

Hij zwenkte een beetje naar de kreek. Misschien was er een ontsnappingsweg in de wilde chaos van dorens en stekels langs de steile oever. Het was een labyrint. Maar desondanks geen echte hindernis voor de honden.

Met de moed der wanhoop verder rijdend bereikte hij de plaats waar de grote spar was gevallen een paar jaar geleden, een natuurlijke brug over de kreek vormend, weliswaar een beetje aangetast door de tand des tijds maar nog steeds een soort oeververbinding.

Een adembenemende gedachte kwam eensklaps bij Jackson op. En met een vreemde mengeling van verrukking en angst wist hij terstond aan de verleiding geen weerstand te zullen

kunnen bieden.

Stel dat hij met de mustang naar de overkant zou rijden over die machtige boomstam? De tijd om af te stijgen en het dier er aan de teugels over te leiden ontbrak.

En daarom reed hij recht naar het dikke ondereinde van de stam toe waar de blootliggende wortels een soort natuurlijke trap naar boven vormden.

Maar het paard zette zich schrap op alle vier zijn benen en weigerde verder te gaan.

Het leek wel alsof het dier de bedoeling van de ruiter onmiddellijk had geraden. En onmiddellijk zag ook Jackson dat de boomstam lang niet zo massief en veilig was als hij zich vroeger had menen te herinneren.

De stam was kennelijk vaak door wild gebruikt om de afgrond over te steken, op sommige plaatsen kaal gesleten, op andere met mos begroeid, al met al een oppervlak biedend die nauwelijks veiliger was dan een gladde rotsbodem, met een laagje olie bedekt.

Zelfs Jackson sloeg de schrik in de benen bij de aanblik, maar zich vermanend dreef hij het paard naar voren zonder gebruik te maken van zweep en sporen, maar alleen door zijn leidende hand aan de teugels en door de aansporingen van zijn kalme stem die een geruststelling en een bevel tegelijk was.

Dan, balancerend op het ronde oppervlak van de stam scheen het paard pas goed te begrijpen wat het te wachten stond en het legde de oren plat in een resolute weigering. Zelfs Jackson zou het vermoedelijk niet tot andere gedachten hebben kunnen brengen als niet een heftige uitbarsting van de honden daar ergens achter hen het arme dier niet het ene gevaar had doen vergeten voor het andere.

Het ging eensklaps naar voren met kleine dansende pasjes. Zijn knieën beefden, nu niet van vermoeidheid, maar in een wanhopige inspanning om zo goed mogelijk het evenwicht te bewaren.

En als een koorddanser op het slappe koord werkte het zich zo langzaam verder, voetje voor voetje.

Doodstil zat Jackson in het zadel, want hij wist dat de minste beweging het einde zou betekenen; man en paard zouden te pletter vallen in de afgrond daar beneden. Hij voelde het koude zweet in zijn handen staan en het koele briesje dat door het ravijn waaide, leek hem de kille adem van de dood.

En zo bereikten ze het midden van die levensgevaarlijke brug; en juist op dat moment kwam een hond die de andere ver vooruit was gelopen de boomstam op gesprongen en blaffend achter hen aan.

Een huivering ging door de mustang heen en het dier bleef stokstijf staan. En Jackson, zich oneindig voorzichtig omkerend in het zadel zonder zijn gewicht ook maar een fractie te verplaatsen, nam zijn leven in zijn handen door een revolver te trekken en vuur te geven. De kogel spleet de schedel van het grote harige beest in tweeën en het sloeg als een blok daar ver beneden neer.

Als van een zware last bevrijd vervolgde het dappere paard nu iets vrijmoediger zijn weg om tenslotte met een bijna speels sprongetje neer te komen op de veilige vaste grond aan de overkant van het ravijn.

Zonder zelfs maar om te kijken naar het gevaar dat ze overmeesterd hadden, dreef Jackson het paard het beschermende struikgewas in, want aan de andere kant hoorde hij de ruiterschare nu aankomen en hij hoorde ook de wilde kreten van verbijstering en woede die onder de posse opgingen.

Het struikgewas was nog niet tot rust gekomen achter de mustang toen een heel salvo geweerkogels al door de takken begon te fluiten. Maar Jackson zette zijn vlucht niet direct voort. Hij wist dat het paard geen stap meer kon verzetten en hij trok het arme dier in de bescherming van een zware boomstam dicht langs de rand van het ravijn.

Zelf nam hij op een omhoogstekende wortel plaats en toen hij naar zijn handen keek, zag hij dat ze een beetje beefden... een klein beetje. Hij beet op zijn lippen toen hij dat zag. Hij begon slap en week te worden, verweet hij zich. Vroeger zou hij gelachen hebben om het gevaar dat een dergelijk avontuurtje meebracht. Ja, hij begon waarachtig week te worden!

Hij hoorde de mannen aan de overkant van het ravijn de honden terugfluiten, die zich een eindje op de boomstam gewaagd hadden. Het was duidelijk dat ze op het goede spoor waren, maar het was even duidelijk dat het een spoor van de dood was.

En zo dichtbij was Jackson dat hij woordelijk kon verstaan wat er aan de andere kant gezegd werd.

«Ik dacht dat hij de kant van Jackson uitgegaan was om van paard te kunnen wisselen,» zei een harde scherpe stem.

Jackson stond eensklaps op toen een diepere zwaardere stem

antwoordde:

«Jackson is een knaap die niets met vuil moordenaarstuig als die Burns te maken zou willen hebben.»

Jackson persoonlijk waagde een blik langs de rand van de boomstronk en hij herkende de laatste spreker onmiddellijk.

Het was marshal Tex Arnold, tenger maar kaarsrecht, nog even staalhard als vroeger. Jackson had het gevoel liever een heel leger achter zich aan gehad te hebben dan deze ene man. Zijn tegenwoordigheid verklaarde ook waarom een hele posse het verband bewaard had gedurende die barre rit van meer dan tweehonderd mijl.

«Toch is hij vroeger bevriend geweest met Burns,» hernam de eerste spreker.

«Geen vrienden, kennissen,» zei marshal Arnold. «Jackson heeft er zich nooit toe verlaagd vriendschap te sluiten met tuig als die Burns.»

«Hij heeft anders heel eigenaardige vrienden gehad,» hield de ander aan.

De marshal antwoordde op geen tegenspraak duldende toon :

«Jackson was op zijn manier een groot man, Torn. En het siert je niet hem nu zo af te kammen. Ik zou er tien jaar van mijn leven voor hebben willen geven als ik hem had kunnen vangen toen hij nog in zijn glorietijd was. Maar dat geluk is me nooit beschoren geweest. Misschien heb ik het ook niet verdiend!» Hij voegde er met een gemompelde vloek aan toe: «Maar wat ik niet snap is hoe die Burns het lef heeft kunnen opbrengen om over die boom heen te rijden!»

«Je drijft een rat in het nauw en de rat zal bijten,» zei de ander.

«Maar niet op die manier,» zei de marshal. «Je kunt een rat in het nauw drijven en hij zal zich omkeren en vechten... maar hij zal geen vleugeltjes krijgen en vliegen. Larry Burns zou zich misschien omgekeerd hebben om het met ons uit te schieten. Maar over die boom zou hij nooit gereden zijn. Daar is moed van een veel hoger soort voor nodig.»

«Dat kan allemaal wel zijn,» zei Torn. «Maar even goed heeft hij het toch maar geflikt. De feiten liggen er.»

Hij kan het niet geflikt hebben,» hield de marshal met vreemde koppigheid vol.

«Nee,» zei Torn droogjes, «we zullen zeggen dat een engeltje hem erover heen getild heeft met paard en al.»

«Torn,» zei de marshal, «jij bent een kerel met lef genoeg en goed thuis in het zadel ook.»

«Hee, heb je iets van me nodig?» grinnikte Torn.

«Nee, ik meen het serieus,» zei Arnold. «Maar zou jij het aandurven over die boomstam te rijden?»

«Ik kijk wel uit!» riep Torn uit. «Daar moet je wel goed gek voor zijn.» Hij voegde er op iets ernstiger toon aan toe: «Iedereen heeft zijn grenzen waarbinnen hij moet werken.»

«Zo is het precies,» antwoordde de marshal. «En zo heeft Larry Burns ook zijn grenzen waarbinnen hij moet werken. Dit valt buiten zijn grenzen. En zeg maar niet van niet. Ik weet dat het buiten zijn grenzen valt.»

«De feiten liggen er,» herhaalde Torn. «Ik zie de afdrukken van hoefijzers daar met mijn eigen ogen op die boomstam en meer wil ik er niet van zeggen.»

Maar de marshal bleef aan zijn standpunt vasthouden. «Ik blijf het eigenaardig vinden,» zei hij, «en ik zal niet rusten voordat ik het fijne ervan te weten ben gekomen.» Hij voegde eraan toe: «Maar goed, aangezien niemand van ons over die boom heen zal rijden, wat ik trouwens niet toe zou laten ook, zullen we die kreek op een andere plaats over moeten steken. Vandaag zijn we Larry Burns kwijt, maar morgen vinden we hem heus wel weer terug. Wij hebben de honden en wij hebben de paarden en er is geen enkele reden om bij de pakken te gaan neerzitten... ook al schijnt hij het geluk dan ook aan zijn kant te hebben. Het geluk en nog iets anders en wat dat andere is, weet ik nog niet.»

Jackson had genoeg gehoord en zijn afgetobde mustang had even tijd gehad om op adem te komen. Voorzichtig verwijderde hij zich dus tussen de bosjes, het paard aan de teugels meevoerend.

Hij haastte zich niet. Hij wist dat de posse een lange omweg moest maken om een oversteekplaats te vinden. Toch liep hij met loden schreden verder. Bij elke stap die hij zette, verwijderde hij zich verder van zijn huis waar Mary wachtte. Of nee, niet langer wachtte waarschijnlijk. Ongetwijfeld zou ze al weggegaan zijn in het verschrikkelijke besef dat hij haar in de steek gelaten had, dat zijn liefde voor zijn oude zwerversbestaan sterker gebleken was dan zijn liefde voor haar.